Wet van 7 juli 1988, houdende algemene regeling met betrekking tot het scheepvaartverkeer
op de binnenwateren en op zee
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op de ontwikkelingen in het
scheepvaartverkeer en in de ordening daarvan alsmede op de bij de ordening van dat
verkeer betrokken belangen, wenselijk is de bepalingen met betrekking tot het scheepvaartverkeer
op de binnenwateren en op zee te herzien alsmede, gezien hun onderlinge samenhang,
onder te brengen in één wettelijke regeling, welke mede als grondslag kan dienen voor
de uitvoering van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, voorzover
deze het Koninkrijk binden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: