a. het Wetboek van Strafrecht (Stb. 1981, 35) Boek II,
Titel V, art. 138, 140, 141.
Titel VII, art. 157, 161 quater, 161 quinquies, 162, 163, 170, 171, 174, 175.
Titel XIII, art. 177, 179, 180, 184, 195, 198, 199, 200.
Titel XI, art. 216, 219, 222, 223, 280.
Titel XII, art. 225, 226, 227, 230, 231, 234.
Titel XIV, art. 254, 261.
Titel XVI, art. 272, 273, 282, 283.
Titel XVIII, art. 284, lid 1 sub 1, 285.
Titel XX, art. 300, 301, 302, 303, 304, 305, 306.
Titel XXII, art. 310, 311, 314, 315.
Titel XXIII, art. 317, 318.
Titel XXIV, art. 321, 322.
Titel XXV, art. 326, 326a, 327, 328bis, 328ter, 329, 330, 337.
Titel XXVI, art. 340, 341, 342, 343, 344, 345, 347, 348.
Titel XXVII, art. 350, 351, 351bis, 352.
Titel XXVIII, art. 359, 360, 361, 362, 363, 365, 366, 370.
Titel XXX, art. 416, 417, 417bis, (in relatie tot 311, sub 1);
het Wetboek van Strafrecht (Stb. 1881, 35), Boek III.
Titel I, art. 424, 425, 426bis, 428, 429.
Titel II, art. 435 sub 4, 436.
Titel VI, art. 455.
Titel VII, art. 458, 459, 460, 461.