Besluit van 28 juni 1988, houdende regelen betreffende de monsterneming bij vee
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 14 april 1988, no.
J 3843, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, gedaan in overeenstemming
met de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;
Overwegende dat de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 september
1986 inzake het onderzoek van dieren en vers vlees op de aanwezigheid van residuen
(86/469/EEG, PbEG L275) voorschrijft dat de Lid-Staten steekproefsgewijs monsters nemen bij levende
dieren op de veehouderij;
Gelet op artikel 49 van de Diergeneesmiddelenwet (Stb. 1985, 410);
De Raad van State gehoord (advies van 19 mei 1988, No. W11.88.0189);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 16 juni 1988,
nr. J 6038, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, uitgebracht in
overeenstemming met de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;
Hebben goedgevonden en verstaan: