Kadasterwet

Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2009 en zichtdatum 19-12-2024.
Geldend van 13-06-2008 t/m 30-06-2009

Wet van 3 mei 1989, houdende regelen met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen, alsmede met betrekking tot het kadaster

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter uitvoering van artikel 3.1.2.1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, nieuwe regelen vast te stellen met betrekking tot de openbare registers voor registergoederen, alsmede met betrekking tot het kadaster (Kadasterwet);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    ambtenaar: ambtenaar van de Dienst;

    authentiek gegeven: in een basisregistratie opgenomen gegeven dat bij wettelijk voorschrift als authentiek is aangemerkt;

    basisregistratie: verzameling gegevens, waarvan bij wet is bepaald dat deze een basisregistratie vormt;

    bewaarder: bewaarder als bedoeld in artikel 6;

    brondocument:

    • 1°. in de openbare registers ingeschreven of anderszins door de Dienst gehouden document, of

    • 2°. besluit of gewaarmerkt afschrift daarvan;

    catalogus basisregistratie topografie: catalogus basisregistratie topografie als bedoeld in artikel 98a, derde lid;

    Dienst: Dienst voor het kadaster en de openbare registers als bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;

    geografisch gegeven:

    • 1°. in artikel 98a, tweede lid, genoemd geografisch object;

    • 2°. identificerend objectnummer als bedoeld in artikel 98a, derde lid, of een ander in de catalogus basisregistratie topografie daarmee gelijkgesteld identificerend kenmerk, dat aan het betreffende geografisch object wordt toegekend, of

    • 3°. ander kenmerk als bedoeld in artikel 98a, derde lid, dat in de catalogus basisregistratie topografie wordt genoemd;

    kadastrale grens: op basis van inlichtingen van belanghebbenden en met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in artikel 50, door de Dienst vastgestelde grens tussen percelen;

    kadastrale grootte: indicatieve omvang van een perceel, berekend door de Dienst;

    kadastrale kaart: kadastrale kaart als bedoeld in artikel 48, derde lid;

    Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    openbare registers: openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek juncto artikel 8, eerste lid;

    perceel: kadastraal geïdentificeerd en met kadastrale grenzen begrensd deel van het Nederlands grondgebied;

    registratie: registratie of basisregistratie.

Artikel 1a

  • 1 Er is een basisregistratie kadaster, bestaande uit administratieve gegevens met betrekking tot onroerende zaken en de landelijke kadastrale kaart.

  • 2 Er is voorts een basisregistratie topografie, bestaande uit:

    • a. een landsdekkend topografisch bestand op een schaalniveau van 1:10 000, en

    • b. [Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden.]

Artikel 2

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de wijze van kadastrale aanduiding van onroerende zaken en appartementsrechten.

Artikel 2a

De Dienst heeft, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, als doeleinden:

  • a. de bevordering van de rechtszekerheid ten aanzien van registergoederen:

    • 1°. in het rechtsverkeer;

    • 2°. in het economisch verkeer;

    • 3°. in het bestuurlijk verkeer tussen burgers en bestuursorganen;

  • b. de bevordering van een doelmatige geo-informatie-infrastructuur;

  • c. een doelmatige informatievoorziening van de overheid ten behoeve van de goede vervulling van publiekrechtelijke taken en de nakoming van wettelijke verplichtingen door bestuursorganen, en

  • d. ondersteuning en bevordering van de economische activiteiten.

Artikel 3

  • 1 De Dienst heeft, onverminderd het bepaalde in andere wettelijke voorschriften, tot taak:

    • a. het houden van de openbare registers;

    • b. het houden en bijwerken van de basisregistratie kadaster;

    • c. het instandhouden van een net van coördinaatpunten;

    • d. het houden en bijwerken van een registratie voor schepen;

    • e. het houden en bijwerken van een registratie voor luchtvaartuigen;

    • f. het uniform, consistent en landsdekkend verzamelen, geometrisch vastleggen, beheren en cartografisch weergeven van geografische gegevens alsmede het houden en bijwerken van de basisregistratie topografie;

    • g. het in opdracht van Onze Minister van Defensie vervaardigen, verzamelen en bijwerken van geografische gegevens ten behoeve van de krijgsmacht, het uniform en consistent overeenkomstig diens opdracht cartografisch weergeven van die gegevens en het aan Onze Minister van Defensie verstrekken van inlichtingen omtrent die gegevens;

    • h. het bevorderen van de kenbaarheid van de ligging van ondergrondse kabels en leidingen;

    • i. het beheren van de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, en het verlenen van inzage in de gegevens uit die voorziening;

    • j. het verstrekken van inlichtingen omtrent gegevens die de Dienst heeft gekregen in het kader van de uitvoering van de taken, bedoeld in de onderdelen a tot en met f;

    • k. het bevorderen van de toegankelijkheid en de uitwisselbaarheid van gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f;

    • l. het vervaardigen en verstrekken van informatie door verwerking van gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f, voorzover het vervaardigen en verstrekken van die informatie niet onverenigbaar zijn met de doeleinden, genoemd in artikel 2a, en

    • m. het in opdracht van een of meer van Onze Ministers verrichten van werkzaamheden of het aan een of meer van Onze Ministers verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in de onderdelen a tot en met f ter nakoming van op Nederland rustende internationale verplichtingen uit verdragen en overeenkomsten of daarop gebaseerde besluiten overeenkomstig die verdragen, overeenkomsten of besluiten.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan de Dienst andere taken dan genoemd in het eerste lid worden opgedragen of marktactiviteiten worden toegestaan, voorzover die taken en marktactiviteiten verband houden met de taken, genoemd in het eerste lid, en niet onverenigbaar zijn met de doeleinden, genoemd in artikel 2a. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat Onze Minister nadere regels kan stellen met betrekking tot de uitvoering van de bij die maatregel opgedragen taken of toegestane marktactiviteiten.

Artikel 3a

  • 2 De Dienst verwerkt geen persoonsgegevens in verband met de totstandbrenging of de instandhouding van een directe relatie tussen de Dienst of een derde en de betrokkene met het oog op werving voor commerciële of charitatieve doelen.

Artikel 3d

  • 1 Ter waarborging van de kwaliteit van de verwerking van gegevens die de Dienst heeft verkregen in het kader van de vervulling van de hem opgedragen taken, legt het bestuur van de Dienst passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer om die gegevens te beveiligen tegen verlies, aantasting en onbevoegde wijziging, kennisneming of verstrekking, onverminderd het bepaalde daaromtrent bij of krachtens deze wet en de Wet bescherming persoonsgegevens. Bij het nemen van de maatregelen, bedoeld in de eerste zin, houdt het bestuur van de Dienst rekening met de stand van de techniek, de kosten van tenuitvoerlegging en de desbetreffende risico’s.

  • 2 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten ten minste:

    • a. maatregelen met betrekking tot personen die in dienst zijn van of werkzaam zijn voor de Dienst, voorzover betrokken bij de verwerking van de te beveiligen gegevens;

    • b. maatregelen met betrekking tot de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de te beveiligen gegevens zijn opgeslagen door de Dienst;

    • c. maatregelen met betrekking tot een deugdelijke werking en beveiliging van de apparatuur en programmatuur die bij het verwerken van de te beveiligen gegevens worden ingezet;

    • d. maatregelen met betrekking tot het beheer van de te beveiligen gegevens, waaronder mede verstaan die welke strekken tot het waarborgen dat de te beveiligen gegevens zijn opgeslagen op gegevensdragers met een voldoende kwaliteit en levensduur;

    • e. maatregelen met betrekking tot de gevallen waarin onbevoegd is kennisgenomen van de te beveiligen gegevens of die onbevoegd zijn gewijzigd of verstrekt, en

    • f. maatregelen met betrekking tot calamiteiten.

  • 3 Indien de Dienst gegevens te zijnen behoeve laat verwerken door een persoon die niet rechtstreeks aan zijn gezag is onderworpen, draagt het bestuur van de Dienst er zorg voor dat, onverminderd het bepaalde daaromtrent bij of krachtens de Wet bescherming persoonsgegevens, die bewerker voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de te verrichten verwerkingen. Het bestuur van de Dienst ziet toe op en draagt zorg voor de naleving van die maatregelen door die bewerker.

  • 4 Het bestuur van de Dienst draagt er zorg voor dat eenmaal per jaar door een of meer deskundigen de toereikendheid van de genomen en ten uitvoer gelegde beveiligingsmaatregelen, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt gecontroleerd, daaronder mede verstaan de toereikendheid van het toezicht op de naleving en effectuering van die maatregelen. Een deskundige als bedoeld in de eerste zin is niet betrokken of betrokken geweest bij de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van de beveiligingsmaatregelen.

Artikel 4

Het bestuur van de Dienst bepaalt:

  • a. op welke plaatsen de Dienst kantoor houdt;

  • b. op welke plaatsen en gedurende welke tijden stukken ter inschrijving in de openbare registers kunnen worden aangeboden, en

  • c. op welke plaatsen en gedurende welke tijden loket wordt gehouden voor het publiek.

Artikel 6

  • 1 Onder de benaming van bewaarder van het kadaster en de openbare registers worden door het bestuur van de Dienst ten minste twee bewaarders benoemd.

  • 2 Tot bewaarder kunnen uitsluitend worden benoemd zij die:

    • a. op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit of de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren, hebben verkregen;

    • b. een door het bestuur van de Dienst voldoende verklaarde opleiding van gelijkwaardige aard hebben, of

    • c. in het bezit zijn van een ten aanzien van het beroep van bewaarder verleende erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten, bedoeld in onderdeel a.

  • 3 Bij afwezigheid, belet, ontstentenis of schorsing van een bewaarder wordt hij vervangen door een of meer van de andere bewaarders door het bestuur van de Dienst aan te wijzen op een daarbij door dat bestuur te bepalen wijze.

  • 4 Het bestuur van de Dienst kan een of meer personen behorend tot het personeel van de Dienst belasten met de waarneming van het ambt van bewaarder.

Artikel 7

  • 1 De bewaarder is, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, belast met:

    • a. het verrichten van inschrijvingen in de openbare registers en het stellen van aantekeningen in die registers, en

    • b. het bijwerken van de basisregistratie kadaster, de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen.

  • 2 De bewaarder kan met betrekking tot een of meer van zijn bevoegdheden die hem zijn toegekend bij of krachtens deze of een andere wet, mandaat of machtiging verlenen aan een of meer personen behorend tot het personeel van de Dienst. Verlening van mandaat of machtiging behoeft de instemming van het bestuur van de Dienst, voorzover het mandaat of de machtiging wordt verleend aan personeel van de Dienst dat niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de bewaarder.

  • 3 Het bestuur van de Dienst wijst een bewaarder aan als hoofdbewaarder belast met de verdeling van de werkzaamheden tussen hem en de andere bewaarder of bewaarders, indien er meer dan twee bewaarders zijn benoemd. Het bestuur van de Dienst kan richtlijnen en aanwijzingen geven aan de hoofdbewaarder met betrekking tot de verdeling, bedoeld in de eerste zin.

  • 4 Het bestuur van de Dienst kan richtlijnen en aanwijzingen geven aan de bewaarder met betrekking tot:

    • a. het verrichten van werkzaamheden en het uitoefenen van bevoegdheden die hem zijn opgedragen onderscheidenlijk toegekend bij of krachtens deze of een andere wet, en

    • b. de toepassing van het tweede lid, eerste zin.

Artikel 7a

  • 1 Personen die door de Dienst, het bestuur van de Dienst of een daartoe op grond van een wettelijk voorschrift bevoegde functionaris van de Dienst zijn belast met aan de uitvoering van de aan de Dienst opgedragen taken verbonden werkzaamheden, zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur en andere hulpmiddelen, elke plaats te betreden, onverminderd artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden, en daar een waarneming, meting of graving te verrichten en daarop of daarin een teken te stellen, voorzover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van hun taak ter uitvoering van aan de Dienst opgedragen taken.

  • 2 De eigenaar, de beperkt gerechtigde en de gebruiker van een registergoed zijn verplicht aan een persoon als bedoeld in het eerste lid binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, met dien verstande dat de toegang slechts wordt verleend tussen acht uur 's morgens en zes uur 's avonds en dat die niet behoeft te worden verleend op zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen.

  • 3 De eigenaar, de beperkt gerechtigde en de gebruiker van een gebouw en grond zijn verplicht te gedogen dat daarop of daarin een teken wordt gesteld ter uitvoering van aan de Dienst opgedragen taken. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op het aanbrengen van een brandmerk op een schip als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel c.

  • 4 Indien de toegang wordt geweigerd, verschaffen de personen, bedoeld in het eerste lid, zich zo nodig toegang met behulp van de sterke arm. Indien het verrichten van de handelingen, bedoeld in het eerste lid, niet wordt toegestaan of de medewerking, bedoeld in het tweede lid, niet wordt verleend, zijn de personen, bedoeld in het eerste lid, bevoegd het verrichten van de handelingen, bedoeld in het eerste lid, zo nodig met behulp van de sterke arm mogelijk te maken.

  • 5 De schade die uit de toepassing van het eerste of derde lid voortvloeit, wordt door de Dienst vergoed. Het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend bij het bestuur van de Dienst. De vordering tot schadevergoeding staat ter kennisneming van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van vestiging van de Dienst is gelegen. Tegen de uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 7b

  • 1 Een persoon als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, draagt bij het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door het bestuur van de Dienst, en toont zijn legitimatiebewijs desgevraagd terstond.

  • 2 Het legitimatiebewijs bevat een foto van de betrokken persoon en vermeldt in elk geval zijn naam en hoedanigheid.

  • 3 Het model van het legitimatiebewijs wordt vastgesteld bij regeling van het bestuur van de Dienst.

Artikel 7c

De artikelen 2:13 tot en met 2:17 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op het elektronische berichtenverkeer verbonden aan het houden van de openbare registers en het verstrekken van inlichtingen daaruit, tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald.

Artikel 7d

  • 2 Het bestuur van de Dienst kan de ingevolge het eerste lid aan hem toekomende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen door het vaststellen van regelingen.

Artikel 7e

  • 2 Een certificaat waarop een in deze wet voorgeschreven elektronische handtekening is gebaseerd, bevat geen pseudoniem.

Hoofdstuk 1a. Bepalingen omtrent authentieke gegevens en de inhoud en inrichting van registraties

Titel 1. Authentieke gegevens

Artikel 7f

  • 1 De basisregistraties kadaster en topografie bevatten authentieke gegevens krachtens een wet.

Artikel 7g

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in de basisregistratie kadaster of basisregistratie topografie een ander bij die maatregel als authentiek aan te wijzen gegeven wordt opgenomen dan de gegevens, bedoeld in artikel 7f, tweede of derde lid, indien:

    • a. de kenbaarheid van het betreffende gegeven van belang blijkt voor de uitoefening van een publiekrechtelijke taak door bestuursorganen, en

    • b. er geen gewichtige redenen zijn die zich daartegen verzetten.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een daarbij aangewezen authentiek gegeven uit een andere basisregistratie dan bedoeld in artikel 1a, of een ander gegeven dan een authentiek gegeven, wordt opgenomen, respectievelijk wordt toegevoegd aan de in een registratie opgenomen gegevens, bedoeld in artikel 48, 85, 92 of 98a, indien:

    • a. de kenbaarheid van het gegeven van belang blijkt voor het rechtsverkeer of economisch verkeer, en

    • b. er geen gewichtige redenen zijn die zich daartegen verzetten.

  • 3 Indien een authentiek gegeven of deel daarvan als bedoeld in artikel 7f, tweede of derde lid, of een gegeven als bedoeld in artikel 48, 85, 92 of 98a, krachtens een wet tot instelling van een andere basisregistratie dan de basisregistratie kadaster of topografie als authentiek wordt aangemerkt, geldt dat gegeven daarna als een uit die andere basisregistratie overgenomen authentiek gegeven.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de door de Dienst in acht te nemen norm met betrekking tot de actualiteit van een uit een andere basisregistratie over te nemen authentiek gegeven.

  • 5 In geval van spoed kan in afwijking van het eerste of tweede lid, voor de gevallen, bedoeld in die leden, bij regeling van Onze Minister een bij die regeling aan te wijzen gegeven in een registratie worden opgenomen.

  • 6 Na de plaatsing in het Staatsblad of de Staatscourant van een krachtens het eerste of tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur respectievelijk van een krachtens het vijfde lid vastgestelde ministeriële regeling wordt een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp zo spoedig mogelijk bij de Staten-Generaal ingediend. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur of de ministeriële regeling onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van bestuur of de ministeriële regeling ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

Artikel 7h

  • 1 In de basisregistratie kadaster wordt een authentiek gegeven als bedoeld in artikel 7f, tweede lid, en 7g, eerste lid, door middel van een kenmerk onderscheiden van in die basisregistratie opgenomen andere dan authentieke gegevens.

  • 2 In een registratie wordt een authentiek gegeven dat is overgenomen uit een andere basisregistratie dan bedoeld in artikel 1a, door middel van een kenmerk onderscheiden van gegevens die authentiek zijn ingevolge deze wet.

Artikel 7i

  • 1 Het bestuur van de Dienst stelt regels voor de inrichting en het houden van een registratie.

  • 2 Het bestuur van de Dienst kan voorts regels stellen omtrent de wijze van weergave van de in een registratie opgenomen gegevens.

Artikel 7j

  • 1 Het bestuur van de Dienst draagt er zorg voor dat de weergave van een krachtens deze wet in de basisregistratie kadaster opgenomen authentiek gegeven overeenstemt met dat gegeven, als opgenomen in het betreffende brondocument of, ingeval een vorenbedoeld authentiek gegeven wordt afgeleid uit een brondocument, dat dat authentieke gegeven juist en volledig daaruit is afgeleid.

  • 2 Het bestuur van de Dienst draagt er voorts zorg voor dat:

    • a. een in de basisregistratie topografie opgenomen geografisch object als bedoeld in artikel 98a, tweede lid, in overeenstemming is met:

      • 1°. de fysieke werkelijkheid ten tijde van de laatste bijhouding van het geografisch gebied waarin dat geografisch object is gelegen, en

      • 2°. de actuele fysieke werkelijkheid, voorzover er zich een aanmerkelijke verandering voordoet of heeft voorgedaan ten opzichte van de laatste bijhouding van het betreffende geografisch gebied;

    • b. een in de basisregistratie topografie opgenomen geografisch gegeven voldoet aan de kwaliteitseisen, gesteld in de catalogus basisregistratie topografie, en

    • c. een koppeling mogelijk wordt gemaakt tussen de basisregistratie topografie en een andere basisregistratie voor wat betreft een authentiek gegeven dat uit die andere basisregistratie is overgenomen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3 Voorzover in een registratie een authentiek gegeven uit een andere basisregistratie dan bedoeld in artikel 1a is overgenomen, draagt het bestuur van de Dienst er zorg voor dat:

    • a. de weergave van dat authentieke gegeven in die registratie overeenstemt met dat gegeven, als opgenomen in die andere basisregistratie, tenzij dat verschil in weergave wordt veroorzaakt door een norm als bedoeld in artikel 7g, vierde lid, en

    • b. de actualiteit van dat authentieke gegeven voldoet aan een zodanige norm.

Titel 2. Gebruik en verstrekking van authentieke gegevens

Artikel 7k

  • 1 Indien een bestuursorgaan bij de vervulling van zijn publiekrechtelijke taak een gegeven nodig heeft dat krachtens deze wet als authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster of topografie beschikbaar is, gebruikt het dat authentieke gegeven.

  • 2 Een bestuursorgaan kan een ander gegeven gebruiken dan een krachtens deze wet beschikbaar authentiek gegeven, indien:

    • a. bij het betreffende authentieke gegeven de aantekening «in onderzoek» is geplaatst;

    • b. het een melding heeft gedaan overeenkomstig artikel 7n, eerste lid, 7o, eerste lid, of 7p, eerste lid;

    • c. het door toepassing van het eerste lid zijn publiekrechtelijke taak niet naar behoren kan vervullen, of

    • d. bij wettelijk voorschrift anders is bepaald dan in het eerste lid.

  • 3 Voorzover bij de uitoefening van een publiekrechtelijke taak gebruik wordt gemaakt van een topografische ondergrond, is een bestuursorgaan niet gehouden toepassing te geven aan het eerste lid, ingeval de uitoefening van die taak is gediend met gebruikmaking van een topografische ondergrond met een schaalniveau groter dan 1:10 000.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kunnen bestuursorganen van gemeenten die op 1 januari 2006 beschikten over een in eigen beheer vervaardigde topografische ondergrond met een schaalniveau van 1:10 000 bij de vervulling van een publiekrechtelijke taak tot een bij regeling van Onze Minister per gemeente te bepalen tijdstip, mits gelegen voor 1 januari 2010, gebruik maken van de eigen topografische ondergrond.

Artikel 7l

Een natuurlijk persoon of rechtspersoon, aan wie door een bestuursorgaan gevraagd wordt om een gegeven te verstrekken dat krachtens deze wet als authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster of topografie beschikbaar is, behoeft dat gegeven niet te verstrekken, behoudens:

  • a. ingeval bij het betreffende authentieke gegeven de aantekening «in onderzoek» is geplaatst;

  • b. in geval van bijhouding of vernieuwing van de basisregistratie kadaster, van herinrichting, verkaveling of reconstructie van een bij wettelijk voorschrift aangewezen gebied, van voorbereiding van herinrichting, verkaveling of reconstructie of van bijhouding van de basisregistratie topografie;

  • c. in geval van opsporing of onderzoek naar overtreding van een wettelijk voorschrift of van controle op de naleving van een wettelijk voorschrift;

  • d. in geval van dreiging van, of het zich voordoen van, een oproerige beweging, wanordelijkheden, verstoring van de openbare orde, rampen of zware ongevallen;

  • e. ingeval bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of

  • f. ingeval het gegeven noodzakelijk is voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van betrokkene.

Titel 3. Terugmelding

Artikel 7m

  • 1 Een bestuursorgaan meldt aan de Dienst, onder opgaaf van redenen, zijn gerede twijfel omtrent de juistheid van een in een registratie overgenomen gegeven dat krachtens een andere wet dan deze wet als authentiek is aangemerkt.

  • 2 De Dienst zendt een melding als bedoeld in het eerste lid onverwijld door aan de beheerder van de betreffende basisregistratie, en doet daarvan mededeling aan het bestuursorgaan dat de melding heeft gedaan.

Artikel 7n

  • 1 Een bestuursorgaan meldt aan de Dienst, onder opgaaf van redenen, zijn gerede twijfel omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt.

  • 2 De Dienst neemt na ontvangst van een melding als bedoeld in het eerste lid een beslissing omtrent wijziging van het betreffende authentieke gegeven. Indien de Dienst die beslissing niet binnen een dag na ontvangst van die melding heeft genomen, tekent de Dienst in de basisregistratie kadaster, of ingeval de melding betrekking heeft op een gegeven als bedoeld in artikel 48, derde lid, onderdeel a, b of c, in een afzonderlijk register, aan dat het betreffende gegeven «in onderzoek» is.

  • 3 De Dienst verwijdert de aantekening dat een authentiek gegeven «in onderzoek» is uit de basisregistratie kadaster of het afzonderlijk register tegelijk met de verwerking van de wijziging in die basisregistratie of, indien een melding als bedoeld in het eerste lid niet tot wijziging leidt, met de beslissing om het authentieke gegeven niet te wijzigen.

  • 5 De Dienst bericht het bestuursorgaan dat een melding heeft gedaan als bedoeld in het eerste lid onverwijld over een handeling of beslissing als bedoeld in het tweede of derde lid.

  • 6 De Dienst doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de belanghebbende van zijn beslissing op grond van het tweede of derde lid, indien die beslissing heeft geleid tot een wijziging van het betreffende authentieke gegeven.

Artikel 7o

  • 1 Een bestuursorgaan meldt aan de Dienst, onder opgaaf van redenen, zijn gerede twijfel omtrent het in overeenstemming zijn van een krachtens deze wet als authentiek aangemerkt gegeven in de basisregistratie topografie met de fysieke werkelijkheid ten tijde van de laatste bijhouding van het geografisch gebied, waarin het geografische object, waarop dat gegeven betrekking heeft, is gelegen.

  • 2 De Dienst neemt na ontvangst van een melding als bedoeld in het eerste lid een beslissing omtrent wijziging van het betreffende authentieke gegeven. Indien de Dienst die beslissing niet binnen een dag na ontvangst van de betreffende melding heeft genomen, registreert de Dienst in een afzonderlijk register de melding, het betreffende authentieke gegeven en de aantekening «in onderzoek» bij dat gegeven.

  • 3 Indien de Dienst niet binnen een dag na ontvangst van de melding, bedoeld in het eerste lid, een beslissing heeft genomen omtrent de wijziging van het betreffende authentieke gegeven, neemt de Dienst die beslissing uiterlijk binnen zes weken na het tijdstip waarop volgens de catalogus basisregistratie topografie de bijhouding is beëindigd.

  • 4 De Dienst verwijdert de aantekening dat een authentiek gegeven «in onderzoek» is uit het register, bedoeld in het tweede lid, tegelijk met de verwerking van de wijziging in de basisregistratie topografie of, indien de betreffende melding niet tot wijziging heeft geleid, met de beslissing om het authentieke gegeven niet te wijzigen.

  • 5 De Dienst bericht het bestuursorgaan dat een melding heeft gedaan als bedoeld in het eerste lid onverwijld over een handeling of beslissing als bedoeld in het tweede, derde of vierde lid.

Artikel 7p

  • 1 Voorzover zich een aanmerkelijke verandering voordoet of heeft voorgedaan in de fysieke werkelijkheid ten opzichte van de laatste bijhouding van het betreffende geografisch gebied, kan een bestuursorgaan aan de Dienst, onder opgaaf van redenen, melden dat het noodzakelijk of wenselijk is de betreffende authentieke gegevens in de basisregistratie topografie op een eerder tijdstip dan bij de eerstvolgende bijhouding van dat gebied te wijzigen.

  • 2 De Dienst registreert na ontvangst van een melding als bedoeld in het eerste lid de melding, het betreffende authentieke gegeven en de aantekening «in onderzoek» in het register, bedoeld in artikel 7o, tweede lid. De Dienst bericht het bestuursorgaan dat de melding heeft gedaan onverwijld over die handeling.

  • 3 De Dienst beslist op een melding als bedoeld in het eerste lid uiterlijk binnen zes weken na ontvangst daarvan, met dien verstande dat de Dienst die termijn één keer kan verlengen met ten hoogste vier weken.

  • 4 Indien de Dienst beslist om gevolg te geven aan de in de melding, bedoeld in het eerste lid, gevraagde actualisering, handelt de Dienst overeenkomstig artikel 7o, vierde lid, en bericht de Dienst het bestuursorgaan dat een melding heeft gedaan als bedoeld in het eerste lid onverwijld over zijn beslissing en de handelingen die hij overeenkomstig artikel 7o, vierde lid, heeft verricht.

  • 5 Indien de Dienst beslist om geen gevolg te geven aan de in de melding, bedoeld in het eerste lid, gevraagde actualisering, blijft de aantekening «in onderzoek» staan en tekent de Dienst bij de melding zijn beslissing aan om die actualisering te doen plaatsvinden bij de eerstvolgende bijhouding. Na beëindiging van die bijhouding is op de beslissing en de kennisgeving daarvan aan het bestuursorgaan dat de melding heeft gedaan artikel 7o, derde tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het vijfde lid van dat artikel voor «tweede, derde of vierde lid» wordt gelezen: vierde lid.

Artikel 7q

Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent:

Artikel 7r

  • 1 Indien ten aanzien van een beslissing over wijziging van een authentiek gegeven dat is opgenomen in de basisregistratie kadaster bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, tekent de Dienst in de basisregistratie kadaster, of ingeval het betreffende gegeven een gegeven is als bedoeld in artikel 48, derde lid, onderdeel a, b of c, in een afzonderlijk register, aan dat het betreffende authentieke gegeven «in onderzoek» is.

  • 2 Indien de beslissing op bezwaar of de rechterlijke uitspraak op het beroep strekt tot wijziging van een in de basisregistratie kadaster opgenomen authentiek gegeven, verwerkt de Dienst die wijziging in die basisregistratie.

  • 3 Indien onherroepelijk is beslist op het bezwaar of beroep, verwijdert de Dienst de aantekening dat het betreffende authentieke gegeven «in onderzoek» is.

Titel 4. Ambtshalve correctie en correctie op verzoek

Artikel 7s

  • 1 Indien de Dienst constateert dat de weergave van een authentiek gegeven als bedoeld in artikel 7f, tweede lid, of 7g, eerste lid, in de basisregistratie kadaster niet in overeenstemming is met dat gegeven, als opgenomen in een brondocument of, ingeval een authentiek gegeven wordt afgeleid uit een brondocument, dat gegeven niet juist en volledig daaruit is afgeleid, herstelt de Dienst ambtshalve dat gegeven in die basisregistratie. De artikelen 7n, vierde en zesde lid, en 7r zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de Dienst constateert dat een in de basisregistratie topografie opgenomen geografisch gegeven niet in overeenstemming is met:

    • a. de fysieke werkelijkheid ten tijde van de laatste bijhouding van het geografisch gebied, waarin het geografische object, waarop dat gegeven betrekking heeft, is gelegen, of

    • b. de actuele fysieke werkelijkheid, in geval van een aanmerkelijke verandering ten opzichte van de laatste bijhouding van het betreffende geografisch gebied, kan de Dienst dat gegeven in de basisregistratie topografie ambtshalve herstellen dan wel, indien het betreft een geval als bedoeld in onderdeel a, dat herstel opschorten tot de eerstvolgende bijhouding, bedoeld in de catalogus basisregistratie topografie. De Dienst tekent zowel een geconstateerde onjuistheid als de correctie daarvan aan in het register, bedoeld in artikel 7o, tweede lid.

  • 3 Indien de Dienst ten aanzien van de weergave van een in een registratie opgenomen ander gegeven dan een authentiek gegeven een constatering als bedoeld in het eerste lid doet, zijn dat lid alsmede de artikelen 7n, vierde en zesde lid, en 7r van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7t

  • 1 Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, dan wel omtrent de juistheid van een uit een andere basisregistratie dan genoemd in artikel 1a in de basisregistratie kadaster of de registratie voor schepen of luchtvaartuigen overgenomen authentiek gegeven, kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. De artikelen 7n, tweede tot en met vierde en zesde lid, en 7r zijn van overeenkomstige toepassing indien het verzoek betrekking heeft op een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, en artikel 7m, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing indien het verzoek betrekking heeft op een uit een andere basisregistratie overgenomen gegeven.

  • 2 Indien een gehele of gedeeltelijke toewijzing van het verzoek tot herstel, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verbetering, aanvulling of verwijdering van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens, bericht de Dienst dat zo spoedig mogelijk aan derden aan wie de persoonsgegevens daaraan voorafgaand zijn verstrekt, tenzij dit onmogelijk blijkt of onevenredige inspanning kost. De Dienst doet desgevraagd aan de verzoeker opgaaf van degenen aan wie is bericht.

  • 3 Het eerste lid is vanovereenkomstige toepassing indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een ander dan een authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster of de registratie voor schepen of luchtvaartuigen.

  • 4 De Dienst registreert een verzoek als bedoeld in het eerste of derde lid alsmede de beslissing op dat verzoek.

Titel 5. Kwaliteit, voorbehoud databankenrecht en relatieve competentie

Artikel 7u

  • 2 Het bestuur van de Dienst stelt voorafgaand aan de controle, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een controleprotocol op, dat in ieder geval de elementen van de controle bevat. Het bestuur kan daarbij bepalen welke authentieke gegevens, landelijk of voor een daarbij aan te geven beperkt geografisch gebied, dienen te worden onderzocht.

  • 3 De Dienst maakt het controleprotocol bekend in de Staatscourant of doet daarin een kennisgeving op welke plaatsen en gedurende welke tijden dat protocol ter inzage ligt.

  • 4 De Dienst doet een kennisgeving in de Staatscourant op welke plaatsen en gedurende welketijden een afschrift van de resultaten van de controle, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, ter inzage ligt.

Artikel 7v

Het recht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Databankenwet, ten aanzien van de basisregistratie kadaster, de basisregistratie topografie, alsmede de registraties voor schepen en luchtvaartuigen, is voorbehouden aan de Dienst.

Artikel 7w

Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van de Dienst omtrent wijziging van een authentiek gegeven of omtrent wijziging van een ander gegeven dan een authentiek gegeven, is in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht de rechtbank bevoegd binnen welker rechtsgebied:

  • a. de onroerende zaak waarmee het betreffende gegeven verband houdt, geheel of grotendeels is gelegen of

  • b. de Dienst is gevestigd ingeval het betreffende gegeven verband houdt met een te boek staand schip of luchtvaartuig.

Hoofdstuk 2. Openbare registers voor registergoederen

Titel 1. Algemene bepalingen

Afdeling 1. Omschrijving en vorm van de openbare registers; aantekeningen in de openbare registers; wijze van bewaren van de openbare registers; vervaardiging en vervanging van duplicaten van de openbare registers en van duplicaten van andere bij de openbare registers te bewaren stukken

Artikel 8

  • 1 De openbare registers waarin feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn, worden ingeschreven, zijn:

    • a. de registers van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken, schepen en luchtvaartuigen en op de rechten waaraan die onderworpen zijn;

    • b. het register van voorlopige aantekeningen waarin de aanbieding van stukken waarvan de inschrijving door de bewaarder ingevolge artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is geweigerd, wordt aangetekend onder vermelding van de gerezen bedenkingen, en waarin de aanbieding van notariële verklaringen wordt geboekt in de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c.

  • 2 Het bestuur van de Dienst stelt nadere regels met betrekking tot de vorm van de registers, bedoeld in het eerste lid. Het bestuur van de Dienst kan daarbij een onderscheid maken met betrekking tot:

    • a. onroerende zaken en de rechten waaraan die zijn onderworpen, onderscheidenlijk schepen en de rechten waaraan die zijn onderworpen, onderscheidenlijk luchtvaartuigen en de rechten waaraan die zijn onderworpen, en

    • b. in elektronische vorm en in andere vorm gehouden gedeelten van die registers.

    Voorzover bij de vaststelling van de regels, bedoeld in de eerste zin, de tweede zin, aanhef, in verbinding met onderdeel a toepassing heeft gevonden, zijn de bij of krachtens deze wet gestelde regels omtrent verrichtingen ten aanzien van die registers van toepassing op de registers voor de desbetreffende goederen. Het bestuur van de Dienst kan nadere regels stellen omtrent de wijze van toepassing van de regels, bedoeld in de derde zin.

  • 3 Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden vastgesteld, onverminderd het bepaalde dienaangaande bij of krachtens deze of een andere wet, de gevallen waarin in de registers, bedoeld in het eerste lid, door de bewaarder aantekeningen worden gesteld, de aard van die aantekeningen en de wijze waarop die worden gesteld. Het bestuur van de Dienst kan daarbij bepalen dat in door hem nader te bepalen gevallen de aantekening wordt geplaatst in een door de bewaarder op te maken, te dagtekenen en te ondertekenen stuk dat hij onverwijld ambtshalve inschrijft in de openbare registers. Het bestuur van de Dienst stelt indien de tweede zin toepassing vindt, tevens de vorm van dat stuk vast.

Artikel 9

  • 1 Het bestuur van de Dienst draagt zorg dat de openbare registers zodanig duurzaam worden bewaard dat de inhoud ervan naar de eisen van openbaarheid binnen redelijke termijn voor raadpleging beschikbaar is.

  • 2 De inhoud van de openbare registers kan worden gehouden op papieren, elektronische of andere gegevensdragers.

  • 3 Het bestuur van de Dienst kan ten aanzien van door hem aan te wijzen openbare registers of gedeelten ervan, de inhoud overbrengen op andere gegevensdragers van dezelfde of een andere soort, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave van alle desbetreffende gegevens, ter waarborging waarvan het bestuur van de Dienst passende maatregelen ten uitvoer legt. Het bestuur van de Dienst kan bepalen dat meer dan een duplicaat van dezelfde of een andere soort als bedoeld in de eerste zin wordt vervaardigd. Het bestuur van de Dienst draagt in elk geval zorg dat van de openbare registers zo spoedig mogelijk ten minste een duplicaat in dubbel aanwezig is, waarbij artikel 3d, eerste lid, tweede zin, van overeenkomstige toepassing is.

  • 4 Het bestuur van de Dienst kan bepalen dat een ingevolge het derde lid vervaardigd duplicaat de inhoud vervangt van de openbare registers of gedeelten ervan waarvan dat duplicaat een afschrift is.

  • 5 De duplicaten, bedoeld in het derde en vierde lid, hebben dezelfde bewijskracht als de inhoud van de registers die is geplaatst op de oorspronkelijke gegevensdragers onderscheidenlijk als de oorspronkelijke inhoud van de registers.

  • 6 Van elke vervaardiging van een duplicaat en vervanging als bedoeld in het derde onderscheidenlijk vierde lid wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste een specificatie bevat van de desbetreffende vervaardiging onderscheidenlijk vervanging, en aangeeft op grond waarvan zij is geschied. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm van de verklaring vast, en wanneer en door wie zij wordt opgemaakt en ondertekend.

  • 7 Het bestuur van de Dienst stelt met inachtneming van het eerste tot en met zesde lid nadere regels omtrent de wijze waarop de openbare registers worden gehouden. Daarbij wordt in elk geval geregeld de wijze waarop voor gebruik niet langer geschikte of beschikbare duplicaten als bedoeld in het derde lid worden vervangen door nieuwe duplicaten.

Artikel 9a

Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op in vreemde of Friese taal gestelde stukken als bedoeld in artikel 41, derde lid.

Afdeling 2. Plaats van inschrijving

Artikel 10

Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar stukken ter verkrijging van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken, schepen, luchtvaartuigen, en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen, kunnen worden aangeboden, met dien verstande dat bij regeling van het bestuur van de Dienst een of meer elektronische postadressen van de Dienst worden vastgesteld.

Afdeling 3. Vereisten voor inschrijving en de wijze waarop deze geschiedt

Artikel 10a

Voor inschrijving van een feit in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, is vereist een stuk dat voldoet aan de vereisten, bedoeld in hoofdstuk 2, titel 2, onverminderd hetgeen wordt bepaald bij verdrag en bij of krachtens deze of een andere wet.

Artikel 10b

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden met betrekking tot in te schrijven stukken met een papieren vorm, regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop daarin voorkomende doorhalingen van de oorspronkelijke tekst, aangebrachte gewijzigde tekst en daarop geplaatste ondertekeningen worden weergegeven in het afschrift en uittreksel, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, tenzij de aard van het desbetreffende stuk meebrengt dat die regels worden gesteld bij of krachtens een andere dan deze wet.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop een elektronisch afschrift en een elektronisch uittreksel van een tot het register van de gerechtsdeurwaarder behorend stuk wordt vervaardigd ten behoeve van het in elektronische vorm aanbieden van dit stuk ter inschrijving in de in artikel 8, eerste lid, onder a, bedoelde openbare registers.

Artikel 11

  • 1 Indien een stuk als bedoeld in artikel 10a in papieren vorm wordt aangeboden, wordt tevens een afschrift van dat stuk aangeboden, voorzien van een verklaring van eensluidendheid.

  • 2 De bewaarder is niet gehouden de juistheid van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, te onderzoeken. De Dienst is niet aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister wordt de vorm vastgesteld van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en wordt bepaald, onverminderd het bepaalde bij of krachtens een andere wet, door wie die verklaring wordt ondertekend.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kan voor bijzondere gevallen worden bepaald dat geen afschrift als bedoeld in het eerste lid behoeft te worden aangeboden. In die gevallen vervaardigt de Dienst het afschrift van het ter inschrijving aangeboden stuk. De Dienst is aansprakelijk voor schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift, ontstaan ten gevolge van de vervaardiging ervan.

  • 5 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot:

    • a. de eisen waaraan tekeningen die deel uitmaken van in papieren vorm ter inschrijving aangeboden stukken, voldoen, en

    • b. indien het zevende lid, eerste zin, toepassing heeft gevonden, de gevallen waarin van een tekening een niet op een formulier als bedoeld in het zevende lid gesteld afschrift wordt aangeboden, in welke gevallen dat afschrift wordt voorzien van een verklaring van eensluidendheid waarop het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 6 Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld met inachtneming waarvan het in het eerste lid bedoelde afschrift wordt vervaardigd en aangeboden.

  • 7 Bij regeling van het bestuur van de Dienst kan worden bepaald dat het in het eerste lid bedoelde afschrift van het stuk wordt gesteld op een door de Dienst verstrekt formulier. Bij toepassing van de eerste zin worden bij die regeling tevens de vorm vastgesteld van dat formulier en regels gesteld met inachtneming waarvan dat formulier wordt ingevuld en aangeboden.

Artikel 11a

  • 1 Een stuk als bedoeld in artikel 10a kan slechts in elektronische vorm ter inschrijving worden aangeboden, indien het tezamen met het verzoek tot inschrijving, bedoeld in artikel 11b, tweede lid, wordt verzonden door middel van een bericht en de aanbieder ervan voldoet aan de door het bestuur van de Dienst bij regeling te stellen regels met betrekking tot:

    • a. het formaat van de in elektronische vorm aan de bewaarder toe te zenden bestanden waaruit een zodanig bericht bestaat;

    • b. de indeling van die bestanden;

    • c. het uitwisselingsprotocol voor de berichten, bedoeld in de aanhef;

    • d. de waarborging en controleerbaarheid van de integriteit van die berichten;

    • e. de waarborging van de continuïteit en de beveiliging van het in elektronische vorm verzenden van die berichten;

    • f. de wijze waarop elektronische bestanden waaruit dat bericht bestaat, ter inschrijving kunnen worden aangeboden, en

    • g. de wijze waarop degene die voornemens is stukken in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden, dat voornemen uiterlijk mededeelt aan de bewaarder voordat hij voor de eerste keer daartoe overgaat, de daarbij te verstrekken gegevens en de wijze en het tijdstip van mededeling van wijzigingen in die gegevens.

    Bij de regeling, bedoeld in de eerste zin, worden vastgesteld de voorwaarden waaronder een persoon als bedoeld in onderdeel g, de bewaarder kan verzoeken om voor hem een afwijkend uitwisselingsprotocol vast te stellen, alsmede de wijze waarop een zodanig verzoek kan worden gedaan.

  • 2 De bewaarder aanvaardt een aan hem elektronisch toegezonden bericht als bedoeld in het eerste lid niet, indien de aanbieder niet heeft voldaan aan het bepaalde bij of krachtens het eerste lid. Het bestuur van de Dienst bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de bewaarder aan de aanbieder mededeling doet van die niet-aanvaarding en de wijze van bewaren van berichten als bedoeld in de eerste zin. Artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op niet aanvaarde berichten.

  • 3 Indien op grond van het niet voldaan hebben aan het bepaalde bij of krachtens het eerste lid, met uitzondering van onderdeel g, meer dan een bericht van een aanbieder niet is aanvaard, kan de bewaarder beslissen dat hij andere berichten door die aanbieder aan hem verzonden na een in die beslissing te noemen tijdstip, niet aanvaardt. Het bestuur van de Dienst bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen de bewaarder aan de aanbieder mededeling doet van zijn beslissing en de inhoud van die mededeling. Op een niet aanvaard bericht als bedoeld in de eerste zin is artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.

  • 4 Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden vastgesteld de procedure met inachtneming waarvan en de voorwaarden waaronder een aanbieder als bedoeld in het derde lid op zijn verzoek in papieren vorm in de gelegenheid wordt gesteld om de bewaarder aan te tonen dat hij in staat is bij het in elektronische vorm toezenden van stukken ter inschrijving, te voldoen aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, alsmede de wijze waarop een zodanig verzoek kan worden gedaan. Van de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in de eerste zin, geeft de bewaarder aan de verzoeker met bekwame spoed een verklaring af, waarvan de inhoud en de wijze van verzenden door het bestuur van de Dienst worden vastgesteld. Een verklaring als bedoeld in de tweede zin doet een beslissing als bedoeld in het derde lid vervallen, indien daaruit blijkt dat de verzoeker heeft aangetoond dat hij in staat is bij het in elektronische vorm toezenden van stukken ter inschrijving, te voldoen aan de regels, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f.

  • 5 Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld omtrent de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een netwerkbeheerder ten behoeve van het elektronisch verzenden en ontvangen van berichten in verband met het in elektronische vorm aanbieden van stukken ter inschrijving, een permanente aansluiting kan verkrijgen op het door de Dienst gehouden systeem.

  • 6 Bij regeling van het bestuur van de Dienst kan worden bepaald ten aanzien van welke andere dan de gevallen, bedoeld in het tweede lid, een persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, kan verzoeken om, indien een van de door hem bij zijn verzoek aangegeven soorten van die gevallen zich voordoet met betrekking tot door hem verzonden berichten als bedoeld in het eerste lid, het desbetreffende door hem gedaan verzoek tot inschrijving aan te merken als te zijn ingetrokken. Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld omtrent de wijze en het tijdstip waarop uiterlijk en aan welke bewaarder het verzoek, bedoeld in de eerste zin, wordt gedaan.

Artikel 11b

  • 1 Indien een stuk als bedoeld in artikel 10a in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden, is het desbetreffende afschrift of het woordelijk gelijkluidend uittreksel voorzien van een verklaring, inhoudende dat het inhoudelijk een volledige en juiste weergave is van de inhoud van het stuk waarvan het een afschrift is onderscheidenlijk van de desbetreffende gedeelten van het stuk waarvan het een uittreksel is, en van een elektronische handtekening. Artikel 11, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden biedt de aanbieder tezamen met dat stuk eveneens in elektronische vorm een verzoek tot inschrijving aan. Een verzoek als bedoeld in de eerste zin mag op meer dan een stuk betrekking hebben. Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden de vorm en inhoud van dat verzoek vastgesteld.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister wordt vastgesteld:

    • a. de vorm van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, en

    • b. van wiens elektronische handtekening stukken als bedoeld in het eerste lid worden voorzien.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister wordt vastgesteld in welke gevallen en op welke wijze het ambt, de hoedanigheid of functie van de persoon, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt opgenomen in een bericht als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, eerste zin. Indien in de regeling, bedoeld in de eerste zin, wordt bepaald dat dat ambt, die hoedanigheid of functie als specifiek attribuut wordt vermeld in het certificaat waarop de elektronische handtekening is gebaseerd, wordt bij die regeling bepaald de wijze waarop de betrokken certificatiedienstverlener zich vergewist dat de betrokkene ten tijde van de afgifte van het certificaat dat ambt, die hoedanigheid of functie bekleedde of toekwam.

  • 5 Ten aanzien van tekeningen die deel uitmaken van in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stukken is artikel 11, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing. Bij regeling van Onze Minister kunnen worden vastgesteld de gevallen waarin tekeningen en andere stukken die deel uitmaken van een in elektronische vorm aan te bieden stuk, afzonderlijk in papieren vorm ter inschrijving kunnen worden aangeboden. Ten aanzien van stukken die in elektronische vorm ter inschrijving worden aangeboden kan, voorzover ter verkrijging van inschrijving door de aanbieder stukken voor bewijs worden overgelegd die niet worden ingeschreven, Onze Minister bij regeling:

    • a. vaststellen de gevallen waarin die overlegging in elektronische vorm kan plaatsvinden, en

    • b. regels stellen waaraan in elektronische vorm over te leggen stukken voldoen.

  • 6 In de gevallen waarop een regeling als bedoeld in het vijfde lid, tweede zin, van toepassing is, en in de gevallen waarop een regeling als bedoeld in het vijfde lid, derde zin, niet van toepassing is, vindt:

    • a. de aanbieding van tekeningen en andere stukken als bedoeld in het vijfde lid, tweede zin, die in papieren vorm worden aangeboden, en

    • b. de overlegging van stukken als bedoeld in het vijfde lid, derde zin, die in papieren vorm worden overgelegd,

    plaats binnen de bij regeling van Onze Minister vast te stellen termijn.

  • 7 Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald de wijze waarop de aanbieder een in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stuk en:

    • a. elk in papieren vorm aan te bieden stuk dat deel uitmaakt van eerstbedoeld stuk, of

    • b. elk stuk in papieren vorm dat voor bewijs wordt overgelegd bij de aanbieding van eerstbedoeld stuk maar niet mede wordt ingeschreven,

    voorziet van een onderlinge verwijzing door middel van een uniek kenmerk.

    Bij de regeling, bedoeld in de eerste zin, wordt vastgesteld waaruit dat kenmerk bestaat en hoe dit desgevraagd aan een aanbieder wordt verstrekt door de bewaarder.

  • 8 Het bestuur van de Dienst stelt de termijn vast gedurende welke en de wijze waarop overgelegde stukken als bedoeld in het vijfde lid, derde zin, worden bewaard.

  • 10 Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden de Dienst van tekeningen en andere stukken die deel uitmaken van een in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden stuk, voorafgaande aan die aanbieding een afschrift in elektronische vorm vervaardigt en onder een uniek kenmerk bewaart met het uitsluitend doel dat daarnaar in dat later aan te bieden stuk kan worden verwezen op een bij die regeling vast te stellen wijze. Een verwijzing als bedoeld in de eerste zin heeft tot gevolg dat het stuk waarnaar in het ter inschrijving aangeboden stuk wordt verwezen, deel uitmaakt van het aan te bieden stuk. Artikel 11, vierde lid, tweede zin, alsmede het zevende lid, tweede zin, en achtste lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11c

  • 1 Elk stuk dat ter inschrijving wordt aangeboden, wordt door de bewaarder met bekwame spoed voorzien van een aantekening omtrent dag, uur en minuut van aanbieding en een uniek stukidentificatienummer, met dien verstande dat indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving wordt aangeboden die gegevens bij het desbetreffende stuk in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers worden geplaatst. Het bestuur van de Dienst regelt waaruit dit stukidentificatienummer bestaat en de wijze waarop het wordt gevormd.

  • 2 Bij ontvangst van een in elektronische vorm aangeboden stuk wordt in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers een aantekening geplaatst waaruit blijkt dat het stuk de status «aangeboden» heeft, en worden daarin andere door het bestuur van de Dienst vast te stellen gegevens vermeld die op de aanbieding betrekking hebben.

  • 3 Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 12

  • 1 De inschrijving geschiedt:

    • a. wat betreft stukken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden: door het plaatsen op het afschrift van het stuk, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van een door de bewaarder te ondertekenen aantekening dat het stuk is ingeschreven, en

    • b. wat betreft stukken die in elektronische vorm ter inschrijving zijn aangeboden: door het plaatsen in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers bij het stuk van een aantekening waaruit blijkt dat het stuk de status «ingeschreven» heeft, voorzien van de naam van de bewaarder, en in de gevallen, bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, door tevens op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een door de bewaarder te ondertekenen aantekening te plaatsen dat het stuk is ingeschreven.

    Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in de eerste zin, onderdelen a en b.

  • 2 Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot:

Artikel 13

  • 1 Indien stukken in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, worden zij na de inschrijving, bedoeld in artikel 12, eerste lid, aan de aanbieder teruggegeven nadat zij zijn voorzien van een door de bewaarder ondertekende verklaring van inschrijving vermeldende ten minste dag, uur en minuut van aanbieding, en het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de verklaring, bedoeld in de eerste zin, en kan de inhoud ervan nader vaststellen.

  • 2 Indien stukken in elektronische vorm ter inschrijving zijn aangeboden, wordt na hun inschrijving aan de aanbieder toegezonden een bewijs van inschrijving houdende mededeling van de verrichte inschrijving en vermeldende ten minste de gegevens, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, welk bewijs door de bewaarder wordt ondertekend of, indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden, wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder. Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de vorm, wijze en het tijdstip van verzenden van het bewijs van inschrijving en kan de inhoud ervan nader vaststellen.

  • 3 Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in het tweede lid, stukken die deel uitmaken van het in te schrijven stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op die stukken.

Artikel 14

Op de inschrijving van een feit waarvan de inschrijving alsnog is bevolen overeenkomstig artikel 20, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of opnieuw is verzocht als bedoeld in artikel 20, vierde lid, tweede zin, van Boek 3 van dat wetboek, zijn de artikelen 10a tot en met 13 van toepassing, voorzover daarvan in de artikelen 14a en 14b niet wordt afgeweken.

Artikel 14a

  • 1 Voor een inschrijving als bedoeld in artikel 14 wordt vereist, indien het oorspronkelijke stuk in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden, het oorspronkelijk aangeboden stuk dat is voorzien van de verklaring, bedoeld in artikel 15a, eerste lid.

  • 2 De inschrijving geschiedt door op het afschrift van het stuk, bedoeld in artikel 11, eerste lid, een door de bewaarder te ondertekenen aantekening te plaatsen inhoudende dat het stuk is ingeschreven onder vermelding van het tijdstip van de hernieuwde aanbieding.

Artikel 14b

  • 1 Voor een inschrijving als bedoeld in artikel 14 wordt vereist, indien het oorspronkelijke stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, een hernieuwd verzoek tot inschrijving dat in elk geval vermeldt het stukidentificatienummer van het oorspronkelijk aangeboden stuk en is voorzien van een elektronische handtekening. Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in de eerste zin, stukken die deel uitmaken van het oorspronkelijk ter inschrijving aangeboden stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, wordt tevens vereist de hernieuwde aanbieding van diezelfde stukken voorzien van de door de bewaarder bij de oorspronkelijke aanbieding daarop gestelde gegevens, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onverminderd het tweede lid. Artikel 11b, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot:

    • a. de vorm en inhoud van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en van wiens elektronische handtekening dat verzoek wordt voorzien, en

    • b. de gevallen waarin een hernieuwde aanbieding als bedoeld in het eerste lid, tweede zin, achterwege kan blijven.

  • 3 De inschrijving geschiedt in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, door in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers de voorlopige aantekening door te halen en door het plaatsen bij het stuk van een aantekening waaruit blijkt het tijdstip van de hernieuwde aanbieding en dat het stuk de status «ingeschreven» heeft, en, in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, door tevens op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een aantekening te plaatsen ten aanzien waarvan het bepaalde omtrent de in dit lid eerstgenoemde aantekening van overeenkomstige toepassing is. Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekeningen, bedoeld in de eerste zin.

  • 4 Artikel 13, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bewaarder in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, op de stukken die deel uitmaken van het in elektronische vorm aangeboden stuk, een aantekening plaatst ten aanzien waarvan artikel 13, eerste lid, van overeenkomstige toepassing is.

Afdeling 4. Voorlopige aantekeningen en bewijs van ontvangst

Artikel 15

De boeking, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, geschiedt in het register van voorlopige aantekeningen met vermelding van de gerezen bedenkingen, en, voorzover bekend, van de naam en woonplaats met adres van de aanbieder, met dien verstande dat met betrekking tot een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, die vermelding plaatsvindt in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers bij dat stuk onder gelijktijdige aantekening van de status «niet-ingeschreven». Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de aantekening, bedoeld in de eerste zin.

Artikel 15a

  • 1 Indien een stuk in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt na de boeking, bedoeld in artikel 15, dat stuk voorzien van een door de bewaarder ondertekende verklaring van niet-inschrijving, vermeldende ten minste:

    • a. dag, uur en minuut van aanbieding;

    • b. het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, onder verwijzing naar de boeking in het register van voorlopige aantekeningen, en

    • c. de gerezen bedenkingen,

    en wordt het aan de aanbieder teruggegeven. Het voor inschrijving vereiste, aangeboden afschrift van het stuk wordt in bewaring genomen. Artikel 12, tweede lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien het voor inschrijving vereiste afschrift niet is aangeboden, vervaardigt de Dienst een afschrift van het stuk, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels. De Dienst is aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing op de stukken, bedoeld in artikel 15, waarop ten aanzien van de inschrijving artikel 11, vierde lid, van toepassing is.

  • 3 Het bestuur van de Dienst stelt regels over de gevallen waarin de Dienst een afschrift vervaardigt van het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd, en op welke wijze die vervaardiging geschiedt, indien:

    • a. het afschrift, bedoeld in artikel 11, eerste lid, niet is vervaardigd of aangeboden met inachtneming van de regels, bedoeld in artikel 11, zesde lid, dan wel

    • b. het formulier, bedoeld in artikel 11, zevende lid, indien dat lid toepassing heeft gevonden, niet is ingevuld of aangeboden met inachtneming van de regels, bedoeld in dat lid.

    Artikel 12, tweede lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing. Het aangeboden afschrift blijft berusten ten kantore van de Dienst en wordt voorzover mogelijk opgeborgen in het register van voorlopige aantekeningen bij het desbetreffende door de Dienst vervaardigde afschrift.

  • 4 Artikel 15 en het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op de boeking van de aanbieding van een stuk, dat krachtens artikel 37, tweede lid, op bevel van de rechter kan worden ingeschreven.

Artikel 15b

  • 1 Indien een stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt na de boeking, bedoeld in artikel 15, aan de aanbieder toegezonden een bewijs van niet-inschrijving vermeldende ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 15a, eerste lid, eerste zin, welk bewijs door de bewaarder wordt ondertekend of, indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden, wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder. Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de vorm, wijze en het tijdstip van verzenden van het bewijs van niet-inschrijving. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van het bewijs van niet-inschrijving. Artikel 12, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien artikel 11b, vijfde lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden en indien in het geval, bedoeld in het eerste lid, eerste zin, stukken die deel uitmaken van het in te schrijven stuk in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden zonder het voor inschrijving vereiste afschrift, vervaardigt de Dienst een afschrift van de desbetreffende stukken overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels. De Dienst is aansprakelijk voor de schade voortvloeiend uit een onjuistheid en onvolledigheid in het afschrift. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de stukken, bedoeld in artikel 15, waarop ten aanzien van de inschrijving artikel 11, vierde lid, van toepassing is.

  • 3 Artikel 15 en het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op de boeking van de aanbieding van een stuk, dat krachtens artikel 37, tweede lid, op bevel van de rechter kan worden ingeschreven.

Artikel 16

  • 2 Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de wijze waarop in het register van voorlopige aantekeningen de boeking, bedoeld in artikel 15, geschiedt, en met betrekking tot de wijze van doorhaling van voorlopige aantekeningen.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op dagvaardingen uitgebracht aan de bewaarder ter verkrijging van een bevel van de rechter tot inschrijving van een notariële verklaring als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de boeking, bedoeld in artikel 37, tweede lid, eerste zin, en de doorhaling van een zodanige boeking in het register van voorlopige aantekeningen.

Artikel 17

  • 1 Het bestuur van de Dienst stelt:

    • a. de vorm vast van het bewijs van ontvangst, bedoeld in artikel 18 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat door de bewaarder wordt ondertekend, met dien verstande dat indien het in elektronische vorm wordt opgemaakt en toegezonden aan de aanbieder, het wordt voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder, en

    • b. regels met betrekking tot de wijze waarop op het bewijs van ontvangst, bedoeld in onderdeel a, indien het in papieren vorm is afgegeven, de verrichte inschrijving desgevraagd wordt aangetekend, bedoeld in artikel 19, derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 Het bestuur van de Dienst stelt nadere regels met betrekking tot de inhoud van het bewijs van ontvangst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, met dien verstande dat daarin in elk geval wordt vermeld het aantal van de overgelegde maar niet mede in te schrijven stukken als bedoeld in artikel 44, onder vermelding van hun kenmerken als bedoeld in artikel 11b, zevende lid.

  • 3 Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de wijze en het tijdstip van verstrekken van het bewijs van ontvangst.

Titel 2. Vereisten met betrekking tot in te schrijven stukken

Afdeling 1. Algemene vereisten waaraan in te schrijven stukken moeten voldoen

Artikel 18

  • 1 Onverminderd de overige uit deze titel voortvloeiende eisen moet een ter inschrijving aangeboden notariële akte, notariële verklaring of authentiek afschrift of uittreksel van een zodanige akte of verklaring vermelden:

    • 1°. naam, voornamen, geboortedatum en -plaats, woonplaats met adres en burgerlijke staat van de natuurlijke personen die blijkens het aangeboden stuk daarbij als partij zijn opgetreden;

    • 2°. rechtsvorm, naam en woonplaats met adres van de rechtspersonen die blijkens het aangeboden stuk daarbij als partij zijn opgetreden;

    • 3°. ten aanzien van natuurlijke en rechtspersonen die blijkens het aangeboden stuk voormelde partijen hebben vertegenwoordigd: de in de onderdelen a en b bedoelde gegevens, met uitzondering van de burgerlijke staat, alsmede de grond van hun bevoegdheid, met dien verstande dat voor natuurlijke personen die een kantoor houden of werkzaam zijn op een kantoor ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor betreffen in plaats van de woonplaats met adres ook het kantooradres vermeld kan worden.

    Indien opgave van één of meer van deze gegevens niet mogelijk is, worden de redenen daarvan vermeld.

  • 2 Andere ter inschrijving aangeboden stukken vermelden, zo mogelijk, dezelfde gegevens als in het eerste lid omschreven, tenzij anders voortvloeit uit hetgeen de wet voor een stuk van de aard als waarom het gaat, ten aanzien van de vermelding van voornamen, namen en woonplaatsen voorschrijft.

  • 3 In elk geval worden de in het eerste lid omschreven gegevens opgegeven van de partij ten behoeve van wie de aanbieding ter inschrijving geschiedt. Zo het ter inschrijving aangeboden stuk één of meer van deze gegevens niet vermeldt en naar zijn aard niet voor aanvulling te dier zake vatbaar is, wordt vermelding van de ontbrekende gegevens en, zo opgave van één of meer dezer gegevens niet mogelijk is, de vermelding van de redenen daarvan in een nadere door of namens die partij ondertekende verklaring alsnog op het stuk gesteld of daaraan gehecht.

  • 4 Zo een partij geen woonplaats in Nederland heeft, kiest zij ter zake van de inschrijving een woonplaats in Nederland.

  • 5 Indien een partij in een ter inschrijving aangeboden stuk woonplaats heeft gekozen, wordt niettemin daarin ook de wettelijke woonplaats met adres vermeld.

Artikel 19

Ingeval het ter inschrijving aangeboden stuk betrekking heeft op een bepaald reeds eerder ingeschreven stuk, bevat het een verwijzing naar dit eerdere stuk overeenkomstig door Onze Minister daartoe vast te stellen regelen.

Artikel 20

  • 1 Indien een stuk ter inschrijving wordt aangeboden en het daarin vermelde in te schrijven feit betrekking heeft op een onroerende zaak of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, vermeldt dit stuk de aard, de plaatselijke aanduiding zo deze er is, en de kadastrale aanduiding van die onroerende zaak onderscheidenlijk van de onroerende zaak die aan dat recht is onderworpen. Indien het in te schrijven feit betrekking heeft op een appartementsrecht, wordt in het ter inschrijving aangeboden stuk vermeld de plaatselijke aanduiding van het desbetreffende gedeelte van het gebouw dat is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, alsmede de aard en de kadastrale aanduiding van dat appartementsrecht.

  • 2 Onze Minister kan regelen vaststellen omtrent de wijze waarop de plaatselijke aanduiding, bedoeld in het eerste lid, in het ter inschrijving aangeboden stuk wordt vermeld.

Artikel 21

  • 1 Indien het in te schrijven feit betrekking heeft op een in de registratie voor schepen, bedoeld in artikel 85, te boek staand schip of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bevat het ter inschrijving aangeboden stuk:

    • a. de naam van het schip met vermelding van het gebruik waartoe het is bestemd, en zijn bruto-inhoud of bruto-tonnage dan wel, indien het een binnenschip betreft, zijn laadvermogen in tonnen van 1.000 kilogram of verplaatsing in kubieke meters;

    • b. het type en de inrichting van het schip, het materiaal waarvan de romp is gemaakt, jaar en plaats van de bouw, en, voor zover het een schip met een mechanische voortstuwing betreft, ook al betreft het slechts een hulpmotor, het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;

    • c. het nummer waaronder de teboekstelling van het schip in de openbare registers is geschied, de aanwijzing van de rubriek waartoe dat schip behoort, de aanduiding van het kantoor van de Dienst waar de teboekstelling is geschied, en het jaar van teboekstelling, welke gegevens tezamen in genoemde volgorde het brandmerk van het schip vormen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de in het eerste lid, onder c, bedoelde onderscheiding van rubrieken van schepen.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op ter inschrijving aangeboden rechterlijke uitspraken. Deze stukken kunnen, onverminderd andere vereisten gesteld bij of krachtens wet, echter slechts worden ingeschreven, indien en voor zover de identiteit van het desbetreffende schip voldoende vaststaat.

Artikel 22

  • 1 Indien het in te schrijven feit betrekking heeft op een in de registratie voor luchtvaartuigen, bedoeld in artikel 92, te boek staand luchtvaartuig of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bevat het ter inschrijving aangeboden stuk:

    • a. het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart;

    • b. de naam en woonplaats van de fabrikant en het type van het luchtvaartuig, jaar en plaats van de bouw, het serienummer zo het luchtvaartuig dat heeft met vermelding van de plaats waar dit nummer is aangebracht, en het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;

    • c. de maximaal toegelaten startmassa van het luchtvaartuig en, indien het luchtvaartuig een naam voert, de naam ervan;

    • d. het nummer waaronder de teboekstelling van het luchtvaartuig in de openbare registers is geschied.

Artikel 23

Vermeldt een ter inschrijving aangeboden stuk niet één of meer der gegevens, in de artikelen 19-22 voor een zodanig stuk voorgeschreven, en is het naar zijn aard niet voor aanvulling te dier zake vatbaar, dan wordt de vermelding van de ontbrekende gegevens in een nadere, door degene die de inschrijving verlangt, ondertekende verklaring alsnog op het stuk gesteld of daaraan gehecht.

Afdeling 2. Vereisten waaraan ter inschrijving aangeboden stukken moeten voldoen in verband met de aard van het in te schrijven feit

Artikel 24

  • 1 Ter inschrijving van een akte van levering, vereist voor de overdracht van een registergoed, voor de vestiging, afstand of wijziging van een beperkt recht dat een registergoed is, of voor de overgang van een registergoed na toedeling uit hoofde van de verdeling van een gemeenschap, wordt aangeboden een authentiek afschrift dan wel een authentiek uittreksel van de notariële akte betreffende deze levering. In geval van vestiging van een recht van hypotheek op een schip in aanbouw wordt mede ter inschrijving aangeboden een verklaring van een ambtenaar van de Dienst belast met het aanbrengen van brandmerken op te boek staande schepen of van een andere door de bewaarder daarmee belaste persoon, inhoudende dat de bouw van het schip nog niet is voltooid.

  • 2 Het ter inschrijving aangeboden stuk, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval:

    • a. de titel op grond waarvan de levering plaatsvindt en, in geval van vestiging van een recht van hypotheek, tevens:

      • 1°. een aanduiding van de vordering waarvoor het recht van hypotheek tot zekerheid strekt, of van de feiten aan de hand waarvan die vordering zal kunnen worden bepaald;

      • 2°. het bedrag waarvoor het recht van hypotheek wordt gevestigd of, wanneer dit bedrag nog niet vaststaat, het maximumbedrag dat uit hoofde van dat recht van hypotheek op het goed kan worden verhaald;

      • 3°. in geval van vestiging van een recht van hypotheek op een teboekstaand zeeschip of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bovendien: een duidelijke vermelding van het aan de hypotheek onderworpen schip;

      • 4°. in geval van vestiging van een recht van hypotheek op een teboekstaand binnenschip of op een recht waaraan een zodanige zaak is onderworpen, bovendien: een duidelijke vermelding van het aan de hypotheek onderworpen schip, de voorwaarden voor opeisbaarheid of een verwijzing naar een op het kantoor van inschrijving ingeschreven document waarin deze voorwaarden zijn vastgelegd, alsmede de bedongen rente en de tijdstippen waarop deze vervalt;

      • 5°. in geval van vestiging van een recht van hypotheek op een teboekstaand luchtvaartuig, bovendien: een duidelijke vermelding van het aan de hypotheek onderworpen luchtvaartuig;

    • b. de wettelijke benaming van het recht, op de levering waarvan het ter inschrijving aangeboden stuk betrekking heeft of, ingeval dat recht geen wettelijke benaming heeft:

  • 4 Het aangeboden stuk mag op meer leveringen, als bedoeld in het eerste lid, betrekking hebben, voor zover voor ieder daarvan aan de in de vorige leden gestelde eisen is voldaan. Betreft het stuk een overdracht onder voorbehoud van een beperkt recht of van een beding, als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, dan wordt de vestiging van dit recht dan wel het op zich nemen van het beding afzonderlijk en duidelijk vermeld, bij gebreke waarvan de inschrijving van het stuk geacht wordt niet mede dit recht of dit beding te betreffen.

  • 6 Het eerste lid, eerste zin, is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van een akte van vernieuwing als bedoeld in artikel 77.

Artikel 25

  • 1 Ter inschrijving van een rechterlijke uitspraak die voor een akte van levering in de plaats treedt of die krachtens een andere wet dan de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken kan worden ingeschreven, wordt een expeditie van de rechterlijke uitspraak aangeboden, alsmede:

    • a. indien de rechterlijke uitspraak slechts inschrijfbaar is, nadat zij in kracht van gewijsde is gegaan: een verklaring van de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, inhoudende dat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat;

    • b. indien de onder a bedoelde eis voor inschrijfbaarheid niet is gesteld en de rechterlijke uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad is: een verklaring van de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, inhoudende:

      • 1°. hetzij dat daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, hetzij dat hem drie maanden na de uitspraak niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken;

      • 2°. zo het rechtsmiddel bij verzoekschrift moet worden ingesteld, dat ook de griffier van het gerecht waar dit verzoekschrift moet worden ingediend, niet van het instellen van een rechtsmiddel is gebleken;

    • c. indien voor de inschrijving betekening aan de veroordeelde vereist is, een door de deurwaarder getekend afschrift van het exploit waarbij de betekening is geschied.

  • 2 Ter inschrijving van een beslissing van de rechter van een vreemde Staat wordt een authentiek afschrift van deze beslissing aangeboden.

  • 3 Bestaat de rechterlijke uitspraak in een verlof tot tenuitvoerlegging van een beslissing van arbiters, dan wordt ook een afschrift van deze beslissing aangeboden, getekend door de griffier van het gerecht waarvan de president het verlof gaf.

Artikel 26

  • 1 Ter inschrijving van een rechtshandeling naar burgerlijk recht die krachtens wetsbepaling kan worden ingeschreven, worden, tenzij anders is bepaald, aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, inhoudende dat de rechtshandeling naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt, is verricht en wat zij inhoudt, en van de daaraan gehechte stukken waaruit van die rechtshandeling blijkt.

  • 2 Ingeval voor de rechtshandeling of de inschrijving daarvan een notariële akte is vereist, wordt aangeboden een authentiek afschrift of een authentiek uittreksel van die akte.

  • 3 Ingeval van de rechtshandeling een notariële akte is opgemaakt, zonder dat dit vereist was, kan naar keuze van degene die de inschrijving verlangt het eerste of tweede lid worden toegepast.

  • 4 Ingeval het gaat om een eenzijdige tot één of meer bepaalde personen gerichte rechtshandeling, kan worden volstaan met aanbieding van een aan die persoon of personen uitgebracht exploit, waarbij die rechtshandeling is verricht of tijdig bevestigd, of een authentiek afschrift daarvan.

  • 5 Ingeval de rechtshandeling betreft een scheepshuurkoopovereenkomst waarop artikel 800, tweede lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, worden ter inschrijving aangeboden hetzij authentieke afschriften van de in het eerste lid van dat artikel bedoelde notariële akte en van de daaraan gehechte stukken inhoudende de in het tweede lid van dat artikel bedoelde toestemming, hetzij een authentiek uittreksel van die akte en authentieke afschriften van die stukken.

  • 6 Ter inschrijving van een afwijkend beding, als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, een door de eigenaar van het schip ondertekende verklaring aangeboden, waarin het scheepstoebehoren ten aanzien waarvan het afwijkend beding is gemaakt, eenduidig is omschreven.

Artikel 27

  • 1 Ter inschrijving van erfopvolgingen die registergoederen betreffen, wordt een authentiek afschrift van een door een notaris opgemaakte verklaring van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek aangeboden, waaruit van de erfopvolging blijkt.

  • 2 Ter inschrijving van een executele, een bij uiterste wilsbeschikking ingesteld bewind of de benoeming van een vereffenaar van de nalatenschap wordt een authentiek afschrift van een verklaring van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek aangeboden, waaruit van de executele, het bewind onderscheidenlijk de benoeming blijkt. De eerste zin laat onverlet de mogelijkheid van inschrijving van de benoeming van een vereffenaar door inschrijving van de desbetreffende rechterlijke uitspraak.

  • 3 Ter inschrijving van een verkrijging door de Staat van registergoederen krachtens artikel 189 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt een authentiek afschrift van een verklaring van een notaris aangeboden, waarin deze vermeldt dat het registergoed door de Staat krachtens dat artikel is verkregen.

  • 5 Ter inschrijving van het verval aan de Staat van registergoederen of hetgeen daarvoor in de plaats is gekomen krachtens artikel 226, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangeboden een verklaring van Onze Minister van Financiën, inhoudende dat tijdens het in dat artikel genoemde tijdvak van twintig jaren die goederen niet zijn opgeëist.

Artikel 28

Ter inschrijving van de aanvaarding van een nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving of de verwerping van een nalatenschap wordt een door de griffier getekend uittreksel uit het boedelregister aangeboden, inhoudende de verklaring betreffende de aanvaarding of de verwerping die krachtens artikel 191 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek in het boedelregister is ingeschreven.

Artikel 29

Ter inschrijving van de afstand van een huwelijksgemeenschap of van een gemeenschap van geregistreerd partnerschap wordt een door de griffier getekend uittreksel uit het huwelijksgoederenregister aangeboden, inhoudende de verklaring betreffende de afstand, die krachtens artikel 104 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in het huwelijksgoederenregister is ingeschreven.

Artikel 30

  • 1 Ter inschrijving van de vervulling van een voorwaarde, gesteld in een ingeschreven voorwaardelijke rechtshandeling, of van de verschijning van een onzeker tijdstip, aangeduid in de aan een ingeschreven rechtshandeling verbonden tijdsbepaling, worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, inhoudende dat naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt, de voorwaarde is vervuld, onderscheidenlijk het tijdstip is verschenen, en van de daaraan gehechte stukken waaruit van deze vervulling of verschijning blijkt.

  • 2 Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van de dood van de vruchtgebruiker van een registergoed. De verklaring van de notaris houdt in dit geval tevens in:

    • a. het tijdstip van overlijden van de vruchtgebruiker, en

    • b. of het vruchtgebruik is vervallen, dan wel bij wie het vruchtgebruik na de dood van de vruchtgebruiker is verbleven.

Artikel 31

Op de inschrijving van reglementen en andere regelingen die tussen medegerechtigden in registergoederen zijn vastgesteld, zijn van overeenkomstige toepassing:

Artikel 32

  • 1 Ter inschrijving van een proces-verbaal van inbeslagneming wordt dit proces-verbaal of een door de deurwaarder of een advocaat getekend afschrift daarvan aangeboden. Artikel 18, tweede-vijfde lid, is niet van toepassing.

  • 2 Ingeval een proces-verbaal van inbeslagneming van een luchtvaartuig in het buitenland is opgemaakt door een deurwaarder of andere volgens de daar geldende wet hiertoe bevoegde persoon, kan ook een zodanig proces-verbaal ter inschrijving worden aangeboden.

  • 3 Ter inschrijving van een der in de artikelen 211 en 821 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde voorrechten, wordt aangeboden een door een deurwaarder ondertekend verzoek tot inschrijving van het voorrecht, inhoudende naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt:

    • a. de aanduiding van de vordering waar het om gaat;

    • b. het beloop der vordering ten tijde van het ondertekenen door de deurwaarder van het verzoek, of van de feiten aan de hand waarvan die vordering zal kunnen worden bepaald;

    • c. de omschrijving van het voorrecht door vermelding van het wettelijk voorschrift, op grond waarvan aan die vordering het voorrecht is toegekend, en

    • d. het tijdstip waarop de vordering is ontstaan. Indien het verzoek van de deurwaarder ter inschrijving wordt aangeboden na verloop van de termijn, genoemd in artikel 219, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 829, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt ter inschrijving tevens aangeboden een stuk waaruit blijkt dat de schuldeiser zijn vordering binnen die termijn in rechte heeft geldend gemaakt, op de inschrijving van welk bewijsstuk artikel 38 van overeenkomstige toepassing is.

  • 4 Op de inschrijving van een voorrecht, als bedoeld in artikel 1320, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek is het bepaalde in de eerste zin van het derde lid van overeenkomstige toepassing. Indien het verzoek van de deurwaarder ter inschrijving wordt aangeboden drie maanden of langer na het in die zin, onder d, bedoelde tijdstip, wordt ter inschrijving tevens aangeboden een stuk waaruit blijkt dat binnen de in artikel 1320, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek genoemde termijn:

    • a. het bedrag der vordering in der minne is vastgesteld, dan wel

    • b. langs gerechtelijke weg erkenning van het voorrecht en de omvang ervan is gevorderd, op de inschrijving van welk bewijsstuk in het onder b bedoelde geval artikel 38 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 33

  • 1 Ter inschrijving van een verandering in de voornaam of de geslachtsnaam van tot registergoederen gerechtigde natuurlijke personen wordt een door of namens deze persoon ondertekend stuk aangeboden, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder 1°, met vermelding van de oude en de nieuwe naam of voornaam, en de dag waarop de verandering is ingegaan. Indien de verandering blijkt uit de registers van de burgerlijke stand, wordt een uittreksel daaruit overgelegd, dat de verandering relateert. In andere gevallen wordt een ander bewijsstuk betreffende deze verandering overgelegd.

  • 2 Ter inschrijving van de naamsverandering van een rechtspersoon wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder 2°, met vermelding van de oude en de nieuwe naam en de dag waarop de verandering is ingegaan. Gaat het om een publiekrechtelijke rechtspersoon, dan kan deze de opgave zelf doen.

  • 4 Ter inschrijving van een fusie van rechtspersonen, als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende met betrekking tot elk der fuserende rechtspersonen en, zo de verkrijgende rechtspersoon een door hen samen bij de fusie opgerichte nieuwe rechtspersoon is, tevens met betrekking tot die rechtspersoon de in artikel 18, eerste lid, onder 2°, bedoelde gegevens, met vermelding wie de verkrijgende rechtspersoon is alsmede van de dag waarop de fusie van kracht is geworden.

  • 5 Ter inschrijving van een splitsing van rechtspersonen als bedoeld in artikel 334a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt een opgave van een notaris aangeboden, inhoudende met betrekking tot elke partij bij de splitsing en, zo bij de splitsing verkrijgende rechtspersonen worden opgericht, tevens met betrekking tot die rechtspersonen de in artikel 18, eerste lid, onder 2°, bedoelde gegevens, met vermelding op welke verkrijgende rechtspersoon welke registergoederen zijn overgegaan alsmede van de dag waarop de splitsing van kracht is geworden.

Artikel 34

Ter inschrijving van een verjaring wordt een authentiek afschrift van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring aangeboden, inhoudende dat naar de verklaring van degene die de inschrijving verlangt, de verjaring is ingetreden, alsmede

  • a. welk registergoed door verjaring is verkregen, dan wel welk beperkt recht op een registergoed is tenietgegaan;

  • b. tegen wie de verjaring werkt, indien dit bekend is;

  • c. welke feiten tot de verjaring hebben geleid, en

  • d. dat de verjaring wordt betwist of niet wordt betwist door degene tegen wie zij werkt, zo dit bekend is.

Artikel 35

  • 1 Ter inschrijving van een of meer verklaringen van waardeloosheid als bedoeld in artikel 28 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris opgemaakte verklaring, inhoudende dat degenen te wier behoeve de inschrijving zou hebben gestrekt, schriftelijk hebben verklaard dat zij waardeloos is, en van deze schriftelijke verklaringen die aan die notariële verklaring zijn gehecht.

  • 2 Tenzij de inschrijving een hypotheek of een beslag betreft, vermelden de in het eerste lid bedoelde schriftelijke verklaringen van degenen te wier behoeve de inschrijving zou hebben gestrekt, tevens de feiten waarop de waardeloosheid berust, en houdt de in dat lid bedoelde verklaring van de notaris tevens in dat de vermelde feiten een rechtsgrond voor de waardeloosheid van de inschrijving opleveren.

Artikel 36

  • 1 Ter inschrijving van het feit dat het nut van een mandelige zaak voor elk der erven is geëindigd, wordt een door een authentiek afschrift van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring aangeboden, inhoudende dat naar de verklaring van hen die de inschrijving verlangen, het nut voor elk der erven is geëindigd. Werken niet alle rechthebbenden op de mandelige zaak mee, dan vermeldt de notaris in zijn verklaring de reden daarvan.

  • 2 Ter inschrijving van het bestaan van een recht, als bedoeld in artikel 150, eerste lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (Stb. 1976, 396), worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, waarin het bestaan van het recht wordt geconstateerd, en die tevens inhoudt:

    • a. de omschrijving van de inhoud van het recht;

    • b. zo mogelijk, de gangbare benaming ervan dan wel de verklaring, dat dat recht niet een zodanige benaming heeft, en

    • c. wie de rechthebbende op dat recht is,

    alsmede van de aan die verklaring gehechte stukken waaruit van een en ander blijkt.

  • 3 Ter inschrijving van het ontstaan van een erfdienstbaarheid door bestemming of herleving, bedoeld in artikel 163, eerste zin, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek, worden aangeboden authentieke afschriften van een door een notaris met inachtneming van artikel 37 opgemaakte verklaring, waarin het ontstaan van de erfdienstbaarheid wordt geconstateerd, en die tevens inhoudt:

    • a. de omschrijving van de inhoud van de erfdienstbaarheid, en

    • b. wie de rechthebbende op dat recht is,

    alsmede van de aan die verklaring gehechte stukken waaruit van een en ander blijkt.

Artikel 37

  • 1 Een notariële verklaring, als bedoeld in de artikelen 26, 30, 34 en 36, houdt behalve hetgeen in deze artikelen is voorgeschreven, tevens in een verklaring van de notaris:

    • a. hetzij dat allen die als partij bij het in te schrijven feit betrokken zijn aan de notaris hebben medegedeeld met de inschrijving in te stemmen;

    • b. hetzij dat bewijsstukken aan hem zijn overgelegd en aan de verklaring gehecht, die genoegzaam aantonen dat het in te schrijven feit zich inderdaad heeft voorgedaan dan wel, in geval van een verklaring als bedoeld in artikel 36, tweede lid, dat het recht bestaat;

    • c. hetzij dat hij niet aan het onder a en b gestelde kan voldoen.

  • 3 De kosten van het geding blijven voor rekening van de eiser, tenzij de vordering ondanks verweer wordt toegewezen, in welk geval degene die het verweer heeft gevoerd in de kosten wordt veroordeeld.

  • 4 Wanneer het aangeboden stuk ook overigens niet aan de vereisten voor inschrijving voldoet, vermeldt de bewaarder bij de voorlopige aantekening tevens de gerezen bedenkingen en is artikel 20 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in dier voege van toepassing dat het daarbedoelde bevel slechts tezamen met dat uit hoofde van het tweede lid kan worden gevorderd.

Afdeling 3. Vereisten waaraan stukken moeten voldoen, aangeboden ter inschrijving van het instellen van een rechtsvordering, van het indienen van een verzoekschrift, van tegen rechterlijke uitspraken ingestelde rechtsmiddelen of van de waardeloosheid van zodanige inschrijvingen

Artikel 38

  • 1 Ter inschrijving van de instelling van een rechtsvordering of de indiening van een verzoekschrift ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak die de rechtstoestand van een registergoed betreft, wordt aangeboden:

    • a. in geval van instelling van de rechtsvordering door een dagvaarding: een door de deurwaarder of een advocaat getekend afschrift daarvan;

    • b. in geval van instelling van de rechtsvordering door een ander stuk: een afschrift daarvan getekend door een advocaat of door de griffier van het gerecht waar de zaak aanhangig is;

    • c. in geval van een verzoekschrift: een afschrift daarvan met aantekening van de dag waarop het verzoekschrift is ingekomen ter griffie, getekend door een advocaat of door de griffier van het gerecht waar het verzoekschrift is ingediend.

  • 2 Artikel 18, tweede-vijfde lid, is niet van toepassing, behoudens dat het aangeboden stuk in elk geval de naam en een ter zake van het geding gekozen woonplaats met adres van degene te wiens behoeve de aanbieding geschiedt, moet bevatten.

Artikel 39

  • 1 Ter inschrijving van de instelling van een rechtsmiddel tegen een rechterlijke uitspraak, als bedoeld in artikel 38, wordt aangeboden:

    • a. ingeval het rechtsmiddel wordt ingesteld bij dagvaarding: een door de deurwaarder of een advocaat getekend afschrift daarvan;

    • b. ingeval het rechtsmiddel wordt ingesteld bij verzoekschrift: een afschrift daarvan met aantekening van de dag waarop het verzoekschrift is ingekomen ter griffie, getekend door een advocaat of de griffier van het gerecht waar het verzoekschrift is ingediend;

    • c. ingeval het rechtsmiddel wordt ingesteld bij een ander stuk: een afschrift daarvan, getekend door een advocaat of de griffier van het gerecht dat op het aangewende rechtsmiddel beslist.

  • 2 Artikel 18, tweede-vijfde lid, is niet van toepassing, behoudens dat het aangeboden stuk in elk geval de naam en een ter zake van het geding gekozen woonplaats met adres van degene te wiens behoeve de aanbieding geschied moet bevatten.

Artikel 40

Ter inschrijving van de waardeloosheid van een overeenkomstig artikel 38 of artikel 39 verkregen inschrijving, kan ook worden aangeboden

  • a. een daartoe strekkende verklaring, afgegeven door een deurwaarder of advocaat die optreedt voor de eiser, de verzoeker of degene die het rechtsmiddel heeft ingesteld;

  • b. een rechterlijke uitspraak die ertoe strekt dat een zodanige inschrijving waardeloos is.

Afdeling 4. Overige bepalingen betreffende inschrijvingen

Artikel 41

  • 1 Ter inschrijving van een feit dat is opgenomen in een stuk gesteld in een vreemde of de Friese taal, wordt naast dat ter inschrijving aangeboden stuk een letterlijke vertaling in het Nederlands ter inschrijving aangeboden, vervaardigd en voor overeenstemmend verklaard door een voor die taal als bevoegd toegelaten beëdigd vertaler, of, indien het een in te schrijven notariële akte in de Friese taal betreft, door de notaris voor wie de akte is verleden.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid lijdt uitzondering ingeval met betrekking tot luchtvaartuigen een proces-verbaal van inbeslagneming, opgemaakt in het buitenland door een deurwaarder of door een andere volgens de daar geldende wet daartoe bevoegde persoon en gesteld in een vreemde taal, aan de bewaarder wordt toegezonden of bij deze wordt ingeleverd. Alsdan wordt door de zorg van de bewaarder zo spoedig mogelijk een vertaling van een zodanig proces-verbaal vervaardigd door een in Nederland toegelaten beëdigd vertaler.

  • 3 De vertalingen worden ingeschreven in plaats van de in de vreemde of Friese taal gestelde stukken, die onder de bewaarder blijven berusten.

Artikel 42

  • 1 Op de inschrijving van stukken tot verbetering van onjuistheden en onvolledigheden in ingeschreven stukken, zijn de bepalingen, gegeven bij of krachtens dit hoofdstuk, van overeenkomstige toepassing, onverminderd het tweede lid.

Artikel 43

Indien het ter inschrijving aangeboden stuk waarin het in te schrijven feit is opgenomen, niet voldoet aan de vereisten, gesteld in de artikelen 18-42, kan het met ontbrekende gegevens worden aangevuld door een verklaring aan de voet van het stuk, ondertekend door degene die bevoegd is tot het opmaken en ondertekenen van een zodanig stuk, een en ander voor zover de aard van het stuk zich daartegen niet verzet.

Artikel 44

  • 1 Stukken die voor bewijs bij de aanbieding van een stuk worden overgelegd, worden slechts mede ingeschreven, indien de wet dit eist of de aanbieder dit verlangt, tenzij bij wet is bepaald dat de desbetreffende stukken niet worden ingeschreven.

  • 2 Onverminderd artikel 17, tweede lid, maakt de bewaarder, overeenkomstig door het bestuur van de Dienst te stellen regels, melding van de overlegging van stukken:

    • a. voorzover die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden: op het ter inschrijving aangeboden stuk en op het afschrift van dat stuk, en

    • b. voorzover die in elektronische vorm ter inschrijving zijn aangeboden: in het desbetreffende elektronisch gedeelte van de openbare registers bij dat stuk.

  • 3 Stukken die worden overgelegd maar waarvan de inschrijving niet wordt voorgeschreven of verlangd, worden onverwijld aan de aanbieder teruggegeven. De eerste zin is niet van toepassing indien artikel 11b, vijfde lid, derde zin, toepassing heeft gevonden en het stuk in elektronische vorm is overgelegd.

Artikel 45

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent de vereisten waaraan stukken dienen te voldoen die worden aangeboden ter inschrijving van andere inschrijfbare feiten dan die waarop de artikelen 24-40 betrekking hebben, voor zover dit niet reeds in deze dan wel bij of krachtens een andere wet is geschied.

  • 2 Voor zover bij de in het eerste lid bedoelde maatregel niet anders is bepaald, wordt ter inschrijving van een beschikking of van een uitspraak waarbij een beschikking werd vernietigd, ingetrokken of gewijzigd, een afschrift van die beschikking onderscheidenlijk van die uitspraak aangeboden, afgegeven door het bestuursorgaan onderscheidenlijk het rechterlijk orgaan dat de beschikking of de uitspraak gaf.

