Kortingsbesluit WIV

Geraadpleegd op 24-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2010 en zichtdatum 23-12-2024.
Geldend van 23-12-2009 t/m 31-12-2010

Besluit van 23 januari 1989, houdende regels betreffende de met het buitengewoon pensioen te verrekenen inkomsten, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 12 juli 1988, DVV/WJZ/U-11958;

Gelet op artikel 16, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Stb. 1986, 360);

Gehoord de Buitengewone Pensioenraad, de Commissie Indisch Verzet en de Stichting Pelita;

De Raad van State gehoord (advies van 17 november 1988, nr. W13.88.0387);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 6 januari 1989, Directie Verzetsdeelnemers en Vervolgden, nr. DVV/WJZ/U-12868 I;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Artikel 2

  • 3 Indien inkomen wordt verkregen uit hoofde van de sociale zekerheidswetgeving, kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (Stb. 1990, 128) daaronder niet begrepen, wordt voor de verrekening van dat inkomensbestanddeel met het buitengewoon pensioen in aanmerking genomen de uitkering met inbegrip van de daarover door de gepensioneerde verschuldigde premies, welke uit hoofde van de sociale zekerheidswetgeving worden geheven, dan wel de daarmede overeenkomende bijdrage, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder f, ten tweede, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Stb. 1990, 104).

  • 4 Indien inkomen in verband met arbeid in beroep of bedrijf wordt genoten, wordt voor de verrekening van dat inkomensbestanddeel met het buitengewoon pensioen het totale bedrag in aanmerking genomen of, voor zover het pensioenen of wachtgelden betreft, welke krachtens een van overheidswege vastgesteld voorschrift in verband met het genot van inkomsten aan vermindering onderworpen zijn, het uit dien hoofde verminderde bedrag.

Artikel 3

  • 1 Inkomsten uit vermogen, daaronder mede begrepen de belastbare inkomsten uit eigen woning in de zin van de Wet IB 2001, worden met het buitengewoon pensioen verrekend.

  • 2 Indien de gepensioneerde gehuwd is en niet duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot leeft, worden inkomsten uit vermogen gesteld op 50% van de door beide echtgenoten genoten inkomsten uit vermogen.

  • 3 Indien het bedrag van de inkomsten uit vermogen, bedoeld in het eerste en tweede lid, negatief is, wordt daarmede geen rekening gehouden.

Artikel 4

Indien een ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet wordt genoten, wordt voor de verrekening van dat inkomensbestanddeel met het buitengewoon pensioen in aanmerking genomen:

  • a. indien de gepensioneerde gehuwd is en de echtgenoot eveneens recht heeft op een ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet, het bruto-ouderdomspensioen krachtens die wet, van de gepensioneerde en zijn echtgenoot;

  • b. indien de gepensioneerde gehuwd is en niet behoort tot de categorie, bedoeld onder a, het bruto-ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de toeslag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet;

  • c. indien de gepensioneerde gehuwd is en de echtgenoot eveneens een gepensioneerde is, in afwijking van het onder a en b bepaalde, het bruto-ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet, voor zover dat niet meer bedraagt dan tweemaal het bedrag van het bruto-ouderdomspensioen van de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, van die wet;

  • d. indien de gepensioneerde ongehuwd is en een kind heeft, jonger dan 18 jaar, dat niet als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort en voor wie hij op grond van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt of zou ontvangen, het bruto-ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet;

  • e. indien de gepensioneerde ongehuwd is en niet behoort tot de categorie, bedoeld onder d, het bruto-ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet.

Artikel 5

Voor de verrekening met het buitengewoon pensioen worden niet in aanmerking genomen:

Artikel 6

Ten aanzien van in het buitenland verworven inkomensbestanddelen vergelijkbaar met de in dit besluit genoemde inkomensbestanddelen vindt dit besluit overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

Indien een gepensioneerde inkomsten geniet of gaat genieten, die ingevolge dit besluit voor verrekening met het buitengewoon pensioen in aanmerking komen, doet hij terstond mededeling aan de Raad van de aard van die inkomsten en het daarmede gemoeide bedrag.

Artikel 9

Met de controle op de in de artikelen 16 en 23 van de wet bedoelde inkomsten zijn in het bijzonder belast de inspecteurs der belastingen. Zij ontvangen van de Raad opgave van de gepensioneerden die in hun ambtsgebied woonachtig zijn en handelen overigens naar de door Onze Minister van Financiën te geven aanwijzingen.

Artikel 13

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt met uitzondering van de artikelen 1, tweede lid, en 4 terug tot en met 1 januari 1983.

  • 3 Artikel 4 werkt terug tot en met 1 april 1988.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 23 januari 1989

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

L. C. Brinkman

Uitgegeven de drieëntwintigste maart 1989

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes