Wet van 21 december 1988, inzake het achterwege laten van de herziening van het wettelijk
minimumloon, van de uitkeringen krachtens een aantal sociale zekerheidswetten en van
een aantal uitkeringen en pensioenen krachtens enige andere wetten per 1 januari 1989
en per 1 juli 1989
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, omwille van een beleid
van terugdringing van de werkloosheid en van voortzetting van het economisch herstel
- waarvoor beheersing van de collectieve uitgaven en loonmatiging noodzakelijk zijn
-, de herziening van het wettelijk minimumloon, van de uitkeringen krachtens een aantal
sociale zekerheidswetten en van een aantal uitkeringen en pensioenen krachtens enige
andere wetten per 1 januari 1989 en per 1 juli 1989 achterwege te laten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: