Warenwetregeling Monsterneming
De staatsecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, in overeenstemming met
de staatssecretaris van Economische Zaken, A. J. Evenhuis, en de minister van Landbouw
en Visserij,
Overwegende, dat uit oogpunt van rechtszekerheid, regels met betrekking tot het nemen
van monsters van waren ten behoeve van de uitvoering van het toezicht gewenst zijn;
Overwegende, dat tevens uitvoering moet worden gegeven aan de Richtlijn van de Commissie
tot vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle
op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit (79/700/EEG) (PbEG
L 207);
Overwegende, dat tevens uitvoering moet worden gegeven aan bepalingen in de Richtlijn
van de Raad betreffende het gebruik van bepaalde conserveermiddelen voor de oppervlaktebehandeling
van citrusvruchten alsmede betreffende de controlemaatregelen voor de opsporing en
de kwantitatieve bepaling van conserveermiddelen in en op citrusvruchten (67/427/EEG)
(PbEG, nr. 148), voor zover het betreft de in dat verband voorgeschreven monsterneming;
Overwegende, dat de Nederlandse regelgeving die uitvoering gaf aan vorengenoemde richtlijnen
inmiddels van rechtswege is komen te vervallen vanwege de inwerkingstelling van de
Wijzigingswet 1988 Warenwet;
Overwegende, dat uitvoering moet worden gegeven aan de Eerste Richtlijn van de Commissie
van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van communautaire methoden voor chemisch
onderzoek met het oog op de controle op verduurzaamde melkprodukten (897/524/EEG)
(PbEG L 306);
Gelet op artikel 26, derde lid, van de Warenwet (Stb. 1988, 360);