Wet van 20 april 1988, houdende bepalingen betreffende de uitoefening van de vrijheid
van godsdienst en levensovertuiging en van het recht tot vergadering en betoging
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de artikelen 6 en 9 en de additionele artikelen III en V van de Grondwet nodig is, wettelijke bepalingen vast te stellen betreffende de uitoefening van het
recht tot vrije belijdenis van godsdienst en levensovertuiging en betreffende de uitoefening
van het recht tot vergadering en betoging, alsmede een aantal wetten te wijzigen,
onderscheidenlijk in te trekken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: