Wet van 18 mei 1988, houdende regelen met betrekking tot de toekenning van een uitkering
en herdenkingspenning
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gezien de gezamenlijke verklaring
met betrekking tot het overleg tussen een delegatie uit het kabinet en de Badan Persatuan
op 28 november 1985 en 21 april 1986, wenselijk is regelen te stellen met betrekking
tot de toekenning van een uitkering en van een herdenkingspenning;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: