Wet openbare manifestaties

Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-03-2013.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Wet van 20 april 1988, houdende bepalingen betreffende de uitoefening van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en van het recht tot vergadering en betoging

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de artikelen 6 en 9 en de additionele artikelen III en V van de Grondwet nodig is, wettelijke bepalingen vast te stellen betreffende de uitoefening van het recht tot vrije belijdenis van godsdienst en levensovertuiging en betreffende de uitoefening van het recht tot vergadering en betoging, alsmede een aantal wetten te wijzigen, onderscheidenlijk in te trekken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Paragraaf I. Begripsbepaling

Artikel 1

  • 1 In deze wet wordt verstaan onder openbare plaats: plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek.

Paragraaf II. Bepalingen voor openbare plaatsen

Artikel 2

De bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 3

  • 1 De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de gevallen waarin voor samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging op openbare plaatsen een voorafgaande kennisgeving vereist is.

  • 2 Voor op vooraf bepaalbare tijdstippen regelmatig terugkerende samenkomsten als bedoeld in het eerste lid, uitgaande van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan of een genootschap op geestelijke grondslag, is een eenmalige kennisgeving voldoende.

  • 3 De verordening voorziet ten minste in:

    • a. regels betreffende de gevallen waarin een schriftelijke kennisgeving wordt vereist van degene die voornemens is een samenkomst te houden;

    • b. regels betreffende het tijdstip waarop de kennisgeving moet zijn gedaan, de bij de kennisgeving te verstrekken gegevens, en het verstrekken van een bewijs van ontvangst aan degene die de kennisgeving doet.

  • 4 Over de inhoud van hetgeen wordt beleden worden geen gegevens verlangd.

Artikel 4

  • 1 De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de gevallen waarin voor vergaderingen en betogingen op openbare plaatsen een voorafgaande kennisgeving vereist is.

  • 2 De verordening voorziet ten minste in:

    • a. regels betreffende de gevallen waarin een schriftelijke kennisgeving wordt vereist van degene die voornemens is een vergadering of betoging te houden;

    • b. regels betreffende het tijdstip waarop de kennisgeving moet zijn gedaan, de bij de kennisgeving te verstrekken gegevens, en het verstrekken van een bewijs van ontvangst aan degene die de kennisgeving doet.

  • 3 Over de inhoud van de te openbaren gedachten of gevoelens worden geen gegevens verlangd.

Artikel 5

  • 1 De burgemeester kan naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven.

  • 2 Een verbod kan slechts worden gegeven indien:

    • a. de vereiste kennisgeving niet tijdig is gedaan;

    • b. de vereiste gegevens niet tijdig zijn verstrekt;

    • c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.

  • 3 Een voorschrift, beperking of verbod kan geen betrekking hebben op de inhoud van hetgeen wordt beleden, onderscheidenlijk van de te openbaren gedachten of gevoelens.

  • 4 Beschikkingen als bedoeld in het eerste lid worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt aan degene die de kennisgeving heeft gedaan.

Artikel 6

De burgemeester kan tijdens een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging aanwijzingen geven, die degenen die deze houden of daaraan deelnemen in acht moeten nemen.

Artikel 7

De burgemeester kan aan degenen die een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging houden of daaraan deelnemen opdracht geven deze terstond te beëindigen en uiteen te gaan, indien:

  • a. de vereiste kennisgeving niet is gedaan, of een verbod is gegeven;

  • b. in strijd wordt gehandeld met een voorschrift, beperking of aanwijzing;

  • c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.

Paragraaf III. Bepalingen voor andere dan openbare plaatsen

Artikel 8

  • 1 De burgemeester kan aan degenen die een voor publiek toegankelijke vergadering of betoging op een andere dan openbare plaats houden of daaraan deelnemen opdracht geven deze terstond te beëindigen en uiteen te gaan, indien de bescherming van de gezondheid of de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden dat vordert.

  • 2 De burgemeester en door hem aan te wijzen personen hebben toegang tot de in het eerste lid bedoelde vergaderingen en betogingen. Zonodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm.

Paragraaf IV. Bijzondere bepalingen

Artikel 9

  • 1 Degenen die in de nabijheid van een gebouw in gebruik bij het Internationaal Gerechtshof, een diplomatieke vertegenwoordiging of een consulaire vertegenwoordiging een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging houden of daaraan deelnemen, onthouden zich van gedragingen die het functioneren van de desbetreffende instelling aantasten.

  • 2 Ter bestrijding van gedragingen als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester tijdens een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging aanwijzingen geven, die degenen die deze houden of daaraan deelnemen in acht moeten nemen.

  • 3 Indien in strijd wordt gehandeld met een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid en de omstandigheden het vorderen, kan de burgemeester aan degenen die een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging houden of daaraan deelnemen opdracht geven deze terstond te beëindigen en uiteen te gaan.

  • 4 Het bepaalde in het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gebouwen in gebruik bij volkenrechtelijke organisaties, voor zover Nederland een overeenkomstige verplichting tot bescherming op zich heeft genomen als ten opzichte van de in het eerste lid genoemde instellingen.

  • 5 De in het vierde lid bedoelde gebouwen worden door Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Buitenlandse Zaken in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 10

Klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau.

Paragraaf V. Strafbepalingen

Artikel 11

  • 1 Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

  • 2 De feiten zijn overtredingen.

Paragraaf VI. Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Artikel 12

Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met dien verstande dat telkens wordt gelezen voor:

  • a. gemeenteraad: eilandraad;

  • b. burgemeester: gezaghebber.

Artikel IV. Wet op de kerkgenootschappen

De Wet van 10 september 1853, Stb. 102, tot regeling van het toezigt op de onderscheidene kerkgenootschappen wordt ingetrokken.

Artikel V. Wet vereniging en vergadering

De Wet van 22 april 1855, Stb. 32, tot regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering wordt ingetrokken.

Artikel VI

Tot de inwerkingtreding van de door de gemeenteraad vast te stellen regels bedoeld in de artikelen 3 en 4 van artikel I van deze wet, doch uiterlijk tot drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet, gelden met betrekking tot de voorafgaande kennisgeving van samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergaderingen en betogingen, de volgende bepalingen:

  • a. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, een vergadering of een betoging te houden, geeft daarvan ten minste 48 uur voor de aanvang schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • b. Voor op vooraf bepaalbare tijdstippen regelmatig terugkerende samenkomsten als bedoeld in onderdeel a, uitgaande van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan of een genootschap op geestelijke grondslag, is een eenmalige kennisgeving voldoende.

  • c. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving voldoende verklaren.

  • d. Bij de kennisgeving kan de burgemeester een opgave verlangen van:

    • 1°. naam en adres van degene die de samenkomst, vergadering of betoging houdt;

    • 2°. het doel van de samenkomst, vergadering of betoging;

    • 3°. de datum waarop de samenkomst, vergadering of betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • 4°. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • 5°. de wijze van samenstelling;

    • 6°. maatregelen die degene die de samenkomst, vergadering of betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • e. Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

Artikel VII. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel VIII. Slotbepaling

Deze wet kan worden aangehaald als:

Wet openbare manifestaties.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 20 april 1988

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. P. van Dijk

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Uitgegeven de zesentwintigste april 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes