Besluit algemene richtlijnen post

[Regeling vervallen per 01-04-2009.]
Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-01-2005 en zichtdatum 30-01-2005.
Geldend van 30-01-2005 t/m 31-12-2005

Besluit algemene richtlijnen post

De minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 5 van de Postwet (Stb. 1988, 522);

Besluit:

voor TPG N.V. de volgende algemene richtlijnen ten aanzien van het haar opgedragen postvervoer, zoals omschreven bij en krachtens de artikelen 2 en 2a van de Postwet, vast te stellen:

§ 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de houder van de concessie:

TPG N.V.;

b. de wet:

de Postwet;

c. de minister:

de minister van Verkeer en Waterstaat;

d. postzendingen:

brieven en andere geadresseerde zendingen, als bedoeld in artikel 1, onder c, van de wet;

e. het postvervoer:

het postvervoer, zoals omschreven bij en krachtens de artikelen 2 en 2a, jo artikel 1, van de wet;

f. dienstverleningspunt:

plaats waar van de dienstverlening ter zake van het postvervoer gebruik kan worden gemaakt;

g. loonsom:

loonsom werknemers marktsector of de verwachte loonsom werknemers marktsector zoals gehanteerd in de op het moment van schriftelijke aanmelding van een tariefwijziging laatst bekende formele publicatie van het Centraal Planbureau (CPB);

h. arbeidsduur:

arbeidsduur of de verwachte arbeidsduur zoals gehanteerd in de op het moment van schriftelijke aanmelding van een tariefwijziging laatst bekende formele publicatie van het CPB;

i. college:

college, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;

j. drukwerken:

bescheiden en schriftelijke mededelingen, al dan niet verpakt, die door toepassing van druk- of andere vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren ter verspreiding zijn vervaardigd en waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of aanduidingen zijn aangebracht;

k. postpakketten:

geadresseerde verpakte zendingen die in elk geval zaken, niet zijnde brieven of drukwerken, bevatten;

l. richtlijn:

richtlijn nr. 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG 1998, L 15).

§ 2. Dienstverlening

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

  • 2.1 De houder van de concessie is verplicht om een aan de eisen des tijds beantwoordende dienstverlening ter zake van het postvervoer op te zetten en in stand te houden.

  • 2.2 De onder 2.1 genoemde dienstverlening omvat ten minste:

    • a. het postvervoer;

    • b. het beschikbaar stellen van dienstverleningspunten als bedoeld in onderdeel 2.9;

    • c. het beschikbaar stellen van brievenbussen dan wel soortgelijke faciliteiten voor het ten vervoer aanbieden van daartoe geschikte postzendingen;

    • d. het bestellen van postzendingen;

    • e. het teruggeven van onbestelbare postzendingen aan de afzender.

  • 2.3 In afwijking van het bepaalde onder 2.2, onderdeel a, is de houder van de concessie niet verplicht tot het postvervoer naar een land buiten Nederland, indien die zendingen vanuit dat land in Nederland zijn gebracht om deze aan de houder van de concessie ten vervoer aan te bieden met als bestemming adressen in dat land.

  • 2.4 Ten aanzien van de dienstverlening als bedoeld in 2.2 dient de houder van de concessie te voldoen aan het in dit besluit gestelde.

  • 2.5 De houder van de concessie draagt naar redelijkheid zorg voor de beveiliging van de hem ten vervoer toevertrouwde postzendingen in overeenstemming met de waarde die de afzender blijkens zijn keuze van de wijze van verzending aan deze postzendingen hecht.

  • 2.6 [Red: Vervallen.]

  • 2.7 De houder van de concessie draagt zorg voor differentiatie in de vorm van betaling van de voor het postvervoer verschuldigde porten. De verantwoording van de porten zal mede kunnen geschieden door middel van postzegels, welke door de houder van de concessie op alle dienstverleningspunten verkrijgbaar worden gesteld.

  • 2.8 De houder van de concessie dient bij het uitgeven van postzegels met toeslag voor culturele of sociale doelen dan wel ten behoeve van instellingen met een algemeen humanitaire doelstelling rekening te houden met de ter zake van het inzamelen van gelden voor deze doeleinden en instellingen getroffen regelingen.

  • 2.9 1. Onverminderd de onderdelen 2.11 en 2.12 omvat het net van dienstverleningspunten, dat de houder van de concessie gebruikt voor het aanbieden van postzendingen en voor het verrichten van andere met het postvervoer samenhangende handelingen, ten minste 2000 dienstverleningspunten, waarvan ten minste 902 met een volledig assortiment van diensten, en voldoet het aan de volgende spreidingsmaatstaven:

    • a. de spreiding over Nederland van dienstverleningspunten met een volledig assortiment van diensten resulteert in een beschikbaarheid van een volledig assortiment van diensten binnen een straal van vijf kilometer voor ten minste 95% van de inwoners;

    • b. de spreiding van dienstverleningspunten met een volledig assortiment van diensten buiten woonkernen met meer dan 5000 inwoners resulteert in een beschikbaarheid van een volledig assortiment van diensten binnen een straal van vijf kilometer voor ten minste 85% van de betrokken inwoners.

    2. Een dienstverleningspunt in een woonkern met minder dan 5000 inwoners zonder winkelgebied wordt niet door de houder van de concessie gesloten.

    3. Van het tweede lid mag de houder van de concessie afwijken indien de sluiting het gevolg is van opzegging of bedrijfsbeëindiging door de ondernemer met wie de houder van de concessie een overeenkomst tot exploitatie van een dienstverleningspunt heeft gesloten, dan wel indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. er is voor de bewoners van de woonkern binnen een straal van vijf kilometer een ander dienstverleningspunt met een volledig of nagenoeg volledig assortiment van diensten, en

    • b. de omzet in zegelwaarden van het te sluiten dienstverleningspunt bedraagt minder dan € 11.344,50 per jaar.

    4. Een volledig assortiment van diensten, respectievelijk een nagenoeg volledig assortiment van diensten, bevat de postale diensten en activiteiten die zijn opgenomen in bijlage 2.

    5. In afwijking van het eerste lid omvat het net van dienstverleningspunten met ingang van 1 januari 2006 ten minste 902 dienstverleningspunten met een volledig assortiment van diensten, ten minste 1200 dienstverleningspunten met een nagenoeg volledig assortiment van diensten, en voldoende andere dienstverleningspunten waar uitsluitend veelverkochte producten worden aangeboden.

    6. Indien met ingang van 1 januari 2006, als gevolg van onvoorziene opzeggingen of bedrijfsbeëindigingen door de, door de houder van de concessie gecontracteerde, ondernemers die dienstverleningspunten exploiteren, het totaal aantal dienstverleningspunten met een volledig assortiment van diensten en met een nagenoeg volledig assortiment van diensten daalt tot onder de som van de in het vijfde lid genoemde aantallen, zorgt de houder van de concessie ervoor dat in elk geval de som van de aantallen van die dienstverleningspunten niet onder 2000 daalt.

  • 2.10 1. De houder van de concessie is gerechtigd in het net van dienstverleningspunten, bedoeld in onderdeel 2.9, aanpassingen aan te brengen, indien een wijziging in het gebruik van diensten ter zake van het postvervoer, dan wel voor andere diensten, die voor derden op die dienstverleningspunten worden verleend, daartoe redelijkerwijs aanleiding geeft.

    2. Aanpassingen in het net van dienstverleningspunten, die niet in overeenstemming zijn met onderdeel 2.9 worden niet gerealiseerd dan nadat daarover een postvestigingenplan bij de Minister is ingediend en dit postvestigingenplan de instemming van de Minister heeft verkregen.

    3. De houder van de concessie verstrekt ten minste één maand voor de aanvang van elk kalenderjaar aan het college de indicatieve planning van de in dat kalenderjaar voorziene mutaties in het net van dienstverleningspunten, uitgesplitst naar soort dienstverleningspunt.

    4. Binnen drie maanden na het verstrijken van een kalenderjaar verstrekt de houder van de concessie aan het college de gegevens, waaruit blijkt hoe hij in het verstreken kalenderjaar aan het postvestigingenplan en aan de onderdelen 2.9 tot en met 2.12 uitvoering heeft gegeven, alsmede een verklaring van de in onderdeel 7.5 bedoelde externe accountant over de juistheid en volledigheid van de gegevens.

    5. Het college beoordeelt jaarlijks aan de hand van de gegevens, bedoeld in het vierde lid, of de houder van de concessie heeft voldaan aan onderdeel 2.9 en bijlage 2.

    6. Het college rapporteert zijn bevindingen op grond van de in het vijfde lid bedoelde beoordeling binnen zes maanden na het kalenderjaar waarop de beoordeling betrekking heeft aan de Minister, en zendt hiervan tegelijkertijd een afschrift aan de houder van de concessie.

    7. De rapportage, bedoeld in het vierde lid, bevat ten minste:

    • a. de aantallen dienstverleningspunten, uitgesplitst naar soort, aan het einde van elk kwartaal;

    • b. de verantwoording van de meetmethodiek voor de bepaling van de straal van vijf kilometer, genoemd in onderdeel 2.9, eerste lid;

    • c. een definitie van gehanteerde begrippen, voor zover die afwijken van de begrippen van dit besluit;

    • d. een verantwoording van de bepaling van het inwoneraantal van een woonkern;

    • e. de datering van de gehanteerde bronnen;

    • f. een verantwoording van de systematiek ter vaststelling of is voldaan aan de spreidingsnormen van onderdeel 2.11.

  • 2.11 Bij de in 2.10 genoemde aanpassing draagt de houder van de concessie er in ieder geval zorg voor dat in woonkernen met meer dan 5000 inwoners binnen een straal van 5 km een dienstverleningspunt met een volledig assortiment van diensten aanwezig is. Daarenboven zal, indien het inwonertal 50,000 overschrijdt, per elk 50,000 inwonertal een (extra) dienstverleningspunt met een volledig assortiment van diensten aanwezig moeten zijn. Onder woonkernen dient te worden verstaan een aaneengesloten bebouwing binnen één gemeente.

  • 2.12 Buiten bovenvermelde woonkernen draagt de houder van de concessie bij de in 2.10 genoemde aanpassing zorg voor een zoveel mogelijk vergelijkbaar niveau van aanwezigheid van dienstverleningspunten.

    Indien een dergelijk niveau redelijkerwijs niet haalbaar is dient de houder van de concessie zorgte dragen voor een vervangende vorm van dienstverlening.

  • 2.13 In woonkernen met meer dan 5000 inwoners zal binnen een straal van 500 m een brievenbus zijn om daartoe geschikte postzendingen ten vervoer aan te bieden.

  • 2.14 Buiten bovengenoemde woonkernen zal, behoudens het in 2.15 gestelde, ten minste binnen een straal van 2500 m een brievenbus zijn om daartoe geschikte postzendingen ten vervoer aan te bieden.

  • 2.15 Indien het in 2.14 gestelde redelijkerwijs niet haalbaar is, draagt de houder van de concessie er zorg voor dat bij de bestelling gelegenheid wordt geboden om daartoe geschikte postzendingen ten vervoer aan te bieden.

  • 2.16 De houder van de concessie dient de brievenbussen bestemd voor het aanbieden van daartoe geschikte postzendingen in goede staat te houden en zodanig te plaatsen en uit te voeren, dat deze goed herkenbaar en bereikbaar zijn.

  • 2.17 Tenzij bijzondere omstandigheden hem zulks verhinderen, zal de houder van de concessie ten minste zes dagen per week, met uitzondering van de feestdagen: eerste kerstdag, eerste paasdag, Hemelvaartsdag, eerste pinksterdag alsmede Koninginnedag, eenmaal per dag overal in Nederland postzendingen ophalen uit de voor het publiek bestemde brievenbussen dan wel uit andere daartoe bestemde inrichtingen en op alle dagen, niet zijnde zon- of feestdagen, overal in Nederland één postbestelling uitvoeren.

  • 2.18 De houder van de concessie zorgt ervoor dat brieven, die overeenkomstig de daartoe gestelde voorwaarden aan hem worden aangeboden voor postvervoer binnen Nederland met de standaard overnight service, per kalenderjaar in ten minste gemiddeld 95% van de gevallen worden besteld op de dag, niet zijnde een zon- of officiële feestdag, volgende op de dag van aanbieding.

  • 2.19 1. De houder van de concessie voldoet aan de in onderdeel 2.18 omschreven norm voor de kwaliteit van de bestelling van postvervoer van brieven binnen Nederland met de standaard overnight service, indien de kwaliteit van de bestelling van die brieven per kalenderjaar gemeten over:

    • a. losse brieven, gefrankeerd met een postzegel, die op voor het algemene publiek bestemde aanbiedingspunten ten vervoer zijn aangeboden en,

    • b. de partijenpost brieven tot en met 100 gram die op daartoe bestemde aanbiedingspunten ten vervoer is aangeboden op grond van afzonderlijke overeenkomsten als bedoel in onderdeel 5.2, een, naar de onderlinge verhouding in stuksvolume van die verkeersstromen, over het desbetreffende kalenderjaar berekend, gewogen gemiddelde van ten minste 95% heeft.

    2. In een jaarlijks door de houder van de concessie aan te wijzen, en voor 1 november aan het college bekend te maken, aaneengesloten periode van ten hoogste 21 dagen in de maand december wordt de meting van de overkomstduur van de brieven, bedoeld in het eerste lid onder a, uitsluitend verricht over losse brieven die op de voor het algemene publiek bestemde dienstverleningspunten, bedoeld in onderdeel 2.9, zijn aangeboden.

    3. De houder van de concessie is verplicht de vorenbedoelde metingen van de kwaliteit van de bestelling per kalenderjaar over elke maand te laten uitvoeren door een onafhankelijke en daartoe deskundige instelling.

    4. De houder van de concessie kondigt de periode, bedoeld in het tweede lid, op genoegzame wijze aan het publiek aan.

    5. De houder van de concessie is verplicht in de periode, bedoeld in het tweede lid, op de desbetreffende dienstverleningspunten voldoende gelegenheid te bieden aan het publiek voor het aanbieden van brieven.

  • 2.20 De houder van de concessie legt de algehele uitkomsten van die onderzoeken over het desbetreffende kalenderjaar, voorzien van een motivering en vergezeld van een nauwkeurige omschrijving van de door de betrokken instelling toegepaste meetsystematiek, voor 1 april van het daarop volgend jaar aan het college over.

    Het college controleert aan de hand van de aan hem overgelegde gegevens de uitvoering door de houder van de concessie van de onderdelen 2.18 en de deugdelijkheid van de ter uitvoering van 2.19 verrichte metingen.

    Het college maakt elk jaar zijn bevindingen van die controle bekend.

  • 2.21 De houder van de concessie voldoet in het kader van het postvervoer ten aanzien van brieven en drukwerken van en naar een andere lidstaat van de Europese Unie of van en naar andere staten die partij zijn bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte aan de kwaliteitsnorm die in de bijlage van de richtlijn aan de overkomstduur wordt gesteld.

  • 2.22 De houder van de concessie voldoet aan de in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen geplaatste technische normen, bedoeld in artikel 20 van de richtlijn, voorzover de normen betrekking hebben op de dienstverlening, bedoeld in onderdeel 2.2., behoudens dat de houder van de concessie aan het college kan verzoeken een norm dan wel een onderdeel daarvan geen toepassing te geven, wanneer zulks naar het oordeel van de houder van de concessie noodzakelijk blijkt voor de belangen van de gebruikers van het postvervoer.

    Het college beslist binnen een maand of het instemt met het verzoek.

    Wanneer zulks noodzakelijk blijkt voor de belangen van de gebruikers van het postvervoer, geeft de houder van de concessie aan de toe te passen normen bekendheid door middel van een verwijzing in de algemene voorwaarden naar die normen en naar de vindplaats daarvan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

§ 2a. Postvestigingenplan

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

  • 2a.1 1. In het geval, genoemd in onderdeel 2.10, tweede lid, stelt de houder van de concessie een postvestigingenplan op voor de opzet van het in stand te houden net van dienstverleningspunten, die hij gebruikt voor het verlenen van diensten met betrekking tot het postvervoer.

    2. Het postvestigingenplan bevat ten minste:

    • a. de looptijd van het plan;

    • b. de aantallen dienstverleningspunten, zonodig onderscheiden naar soort, gedurende de looptijd van het plan en aan het einde van de looptijd;

    • c. de onderscheiden assortimenten van postale diensten voor elke soort van dienstverleningspunten.

    3. De in een postvestigingenplan opgenomen aantallen en assortimenten kunnen afwijken van de onderdelen 2.9 tot en met 2.11.

  • 2a.2 1. De uitvoering van een postvestigingenplan behoeft de instemming van de Minister.

    2. De Minister zendt het postvestigingenplan, tezamen met het ontwerpbesluit tot wijziging van dit besluit, ter kennisneming aan beide Kamers der Staten-Generaal.

    3. De Minister zendt een afschrift van de in het tweede lid bedoelde stukken aan het college ter kennisneming.

§ 3. Geheimhouding

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

  • 3.1 De houder van de concessie draagt er zorg voor, dat bij de bedrijfsvoering met betrekking tot het postvervoer het grondwettelijk briefgeheim wordt nageleefd. Opening van gesloten postzendingen als bedoeld in artikel 10 van de wet dient te geschieden door een daartoe door of namens de houder van de concessie uitdrukkelijk aangewezen personeelslid.

  • 3.2 De houder van de concessie draagt er zorg voor dat bij de bedrijfsvoering met betrekking tot het postvervoer de wettelijke regelingen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in acht worden genomen en is, indien dat voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer noodzakelijk blijkt, verplicht verdergaande waarborgen te stellen aangaande het door hem verzorgen en beheren van informatie omtrent de gebruikers van een dienst.

  • 3.3 De houder van de concessie is verplicht in de arbeidsvoorwaarden voor zijn personeel bepalingen op te nemen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers, inclusief het geheim houden van informatie over hun postverkeer.

    Voorzover derden zijn betrokken bij de uitvoering van de dienstverlening ter zake van het postvervoer dient de houder van de concessie ervoor zorg te dragen dat ten aanzien van die derden en hun personeel overeenkomstige bepalingen worden gesteld.

§ 4. Algemene voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

  • 4.1 De houder van de concessie is verplicht om ten behoeve van het postvervoer voor een ieder en overal in Nederland geldende algemene voorwaarden vast te stellen, die in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit.

  • 4.2 Deze algemene voorwaarden zullen slechts worden gewijzigd na overleg met het Overlegorgaan PTT als bedoeld in § 8.

  • 4.3 De algemene voorwaarden dienen, naast een duidelijke beschrijving van de soorten vervoersdiensten, ten minste regelingen te bevatten met betrekking tot tarieven en nadere bepalingen ten aanzien van aansprakelijkheden en weigeringsgronden.

  • 4.4 De algemene voorwaarden zullen op genoegzame wijze worden bekend gemaakt. Deze zullen ten minste ter inzage liggen op de dienstverleningspunten van de houder van de concessie.

§ 5. Tarieven

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

  • 5.1 Ter zake van de tarieven die de houder van de concessie vaststelt voor het postvervoer binnen Nederland, gelden de volgende uitgangspunten:

    • a. in de tarieven voor de te onderscheiden categorieën van activiteiten, die zijn aangegeven in onderdeel 6.2, onder a en b, zijn tenminste de kosten verwerkt die overeenkomstig het toerekeningssysteem bedoeld in onderdeel 6.3, onder a, worden toegerekend aan de desbetreffende categorie;

    • b. de tarieven zijn transparant en niet discriminerend;

    • c. de tarieven zijn uniform, en

    • d. de tarieven zijn gepubliceerd door middel van tenminste terinzagelegging bij de dienstverleningspunten.

  • 5.2 Onverminderd artikel 5.1, onder a en b, kan de houder van de concessie bij het vaststellen van de tarieven met betrekking tot het postvervoer binnen Nederland van brieven waarvoor de concessie bedoeld in artikel 2a van de wet is verleend, door middel van afzonderlijke overeenkomsten afwijken van het vereiste van uniformiteit in onderdeel 5.1, onder c. Voor afzonderlijke overeenkomsten geldt niet het publicatievereiste bedoeld in onderdeel 5.1, onder d, behoudens dat de houder van de concessie de gevallen bekend maakt waarin het aangaan van zodanige afzonderlijke overeenkomsten mogelijk is.

  • 5.2a De tarieven en voorwaarden die bij de afzonderlijke overeenkomsten, bedoeld in onderdeel 5.2, worden overeengekomen voldoen aan de volgende eisen:

    • a. in de tarieven wordt rekening gehouden met vermeden kosten in vergelijking met de standaarddienst die de gehele reeks prestaties bestrijkt die worden aangeboden op het gebied van ophalen, sorteren, vervoeren en bestellen van afzonderlijke poststukken;

    • b. zij worden op dezelfde wijze toegepast tussen derden en de houder van de concessie voor zover het gelijkwaardige diensten betreft.

  • 5.3 Onverminderd de akten van de Wereldpostunie is onderdeel 5.1 van overeenkomstige toepassing op de tarieven die de houder van de concessie vaststelt voor het postvervoer naar gebieden buiten Nederland met dien verstande dat:

    • a. het vereiste van uniformiteit in onderdeel 5.1, onder c, alleen geldt voor een land of een groep van landen;

    • b. door middel van afzonderlijke overeenkomsten kan worden afgeweken van het vereiste van uniformiteit als hiervoor bedoeld onder a. Het publicatievereiste bedoeld in onderdeel 5.1, onder d, geldt niet voor die afzonderlijke overeenkomsten behoudens dat de houder van de concessie de gevallen bekendmaakt waarin het aangaan van zodanige afzonderlijke overeenkomsten mogelijk is.

  • 5.4 Ten aanzien van tariefwijzigingen gelden de volgende richtlijnen:

    • a. de houder van de concessie is verplicht tariefwijzigingen te limiteren voor:

      • 1º. het nagenoeg totale pakket van diensten die in het kader van de concessie worden geleverd;

      • 2º. een pakket van diensten dat representatief kan worden geacht voor de particuliere en klein zakelijk gebruiker;

    • b. de onder a, 1° en 2°, genoemde pakketten en de bijbehorende rekenregels worden nader omschreven in de bijlage, behorende bij dit besluit;

    • c. de gewogen tariefontwikkeling zoals gedefinieerd in de formule opgenomen in onderdeel 2.1 van de bijlage, behorende bij dit besluit, met betrekking tot de onder a, 1° en 2°, genoemde pakketten dient vanaf het basisjaar structureel beneden de ontwikkeling van de loonsom, gecorrigeerd voor de arbeidsduur, vanaf het basisjaar te liggen. Of de gewogen tariefontwikkeling hieraan voldoet, wordt vastgesteld met de formule opgenomen in onderdeel 2.1 van de bijlage, behorende bij dit besluit;

    • d. Voor de jaren 2000 tot en met 2007 geldt 1999 als basisjaar voor de gewogen tariefontwikkeling van de onder a, onderdelen 1° en 2°, genoemde pakketten (1 januari 1999 = 100). Voor de jaren 2000 tot en met 2007 geldt 1999 als basisjaar voor de ontwikkeling van de loonsom, gecorrigeerd voor de arbeidsduur (1 januari 1999 = 100).

    • e. bij het bepalen van de hoogte van een tariefwijziging betrekt de houder van de concessie de ontwikkeling van de loonsom, gecorrigeerd voor de arbeidsduur, voor het gehele jaar, waarin de tariefwijziging van kracht wordt;

    • f. de houder van de concessie stelt het college ten minste één maand voor de algemene bekendmaking schriftelijk in kennis van een voorgenomen tariefwijziging;

    • g. ter zake van de in de bijlage omschreven diensten wordt bij een kennisgeving bedoeld onder f, door de externe accountant van de houder van de concessie geverifieerde, informatie verstrekt waaruit blijkt dat de wijziging in overeenstemming is met het onder c, d en e bepaalde. De houder van de concessie gaat met betrekking tot bedoelde diensten niet over tot invoering van de voorgenomen tariefwijziging indien het college hem binnen 3 weken na de ontvangst van het voornemen heeft bericht van oordeel te zijn dat de wijziging niet in overeenstemming is met het in c, d en e bepaalde, en dat binnen één maand na deze mededeling uitvoering gegeven zal worden aan artikel 15 van de wet.

§ 6. Financiële aspecten

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

  • 6.1 De kosten van het postvervoer ten aanzien van postzendingen die in hoofdzaak tekst bevatten, uitgevoerd in voor blinden bestemde tekens, zoals die naar aard en omvang op het moment van het van kracht worden van deze algemene richtlijnen worden verricht, zijn voor rekening van de houder van de concessie.

  • 6.2 De houder van de concessie stelt een financiële verantwoording voor de activiteiten ter uitvoering van het postvervoer op, die is uitgesplitst over:

    • a. activiteiten van voorbehouden postvervoer bedoeld in artikel 2a van de wet, en

    • b. overige activiteiten van postvervoer, en die is gescheiden van zijn andere activiteiten.

      Ter toetsing of aan vorenstaande richtlijn is voldaan, legt de houder van de concessie jaarlijks een verklaring van een onafhankelijke, door het college aan te wijzen, accountant voor aan het college.

  • 6.3 Ter uitvoering van onderdeel 6.2. gelden de volgende richtlijnen:

    • a. de houder van de concessie stelt een toerekeningssysteem voor kosten en opbrengsten vast, dat voldoet aan artikel 14, derde lid, van de richtlijn en dat, in overeenstemming daarmee, beantwoordt aan de beginselen van marktconformiteit, proportionaliteit en integraliteit;

    • b. het in onderdeel a bedoelde toerekeningssysteem behoeft de goedkeuring van het college, dat daaraan voorschriften kan verbinden;

    • c. de houder van de concessie legt jaarlijks aan het college een verklaring over van de in onderdeel 6.2 bedoelde accountant over de toepassing van het met goedkeuring van het college tot stand gekomen toerekeningssysteem; van vorenbedoelde verklaring doet het college mededeling in de Staatscourant.

§ 7. Informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

  • 7.1 De houder van de concessie is verplicht jaarlijks het college te rapporteren over de mate waarin is voldaan aan de wet en deze algemene richtlijnen. Daartoe wordt informatie verstrekt over:

    • a. de aard, de omvang en de kwaliteit van de dienstverlening blijkend uit:

      • 1º. een overzicht van de aantallen in het binnenland vervoerde postzendingen per soort, waarvan de omzet meer dan 5% bedraagt van de totale binnenlandse omzet in geld;

      • 2º. informatie over het vervoer van postzendingen naar en van het buitenland;

      • 3º. een overzicht van de aantallen brievenbussen;

      • 4º. een overzicht van de ontwikkeling van het aantal afgiftepunten in Nederland;

    • b. het aantal geschillen en de aard daarvan dat is voorgelegd aan de commissie als bedoeld in § 9, alsmede over de afdoening daarvan;

    • c. de gewogen tariefontwikkeling van de in 5.4, onder a, 1° en 2°, genoemde pakketten en de ontwikkeling van de loonsom, gecorrigeerd voor de arbeidsduur, bedoeld in 5.4;

    • d. de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de richtlijnen in § 3, blijkend uit:

      • 1. een opgave van het aantal gevallen waarin met machtiging van de kantonrechter te 's-Gravenhage overgegaan is tot het openen van onbestelbare postzendingen;

      • 2. informatie over de wijze waarop bij de bedrijfsvoering zorg wordt gedragen voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers van diensten;

      • 3. een overzicht van de gevallen, waarin sprake is geweest van overtreding van de bepalingen in de arbeidsovereenkomst ter zake van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers van diensten.

  • 7.2 De houder van de concessie legt desgevraagd zijn meerjarenbeleid met betrekking tot de dienstverlening ter zake van het postvervoer voor aan de Minister.

  • 7.3 De houder van de concessie geeft jaarlijks informatie aan het college over het behaalde rendement en de behaalde financiële resultaten uit het postvervoer te onderscheiden naar de categorieën van activiteiten aangegeven in onderdeel 6.2, onder a en b, zoals deze zijn opgenomen in een overzicht van de omzet en de lasten in enig jaar aan de hand waarvan het netto resultaat van de activiteiten kan worden vastgesteld. Een afschrift van de in de vorige volzin bedoelde informatie wordt door de houder van de concessie aan de minister verstrekt.

  • 7.4 De houder van de concessie is verplicht op verzoek van de Minister die financiële informatie met betrekking tot het tariefbeheersingssysteem te verstrekken die deze nodig heeft voor de evaluatie als bedoeld in artikel 5, tiende lid, van de wet.

  • 7.5 De houder van de concessie zal aan het college een verklaring van een onafhankelijke, door het college aan te wijzen, accountant voorleggen over de juistheid en volledigheid van de onder 7.1 en 7.3 genoemde op te leveren gegevens.

  • 7.6 Op basis van de rapportage als bedoeld in § 7, onderdelen 7.1 tot en met 7.5, waarbij voor de eerste maal toepassing is gegeven aan de wijzigingen die dit besluit aanbrengt in het Besluit algemene richtlijnen post, evalueert de minister de resultaten van het tariefbeheersingssysteem, bedoeld in onderdeel 5.4, en toetst deze resultaten aan de vereisten van artikel 12 van de richtlijn.

  • 7.7 1. De ingevolge onderdeel 6.2 aangewezen onafhankelijke accountant verricht de in dit besluit omschreven taken ter controle op de verplichtingen die zijn opgenomen in § 2 en § 2a.

    2. De houder van de concessie legt jaarlijks een verklaring van de in het eerste lid bedoelde accountant over de uitvoering van de verplichtingen inzake de uitvoering van het postvervoer voor aan het college.

  • 7.8 Indien de in onderdeel 6.2 bedoelde onafhankelijke accountant tevens de onafhankelijke accountant is die de in Boek 2, Titel 9, van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven accountantscontrole verricht met betrekking tot de jaarrekening en het jaarverslag van de vennootschap die de houder van de concessie is, kan het college een andere onafhankelijke accountant aanwijzen voor het verrichten van een vakgenootschappelijke toetsing van de uitvoering van de in de onderdelen 6.2, 6.3, 7.5 en 7.7 bedoelde controletaken door de in onderdeel 7.7, eerste lid, bedoelde onafhankelijke accountant.

  • 7.9 De accountants bedoeld in onderdeel 7.7 en onderdeel 7.8 zijn registeraccountant.

  • 7.10 1. De andere accountant, bedoeld in onderdeel 7.8, deelt als resultaat van zijn vakgenootschappelijke toetsing aan het college mede of de verklaringen, die de accountant, bedoeld in onderdeel 7.7, eerste lid, als resultaat van de uitvoering van de in de onderdelen 6.2, 6.3, 7.5 en 7.7 omschreven controletaken aan de houder van de concessie heeft afgegeven, op een voldoende deugdelijke grondslag berusten.

    2. Het college zendt een afschrift van de verklaring, bedoeld in het eerste lid naar de Minister, die daarvan zo nodig mededeling doet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • 7.11 Indien de in onderdeel 7.10 bedoelde mededeling van de in onderdeel 7.8 bedoelde andere accountant inhoudt dat naar zijn beoordeling de desbetreffende verklaring van de in onderdeel 7.7 bedoelde accountant niet of niet geheel op een voldoende deugdelijke grondslag berust, geeft hij in zijn mededeling aan het college de zakelijke gronden aan waarop zijn beoordeling berust, zonder dat hij daarbij melding maakt van of in bijzonderheden treedt over de inhoud van de controledossiers van de in onderdeel 7.7 bedoelde accountant, waarin hij ter uitvoering van zijn vakgenootschappelijke toetsing bedoeld in onderdeel 7.8 inzage heeft gehad.

  • 7.12 De in onderdeel 7.10 bedoelde mededeling wordt gedaan binnen zes maanden na de datum waarop een in dat onderdeel bedoelde verklaring van de in onderdeel 7.7 bedoelde accountant door de houder van de concessie aan het college ter kennis is gebracht.

§ 8. Overleg

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

  • 8.1 De houder van de concessie is verplicht het Overlegorgaan PTT in te stellen, waarbij de Raad van Bestuur van de houder van de concessie als gesprekspartner optreedt. De houder van de concessie draagt zorg voor de opstelling van een reglement, regelende doel en middelen, samenstelling, werkwijze en publiciteit. De samenstelling zal zodanig dienen te zijn dat een representatieve vertegenwoordiging wordt verkregen van gebruikers van de postale dienstverlening.

    Voorts zal een vertegenwoordiging uit de kring van regionale overlegorganen zitting krijgen. De leden worden benoemd door het Overlegorgaan. Bij de instelling van het orgaan zal benoeming van de leden geschieden door de minister. De houder van de concessie is verplicht dit overleg ten minste twee maal per jaar te voeren.

  • 8.2 In dit orgaan zullen die aangelegenheden worden besproken die betrekking hebben op de wijze van uitvoering van de bij deze concessie voorbehouden en opgedragen activiteiten voorzover deze van algemene aard en van ‘landelijke’ strekking zijn.

§ 9. Geschillen

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

Voor geschillen over de toepassing en de uitleg van de algemene voorwaarden is de houder van de concessie verplicht er voor zorg te dragen dat, ten behoeve van contractanten die uitsluitend of hoofdzakelijk anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelen, een geschillencommissie wordt ingesteld.

§ 10. Diversen

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

  • 10.1 De houder van de concessie houdt zoveel mogelijk rekening met internationale, met name Europese, standaarden, normen en afspraken, en past deze waar mogelijk toe. Ten aanzien van nieuwe internationale afspraken ter zake verschaft de houder van de concessie tijdig goede voorlichting aan gebruikers en leveranciers.

  • 10.2 De houder van de concessie is verplicht de overheid desgevraagd te ondersteunen op beleidsvoorbereidend en technisch gebied. De hiermede samenhangende kosten worden vergoed.

  • 10.3 Een wijziging van artikel 14, derde lid, de bijlage bedoeld in artikel 18, of artikel 20 van de richtlijn gaat voor de toepassing van de onderdelen 6.3, 2.20 en 2.21 van dit besluit en geldt met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

  • 10.4 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit algemene richtlijnen post.

's-Gravenhage, 16 december 1988

De

minister

voornoemd,

N. Smit-Kroes

Bijlage 1. behorende bij het Besluit algemene richtlijnen post

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

De pakketten van diensten en de rekenregels, bedoeld in onderdeel 5.4 van het Besluit algemene richtlijnen post.

1. Omschrijving van de pakketten van diensten

1.1. Het totale pakket postdiensten

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

Het totale pakket omvat de volgende twee categorieën binnenlandse postzendingen en de postbussendienstverlening:

  • a. zes soorten losse postzendingen: brieven; drukwerken/monsters/briefkaarten/drukwerkkaarten; buspakjes; belpakjes; aangetekenden; zendingen met waardeaangifte en

  • b. één soort partijenpostzending: brieven tot 100 gram en

  • c. postbussendienstverlening.

1.2. Het kleingebruikerspakket postdiensten

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

Het kleingebruikerspakket omvat het gedeelte van het totale pakket, dat afkomstig is van particuliere en klein zakelijke gebruikers, die uitsluitend tegen de algemeen geldende voorwaarden en tarieven van de post gebruik maken. Het kleingebruikerspakket omvat:

  • a. zes soorten losse postzendingen: brieven; drukwerken/monsters/briefkaarten/drukwerkkaarten; buspakjes; belpakjes; aangetekenden; zendingen met waardeaangifte en

  • b. één soort partijenpostzending: brieven tot 100 gram en

  • c. postbussendienstverlening.

2. De rekenregels

2.1. Formule

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

De formule, bedoeld in onderdeel 5.4, onder c, van het Besluit algemene richtlijnen post, luidt:

Bijlage 36543.png

waarbij voor CPBn geldt:

Bijlage 36544.png
  • ay = de ontwikkeling van de arbeidsduur in jaar y

  • ly = de ontwikkeling van de loonsom in jaar y

  • Mjtn = tariefmutatie van dienst j op enig moment t in jaar n ten opzichte van het basisjaar

  • Wj = omzetaandeel behorende bij dienst j (omzet dienst j in het basisjaar, gedeeld door totale omzet van het pakket in het basisjaar)

  • n = jaar n

  • N = het aantal in een pakket opgenomen diensten

Bij de toepassing van de formule dient het bepaalde in onderdeel 2.2 in acht te worden genomen.

2.2. Het basistarief

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

Bij de toepassing van de in onderdeel 2.1 van deze bijlage opgenomen formule wordt uitgegaan van één tarief per soort postzending binnen de losse post en partijenpost: het zogenaamde basistarief.

  • -

    Voor de losse post is het basistarief steeds het tarief voor de eerste (lichtste) gewichtstrap.

  • -

    Voor partijenpost met staffeltarief wordt het basistarief berekend aan de hand van de tarieven voor de eerste (lichtste) gewichtstrap van de verschillende tarieflijnen, waarbij een weging plaatsvindt met het omzetaandeel per tarieflijn.

  • -

    Voor post met een lineair tarief is het basistarief per tarieflijn het ongewogen gemiddelde tarief binnen de gewichtsklasse 0 tot 20 gram. Het basistarief voor diensten met een lineair tarief wordt berekend door het gewogen gemiddelde te nemen van de basistarieven van de betreffende tarieflijnen, waarbij de weging plaatsvindt met het omzetaandeel per tarieflijn.

    De berekening van het gemiddelde percentage tariefmutatie voor de hogere gewichten per soort postzending geschiedt als volgt:

  • -

    voor de losse post wordt het ongewogen gemiddelde genomen;

  • -

    voor de partijenpost met staffeltarief wordt dit percentage berekend door eerst per tarieflijn het ongewogen gemiddelde van de tariefmutaties van die tarieflijn te bepalen, waarna een weging van deze ongewogen gemiddelden plaats vindt met het omzetaandeel per tarieflijn, dat ook voor de berekening van het basistarief wordt gehanteerd;

  • -

    voor post met een lineair tarief wordt dit percentage berekend door eerst per tarieflijn het ongewogen gemiddelde van de tariefmutaties van die tarieflijn te bepalen, waarna een weging van deze ongewogen gemiddelden plaats vindt met het omzetaandeel per tarieflijn, dat ook voor de berekening van het basistarief wordt gehanteerd. De tariefmutaties worden uitgerekend voor een aantal representatieve ijkpunten, te weten 25, 35, 45, 55, 65, 75, 85 en 95 gram, die samen het lineaire tarief vormen.

    Indien het gemiddelde percentage tariefmutatie van de zwaardere gewichtstrappen hoger is dan de procentuele mutatie van het basistarief, dan wordt dit laatste percentage bij de toepassing van de formule vervangen door het betrokken percentage tariefmutatie van de zwaardere gewichtstrappen.

Bijlage 2. bij het Besluit algemene richtlijnen post, als bedoeld in 2.9, vierde lid

[Regeling vervallen per 01-04-2009]

A

Op dienstverleningspunten met een volledig assortiment worden de volgende diensten van postvervoer aangeboden:

  • Postzegelverkoop

  • Collectie:

  • postzendingen binnen- en buitenland

  • aangetekend binnenland (inclusief verzekerd vervoer, handtekening retour en waarde-aangifte)

  • aangetekend naar het buitenland (inclusief handtekening retour en waarde-aangifte)

  • braille

  • pakketten binnenland tot 10 kg

  • pakketten buitenland tot 20 kg

  • Distributie:

  • pakketten uit het binnenland tot 10 kg

  • pakketten uit het buitenland tot 20 kg

  • aangetekend uit het binnenland (inclusief verzekerd vervoer, handtekening retour en waarde-aangifte)

  • aangetekend uit het buitenland (inclusief verzekerd vervoer, handtekening retour en waarde-aangifte)

  • gerechtelijke brieven.

B

Op dienstverleningspunten met een nagenoeg volledig assortiment worden de volgende diensten van postvervoer aangeboden:

  • Postzegelverkoop

  • Collectie:

  • postzendingen binnen- en buitenland

  • aangetekend binnenland

  • braille

  • pakketten naar het binnenland tot 10 kg

  • pakketten naar het buitenland tot 2 kg

  • Distributie:

  • pakketten uit het binnenland tot 10 kg

  • pakketten uit het buitenland tot 2 kg.