Besluit organisch-halogeengehalte van brandstoffen

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012 en zichtdatum 01-01-2012.
Geldend van 01-10-2010 t/m 28-02-2014

Besluit van 1 maart 1989, tot vaststelling van het ten hoogste toelaatbaar organisch-halogeengehalte van brandstoffen of grondstoffen van brandstoffen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 26 oktober 1988, nr. MJZ 2608011, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Overwegende dat het teneinde ongewenste effecten van polychloorbifenylen en andere organische halogeenverbindingen op mens en milieu te voorkomen en teneinde uitvoering te geven aan de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1986 tot wijziging van Richtlijn 75/439/EEG inzake de verwijdering van afgewerkte olie (PbEG 1987, L 42), en aan de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 (PbEG 1976, L 262) betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde stoffen en preparaten, zoals gewijzigd bij de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 oktober 1985 (PbEG 1985, L 269), wenselijk is regels te stellen ten aanzien van het gehalte aan die stoffen in brandstoffen en grondstoffen voor brandstoffen;

Gelet op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1985, 639);

De Raad van State gehoord (advies van 21 december 1988, nr. W08.88.0621);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21-2-1989, nr. MJZ 2129035, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. brandstoffen: stoffen of preparaten, dienende voor verbranding;

  • b. gehalte aan polychloorbifenylen: gehalte aan de afzonderlijke polychloorbifenyl-congeneren 28, 52, 101, 118, 138, 153 of 180;

  • c. gehalte aan organische halogeenverbindingen: gehalte aan organische halogeenverbindingen, berekend als chloor.

Artikel 2

  • 1 Het is verboden brandstoffen toe te passen

    • a. met een gehalte aan polychloorbifenylen van meer dan 0,5 mg/kg per congeneer, of

    • b. met een gehalte aan organische halogeenverbindingen van meer dan 50 mg/kg.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder b, mogen vliegtuigbenzines worden toegepast met een gehalte aan organische halogeenverbindingen van meer dan 50 mg/kg, maar niet meer dan 500 mg/kg.

  • 3 Het is verboden organische halogeenverbindingen, of preparaten waarin een van de in het eerste of tweede lid genoemde gehalten wordt overschreden, ten behoeve van de vervaardiging van brandstoffen aan te wenden. Onder het ten behoeve van de vervaardiging van brandstoffen aanwenden van de bedoelde stoffen of preparaten wordt mede begrepen het mengen van deze stoffen of preparaten in brandstoffen.

  • 4 Het is voorts verboden organische halogeenverbindingen, of preparaten waarin een van de in het eerste of tweede lid genoemde gehalten wordt overschreden, als brandstof of ten behoeve van de vervaardiging van brandstoffen in te voeren in Nederland, te bewaren, voorhanden te hebben, ten verkoop aan te bieden, ten verkoop in voorraad te hebben, te verkopen of zich ervan te ontdoen door afgifte.

Artikel 3

  • 1 De in artikel 2 gestelde verboden gelden niet voor zover het betreft:

    • a. de toepassing, het bewaren of het voorhanden hebben in of het zich ontdoen door afgifte vanuit particuliere huishoudens;

    • b. het invoeren, voorhanden hebben of bewaren van organische halogeenverbindingen of preparaten welke direct na invoer in Nederland zijn of worden opgeslagen in een inrichting voor douane-opslag of een douane-entrepot en waarvan uit begeleidende documenten blijkt dat zij zonder enigerlei vorm van bewerking zullen worden doorgevoerd naar een bestemming buiten Nederland, en waarvan tevens aangetoond wordt dat zij tijdens het vervoer naar die bestemming niet als brandstof ingezet zullen worden;

    • c. preparaten op basis van tetraethyllood of tetramethyllood, bestemd voor de aanwending als anti-klopmiddel en als zodanig aanwezig in lichte olie als bedoeld in de Wet op de accijns van minerale oliën (Stb. 1964, 207);

    • d. brandstoffen, aanwezig in de brandstoffentank van een vaartuig, voertuig of luchtvaartuig dat binnen Nederlands grondgebied wordt gebracht.

  • 2 De in artikel 2 gestelde verboden gelden voorts niet voor zover:

    • a. de in artikel 2 genoemde handelingen worden verricht in overeenstemming met een vergunning of ontheffing, verleend krachtens de artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 10.54 juncto 10.63, derde lid, van de Wet milieubeheer of artikel 3, eerste lid, van de Wet verontreiniging zeewater, waarbij uitdrukkelijk de bevoegdheid is verleend handelingen te verrichten ten aanzien van gevaarlijke afvalstoffen, waarin zich polychloorbifenylen of andere organische halogeenverbindingen bevinden;

    • b. het betreft het zich ontdoen door afgifte aan of het bewaren of voorhanden hebben met het oog op het zich ontdoen door afgifte aan een persoon als bedoeld onder a. Dit moet blijken uit een schriftelijke overeenkomst met deze persoon;

    • c. het betreft het zich ontdoen door afgifte aan of het bewaren of voorhanden hebben met het oog op het zich ontdoen door afgifte aan een in een ander land dan Nederland gevestigd persoon, met wie schriftelijk is overeengekomen dat deze de organische halogeenverbindingen of preparaten daarheen brengt;

    • d. het betreft invoer en met een persoon als bedoeld onder a schriftelijk is overeengekomen dat deze de organische halogeenverbindingen of preparaten in ontvangst zal nemen.

Artikel 4

Onze Minister stelt regels omtrent de methoden volgens welke het gehalte aan polychloorbifenylen of het gehalte aan andere organische halogeenverbindingen in brandstoffen of grondstoffen voor brandstoffen wordt vastgesteld.

Artikel 5

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de eenendertigste dag na de datum van de uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2 Het kan worden aangehaald als Besluit organisch-halogeengehalte van brandstoffen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 1 maart 1989

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. H. T. M. Nijpels

Uitgegeven de dertigste maart 1989

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes