In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. asbest:
-
de volgende vezelachtige silicaten: crocidoliet (blauw asbest), actinoliet, anthofylliet,
chrysotiel (wit asbest), amosiet (bruin asbest), tremoliet;
- b. ruw asbest:
-
het produkt verkregen bij een eerste verbrijzeling van asbesthoudend gesteente;
- c. gebruik van asbest:
-
werkzaamheden waarbij per jaar een hoeveelheid van meer dan 100 kg ruwe asbest wordt
behandeld en die betrekking hebben op:
-
1. de produktie van ruwe asbest uit asbesthoudend gesteente met uitzondering van alle
procédés die rechtstreeks verbonden zijn met het winnen van het gesteente of
-
2. de vervaardiging en industriële afwerking van de volgende produkten die ruwe asbest
bevatten:
astbestcement of asbestcementprodukten, asbestfrictiemateriaal, asbestfilters, asbestweefsels,
asbestpapier en karton, dichtings-, verpakkings- en verstevigingsmateriaal van asbest,
vloerbedekkingen van asbest, asbesthoudende vulmiddelen;
- d. bestaand bedrijf:
-
een bedrijf waarin asbest wordt gebruikt:
-
1. waarvan de installaties voor dat gebruik zijn gebouwd voor 31 december 1988 of waarvoor
voor die datum, voor het lozen in verband met dat gebruik, een vergunning is verleend
op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1981, 573) en
- e. . nieuw bedrijf:
-
elk ander bedrijf waarin asbest wordt gebruikt;
- f. bijlage I:
-
de bij deze regeling behorende bijlage I;
- g. bijlage II:
-
de bij deze regeling behorende bijlage II;
- h. lozen:
-
brengen van:
-
1°. stoffen in een oppervlaktewaterlichaam;
-
2°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel, een openbaar
ontwateringstelsel, een openbaar vuilwaterriool of een andere voorziening voor de
inzameling en het transport van afvalwater, of
-
3°. stoffen op een zuiveringtechnisch werk met behulp van een werk niet zijnde een voorziening
voor de inzameling en het transport van afvalwater.
Ten aanzien van een nieuw bedrijf geldt voor het lozen van asbest als ten hoogste
toelaatbare gewichtshoeveelheid de grenswaarde die overeenkomt met de waarde die het
resultaat is van de toepassing van de beste bestaande technieken. Deze grenswaarde
is ten aanzien van een bedrijf, behorende tot een van de in bijlage I vermelde bedrijfstakken in ieder geval niet hoger dan de in die bijlage voor die
bedrijfstak aangegeven grenswaarde, bepaald op de wijze als aangegeven in bijlage II.
Ten aanzien van een bestaand bedrijf gelden voor het lozen van asbest als ten hoogste
toelaatbare gewichtshoeveelheden ten aanzien van:
-
a. een bedrijf, behorende tot één van de in bijlage I genoemde bedrijfstakken: met ingang van 30 juni 1991: de in die bijlage voor die
bedrijfstak aangegeven grenswaarde, bepaald op de in bijlage II aangegeven wijze;
-
b. een bedrijf, behorende tot een niet in bijlage I genoemde bedrijfstak: de grenswaarde die op 31 december 1988 overeenkomt met de waarde
die het resultaat is van de toepassing van de beste bestaande technieken.
Bijlage II. Bijlage, behorende bij de regeling van de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 juli 1993, houdende wijziging van de regeling
van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 12
december 1988, Stb. 592, houdende regelen met betrekking tot grenswaarden voor asbest
Vereisten waaraan de wijze van meting van de grenswaarden asbest, bedoeld in de artikelen
2 en 3, ten minste voldoet.
1. De bemonstering van het afvalwater wordt zodanig uitgevoerd dat een monster wordt
verkregen dat representatief is voor de geloosde totale hoeveelheid afvalwater gedurende
24 uur.
2. Het monster als zodanig wordt in behandeling genomen zonder dat daaruit bezinkbare
of opdrijvende bestanddelen zijn verwijderd. De referentie-analysemethode voor het
meten van de totale hoeveelheid gesuspendeerde materie, uitgedrukt in mg/l, is de
filtratie over een filtreermembraan van 0,45 µm met droging bij 105° C en weging.
De analyse moet zodanig worden uitgevoerd dat wordt voldaan aan de volgende eisen
ten aanzien van de precisie en de systematische afwijking:
a. de precisie: tweemaal de waarde van de standaardafwijking van een serie meetuitkomsten
is kleiner dan, of gelijk aan 5%;
b. de systematische afwijking: het verschil tussen de werkelijke waarde en de waarde
van het rekenkundig gemiddelde van een serie meetuitkomsten is kleiner dan, of gelijk
aan 10%.
De serie meetuitkomsten als bedoeld onder a. en b. bestaat uit ten minste 10 enkelvoudige
meetuitkomsten. Deze meetuitkomsten worden verkregen uit metingen, verricht nadat
steeds de gehele analytische opwerking is doorlopen (volgens een gelijke procedure,
door dezelfde waarnemer, met dezelfde middelen en dezelfde hulpstoffen) en onder zoveel
mogelijk gelijke omstandigheden als bij de behandeling van het monster.