Stcrt. 2004, 19, datum inwerkingtreding 31-01-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.
1 Aan het eind van het kalenderjaar herrekent de inhoudingsplichtige die loon heeft
verstrekt waarop de tabel bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van toepassing is, niet
zijnde een uitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004,
de per werknemer over dat kalenderjaar verschuldigde loonbelasting en premie voor
de volksverzekeringen met inachtneming van de volgende bepalingen.
2 Bij de in het eerste lid bedoelde herrekening wordt ten aanzien van de werknemer die
de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt rekening gehouden met de algemene heffingskorting.
Bij die herrekening wordt ten aanzien van de werknemer van 65 jaar en ouder rekening
gehouden met de algemene heffingskorting en de ouderenkorting en, als deze werknemer
een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand geniet volgens de normen voor een
alleenstaande of een alleenstaande ouder, bovendien met de aanvullende ouderenkorting.
De heffingskortingen worden in aanmerking genomen naar rato van de periode waarover
in het kalenderjaar loon van de inhoudingsplichtige is genoten.
3 Het op de voet van het tweede lid bepaalde bedrag wordt verminderd met het bedrag
van de in dat lid bedoelde heffingskortingen voor zover daarmee rekening is gehouden
bij de inhouding van loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen op ander loon
over perioden in het kalenderjaar waarover een uitkering ingevolge de Wet werk en
bijstand is genoten. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt met betrekking
tot beloningen die niet kunnen worden toegerekend aan een loontijdvak waarover geen
bijstandsuitkering is genoten en waarop met toepassing van de in artikel 26 van de
wet bedoelde tabel geen inhouding van loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
plaatsvindt, geacht bij de bepaling van de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
rekening te zijn gehouden met een bedrag aan heffingskorting. De Belastingdienst verstrekt
aan de inhoudingsplichtige een rekenvoorschrift aan de hand waarvan hij het in dit
lid bedoelde bedrag aan heffingskorting kan bepalen.
4 De loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen over loon waarover premie ingevolge
de Ziekenfondswet is verschuldigd, wordt berekend over het loon in geld, nadat dit
is verminderd met de door de inhoudingsplichtige voor zijn rekening genomen loonbelasting
en premie voor de volksverzekeringen en werknemerspremie ingevolge de Ziekenfondswet
en bedraagt:
(L - H) × P - H, waarbij
L voorstelt: het loon waarover de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
wordt berekend;
H voorstelt: het bedrag aan heffingskorting bepaald op de voet van het tweede lid,
verminderd met het bedrag van de heffingskorting bepaald op de voet van het derde
lid, en
P bedraagt: voor werknemers, jonger dan 65 jaar: 56,51% en voor werknemers van 65
jaar en ouder: 19,75%.
5 De loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen over loon waarover geen premie
ingevolge de Ziekenfondswet is verschuldigd, wordt berekend over het loon in geld,
nadat dit is verminderd met de door de inhoudingsplichtige voor zijn rekening genomen
loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en bedraagt:
(L - H) × R - H, waarbij
L voorstelt: het loon waarover de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
wordt berekend, en
H voorstelt: het bedrag aan heffingskorting bepaald op de voet van het tweede lid,
verminderd met het bedrag van de heffingskorting bepaald op de voet van het derde
lid en verminderd met het bedrag aan heffingskorting waarmee rekening is gehouden
bij de toepassing van het vierde lid, en
R bedraagt: voor werknemers, jonger dan 65 jaar: 50,15% en voor werknemers van 65
jaar en ouder: 18,34%.
6 Voor de toepassing van het tweede, vierde en vijfde lid wordt de werknemer die in
het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, geacht die leeftijd te hebben
bereikt op de eerste dag van de kalendermaand waarin hij die leeftijd werkelijk heeft
bereikt.
7 De op de voet van de vorige leden herrekende loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
wordt verminderd met de over de in het kalenderjaar verstreken loontijdvakken reeds
ingehouden belasting en premie.
8 De op de voet van het zevende lid bepaalde belasting en premie is verschuldigd over
de maand december van het kalenderjaar.
Stcrt. 2004, 121, datum inwerkingtreding 01-07-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.
1 Aan het eind van het kalenderjaar herrekent de inhoudingsplichtige die loon heeft
verstrekt waarop de tabel bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van toepassing is, niet
zijnde een uitkering op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004,
de per werknemer over dat kalenderjaar verschuldigde loonbelasting en premie voor
de volksverzekeringen met inachtneming van de volgende bepalingen.
2 Bij de in het eerste lid bedoelde herrekening wordt ten aanzien van de werknemer die
de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt rekening gehouden met de algemene heffingskorting.
Bij die herrekening wordt ten aanzien van de werknemer van 65 jaar en ouder rekening
gehouden met de algemene heffingskorting en de ouderenkorting en, als deze werknemer
een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand geniet volgens de normen voor een
alleenstaande of een alleenstaande ouder, bovendien met de aanvullende ouderenkorting.
De heffingskortingen worden in aanmerking genomen naar rato van de periode waarover
in het kalenderjaar loon van de inhoudingsplichtige is genoten.
3 Het op de voet van het tweede lid bepaalde bedrag wordt verminderd met het bedrag
van de in dat lid bedoelde heffingskortingen voor zover daarmee rekening is gehouden
bij de inhouding van loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen op ander loon
over perioden in het kalenderjaar waarover een uitkering ingevolge de Wet werk en
bijstand is genoten. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt met betrekking
tot beloningen die niet kunnen worden toegerekend aan een loontijdvak waarover geen
bijstandsuitkering is genoten en waarop met toepassing van de in artikel 26 van de
wet bedoelde tabel geen inhouding van loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
plaatsvindt, geacht bij de bepaling van de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
rekening te zijn gehouden met een bedrag aan heffingskorting. De Belastingdienst verstrekt
aan de inhoudingsplichtige een rekenvoorschrift aan de hand waarvan hij het in dit
lid bedoelde bedrag aan heffingskorting kan bepalen.
4 De loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen over loon waarover premie ingevolge
de Ziekenfondswet is verschuldigd, wordt berekend over het loon in geld, nadat dit
is verminderd met de door de inhoudingsplichtige voor zijn rekening genomen loonbelasting
en premie voor de volksverzekeringen en werknemerspremie ingevolge de Ziekenfondswet
en bedraagt:
(L - H) × P - H, waarbij
L voorstelt: het loon waarover de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
wordt berekend;
H voorstelt: het bedrag aan heffingskorting bepaald op de voet van het tweede lid,
verminderd met het bedrag van de heffingskorting bepaald op de voet van het derde
lid, en
P bedraagt: voor werknemers, jonger dan 65 jaar: 56,91% en voor werknemers van 65
jaar en ouder: 19,97%.
5 De loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen over loon waarover geen premie
ingevolge de Ziekenfondswet is verschuldigd, wordt berekend over het loon in geld,
nadat dit is verminderd met de door de inhoudingsplichtige voor zijn rekening genomen
loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en bedraagt:
(L - H) × R - H, waarbij
L voorstelt: het loon waarover de loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
wordt berekend, en
H voorstelt: het bedrag aan heffingskorting bepaald op de voet van het tweede lid,
verminderd met het bedrag van de heffingskorting bepaald op de voet van het derde
lid en verminderd met het bedrag aan heffingskorting waarmee rekening is gehouden
bij de toepassing van het vierde lid, en
R bedraagt: voor werknemers, jonger dan 65 jaar: 50,49% en voor werknemers van 65
jaar en ouder: 18,55%.
6 Voor de toepassing van het tweede, vierde en vijfde lid wordt de werknemer die in
het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, geacht die leeftijd te hebben
bereikt op de eerste dag van de kalendermaand waarin hij die leeftijd werkelijk heeft
bereikt.
7 De op de voet van de vorige leden herrekende loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
wordt verminderd met de over de in het kalenderjaar verstreken loontijdvakken reeds
ingehouden belasting en premie.
8 De op de voet van het zevende lid bepaalde belasting en premie is verschuldigd over
de maand december van het kalenderjaar.