Tabakswet

Geraadpleegd op 02-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 29-08-2002.
Geldend van 17-07-2002 t/m 06-11-2002

Wet van 10 maart 1988, houdende maatregelen ter beperking van het tabaksgebruik, in het bijzonder ter bescherming van de niet-roker

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het belang van de volksgezondheid regelen te stellen ter beperking van het gebruik van tabak en meer in het bijzonder ertoe strekkende hinder voor hen die geen tabak gebruiken tegen te gaan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. tabaksproducten: producten die voor roken, snuiven, zuigen of pruimen bestemd zijn en die, al is het slechts ten dele, uit tabak bestaan;

  • b. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • c. bijlage: de bijlage bij deze wet;

  • d. overtreding: een handeling als omschreven in de bijlage, welke in strijd is met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 5, 5a, 7, 8, 9, 10, 11, 11a of 18;

  • e. boete: de bestuurlijke sanctie bestaande in de verplichting aan de staat een bepaalde geldsom te betalen.

  • f. reclame: elke handeling in de economische sfeer met als doel de verkoop van tabaksproducten te bevorderen en elke vorm van commerciële mededeling die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft, met inbegrip van reclame waarmee, zonder het tabaksproduct rechtstreeks te noemen, wordt getracht het reclameverbod te omzeilen door gebruik te maken van een naam, merk, symbool of enig ander onderscheidend teken van een tabaksproduct;

  • g. sponsoring: elke openbare of particuliere economische bijdrage aan een activiteit of evenement, die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct tot doel dan wel tot gevolg heeft;

  • h. tabaksverkooppunt: iedere plaats waar tabaksproducten aanwezig zijn voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken;

  • i. tabaksspeciaalzaak: een inrichting, zijnde een winkel of een onderdeel daarvan, met een afsluitbare eigen toegang, waarin een totaal assortiment aan tabaksproducten van ten minste 90 merkenversies aanwezig is voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken en:

    • 1°. met een verkoopvloeroppervlakte van minimaal 10 m2, of,

    • 2°. met een verkoopvloeroppervlakte van minder dan 10 m2, die reeds voor 1 januari 2001 als tabakszaak stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

§ 2. Aanduiding, samenstelling en verbod tabaksproducten

Artikel 2

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de volksgezondheid eisen gesteld, waaraan tabaksproducten moeten voldoen ter zake van aanduidingen die moeten voorkomen op de verpakking waarin zij aan particulieren worden verstrekt. Indien de aanduiding betrekking heeft op de samenstelling van de producten kan bij de maatregel een daarbij omschreven methode van onderzoek worden aangewezen, die bij uitsluiting beslissend is voor de vaststelling of met betrekking tot het produkt al dan niet de juiste aanduiding is gebezigd.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de volksgezondheid eisen worden gesteld, waaraan tabaksproducten moeten voldoen ter zake van de samenstelling, zoals het nicotinegehalte en de hoeveelheden teer en koolmonoxyde die bij de verbranding ontstaan. Bij de maatregel kan een daartoe omschreven methode van onderzoek worden aangewezen, die bij uitsluiting beslissend is voor de vaststelling of met betrekking tot een produkt al dan niet aan de daaraan gestelde eisen is voldaan.

Artikel 3

  • 1 Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken of daartoe aanwezig te hebben, indien die producten niet aan de krachtens artikel 2 gestelde eisen voldoen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien aannemelijk wordt gemaakt dat het produkt voor uitvoer is bestemd of is bestemd om te worden vernietigd dan wel in overeenstemming te worden gebracht met de daaraan gestelde eisen.

Artikel 3a

Het is verboden tabaksproducten, bestemd voor oraal gebruik anders dan roken of pruimen, in de vorm van poeder, fijne deeltjes of een combinatie van deze vormen dan wel in vormen die eruitzien als levensmiddelen, bedrijfsmatig te verstrekken of daartoe aanwezig te hebben.

§ 3. Reclame- en sponsoringbeperkingen

Artikel 4

  • 1 Radio- en televisieprogramma's mogen geen reclameboodschappen dan wel telewinkelboodschappen als bedoeld in de Mediawet voor tabaksproducten bevatten.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op andere dan binnenlandse omroep, als bedoeld in de Mediawet.

Artikel 5

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de volksgezondheid eisen worden gesteld aan reclame voor tabaksproducten in of aan een inrichting die gebruikt wordt of mede gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig aan particulieren verstrekken van tabaksproducten. Indien zodanige maatregel van toepassing is, is het verboden zodanige reclame te maken, die niet aan die eisen voldoet.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de volksgezondheid eveneens eisen worden gesteld aan andere dan de in het eerste lid bedoelde reclame voor tabaksproducten. Indien zodanige maatregel van toepassing is, is het verboden zodanige reclame te maken, die niet aan de eisen voldoet. Het in de vorige volzin bedoelde verbod op een reclame is slechts van toepassing nadat het orgaan, bedoeld in artikel 6, een verklaring heeft afgegeven, inhoudende dat de reclame niet aan de gestelde eisen voldoet. Zodanige reclame voor tabaksproducten moet worden aangemeld bij het orgaan. De in de derde volzin genoemde verklaring wordt niet later dan een maand na ontvangst van de aanmelding afgegeven. Het orgaan kan deze termijn eenmaal met een maand verlengen en geeft de aanmelder daarvan voor het verstrijken van de eerstgenoemde termijn schriftelijk bericht.

  • 3 In een maatregel als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt een termijn bepaald, eerst bij het verstrijken waarvan de in die leden gestelde verboden van toepassing worden op reclame die bij het in werking treden van de maatregel reeds wordt gemaakt.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij het aanmelden van een reclame voor tabaksproducten als bedoeld in het tweede lid een bij de maatregel vast te stellen bedrag moet worden betaald. De aanmelding wordt geacht niet te zijn gedaan zolang het verschuldigde bedrag niet is betaald.

Artikel 5a

[Treedt in werking op 07-11-2002]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 5b

[Treedt in werking op 07-11-2002]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 5c

[Treedt in werking op 07-11-2002]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 6

In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroep tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

§ 4. Verkoopbeperkingen

Artikel 7

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 Het is verboden in inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

  • 3 Het is verboden in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van bedrijven en organisaties bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

Artikel 8

Tegen een beschikking inzake een verklaring als bedoeld in artikel 5, tweede lid, derde volzin, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 9

  • 1 Het is verboden bedrijfsmatig tabaksproducten gratis aan particulieren uit te reiken, toe te zenden of op enigerlei andere wijze beschikbaar te stellen.

  • 2 Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sigaretten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben anders dan in een gesloten verpakking, die niet zonder kenbare beschadiging kan worden geopend.

  • 3 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen methoden voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van tabaksproducten aan particulieren zonder ter hand stelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon worden verboden. Op het verbod kunnen, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gestelde regelen, beperkingen worden aangebracht.

§ 5. Rookverboden

Artikel 10

  • 1 Voor de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd, worden door het bevoegde orgaan zodanige maatregelen getroffen, dat van de daardoor geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en de werkzaamheden daarin kunnen worden verricht zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

  • 2 Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoort in ieder geval het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod in ruimten, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur, aangewezen categorieën. Op het verbod kunnen, overeenkomstig bij de algemene maatregel van bestuur gestelde regelen, beperkingen worden aangebracht.

Artikel 11

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan aan degenen die - anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 - het beheer hebben over gebouwen of inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die gebouwen of inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, de verplichting worden opgelegd tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

Artikel 11a

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 3 Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat passagiers aan boord van hun vliegtuigen tijdens het gebruik voor de burgerluchtvaart op vluchten van en naar op Nederlands grondgebied gelegen luchthavens in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

  • 4 Diegenen die – anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 of 11 – het beheer hebben over voor het publiek toegankelijke gebouwen, voor zover die gebouwen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, zijn verplicht tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen op de in dit artikel bedoelde verplichtingen beperkingen worden aangebracht. Zo kan worden bepaald dat de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, niet gelden voor bij die maatregel aangewezen:

    • a. categorieën van werkgevers;

    • b. ruimten in gebouwen;

    • c. andere plaatsen waar werkzaamheden worden verricht.

    Daarbij kunnen nadere regels worden gesteld.

§ 6. Bestuurlijke boeten

Artikel 11b

  • 1 Ter zake van de in de bijlage omschreven overtredingen kan Onze Minister een boete opleggen aan de natuurlijke of rechtspersoon aan welke de overtreding kan worden toegerekend.

  • 2 De hoogte van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste:

    • a. f 1 000 000,– bedraagt wegens overtreding van artikel 5 of 5a, indien die overtreding is begaan door een fabrikant, groothandel of importeur van tabaksproducten;

    • b. f 10 000,– bedraagt in andere dan de onder a bedoelde gevallen.

  • 3 Onze Minister kan de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog moet worden geacht.

  • 4 De werkzaamheden in verband met de uitvoering van het eerste lid worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 11f bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.

  • 5 De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt, indien ter zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd een strafvervolging tegen de overtreder is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 6 In afwijking van het eerste lid kan de overtreding niet met een boete worden afgedaan, indien de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economische voordeel.

  • 7 Het recht tot strafvervolging vervalt indien Onze Minister reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 11c

  • 1 De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan de bijlage worden gewijzigd.

  • 3 Een krachtens het tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 4 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 11d

Degene jegens wie een handeling is verricht, waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 11e

  • 1 Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de persoon, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

  • 2 In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stelt Onze Minister de persoon in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

  • 3 Onze Minister kan toepassing van het tweede lid achterwege laten voor zover de persoon reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.

  • 4 Indien de persoon zijn zienswijze mondeling naar voren wil brengen en de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister op zijn verzoek zorg voor benoeming van een tolk die hem kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Artikel 11f

  • 1 Indien een krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaar vaststelt dat een in de bijlage omschreven overtreding is begaan, maakt hij daarvan een rapport op.

  • 2 Het rapport vermeldt in ieder geval:

    • a. de overtreding, onder verwijzing naar het desbetreffende wettelijke voorschrift en de omschrijving in de bijlage;

    • b. een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is begaan;

    • c. de feiten en omstandigheden op grond waarvan is vastgesteld dat een overtreding is begaan;

    • d. de verklaring van degene als bedoeld in artikel 11d, indien afgelegd.

  • 3 Het rapport wordt toegezonden aan Onze Minister.

  • 4 Een afschrift van het rapport wordt toegezonden of uitgereikt aan de overtreder.

  • 5 Op verzoek van de persoon, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, die het rapport wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van het rapport aan die persoon wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 11g

  • 1 Onze Minister legt de boete op bij beschikking.

  • 2 De beschikking vermeldt in elk geval:

    • a. de overtreding, onder verwijzing naar het desbetreffende wettelijke voorschrift en de omschrijving in de bijlage;

    • b. de in artikel 11f, tweede lid, onder b en c, bedoelde gegevens;

    • c. de hoogte van de boete en de termijn waarbinnen zij moet worden betaald.

  • 3 Op verzoek van de persoon, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, die de beschikking wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van de beschikking aan die persoon wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 11h

De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 11g wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel 11i

  • 1 De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt na verloop van drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

  • 2 Een beschikking tot oplegging van een boete stuit de in het eerste lid genoemde termijn.

Artikel 11j

  • 1 Een boete wordt betaald binnen zes weken na inwerkingtreding van de beschikking waarbij de boete is opgelegd.

  • 2 De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken.

  • 3 Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene aan wie de boete is opgelegd schriftelijk bevolen binnen twee weken het bedrag van de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen.

  • 4 Bij gebreke van betaling binnen de in het derde lid genoemde termijn, kan Onze Minister de verschuldigde boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

  • 5 Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete verschuldigd is, bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering.

  • 6 Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Staat.

  • 7 Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningenrechter van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

  • 8 Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of voor een te hoog bedrag is vastgesteld.

  • 9 De bevoegdheid tot invordering vervalt twee jaar nadat de beschikking inzake oplegging van de boete onherroepelijk is geworden.

§ 7. Verdere bepalingen

Artikel 12

De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 7, artikel 9, vierde lid, en artikel 11a, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 13

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 15

Van elke krachtens artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht onderzochte zaak wordt aan de belanghebbende op diens verzoek een vergoeding gegeven ter grootte van het bedrag waarmee haar verkoopwaarde ten gevolge van het onderzoek is verminderd.

Artikel 17

De toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover dit binnentreden beperkt blijft tot het zich begeven naar en het betreden van de in de woning aanwezige bedrijfsruimten.

Artikel 18

In het belang van de volksgezondheid kunnen voorts bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter uitvoering van een bindende regeling inzake tabaksproducten, die krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap tot stand is gekomen.

Artikel 22

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 10 maart 1988

Beatrix

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

D. J. D. Dees

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. J. Evenhuis

Uitgegeven de achtentwintigste juli 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Bijlage als bedoeld in artikel 11b inzake bestuurlijke boeten, bevattende de tarieven voor overtredingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel d

De tarieven zijn ingedeeld in drie categorieën, te weten A, B en C.

Onder categorie A vallen de bepalingen die door de fabrikanten, groothandelaren en importeurs van tabaksproducten, alsmede de eigenaren en exploitanten van tabaksautomaten, in acht genomen dienen te worden ten aanzien van reclame, gratis uitreiking, kleinverpakking en een eventueel automatenverbod. Er moet van worden uitgegaan dat dergelijke verboden en beperkingen binnen de branche zéér goed bekend zijn en aan overtredingen een bewust handelen ten grondslag ligt met als doel gewin te behalen. Geconstateerde overtredingen door, namens of in opdracht van de fabrikanten, groothandelaren en importeurs van tabaksproducten, alsmede door, namens of in opdracht van de eigenaren en exploitanten van tabaksautomaten, leiden dientengevolge steeds tot het opleggen van de maximumboete van f 10 000.

Onder categorie B vallen de overtredingen die betrekking hebben op reclame in of aan een inrichting, het (willen) verstrekken van tabaksproducten op plaatsen waar dit verboden is (verkoopverbod) en het niet in acht nemen van de voorschriften ter voorkoming dat aan te jeugdigen wordt verstrekt (leeftijdsgrens). Geconstateerde overtredingen leiden tot een boete van f 1000, bij herhaling binnen 1 jaar tot een boete van f 3000, bij een tweede herhaling binnen 3 jaar na de eerste overtreding tot een boete van f 5000 en bij een derde herhaling binnen 5 jaar na de eerste overtreding tot een boete van f 10 000.

Onder categorie C vallen de overtredingen die begaan worden door de verantwoordelijken die moeten voorkomen dat derden van roken overlast of hinder ondervinden en daarbij tekortschieten in het treffen van maatregelen en het toezien op de naleving daarvan (rookverbod), alsmede de restgroep ingevolge artikel 18 van de wet. Geconstateerde overtredingen leiden tot een boete van f 750, bij herhaling binnen 1 jaar tot een boete van f 1500, bij een tweede herhaling binnen 3 jaar na de eerste overtreding tot een boete van f 3000 en bij een derde herhaling binnen 5 jaar na de eerste overtreding tot een boete van f 6000.

Categorie A.

Artikel 4, eerste lid: overtreden van het verbod op reclameboodschappen voor tabaksproducten in radio- en televisieprogramma's.

Artikel 5, zevende lid:

  • het zich niet houden aan een bij algemene maatregel van bestuur gestelde beperking aan de reclame voor tabaksproducten;

  • overtreden van een bij algemene maatregel van bestuur gesteld verbod op buitenreclame;

  • overtreden van een bij algemene maatregel van bestuur gesteld verbod op reclame voor een bepaald tabaksproduct.

Artikel 9, eerste lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig tabaksproducten gratis aan particulieren uit te reiken, toe te zenden, of op enigerlei andere wijze beschikbaar te stellen.

Artikel 9, derde lid: overtreden van het verbod om sigaretten in een verpakking van minder dan negentien stuks in de handel te brengen of daartoe aanwezig te hebben.

Artikel 9, vierde lid: overtreding van het verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken zonder terhandstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon volgens daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen methoden.

Categorie B.

Artikel 5, zevende lid: het zich niet houden aan een bij algemene maatregel van bestuur gestelde beperking aan de reclame voor tabaksproducten in of aan een inrichting die (mede) gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig aan particulieren verstrekken van tabaksproducten.

Artikel 7, eerste lid: overtreden van het verbod om in de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat of andere openbare lichamen worden beheerd, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

Artikel 7, tweede lid: overtreden van het verbod om in inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

Artikel 7, derde lid: overtreden van het verbod om in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van bedrijven en organisaties bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

Artikel 8, eerste lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt.

Artikel 8, derde lid: het nalaten om op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren plegen te worden verstrekt, duidelijk zichtbaar en goed leesbaar aan te geven dat aan personen jonger dan 16 jaar geen tabaksproducten worden verstrekt of het niet in acht nemen van de hieromtrent door Onze Minister nader gestelde regels of voorgeschreven model.

Artikel 9, tweede lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben anders dan in een gesloten verpakking, die niet zonder kenbare beschadiging kan worden geopend.

Categorie C.

Artikel 10, eerste lid: het door bevoegde organen voor de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd, nalaten van het treffen van zodanige maatregelen dat van de geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin werkzaamheden kunnen worden verricht zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

Artikel 11, eerste lid: het door degenen – niet zijnde het bevoegd orgaan voor instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd – die het beheer hebben over gebouwen of inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, nalaten van het treffen van zodanige maatregelen dat van de geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin werkzaamheden kunnen worden verricht zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

Artikel 11a, eerste lid: voorzover ingevolge artikel 11a, vijfde lid, geen ontheffing is verleend, het nalaten van de werkgever zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden.

Artikel 11a, tweede lid: voorzover ingevolge artikel 11a, vijfde lid, geen ontheffing is verleend, het nalaten van exploitanten van middelen van personenvervoer zodanige maatregelen te treffen dat passagiers in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

Artikel 11a, derde lid: voorzover ingevolge artikel 11a, vijfde lid, geen ontheffing is verleend, het nalaten van luchtvaartmaatschappijen zodanige maatregelen te treffen dat passagiers aan boord van hun vliegtuigen tijdens het gebruik voor de burgerluchtvaart op vluchten van en naar op Nederlands grondgebied gelegen luchthavens in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

Artikel 11a, vierde lid: indien een algemene maatregel van bestuur daartoe verplicht, en rekening houdende met de bij de maatregel gestelde beperkingen op de verplichting, het nalaten van diegenen – niet hebbende een hoedanigheid als bedoeld in artikel 1, 10 of 11 – die het beheer hebben over voor het publiek toegankelijke gebouwen voor zover die gebouwen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

Artikel 18: overtreding van niet-geïncorporeerde verdragsbepalingen.