Wet van 26 oktober 1988, houdende regels met betrekking tot de oprichting van de naamloze
vennootschap PTT Nederland NV
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Staat der Nederlanden
overgaat tot oprichting van de naamloze vennootschap PTT Nederland NV, waarin de vermogensbestanddelen
van de Staat welke worden toegerekend aan het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie
en Telefonie worden ingebracht, en dat ingevolge artikel 40 van de Comptabiliteitswet 1976 (Stb. 1976, 671) voor de oprichting van deze vennootschap machtiging bij wet is vereist;
dat het voorts wenselijk is de naamloze vennootschap PTT Nederland NV aan te wijzen
als houder van de concessies, bedoeld in de tot stand te brengen wetgeving op het
terrein van de post en de telecommunicatie;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: