Tijdelijke bijdrageregeling provinciale bevordering van beeldende kunst

[Regeling vervallen per 01-12-2005.]
Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-1988 en zichtdatum 01-01-1988.
Geldend van 01-01-1988 t/m 30-11-2005

Besluit van 12 oktober 1988, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, houdende een Tijdelijke bijdrageregeling provinciale bevordering van beeldende kunst

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 1 februari 1988, WZJ/U-3882;

Overwegende dat het gewenst is te bevorderen dat een adequate spreiding over het land van het aanbod en de produktie van werken van beeldende kunst tot stand komt en daarmede de mogelijkheid te vergroten dat beeldende kunstenaars zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien;

Overwegende dat, teneinde te beproeven of dit beleid kan worden gerealiseerd door de provincies, de tijdelijke regeling op grond waarvan provincies tijdelijk een uitkering uit 's Rijks kas konden krijgen, te verlengen gedurende enige tijd;

Gelet op artikel 144b van de Provinciewet;

Gezien het advies van de Raad voor de Kunst (advies van 7 december 1987);

De provincies, de Raad voor de gemeentefinanciën en de Rijkscommissie voor de Musea gehoord;

De Raad van State gehoord (advies van 8 maart 1988, nr. W 13.880045;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 22 september 1988, Centrale Directie Juridische en Bestuurlijke Zaken, nr. 60595;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Voor de toepassing van het bij dit besluit bepaalde wordt verstaan onder:

  • a. Onze minister: Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

  • b. inwonertal: het aantal personen dat op 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft volgens opgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek in de desbetreffende provincie woont.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Ter bekostiging van voorzieningen in de provincie die ten doel hebben de mogelijkheden voor produktie van werken van beeldende kunst en daarmee de mogelijkheden tot verwerving van inkomsten voor Nederlandse of langer dan twee jaar rechtmatig in Nederland wonende professionele beeldende kunstenaars te bevorderen, kan Onze minister in 1988 en 1989 aan de provincie jaarlijks een bijdrage verstrekken.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

  • 1 De bijdrage wordt berekend door vermenigvuldiging van het inwonertal met een jaarlijks door Onze minister vast te stellen bedrag per inwoner. Dit bedrag bedraagt voor het jaar 1988 f 1,57 per inwoner.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de bijdrage aan de provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland berekend door het inwonertal van de desbetreffende provincie te verminderen met het aantal inwoners van de gemeente Utrecht, Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam, voorzover in die provincie gelegen, en het aldus verkregen aantal inwoners te vermenigvuldigen met het bedrag per inwoner bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De bijdrage wordt telkenjare uiterlijk in de maand juli verstrekt.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

De bijdrage wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat:

  • a. de provincie de bijdrage besteedt aan het doel als omschreven in artikel 2;

  • b. de provincie bij het nemen van beslissingen met betrekking tot voorzieningen als bedoeld in artikel 2 zich uitsluitend laat leiden door een beoordeling van artistieke kwalitkeit, waartoe zij zich laat adviseren door onafhankelijke deskundigen;

  • c. de deskundigen als bedoeld onder b geen directe of indirecte inkomsten in het kader van deze regeling ontvangen anders dan een vergoeding voor de door hen als zodanig bewezen diensten;

  • d. de provincie binnen negen maanden na het jaar waarin de bijdrage is verstrekt een verklaring van een deskundige als bedoeld in artikel 144 van de Provinciewet aan Onze minister overlegt, inhoudende dat bij de gehouden controle van de administratie over het afgelopen jaar is gebleken dat de ontvangen bijdrage in dat jaar is besteed aan kosten als bedoeld in de artikelen 2 en 5;

  • e. de provincie binnen zes maanden na het jaar waarin de bijdrage is uitgekeerd een verslag betreffende de uitvoering van dit besluit aan Onze minister overlegt, waarbij tevens inzicht wordt verstrekt in het totaal van de bekostiging van beeldende kunstvoorzieningen door de provincie.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

In afwijking van het bepaalde in artikel 4, onder a, mag jaarlijks ten hoogste zeven procent van de bijdrage door de provincie worden besteed aan de kosten van uitvoering van deze regeling.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Onze minister kan, indien uit de op grond van de in artikel 4 onder d bedoelde deskundigen-verklaring blijkt dat de over dat jaar verstrekte bijdrage de uitgaven als bedoeld in de artikelen 2 en 5 overtreft, de teveel betaalde bijdrage terugvorderen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Tegen de vaststelling van de bijdrage kan het provinciaal bestuur binnen een maand na de datum waarop de beslissing is verzonden bij de Kroon voorziening vragen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1988.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-12-2005]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Tijdelijke bijdrageregeling provinciale bevordering van beeldende kunst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 12 oktober 1988

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

L. C. Brinkman

Uitgegeven de eerste november 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes