De verordening, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Loodsenwet (Stb. 1988, 353), wordt als volgt vastgesteld:
Verordening inzake een goede beroepsuitoefening door registerloodsen (Beroepsuitoefeningsverordening
registerloodsen)
Artikel 1
-
1. Alvorens de registerloods enige dienst als registerloods mag uitoefenen, dient deze
de navolgende eed (belofte) af te leggen:
‘Ik zweer, (beloof), dat ik in de uitoefening van mijn diensten als registerloods
mij stipt zal gedragen naar de bestaande of nader uit te vaardigen regels, verordeningen
en nadere voorschriften betreffende mijn beroepsuitoefening als registerloods en dat
ik voorts als registerloods zal handelen, zoals een goed registerloods schuldig is
te doen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig (dat beloof ik)’.
-
2. Deze eed (belofte) wordt afgelegd in handen van de voorzitter van de corporatie of
diens plaatsvervanger, voor zover mogelijk direct aansluitend op de ontvangst van
de verklaring van inschrijving als registerloods in het register.
-
3. De voorzitter of diens plaatsvervanger maakt van een afgelegde eed (belofte) een
proces-verbaal in tweevoud op, dat door hem en de registerloods dient te worden ondertekend,
waarvan een exemplaar bestemd is voor betrokkene en een exemplaar ten bewijze van
het afleggen van de eed (belofte) voor de algemene raad van de corporatie.
Artikel 2
De registerloods dient zich in het openbaar zodanig te gedragen dat het vertrouwen
in het beroep van registerloods of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad.
Artikel 3
De registerloods moet vermijden enige verplichting aan te gaan die zijn vrijheid en
onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar zou kunnen brengen.
Artikel 4
-
1. De registerloods dient er voor zorg te dragen dat hij zijn beroepsuitoefening fit
en uitgerust aanvangt.
-
2. De registerloods is verplicht zich op de hoogte te stellen van al hetgeen voor het
verlenen van zijn diensten noodzakelijk is.
-
3. De registerloods is verplicht bij de uitoefening van zijn functie gebruik te maken
van al hetgeen voor de navigatie van het schip van belang is.
-
4. De registerloods dient bij de uitoefening van zijn functie maatregelen te treffen
om te voorkomen dat hij zichzelf of anderen in gevaar brengt.
-
5. De algemene raad en het bestuur van de regionale loodsencorporatie kunnen ten aanzien
van het eerste tot en met vierde lid nadere voorschriften geven.
Artikel 4a
-
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 27 van de Scheepvaartverkeerswet is het de registerloods verboden zijn beroep uit te oefenen na zodanig gebruik van
alcohol of van enige andere stof waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten dat
het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof
- de vaardigheid voor het uitoefenen van zijn taken en bevoegdheden als genoemd in
artikel 2 van de Loodsenwet op enigerlei wijze kan verminderen.
-
2. Het bestuur van de regionale loodsencorporatie draagt zorg voor passende voorzieningen
en zonodig voor nadere voorschriften om, in het geval er op grond van feiten of omstandigheden
een redelijk vermoeden bestaat dat de registerloods het verbod als omschreven in het
eerste lid heeft overtreden of gaat overtreden, zoveel mogelijk te verhinderen dat
de registerloods gedurende de mogelijke invloed van de betreffende stof of stoffen
zijn beroep uitoefent.
-
3. Indien ten aanzien van de registerloods binnen een periode van 360 aaneengesloten
dagen ten minste twee keer is opgetreden krachtens het tweede lid kan het bestuur
van de regionale loodsencorporatie, in het geval er op grond van feiten of omstandigheden
met betrekking tot de registerloods een redelijk vermoeden bestaat dat de registerloods
het verbod als omschreven in het eerste lid zal kunnen overtreden, bepalen dat de
registerloods zijn diensten niet mag verlenen totdat naar het oordeel van het bestuur
is gebleken dat de grond voor dat redelijk vermoeden heeft opgehouden te bestaan.
-
4. Bij de toepassing van het derde lid is het bestuur verplicht een deskundige te raadplegen.
Artikel 5
[Red: Vervallen.]
Artikel 6
-
1. De registerloods dient in geval van een scheepsramp als bedoeld in artikel 10, derde
lid, van het Loodsplichtbesluit (Stb. 1988, 397), waarbij hij betrokken is geweest
het bestuur van de regionale loodsencorporatie, waartoe hij behoort, een schriftelijke
verklaring inzake het gebeurde en zijn beroepsuitoefening daarbij te doen toekomen
en desgevraagd nader toe te lichten.
-
2. De registerloods dient op verzoek van het bestuur van de regionale loodsencorporatie,
waartoe hij behoort, een schriftelijke verklaring inzake zijn beroepsuitoefening aan
dat bestuur te doen toekomen en desgevraagd nader toe te lichten.
-
3. Een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste en tweede lid mag door het
bestuur anders dan met toestemming van de betrokken registerloods slechts worden gebruikt
voor lering.
Artikel 7
De registerloods is verplicht tijdig, juist, en volledig te voldoen aan de administratieve
verplichtingen, volgens de nadere voorschriften van het bestuur van de regionale loodsencorporatie,
waartoe hij behoort.
Artikel 8
De registerloods dient bij de uitoefening van zijn beroep als registerloods de door
de algemene raad van de corporatie bepaalde uniforme kleding te dragen.
Artikel 9
-
1. De registerloods is verplicht de hem door de algemene raad van de corporatie, onderscheidenlijk
door het bestuur van de regionale loodsencorporatie, waartoe hij behoort, opgedragen
taken ter uitvoering van de artikelen 9, 13 en 15 van de Loodsenwet (Stb. 1988, 353) te verrichten met inachtneming van de door de algemene raad onderscheidenlijk
het bestuur gegeven nadere voorschriften en richtlijnen.
-
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de door de algemene
raad van de corporatie, onderscheidenlijk door het bestuur van de regionale loodsencorporatie
bepaalde of met derden overeengekomen taken.
-
3. De in dit artikel bedoelde verplichtingen zijn beperkt tot die taken, waarvoor specifieke
loodsdeskundigheid is vereist.
Artikel 10
-
1. De registerloods, die krachtens het bepaalde in artikel 63, eerste lid, van de Loodsenwet, in het register is ingeschreven en zijn verzoek daartoe vergezeld heeft doen gaan
van een door hem in tweevoud ondertekende tekst van de eed (belofte), bedoeld in artikel
1, eerste lid, heeft daarmee voldaan aan het bepaalde in artikel 1.
-
2. Voor de toepassing van artikel 1, derde lid, geldt de in het eerste lid bedoelde
schriftelijk afgelegde eed (belofte) als proces-verbaal.
Artikel 11
Deze verordening kan worden aangehaald als: Beroepsuitoefeningsverordening registerloodsen.