Vacatiegeldenbesluit 1988

[Regeling vervallen per 13-02-2009.]
Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017 en zichtdatum 29-06-2024.
Geldend van 01-01-1997 t/m 12-02-2009

Besluit van 18 april 1988, houdende regelen ten aanzien van de toekenning van vacatiegelden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 1987, Generale Thesaurie, Directie Financieringen, nr. 387-12027;

Overwegende dat nieuwe regelen gesteld dienen te worden ten aanzien van de toekenning van vacatiegelden door het Rijk;

Gelet op artikel 89, eerste lid, van de Grondwet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 maart 1988, nr. W06.88.0002);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 1988, Generale Thesaurie, Directie Financieringen, nr. 388-2949;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

  • 1 Aan de leden van een bij of krachtens wet bij koninklijk besluit of bij ministerieel besluit ingestelde commissie, aan haar secretarissen en adjunct-secretarissen, alsmede aan de deskundigen die aan de werkzaamheden van de commissie deelnemen, kan voor het bijwonen van een vergadering hetzij van de commissie zelf, hetzij van een van haar subcommissies, een vacatiegeld worden toegekend. Twee of meer vergaderingen op dezelfde dag gelden als één vergadering.

  • 2 Het vacatiegeld wordt vastgesteld bij beschikking van Onze Minister onder wiens ministerie de commissie ressorteert.

  • 3 Onze Minister van Financiën stelt maximumbedragen voor vacatiegeld vast voor naar zwaarte van taak onderscheiden categorieën van commissies, en voor voorzitterschappen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

  • 1 Van de toekenning van vacatiegeld zijn uitgesloten:

    • a. functionarissen in dienst van het Rijk, van een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Rijk of van een door het Rijk in het leven geroepen instelling, dan wel van een instelling welker personeelskosten door het Rijk worden vergoed, indien hun benoeming haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen;

    • b. vertegenwoordigers van organisaties die gelegenheid hebben op te komen voor groepen of individuele personen wier belangen bij de arbeid van de commissie zijn betrokken, tenzij door Onze Minister onder wiens ministerie de commissie ressorteert, en Onze Minister van Financiën gezamenlijk in bijzondere gevallen anders wordt beslist.

  • 2 Indien deskundigen, secretarissen en adjunct-secretarissen op andere wijze voor hun aandeel in de werkzaamheden van de commissie worden beloond, wordt aan hen geen vacatiegeld toegekend.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

  • 1 In plaats van vacatiegeld kan een vaste beloning worden toegekend bij een koninklijk besluit te nemen op voordracht van Onze Minister, onder wiens ministerie de commissie ressorteert.

  • 2 De vaste beloning wordt, al naar gelang het tijdsbeslag en de zwaarte van de werkzaamheden, vastgesteld op een bedrag overeenkomende met een evenredig deel van de jaarwedde volgens de schalen van de bezoldiging van burgerlijke rijksambtenaren, met een maximum van 50% van de jaarwedde volgens het eerste niveau na schaal 18.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

Dit besluit is niet van toepassing op leden van een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges, niet zijnde een adviescollege als bedoeld in artikel 3 van die wet.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

  • 1 Het Vacatiegeldenbesluit 1970 (Stb. 577) wordt ingetrokken. Ingevolge dat besluit toegekende vacatiegelden en vaste beloningen blijven gelden.

  • 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 13-02-2009]

Dit besluit kan worden aangehaald als "Vacatiegeldenbesluit 1988".

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 18 april 1988

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

H. E. Koning

Uitgegeven de zeventiende mei 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes