Uiterste termijn voor vaststelling van aanslagen

[Regeling vervallen per 09-07-2010.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2009 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 16-03-1988 t/m 08-07-2010

Uiterste termijn voor vaststelling van aanslagen

Inleiding

[Regeling vervallen per 09-07-2010]

  • 1. Ingevolge het bepaalde in artikel 11, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van aanslagen vennootschapsbelasting door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan of geacht wordt te zijn ontstaan. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt deze termijn met de duur van het uitstel verlengd. Van verleend uitstel kan slechts sprake zijn indien de inspecteur het uitstel heeft verleend op een door of namens de belastingplichtige daartoe gedaan verzoek. Voorts kan de termijn nog op grond van artikel 36 van de Algemene wet zijn verlengd.

  • 2. Als dagtekening van vaststelling van de aanslagen geldt de dagtekening van het aanslagbiljet (vergelijk artikel 5 van de Algemene wet).

Vaststelling binnen de termijn van drie jaren

  • 3. Hoewel de wettelijke termijn waarbinnen de aanslag moet worden vastgesteld in een aantal gevallen langer is dan drie jaren doordat voor de inlevering van het aangiftebiljet uitstel is verleend, acht ik het wenselijk dat in beginsel ook in deze gevallen de aanslag binnen de termijn van drie jaren wordt vastgesteld.

Vaststelling na de termijn van drie jaren in uitzonderingsgevallen

  • 4. Indien in een uitzonderingsgeval een aanslag niet binnen de termijn van drie jaren kan worden vastgesteld en uitstel voor de inlevering van het aangiftebiljet is verleend, dient zekerheid te bestaan dat het uitstel als een verleend uitstel in de zin van artikel 11, lid 3, van de Algemene wet kan worden aangemerkt. Indien het verzoek om uitstel is ingediend door een belastingconsulent kan namelijk in een aantal gevallen twijfel bestaan of hij door de belastingplichtige ook tot het indienen van dat verzoek was gemachtigd. Moeilijkheden zouden kunnen ontstaan indien de inspecteur bij betwisting van de rechtsgeldigheid van de aanslag het bewijs zal moeten leveren dat er sprake is geweest van verleend uitstel. In een aantal gevallen zijn de VA-biljetten immers niet door de belastingplichtige zelf ondertekend maar door de belastingconsulent of slechts voorzien van een stempelafdruk van de naam, adres, enz. van de belastingconsulent. Indien op grond van de Uitstelregeling naderhand een verlengd en eventueel een bijzonder uitstel is verzocht, is het eveneens de vraag of dit is geschied met machtiging van de belastingplichtige.

  • 5. In de gevallen waarin geen zekerheid bestaat dat een uitstel als een verleend uitstel in de zin van de wet kan worden aangemerkt, dient de inspecteur de belastingconsulent te verzoeken de belastingplichtige tijdig uit te nodigen om schriftelijk te verklaren dat hem op een namens hem door zijn belastingconsulent gedaan verzoek door de inspecteur uitstel voor de inlevering van het aangiftebiljet is verleend tot en met een uitdrukkelijk te noemen datum.

  • 6. Indien aan de in het vorige lid bedoelde uitnodiging geen gevolg wordt gegeven, zal de aanslag vóór het verstrijken van de termijn van drie jaren moeten worden vastgesteld.

Het veilig stellen van de belangen van de Staat

  • 7. In de gevallen waarin de inspecteur door het verstrijken van de termijn moet overgaan tot vaststelling van de aanslag terwijl nog niet alle gegevens voor het vaststellen van de aanslag beschikbaar zijn, dienen de belangen van de Staat voldoende veilig te worden gesteld. Te denken valt aan gevallen waarin over een voorgaand jaar nog een beroep of een beroep in cassatie lopende is of een onderzoek door de Afdeling Controle, de Rijksaccountantsdienst of de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst nog niet kan worden afgesloten. Indien de post nog in onderzoek is bij RAD of de FIOD, pleegt de inspecteur overleg met het hoofd van het desbetreffende bureau van de RAD of met het Hoofd van de FIOD.

Overleg met de ontvanger

  • 8. Omtrent de dagtekening van de aanslagbiljetten pleegt de inspecteur tijdig overleg met de ontvanger.

Dit besluit dient ter vervanging van het besluit van 10 juli 1972, nr. B72/16856.