Titel 3. Inschrijfbaarheid van andere stukken en van verandering van woonplaats

Artikel 46

  • 2 Ter inschrijving van een stuk als bedoeld in het eerste lid wordt naast dat stuk aangeboden, indien het in papieren vorm ter inschrijving wordt aangeboden, een afschrift van dat stuk voorzien van een verklaring van eensluidendheid. Artikel 11, tweede tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De artikelen 18 tot en met 23 zijn niet van toepassing. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld waaraan ter inschrijving aangeboden stukken als bedoeld in het eerste lid, voldoen. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de verwijzing in de latere stukken geschiedt.

  • 5 Een verwijzing als bedoeld in het vierde lid heeft tot gevolg dat het stuk waarnaar in een ter inschrijving aangeboden stuk wordt verwezen, deel uitmaakt van de inschrijving die op grond van het aangeboden stuk plaatsvindt.

Artikel 46a

  • 1 Ter voorkoming van een onjuiste of onvolledige bijhouding als bedoeld in de artikelen 54, eerste lid, onderdeel a, 78, eerste lid, 87, eerste lid, onderdeel a, en 94, eerste lid, onderdeel a, kan met betrekking tot bij regeling van Onze Minister vast te stellen gevallen een door een notaris opgemaakte bijhoudingsverklaring worden ingeschreven, inhoudende dat naar zijn verklaring hem gebleken is dat in een eerder ingeschreven, door hem verleden notariële akte voor een juiste en volledige bijhouding van dat stuk kennelijk benodigde gegevens ontbreken en dat die gegevens uitsluitend ten behoeve van een juiste en volledige bijhouding van dat stuk in die verklaring worden vermeld. De inschrijving van een bijhoudingsverklaring kan slechts plaatsvinden indien die verklaring ter inschrijving wordt aangeboden voor de afloop van een periode van tien dagen die aanvangt met de eerste dag volgend op die waarop het desbetreffende stuk is ingeschreven, waarbij niet meegerekend worden de dagen waarop de kantoren van de Dienst niet voor het publiek zijn opengesteld voor het aanbieden van stukken ter inschrijving in de openbare registers.

  • 2 Ter inschrijving van een bijhoudingsverklaring als bedoeld in het eerste lid wordt aangeboden, indien dit in papieren vorm geschiedt, die verklaring of een authentiek afschrift daarvan, en een afschrift van die verklaring, onderscheidenlijk van dat authentieke afschrift, voorzien van een verklaring van eensluidendheid. Artikel 11, tweede tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 47

  • 1 Een verandering van een in een ingeschreven stuk gekozen woonplaats, een alsnog ter zake van een inschrijving gedane keuze van woonplaats en de opheffing van een gekozen woonplaats kunnen worden ingeschreven. Ter inschrijving van de verandering, keuze of opheffing wordt een door of namens de belanghebbende ondertekende verklaring aangeboden die de nieuwe en de vorige gekozen dan wel wettelijke woonplaats vermeldt, alsmede de datum van ingang.

  • 3 Door of krachtens deze wet voorgeschreven mededelingen en kennisgevingen worden in elk geval gedaan aan de laatste bij de Dienst bekende woonplaats van de belanghebbende. In geval van overlijden van een persoon die tot een registergoed gerechtigd was, worden zodanige mededelingen en kennisgevingen aan zijn rechtsopvolgers gedaan aan het laatste bij de Dienst bekende adres van de boedel.

Hoofdstuk 3. Basisregistratie kadaster en net van coördinaatpunten

Titel 1. Basisregistratie kadaster

Artikel 48

  • 1 De basisregistratie kadaster ontsluit de openbare registers door middel van:

    • a. de kadastrale aanduiding van een onroerende zaak en van een appartementsrecht, en

    • b. de naam van de eigenaar van, of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak, met uitzondering van de rechthebbende op een erfdienstbaarheid.

  • 2 De basisregistratie kadaster bevat:

    • a. de kadastrale aanduiding van onroerende zaken en van appartementsrechten;

    • b. naam, voornamen, adres, geboortedatum en burgerlijke staat van de eigenaar van, beperkt gerechtigde met betrekking tot, of beslaglegger op, een onroerende zaak of, ingeval die e igenaar, gerechtigde of beslaglegger een rechtspersoon is, de rechtsvorm;

    • c. de wettelijke benaming van de beperkte rechten waaraan een onroerende zaak is onderworpen, en van de beslagen die op die zaak of dat beperkte recht zijn gelegd, als ook, of die zaak of dat beperkte recht onder bewind staat of ten aanzien daarvan een beding als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is ingeschreven;

    • d. de kadastrale grootte van een perceel;

    • e. de gegevens met betrekking tot beperkingenbesluiten, alsmede daarop betrekking hebbende beslissingen in administratief beroep, rechterlijke uitspraken en verklaringen met betrekking tot het vervallen van een publiekrechtelijke beperking, die krachtens de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken in de openbare registers zijn ingeschreven;

    • f. gegevens die krachtens een andere wet dan die genoemd in onderdeel e aan de Dienst ter inschrijving in de openbare registers, respectievelijk ter opneming in de basisregistratie kadaster, worden aangeboden;

    • g. ten aanzien van een eigenaar en beperkt gerechtigde als bedoeld in onderdeel b: een verwijzing naar alle in de openbare registers ingeschreven of geboekte stukken, voorzover die stukken betreffen onroerende zaken en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen;

    • h. ten aanzien van een onroerende zaak en een appartementsrecht: een verwijzing naar alle daarop betrekking hebbende, in de openbare registers ingeschreven of geboekte stukken, alsmede naar door de Dienst verkregen inlichtingen of verrichte waarnemingen als bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen c en d;

    • i. voorzover op een onroerende zaak een recht van hypotheek rust, het bedrag waarvoor de hypotheek is gevestigd, of indien dit bedrag nog niet vaststaat, het maximumbedrag dat uit hoofde van een hypotheek op het goed kan worden verhaald, en voorzover bekend, de rentevoet;

    • j. feitelijke gegevens met betrekking tot een onroerende zaak, een beperkt recht met betrekking tot die zaak of een appartementsrecht, voorzover die een nadere omschrijving, een beperking, een begunstiging of een kenmerk bevatten, die voor het rechtsverkeer of de landelijke kadastrale kaart van belang zijn, of voorzover die betrekking hebben op het beheer, de domicilie of de beschikkingsbevoegdheid van de eigenaar van, beperkt gerechtigde met betrekking tot, of de beslaglegger op, een onroerende zaak, een beperkt recht of een appartementsrecht;

    • k. het aandeel van een eigenaar of beperkt gerechtigde als bedoeld in onderdeel b in geval van een gemeenschap.

  • 3 De basisregistratie kadaster bevat voorts de landelijke kadastrale kaart. Die kaart is toegankelijk door middel van een coördinaat in het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52, of door middel van de kadastrale aanduiding van een perceel. De landelijke kadastrale kaart bevat:

    • a. de afbeelding van de kadastrale grenzen van een perceel, weergegeven in het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52;

    • b. de kadastrale aanduiding van een perceel;

    • c. de rijksgrens en de grens van een provincie of gemeente;

    • d. een voorstelling van de omtrek van een hoofd- of bijgebouw op een perceel, met dien verstande dat de omtrek van een bijgebouw uitsluitend wordt weergegeven indien die weergave naar het oordeel van de Dienst nodig is voor een goede oriëntatie op de kadastrale kaart.

  • 4 Een gegeven als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, kan krachtens een andere wet dan deze wet als authentiek worden aangemerkt.

  • 5 De detaillering, verbijzondering en beschrijving van gegevens als bedoeld in het tweede en derde lid, en in artikel 7g, eerste, tweede en vijfde lid, vinden plaats in de door het bestuur van de Dienst vastgestelde catalogus basisregistratie kadaster.

  • 6 Het bestuur van de Dienst doet mededeling van de vaststelling of wijziging van de catalogus basisregistratie kadaster in de Staatscourant. Indien die mededeling geen integrale bekendmaking inhoudt van die catalogus of van de wijzigingen daarin, maakt de Dienst bekend waar die catalogus ter inzage ligt of op welke wijze die catalogus anderszins raadpleegbaar is.

  • 7 Het tweede lid, onderdelen b, g en k, vindt ten aanzien van erfdienstbaarheden slechts toepassing, voorzover dat wordt bepaald bij regeling van het bestuur van de Dienst.

Titel 2. Kaartenbestand, daaraan ten grondslag liggende bescheiden en net van coördinaatpunten

Artikel 50

De aan de kadastrale kaart ten grondslag liggende bescheiden bevatten in elk geval de landmeetkundige gegevens van hetgeen op die kaart wordt weergegeven.

Artikel 51

  • 1 Het bestuur van de Dienst stelt regelen vast omtrent de inrichting van de kadastrale kaart.

  • 2 Het bestuur van de Dienst stelt tevens regelen vast omtrent de vorm van de aan de kadastrale kaart ten grondslag liggende bescheiden.

Artikel 52

  • 1 Er is een net van coördinaatpunten waarvan de coördinaten worden vastgelegd in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting en in het stelsel van het Europese referentiesysteem voor geodesie en navigatie.

  • 2 Het bestuur van de Dienst stelt regelen vast omtrent de registratie en de weergave van de in het eerste lid genoemde punten.

Hoofdstuk 4. Bijwerking van de basisregistratie kadaster en het net van coördinaatpunten

Titel 1. Bijwerking van de basisregistratie kadaster

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 54

  • 1 Bijhouding vindt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, plaats op grond van:

    • a. veranderingen blijkens in de openbare registers ingeschreven stukken, voorzover die betrekking hebben op onroerende zaken en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen;

    • b. een wijziging als bedoeld in artikel 7n of 7t;

    • c. inlichtingen van een eigenaar van, of beperkt gerechtigde met betrekking tot, een onroerende zaak, of van diens rechtsopvolger onder algemene titel;

    • d. waarnemingen van een met meting belaste ambtenaar omtrent een feit als bedoeld in de artikelen 29 en 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of omtrent de feitelijke gesteldheid van een onroerende zaak.

  • 2 Bijhouding van de basisregistratie kadaster vindt ook plaats met betrekking tot voorlopige aantekeningen terzake van stukken betreffende onroerende zaken en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen en doorhalingen daarvan in het register van voorlopige aantekeningen.

Artikel 55

Vernieuwing vindt plaats op grond van veranderingen, voor zover deze blijken uit in de openbare registers ingeschreven akten van vernieuwing, als bedoeld in artikel 77.

Artikel 56

De wijze van bijwerking wordt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld in dier voege:

  • a. dat na een inschrijving de bijwerking terstond aanvangt, en

  • b. dat tenminste ingeval een bijwerking leidt tot het wijzigen of aanvullen van de in de basisregistratie kadaster vermeld staande gegevens betreffende de eigenaars of beperkt gerechtigden, de kadastrale aanduiding dan wel de grootte, in de registratie wordt vermeld op grond van welk ingeschreven of ander stuk een bijwerking heeft plaatsgevonden.

Artikel 56a

Artikel 56b

  • 1 Tenzij het betreft een beschikking als bedoeld in artikel 71, 72 of 78, eerste lid, kan een belanghebbende bezwaar maken tegen een beschikking inzake de bijwerking, vastgesteld krachtens hoofdstuk 4, nadat die bijwerking is voltooid.

  • 2 Voorzover een beschikking als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een gegeven dat krachtens deze wet als authentiek wordt aangemerkt en ten aanzien van die beschikking bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, handelt de Dienst overeenkomstig artikel 7r.

Afdeling 2. Bijhouding

§ 1. Bijhouding op grond van in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, ingeschreven stukken betreffende onroerende zaken en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen, met uitzondering van notariële akten van vernieuwing

Artikel 57

  • 1 Indien een meting noodzakelijk is ten behoeve van de bijhouding, doet de Dienst van het voornemen daartoe mededeling aan de personen die volgens de bij de Dienst bekende gegevens als eigenaar, beperkt gerechtigde, met uitzondering van evenwel de hypotheekhouders en de rechthebbenden op erfdienstbaarheden zo die er zijn, of anderszins bij de bijhouding belanghebbenden zijn. De mededeling houdt in elk geval in de dag en het uur waarop de aanwijzing die de grondslag vormt voor de meting, zal plaatsvinden.

  • 2 Onze Minister stelt regelen vast omtrent de wijze waarop de in het vorige lid bedoelde mededeling wordt gedaan.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde belanghebbenden verschaffen, indien naar het oordeel van de met de meting belaste ambtenaar nodig door aanwijzing ter plaatse, de door deze ambtenaar voor de bijhouding benodigde inlichtingen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de bijhouding voor de gevallen waarin één of meer belanghebbenden niet de voor de bijhouding benodigde inlichtingen of onderling tegenstrijdige inlichtingen verschaffen.

  • 4 De ambtenaar maakt een relaas van zijn bevindingen, dat mede de door de meting verkregen gegevens bevat.

  • 5 De bijhouding vindt plaats mede op grondslag van het relaas van bevindingen indien het eerste-vierde lid toepassing heeft gevonden.

  • 6 Op vertoon van een bewijs van de in artikel 58, eerste lid, bedoelde bekendmaking worden aan belanghebbenden op het desbetreffende kantoor van de Dienst kosteloos nadere inlichtingen omtrent de uitkomsten van de meting verschaft, indien het eerste-vierde lid toepassing heeft gevonden. Onze Minister stelt nadere regelen vast omtrent de wijze waarop deze inlichtingen worden verschaft.

Artikel 58

  • 1 Ingeval de bijhouding waartoe een ingeschreven stuk aanleiding geeft, met betrekking tot een gehandhaafd perceel dan wel een nieuw gevormd perceel is voltooid en heeft geleid tot wijziging of aanvulling van de in de basisregistratie kadaster vermeld staande gegevens betreffende de eigenaars of beperkt gerechtigden, de kadastrale aanduiding dan wel de grootte van de onroerende zaak waarop het ingeschreven feit betrekking heeft, wordt het resultaat van die bijhouding aan belanghebbenden door toezending of uitreiking bekendgemaakt. Met betrekking tot een rechthebbende op een erfdienstbaarheid vindt het bepaalde in de eerste zin slechts toepassing, voor zover een regeling van het bestuur van de Dienst als bedoeld in artikel 48, derde lid, is vastgesteld.

  • 2 De verzending ingevolge het eerste lid vindt op één en dezelfde dag plaats.

Artikel 59

  • 1 Blijkt de in het ingeschreven stuk voorkomende feitelijke omschrijving van de onroerende zaak waarop het stuk betrekking heeft, onverenigbaar met hetgeen de met de meting belaste ambtenaar overeenkomstig artikel 57, derde lid, door de belanghebbenden ter plaatse is aangewezen, of is de kadastrale aanduiding van die zaak in dat stuk onjuist of onvolledig, dan vindt artikel 58, eerste-derde lid, slechts toepassing voor zover bijhouding naar de krachtens het volgende lid vast te stellen regelen mogelijk is.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld in hoeverre en op welke wijze bijhouding plaatsvindt, indien de in het eerste lid bedoelde gevallen zich voordoen, in dier voege dat de bijhouding waartoe het ingeschreven stuk aanleiding geeft, eerst wordt voltooid, nadat een stuk tot verbetering, als bedoeld in artikel 42, is ingeschreven in de in artikel 8, eerste lid, onder a, bedoelde openbare registers.

  • 3 De beslissing om toepassing aan het eerste lid te geven wordt met bekwame spoed genomen. Indien het ingeschreven stuk is opgemaakt door een notaris, wordt de beslissing tevens aan hem medegedeeld. De bekendmaking van de beslissing gaat vergezeld van een verzoek een stuk tot verbetering, als bedoeld in artikel 42, in te schrijven in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a. Artikel 58, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Bij de bekendmaking wordt gewezen op het gevolg voor de bijhouding dat de wet aan het niet-inschrijven van een stuk tot verbetering, als bedoeld in artikel 42, verbindt.

  • 5 Het bepaalde in de vorige leden is van overeenkomstige toepassing ingeval de kadastrale aanduiding van een appartementsrecht in een ingeschreven stuk onjuist of onvolledig blijkt te zijn.

§ 2. Bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent feiten, bedoeld in de artikelen 29 en 35 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek

Artikel 66

  • 2 In geval van toewijzing van het verzoek wordt door de Dienst van het voornemen tot het houden van een onderzoek ter plaatse mededeling gedaan overeenkomstig artikel 57, eerste lid. Artikel 57, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 67

  • 2 De ambtenaar maakt een relaas van zijn bevindingen. Indien ten behoeve van het onderzoek een meting plaatsvindt, worden de daardoor verkregen gegevens eveneens opgenomen in het relaas van bevindingen.

Artikel 68

  • 1 Indien het onderzoek ter plaatse aanleiding geeft tot bijhouding, vindt deze plaats op grondslag van het relaas van bevindingen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien het onderzoek ter plaatse geen aanleiding geeft tot bijhouding, wordt daarvan mededeling gedaan aan de verzoeker en de overige bij de bijhouding belanghebbenden.

Artikel 70

  • 2 Indien de Dienst gebruik heeft gemaakt van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid en het onderzoek ter plaatse aanleiding heeft gegeven tot bijhouding, vindt bijhouding plaats op grondslag van het relaas van bevindingen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Ingeval het onderzoek geen aanleiding geeft tot bijhouding is artikel 68, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de feitelijke gesteldheid van onroerende zaken

Artikel 71

De wijze van bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de feitelijke gesteldheid van onroerende zaken wordt geregeld door het bestuur van de Dienst.

§ 4. Bijhouding met betrekking tot voorlopige aantekeningen en doorhalingen daarvan

Artikel 72

De wijze van bijhouding in de basisregistratie kadaster met betrekking tot voorlopige aantekeningen terzake van stukken betreffende onroerende zaken en rechten waaraan die zaken zijn onderworpen en doorhalingen daarvan in het register van voorlopige aantekeningen wordt geregeld door het bestuur van de Dienst.

§ 5. Bijhouding inzake splitsing of samenvoeging van percelen, ambtshalve of op verzoek

Artikel 73

  • 1 De Dienst kan besluiten tot splitsing of samenvoeging van percelen in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Een eigenaar van, of een beperkt gerechtigde met betrekking tot, een onroerende zaak, kan in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen een verzoek tot splitsing of samenvoeging van percelen doen met betrekking tot die onroerende zaak, indien hij daarbij een redelijk belang heeft. Indien het verzoek afkomstig is van een beperkt gerechtigde moet de eigenaar van die onroerende zaak door de Dienst worden gehoord alvorens tot bijhouding kan worden overgegaan.

  • 3 Indien naar zijn oordeel nodig wint de daarmee belaste ambtenaar ter plaatse nadere inlichtingen in. Van het voornemen daartoe wordt alsdan mededeling gedaan overeenkomstig artikel 57, eerste lid. Artikel 57, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Voor zover het verzoek wordt toegewezen, vindt de bijhouding plaats op grondslag van het relaas van bevindingen. Artikel 58, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 3. Vernieuwing

Artikel 74

In bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen is de Dienst bevoegd te onderzoeken of de gegevens betreffende de rechtstoestand, de grootte en feitelijke gesteldheid van onroerende zaken, alsmede de gegevens betreffende de rechtstoestand van de rechten waaraan deze onroerende zaken onderworpen zijn, die zijn weergegeven in de basisregistratie kadaster en de bescheiden, bedoeld in artikel 50, juist en volledig zijn.

Artikel 75

  • 1 Vóór de aanvang van een onderzoek van vernieuwing maakt de Dienst het voornemen daartoe openbaar overeenkomstig door Onze Minister vast te stellen regels. Bij algemene maatregel van bestuur kan voor daarin omschreven gevallen worden bepaald dat openbaarmaking achterwege kan blijven op de grond dat het bereiken van alle belanghebbenden door het bepaalde in het tweede lid voldoende gewaarborgd is.

  • 2 De Dienst doet in elk geval van een voornemen tot een onderzoek van vernieuwing per brief mededeling aan de eigenaar en beperkt gerechtigde met betrekking tot de onroerende zaak, waarop de vernieuwing betrekking heeft, alsmede aan de personen die bij de Dienst anderszins als belanghebbenden bij de vernieuwing bekend zijn. Artikel 57, eerste lid, tweede zin, en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Een voornemen tot een onderzoek van vernieuwing wordt bij het desbetreffende perceel in de basisregistratie kadaster vermeld volgens door het bestuur van de Dienst vast te stellen regelen.

  • 4 In de brief, bedoeld in het tweede lid, wordt gewezen op de in artikel 78, tweede en derde lid, genoemde gevolgen die de wet aan de vernieuwing verbindt.

Artikel 76

  • 1 De met het onderzoek van vernieuwing belaste ambtenaar wint, zonodig ter plaatse, inlichtingen in, verzoekt zonodig om overlegging of openlegging van bescheiden en doet de nodige waarnemingen. De belanghebbenden, bedoeld in artikel 75, tweede lid, dienen, indien naar het oordeel van de ambtenaar nodig door aanwijzing ter plaatse, de door de ambtenaar voor de vernieuwing benodigde inlichtingen te verschaffen en daartoe zonodig bescheiden over te leggen of open te leggen. Artikel 67, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Op de grondslag van het relaas van bevindingen worden voorstellen van vernieuwing gemaakt. Alvorens daartoe wordt overgegaan, wordt nagegaan of na het onderzoek van vernieuwing met betrekking tot de onroerende zaak waarop het voorstel betrekking heeft, nog bijhoudingen hebben plaatsgevonden. Is dat het geval dan wordt in het voorstel afzonderlijk melding gemaakt van die bijhoudingen, overeenkomstig door het bestuur van de Dienst vast te stellen regelen. Elk voorstel bevat in elk geval de gegevens omtrent de rechten, de rechthebbenden, de grootte, de kadastrale aanduiding van de onroerende zaak waarop het betrekking heeft, zoals deze luiden op de dag waarop het voorstel is opgemaakt.

  • 3 Bij het maken van een voorstel van vernieuwing wordt geen acht geslagen op niet-ingeschreven feiten waarvan het rechtsgevolg slechts kan intreden door inschrijving daarvan in de openbare registers.

  • 4 In het voorstel worden de gegevens omtrent rechten van hypotheek en inbeslagnemingen, zoals deze blijken uit de in de openbare registers ingeschreven stukken, ongewijzigd overgenomen. Indien tijdens het onderzoek is gebleken dat de omvang van de onroerende zaak waarop het recht van hypotheek is gevestigd of waarop beslag is gelegd, wijziging heeft ondergaan, wordt bij het opmaken van het voorstel op die wijziging acht geslagen.

  • 5 In het voorstel worden slechts gegevens omtrent die erfdienstbaarheden vermeld welke in de basisregistratie kadaster zijn vermeld, of, indien niet daarin vermeld, waarvan het bestaan aannemelijk is geworden op grond van inlichtingen, bescheiden of waarnemingen, als bedoeld in het eerste lid.

  • 6 Het voorstel van vernieuwing wordt bekend gemaakt aan belanghebbenden. Artikel 58, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing van artikel 56b bevat de beslissing van de ambtenaar op het bezwaarschrift alle gegevens uit het voorstel van vernieuwing omtrent de rechten, de rechthebbenden, de kadastrale aanduiding en de grootte van de onroerende zaak, waarop de vernieuwing betrekking heeft, ook die waarvan de juistheid door belanghebbenden niet is betwist.

  • 7 Het bestuur van de Dienst maakt het voorstel van vernieuwing bekend overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht. Van de indiening van bezwaarschriften en het instellen van beroep, alsmede van daarop gegeven beslissingen wordt bij het voorstel melding gemaakt overeenkomstig door het bestuur van de Dienst vast te stellen regelen.

Artikel 77

  • 1 Voorzover tegen een voorstel van vernieuwing geen, of niet tijdig, bezwaren zijn ingediend, de beslissing op bezwaar onherroepelijk is geworden of de rechtbank uitspraak heeft gedaan, wordt door een daartoe door de Dienst aangewezen notaris een akte van vernieuwing opgemaakt. De akte wordt door de Dienst ondertekend.

  • 2 Een akte van vernieuwing kan op één of meer voorstellen van vernieuwing betrekking hebben. De akte bevat ten aanzien van elke onroerende zaak waarop de vernieuwing betrekking heeft, het relaas van bevindingen, de inhoud van het voorstel van vernieuwingen en, ingeval er onherroepelijk op bezwaar is beslist of door de rechtbank uitspraak is gedaan, die beslissing of uitspraak. Bescheiden die tijdens het onderzoek aan de met het onderzoek van vernieuwing belaste ambtenaar worden overgelegd, worden in de akte vermeld en daaraan in afschrift gehecht.

  • 3 Tevens worden overeenkomstig door het bestuur van de Dienst vast te stellen regelen aan de voet van de akte van vernieuwing ten aanzien van elke onroerende zaak waarop de vernieuwing betrekking heeft, afzonderlijk vermeld de in artikel 76, tweede lid, bedoelde bijhoudingen alsmede die bijhoudingen, zo die hebben plaatsgevonden, welke zich hebben voorgedaan tussen het tijdstip van de dagtekening van het voorstel van vernieuwing en dat van de dagtekening van de akte van vernieuwing.

  • 4 Een bezwaar of beroep ter zake van een bijhouding, als bedoeld in het vorige lid, kan op verzoek van de belanghebbende gevoegd worden behandeld met bezwaren of beroepen ter zake van een voorstel van vernieuwing. De behandeling kan op verzoek van de belanghebbende ook worden aangehouden tot na het verlijden van de akte van vernieuwing.

  • 5 De akte van vernieuwing wordt ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 78

  • 1 Na de inschrijving, bedoeld in artikel 77, vijfde lid, wordt de basisregistratie kadaster met bekwame spoed vernieuwd op de voet van de akte van vernieuwing.

  • 2 Zij die volgens de akte van vernieuwing rechthebbende zijn op een daarin opgenomen onroerende zaak of recht dat geen recht van hypotheek is, gelden voor de toepassing van de verjaring, bedoeld in artikel 99 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, met ingang van de dag van de inschrijving als bezitter te goeder trouw van die zaak of dat recht zoals zij in de akte worden omschreven.

  • 3 De in artikel 106 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde rechtsvordering van een beperkt gerechtigde, wiens recht niet in de akte van vernieuwing is opgenomen, verjaart in elk geval door verloop van tien jaren na de dag van de inschrijving van deze akte.

Afdeling 5. Overige bepalingen

Artikel 80

Bij regeling van het bestuur van de Dienst kan worden bepaald dat in door het bestuur van de Dienst vast te stellen gevallen bij een kennisgeving van het resultaat van een bijhouding, als bedoeld in afdeling 2 , of bij een voorstel van vernieuwing, als bedoeld in artikel 76, tweede lid, een kaart wordt gevoegd weergevend de onroerende zaken ten aanzien waarvan de bijwerking heeft plaatsgevonden, onderscheidenlijk zal plaatsvinden.

Artikel 81

  • 1 Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald, onverminderd hetgeen daaromtrent op grond van andere bepalingen van deze titel reeds is of wordt bepaald, welke gegevens eveneens ten minste in de in deze titel voorziene relazen van bevindingen en voorstellen van vernieuwing worden vermeld. Het bestuur van de Dienst stelt nadere regelen vast omtrent de vorm van de relazen van bevindingen en de voorstellen van vernieuwing.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister kunnen tevens nadere voorschriften worden gegeven inzake de vorm van de akte van vernieuwing.

Artikel 82

Het bestuur van de Dienst stelt de vorm vast van de in deze titel voorziene mededelingen, kennisgevingen alsmede van de in deze titel voorziene te geven beslissingen op bezwaarschriften. Indien artikel 80 toepassing heeft gevonden stelt het bestuur van de Dienst tevens de vorm vast van de in dat artikel bedoelde kaart.

Hoofdstuk 5. Registratie voor schepen

Titel 1. Inhoud van de registratie voor schepen

Artikel 85

  • 1 De registratie voor schepen ontsluit de openbare registers door middel van:

    • a. de naam van de eigenaar van, of beperkt gerechtigde met betrekking tot, een schip, en

    • b. het brandmerk van een schip.

  • 2 De registratie voor schepen bevat:

    • a. naam, voornamen, adres of verblijfplaats, geboortedatum en burgerlijke staat van de eigenaar van, beperkt gerechtigde met betrekking tot, of beslaglegger op, een schip of, ingeval die eigenaar, gerechtigde of beslaglegger een rechtspersoon is, de rechtsvorm;

    • b. ten aanzien van een eigenaar en beperkt gerechtigde als bedoeld in onderdeel a: een verwijzing naar alle op hen betrekking hebbende in de openbare registers ingeschreven of geboekte stukken, voorzover die stukken betreffen schepen en rechten waaraan die schepen zijn onderworpen;

    • c. de wettelijke benaming van de beperkte rechten waaraan de schepen onderworpen zijn, en van de beslagen die op de schepen of beperkte rechten zijn gelegd, als ook of die schepen of beperkte rechten onder bewind staan, alsmede of ten aanzien daarvan zijn ingeschreven:

    • d. de naam en het brandmerk, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder c;

    • e. de dagtekening der teboekstelling;

    • f. het type, de inrichting, het materiaal waarvan de romp is gemaakt, jaar en plaats van de bouw en, voor zover het een schip met mechanische voortstuwing betreft, ook al betreft het slechts een hulpmotor, het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;

    • g. indien het een binnenschip betreft, het laadvermogen in tonnen van 1.000 kilogram of de verplaatsing in kubieke meters, zoals vermeld in de meetbrief, dan wel, indien het een zeeschip of een zeevissersschip betreft, de bruto-inhoud in kubieke meters of de bruto-tonnage, zoals vermeld in de meetbrief; ingeval geen meetbrief is vereist, het laadvermogen, de verplaatsing, de bruto-inhoud dan wel de bruto-tonnage, zoals kan worden vastgesteld aan de hand van de verstrekte gegevens; zolang een schip in aanbouw is, wordt het laadvermogen, de verplaatsing, de bruto-inhoud dan wel de bruto-tonnage geschat;

    • h. ten aanzien van elk schip een verwijzing naar alle daarop betrekking hebbende, in de openbare registers ingeschreven stukken en in het register van voorlopige aantekeningen geboekte stukken, alsmede door de Dienst verkregen inlichtingen als bedoeld in artikel 87, eerste lid, onder b;

    • i. elk register waarin het schip heeft te boek gestaan;

    • j. voorzover op een schip een recht van hypotheek rust, ten minste de gegevens, genoemd in artikel 48, tweede lid, onderdeel i;

    • k. gegevens die worden opgenomen op grond van andere wettelijke bepalingen;

    • l. in geval van mede-eigendom of een rederij: het aandeel van ieder der deelgenoten of reders.

  • 3 De gegevens, bedoeld in het tweede lid en artikel 7g, tweede en vijfde lid, omtrent en de bescheiden betreffende schepen waarvan de teboekstelling is doorgehaald, blijven deel uitmaken van de registratie voor schepen.

  • 4 De detaillering, verbijzondering en beschrijving van gegevens als bedoeld in het tweede lid en in artikel 7g, tweede en vijfde lid, vinden plaats in de door het bestuur van de Dienst vastgestelde catalogus registratie voor schepen. Het bestuur van de Dienst doet overeenkomstig artikel 48, zesde lid, mededeling van de vaststelling of wijziging van die catalogus en van de raadpleegbaarheid daarvan.

Titel 2. Bijwerking van de registratie voor schepen

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 87

  • 1 Bijhouding vindt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, plaats op grond van:

    • a. veranderingen blijkens in de openbare registers ingeschreven stukken, voorzover die betrekking hebben op schepen en rechten waaraan die schepen zijn onderworpen, of

    • b. wijzigingen met betrekking tot gegevens van de eigenaar of beperkt gerechtigde, voorzover die blijken uit een basisregistratie of uit andere door de eigenaar of beperkt gerechtigde overgelegde stukken.

  • 2 Bijhouding van de registratie voor schepen vindt ook plaats met betrekking tot voorlopige aantekeningen terzake van stukken betreffende schepen en rechten waaraan die schepen zijn onderworpen en doorhalingen daarvan in het register van voorlopige aantekeningen.

  • 3 De wijze van bijhouding wordt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld, in dier voege:

    • a. dat na een inschrijving de bijhouding terstond aanvangt, en

    • b. dat in de registratie wordt vermeld op grond van welk ingeschreven of ander stuk een bijhouding heeft plaatsgevonden.

Artikel 87b

  • 1 Belanghebbenden kunnen tegen beschikkingen inzake de bijwerking, genomen krachtens deze titel, bezwaar maken nadat zij is voltooid.

Afdeling 2. Bijhouding op grond van in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, ingeschreven stukken betreffende schepen en rechten waaraan die schepen zijn onderworpen

Artikel 88

  • 1 Ingeval de bijhouding waartoe een ingeschreven stuk aanleiding geeft, met betrekking tot een schip is voltooid en heeft geleid tot wijziging of aanvulling van de in de registratie voor schepen vermeld staande gegevens betreffende de eigenaars of beperkt gerechtigden, dan wel de naam van het schip waarop het ingeschreven feit betrekking heeft, wordt het resultaat van die bijhouding door toezending of uitreiking aan belanghebbenden bekendgemaakt.

Artikel 89

  • 1 Ingeval blijkt dat in een stuk dat is ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, één of meer der in dat stuk vermelde gegevens, als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onverenigbaar zijn met de in de registratie voor schepen vermeld staande gegevens ten aanzien van het schip waarop het in te schrijven feit betrekking heeft, vindt artikel 88 slechts toepassing voor zover bijhouding mogelijk is ingevolge de op grond van het volgende lid vast te stellen regelen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld in hoeverre en op welke wijze bijhouding plaatsvindt, indien een geval, als bedoeld in het eerste lid zich voordoet, in dier voege dat de bijhouding waartoe het ingeschreven stuk aanleiding geeft, eerst wordt voltooid nadat een stuk tot verbetering, als bedoeld in artikel 42, is ingeschreven in de in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, bedoelde openbare registers.

Hoofdstuk 6. Registratie voor luchtvaartuigen

Titel 1. Inhoud van de registratie voor luchtvaartuigen

Artikel 92

  • 2 De registratie voor luchtvaartuigen bevat:

    • a. naam, voornamen, adres, geboortedatum en burgerlijke staat van de eigenaar van, beperkt gerechtigde met betrekking tot, of beslaglegger op een luchtvaartuig of, ingeval die eigenaar, gerechtigde of beslaglegger een rechtspersoon is, de rechtsvorm;

    • b. ten aanzien van een eigenaar en beperkt gerechtigde als bedoeld in onderdeel a: een verwijzing naar alle op hen betrekking hebbende in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, ingeschreven stukken of geboekte stukken, voorzover die stukken betreffen luchtvaartuigen en rechten waaraan die luchtvaartuigen zijn onderworpen;

    • c. de wettelijke benaming van de beperkte rechten waaraan de luchtvaartuigen onderworpen zijn, en van de beslagen die op die luchtvaartuigen of beperkte rechten zijn gelegd, als ook of die luchtvaartuigen of beperkte rechten onder bewind staan, alsmede of ten aanzien daarvan zijn ingeschreven:

    • d. het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart;

    • e. de naam en woonplaats van de fabrikant, het type, jaar en plaats van de bouw, het serienummer, zo het luchtvaartuig dat heeft, met de aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht, het aantal motoren, het type, vermogen en de fabrikant van elke motor, alsmede het fabrieksnummer daarvan met de aanduiding van de plaats waar dit nummer is aangebracht;

    • f. de maximaal toegelaten startmassa;

    • g. de dagtekening van de teboekstelling en het boekingsnummer, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel d;

    • h. ten aanzien van elk luchtvaartuig een verwijzing naar alle daarop betrekking hebbende, in de openbare registers ingeschreven stukken en in het register van voorlopige aantekeningen geboekte stukken, alsmede door de Dienst verkregen inlichtingen als bedoeld in artikel 94, eerste lid, onder b;

    • i. elk register waarin het luchtvaartuig heeft te boek gestaan;

    • j. voorzover op een luchtvaartuig een recht van hypotheek rust, ten minste de gegevens, genoemd in artikel 48, tweede lid, onderdeel i;

    • k. gegevens die worden opgenomen op grond van andere wettelijke bepalingen;

    • l. in geval van een gemeenschap, het aandeel van ieder der deelgenoten.

  • 4 De detaillering, verbijzondering en beschrijving van gegevens als bedoeld in het tweede lid en in artikel 7g, tweede en vijfde lid, vinden plaats in de door het bestuur van de Dienst vastgestelde catalogus registratie voor luchtvaartuigen. Het bestuur van de Dienst doet overeenkomstig artikel 48, zesde lid, mededeling van de vaststelling of wijziging van die catalogus en van de raadpleegbaarheid daarvan.

Titel 2. Bijwerking van de registratie voor luchtvaartuigen

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 94

  • 1 Bijhouding vindt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, plaats op grond van:

    • a. veranderingen blijkens in de openbare registers ingeschreven stukken, voorzover die betrekking hebben op luchtvaartuigen en rechten waaraan die luchtvaartuigen zijn onderworpen, of

    • b. wijzigingen met betrekking tot gegevens van de eigenaar of beperkt gerechtigde, voorzover die blijken uit een basisregistratie of uit andere door de eigenaar of beperkt gerechtigde overgelegde stukken.

  • 2 Bijhouding van de registratie voor luchtvaartuigen vindt ook plaats met betrekking tot voorlopige aantekeningen terzake van stukken betreffende luchtvaartuigen en rechten waaraan die luchtvaartuigen zijn onderworpen en doorhalingen daarvan in het register van voorlopige aantekeningen.

  • 3 De wijze van bijhouding wordt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of andere wet, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld, in dier voege:

    • a. dat na een inschrijving de bijhouding terstond aanvangt, en

    • b. dat in de registratie wordt vermeld op grond van welk ingeschreven of ander stuk een bijhouding heeft plaatsgevonden.

Artikel 94b

  • 1 Belanghebbenden kunnen tegen beschikkingen inzake de bijwerking, genomen krachtens deze titel, bezwaar maken nadat zij is voltooid.

Afdeling 2. Bijhouding op grond van in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, ingeschreven stukken betreffende luchtvaartuigen en rechten waaraan die luchtvaartuigen zijn onderworpen

Artikel 95

  • 1 Ingeval de bijhouding waartoe een ingeschreven stuk aanleiding geeft, met betrekking tot een luchtvaartuig is voltooid en heeft geleid tot wijziging of aanvulling van de in de registratie voor luchtvaartuigen vermeld staande gegevens betreffende de eigenaars of beperkt gerechtigden, dan wel de naam van het luchtvaartuig waarop het ingeschreven feit betrekking heeft, wordt het resultaat van die bijhouding door toezending of uitreiking aan belanghebbenden bekendgemaakt.

Artikel 96

  • 1 Ingeval blijkt dat in een stuk, dat is ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, één of meer der in dat stuk vermelde gegevens, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onverenigbaar zijn met de in de registratie voor luchtvaartuigen vermeld staande gegevens ten aanzien van het luchtvaartuig waarop het in te schrijven feit betrekking heeft, vindt artikel 95 slechts toepassing voor zover bijhouding mogelijk is ingevolge de op grond van het volgende lid vast te stellen regelen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld in hoeverre en op welke wijze bijhouding plaatsvindt indien een geval, als bedoeld in het eerste lid, zich voordoet, in dier voege dat de bijhouding waartoe het ingeschreven stuk aanleiding geeft, eerst wordt voltooid nadat een stuk tot verbetering, als bedoeld in artikel 42, is ingeschreven in de in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, bedoelde openbare registers.

Hoofdstuk 6a. Basisregistratie topografie

Artikel 98a

  • 1 De basisregistratie topografie is toegankelijk door middel van een identificerend objectnummer of een locatie op de kaart.

  • 2 De basisregistratie topografie bevat de volgende geografische objecten met hun cartografische weergave:

    • a. wegdeel;

    • b. spoorbaandeel;

    • c. waterdeel;

    • d. bebouwing;

    • e. terrein;

    • f. inrichtingselement;

    • g. reliëf;

    • h. registratief gebied;

    • i. geografisch gebied, en

    • j. functioneel gebied.

  • 3 De basisregistratie topografie bevat ten aanzien van elk geografisch object als bedoeld in het tweede lid een identificerend objectnummer en beschrijvende, geometrische, cartografische, temporele en meta-kenmerken overeenkomstig de door het bestuur van de Dienst vastgestelde catalogus basisregistratie topografie. Het bestuur van de Dienst doet overeenkomstig artikel 48, zesde lid, mededeling van de vaststelling of wijziging van die catalogus en van de raadpleegbaarheid daarvan.

  • 4 De geografische objecten, bedoeld in het tweede lid, worden bewerkt overeenkomstig de regels en procedures als opgenomen in de catalogus basisregistratie topografie.

  • 5 De meta-kenmerken, bedoeld in het derde lid, hebben in ieder geval betrekking op de beschrijving van de oorsprong en de kwaliteit of nauwkeurigheid van de geografische objecten.

Hoofdstuk 7. Verstrekking van inlichtingen; kadastraal recht

Titel 1. Verstrekking van inlichtingen

Afdeling 1. Verstrekking van inlichtingen uit de openbare registers, de registraties, het net van coördinaatpunten en de bescheiden, bedoeld in artikel 50

Artikel 99

  • 1 Desgevraagd verleent de Dienst inzage van de openbare registers en geeft hij af of zendt toe voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels van de in die registers ingeschreven of geboekte stukken, en getuigschriften omtrent het al dan niet bestaan van inschrijvingen of voorlopige aantekeningen betreffende een registergoed of een persoon.

  • 2 Indien met betrekking tot een registergoed in het register van voorlopige aantekeningen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, voorlopige aantekeningen zijn gesteld die nog niet zijn doorgehaald, wordt op de getuigschriften inzake dat registergoed melding gemaakt van die nog niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen.

Artikel 100

  • 1 Desgevraagd verleent de Dienst inzage van de basisregistratie kadaster en de bescheiden, bedoeld in artikel 50, en geeft hij voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan af of zendt die toe.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gevallen waarin de verstrekking van inlichtingen uit de kadastrale kaarten en de daaraan ten grondslag liggende bescheiden na een verzoek daartoe in papieren vorm te velde kan plaatsvinden, en met betrekking tot de daarbij in acht te nemen regels.

  • 3 Desgevraagd verstrekt de Dienst inlichtingen over het net van coördinaatpunten.

Artikel 101

  • 1 Desgevraagd verleent de Dienst inzage van de registratie voor schepen en van andere documenten betreffende schepen die niet zijn ingeschreven in de openbare registers en geeft hij voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan af of zendt die toe.

  • 2 De Dienst kan desgevraagd een verklaring afgeven, inhoudende dat een schip ten aanzien waarvan bij het desbetreffende verzoek door de betrokkene ten minste zodanige gegevens worden bekend gesteld dat de identiteit van het schip voldoende vaststaat, niet te boek staat noch heeft te boek gestaan.

Artikel 102

  • 1 Desgevraagd verleent de Dienst inzage van de registratie voor luchtvaartuigen en van andere documenten betreffende luchtvaartuigen die niet zijn ingeschreven in de openbare registers en geeft hij voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan af of zendt die toe.

  • 2 De Dienst kan desgevraagd een verklaring afgeven, inhoudende dat een luchtvaartuig ten aanzien waarvan bij het desbetreffende verzoek door de betrokkene ten minste het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet luchtvaart worden bekend gesteld, niet te boek staat noch heeft te boek gestaan.

Artikel 102a

Desgevraagd verstrekt de Dienst inlichtingen over de geografische gegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, en verleent de Dienst inzage van de daaraan ten grondslag liggende bescheiden.

Artikel 103

  • 1 Desgevraagd geeft de Dienst een verklaring af dat sedert het tijdstip waarop een getuigschrift, afschrift of uittreksel als bedoeld in de artikelen 99 tot en met 102 door hem is afgegeven, in de daarin vermelde gegevens geen wijziging is opgetreden.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op afschriften en uittreksels van de kadastrale kaart.

Artikel 104

  • 1 Onverminderd artikel 100, eerste lid, verstrekt de Dienst desgevraagd aan gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen voor hun grondgebied een afschrift van de basisregistratie kadaster.

  • 2 Door het bestuur van de Dienst worden in overleg met betrokkenen regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop door de Dienst, al of niet periodiek, grote hoeveelheden gegevens uit de basisregistratie kadaster aan gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen worden verstrekt.

  • 3 Op de verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de artikelen 108 tot en met 110 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij de vaststelling van de hoogte van het verschuldigde kadastraal recht rekening wordt gehouden met besparingen die voortvloeien uit het feit dat grote hoeveelheden gegevens tegelijkertijd worden verstrekt.

Artikel 105

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een permanente aansluiting kan worden verkregen op, voorzover in elektronische vorm gehouden, de openbare registers, de basisregistratie kadaster, de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen.

  • 2 Het bestuur van de Dienst kan aan gemeenten die beschikken over een permanente aansluiting als bedoeld in het eerste lid, desgevraagd de bevoegdheid geven daaruit gegevens aan derden te verschaffen. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder een bevoegdheid als bedoeld in de eerste zin wordt verleend en de gevallen waarin de verlening van die bevoegdheid kan worden ingetrokken.

Artikel 106

  • 1 De bewaarder is belast met de verstrekking van de inlichtingen, bedoeld in de artikelen 99, 100, eerste lid, voorzover betreffend de basisregistratie kadaster, en 101, 102 en 103.

  • 2 Het bestuur van de Dienst kan andere personen behorend tot het personeel van de Dienst dan de bewaarder belasten met de verstrekking van de inlichtingen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het bestuur van de Dienst wijst ambtenaren aan die belast zijn met de verstrekking van de inlichtingen, bedoeld in artikel 100, met uitzondering van inlichtingen uit de basisregistratie kadaster, en artikel 102a.

Artikel 107

Het bestuur van de Dienst stelt vast:

  • a. de vorm van de afschriften, uittreksels, getuigschriften en verklaringen, bedoeld in de artikelen 99 tot en met 102a, alsmede de gevallen waarin de Dienst getuigschriften opmaakt;

  • b. de wijze en plaats van raadpleging van de openbare registers, de basisregistratie kadaster en de bescheiden, bedoeld in artikel 50, de registratie voor schepen en andere documenten betreffende schepen, de registratie voor luchtvaartuigen en andere documenten betreffende luchtvaartuigen, de geografische gegevens en de aan die gegevens ten grondslag liggende bescheiden;

  • c. de vorm van de verklaring, bedoeld in artikel 103, en de wijze waarop de afschriften, uittreksels en getuigschriften, bedoeld in dat artikel, worden voorzien van die verklaring;

  • d. de wijze waarop de waarmerking, bedoeld in de artikelen 99 tot en met 102, van in papieren vorm te verstrekken afschriften, uittreksels en getuigschriften als bedoeld in de artikelen 99 tot en met 102 plaatsvindt;

  • e. de wijze waarop in elektronische vorm te verstrekken getuigschriften, afschriften, uittreksels en verklaringen als bedoeld in de artikelen 99 tot en met 102 worden gewaarmerkt, waartoe zij ten minste worden voorzien van een elektronische handtekening van de bewaarder en welke waarmerking wat betreft afschriften en uittreksels mede omvat de waarmerking voor eensluidendheid;

  • f. de wijze waarop inlichtingen over het net van coördinaatpunten worden verstrekt, en

  • g. de wijze waarop inlichtingen over geografische gegevens als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, worden verstrekt en de wijze waarop inzage wordt verleend van de aan die geografische gegevens ten grondslag liggende bescheiden.

Afdeling 2. Bepalingen in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Artikel 107a

Artikel 107b

Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van personen die in de basisregistratie kadaster, de registratie voor schepen en in de registratie voor luchtvaartuigen vermeld staan, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor daarbij aangewezen soort of soorten van persoonsgegevens beperkingen worden vastgesteld ten aanzien van de verstrekking van inlichtingen als bedoeld in de artikelen 99 tot en met 107. Daarbij kunnen tevens regels worden vastgesteld voor de behandeling van verzoeken tot afscherming van persoonsgegevens.

Artikel 107c

De Dienst kan slechts een verzameling van persoonsgegevens verstrekken in een zodanige vorm dat daarop rechtstreeks een geautomatiseerde verwerking mogelijk is ten aanzien van een op voorhand onbepaalde groep van personen, indien dit voortvloeit uit een van de doeleinden, genoemd in artikel 2a, de aanvrager deze gegevens kan verwerken op één van de gronden, bedoeld in artikel 8, onder c tot en met f, van de Wet bescherming persoonsgegevens en zulks is toegestaan bij algemene maatregel van bestuur.

Titel 2. kadastraal recht

Artikel 108

  • 1 Onder de naam van kadastraal recht zijn betrokkenen aan de Dienst wegens het verrichten door de Dienst van werkzaamheden ter uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3, vergoedingen verschuldigd overeenkomstig de bij regeling van Onze Minister te stellen regels.

  • 2 De tarieven van het kadastraal recht worden tot geen hoger bedrag vastgesteld dan wordt vereist tot dekking van de ten laste van de Dienst komende kosten van het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het bestuur van de Dienst stelt regelen vast omtrent de wijze waarop het kadastraal recht wordt voldaan of verrekend.

Artikel 109

Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de verrichtingen ten aanzien waarvan in die gevallen geen kadastraal recht is verschuldigd.

Artikel 110

Het bestuur van de Dienst is bevoegd om in bijzondere gevallen vrijstelling, vermindering of teruggaaf van kadastraal recht te verlenen.

Hoofdstuk 8. Wijziging van de kadastrale aanduiding van onroerende zaken en appartementsrechten anders dan in geval van bijwerking; opnieuw vaststellen van de grootte van percelen; herstel van kennelijke misslagen begaan bij de bijwerking en van onregelmatigheden begaan bij het houden van de openbare registers

Artikel 111

  • 1 De Dienst is bevoegd om, anders dan ingevolge de bepalingen omtrent de bijwerking, bedoeld in hoofdstuk 4, in door Onze Minister te bepalen gevallen de kadastrale aanduiding van onroerende zaken en appartementsrechten te wijzigen en de grootte van percelen opnieuw vast te stellen. Het bestuur van de Dienst stelt regelen vast omtrent de wijze waarop wijzigingen, als bedoeld in de eerste zin, in de basisregistratie kadaster worden weergegeven.

  • 2 Indien de Dienst ambtshalve de kadastrale aanduiding van een onroerende zaak of van een appartementsrecht wijzigt, als bedoeld in het eerste lid, is artikel 58, eerste lid, van overeenkomstige toepassing. Tegen deze wijziging staat generlei voorziening open.

  • 3 Indien de Dienst ambtshalve de grootte van een perceel opnieuw vaststelt, als bedoeld in het eerste lid, en deze afwijkt van de in de basisregistratie kadaster vermeld staande grootte vóór de herberekening, zijn de artikelen 56b, eerste lid, en 58, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 116

Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de wijze waarop een vergissing, verzuim of een andere onregelmatigheid begaan door de bewaarder bij de inschrijving van stukken in de openbare registers, bij het stellen daarin van aantekeningen, bij de boeking van stukken in het register van voorlopige aantekeningen, of bij de doorhaling van voorlopige aantekeningen, wordt hersteld.

Hoofdstuk 9. Overige en slotbepalingen

Artikel 117

  • 1 De Dienst is jegens betrokkenen aansprakelijk voor de schade die zij lijden, doordat in strijd met de wet een inschrijving is geweigerd of geschied.

  • 2 De Dienst is eveneens aansprakelijk voor alle verdere vergissingen, verzuimen, vertragingen of andere onregelmatigheden van zijn ambtenaren, gepleegd bij het houden van de openbare registers of bij het opmaken of afgeven van afschriften, uittreksels en getuigschriften.

  • 3 De Dienst is jegens betrokkenen aansprakelijk voor vergissingen, verzuimen of andere onregelmatigheden door de Dienst gepleegd bij het bijwerken van de basisregistratie kadaster en de bescheiden, bedoeld in artikel 50, alsmede van de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen.

  • 4 De Dienst is eveneens aansprakelijk voor alle vergissingen, verzuimen of andere onregelmatigheden van de Dienst, begaan bij het in papieren vorm en in elektronische vorm verstrekken van inlichtingen uit de basisregistratie kadaster en de bescheiden, bedoeld in artikel 50, alsmede uit de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen.

  • 5 De Dienst is aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door een vergissing, verzuim of een andere onregelmatigheid door hem begaan bij:

  • 6 De Dienst is aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door een vergissing, verzuim of andere onregelmatigheid van de Dienst, door hem begaan bij de registratie, bedoeld in artikel 6 van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, en de uitwisseling of de verstrekking van gegevens, bedoeld in de artikelen 9, 11, 12, 15, 17 en 18 van die wet. De Dienst is niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het door de Dienst verstrekken van informatie die afkomstig is van derden en inhoudelijk onjuist blijkt te zijn, of het niet tijdig ontvangen of kunnen verstrekken van informatie die afkomstig is van derden door handelen of nalaten van die derden.

  • 7 De Dienst is aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt door een vergissing, verzuim, vertraging of andere onregelmatigheid van de Dienst, door hem begaan bij het beheren van de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, dan wel bij het verlenen van inzage in de gegevens uit die voorziening. De Dienst is niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het door de Dienst verstrekken van gegevens die afkomstig zijn van derden en inhoudelijk onjuist blijken te zijn, of het niet tijdig ontvangen of kunnen verstrekken van gegevens die afkomstig zijn van derden door handelen of nalaten van die derden.

  • 8 Het bestuur van de Dienst kan regels stellen met betrekking tot de aansprakelijkheid voor de gevolgen van storingen in de middelen die de Dienst gebruikt bij elektronische gegevens uitwisseling als bedoeld in deze wet.

Artikel 118a

Indien in deze wet geregelde of daarmee verband houdende onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van deze wet of in het belang van de uitvoering van een voor Nederland verbindend besluit van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen regeling of nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 119

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als "Kadasterwet".

  • 2 Zij treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 3 mei 1989

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. H. T. M. Nijpels

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Uitgegeven de eerste juni 1989

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes