Besluit van 17 maart 1988, houdende regelen ter voorkoming van verontreiniging door
met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens Onze Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 juli 1987, nr. S/J-31
187/87, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Overwegende dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan de bepalingen van Bijlage
II van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen
met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels (Trb. 1975, 147 en 1978, 187), zoals gewijzigd en aangevuld bij het op 17 februari 1978
te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels (Trb. 1978, 188 en 1986, 121);
Gelet op de artikelen 1, onder e, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 35, 38 en 39 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Stb. 1983, 683);
De Raad van State gehoord (advies van 29 december 1987, no. W09.87.0328);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, mede namens
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 26 februari
1988, nr. S/J-30.225/88 Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: