Uitvoeringswet Verordening tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2006 en zichtdatum 01-11-2006.
Geldend van 01-10-1997 t/m 30-06-2008

Wet van 28 juni 1989, houdende uitvoering van de Verordening nr. 2137/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijke bepalingen vast te stellen ter uitvoering van de Verordening Nr. 2137/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Voor de toepassing van de artikelen 1 tot en met 8 van deze wet wordt onder "Verordening" verstaan de Verordening nr. 2137/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1985 tot instelling van de Europese economische samenwerkingsverbanden (PbEG L 199/1).

Artikel 2

Ter uitvoering van artikel 39 van de Verordening wordt als register voor de inschrijving van een Europees economisch samenwerkingsverband met zetel in Nederland of van een Nederlandse vestiging van een ander Europees economisch samenwerkingsverband aangewezen: het handelsregister bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 1996.

Artikel 3

  • 1 Een Europees economisch samenwerkingsverband met zetel in Nederland bezit rechtspersoonlijkheid met ingang van de dag van zijn inschrijving in het handelsregister. De vereffening van het samenwerkingsverband eindigt op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaars bekende baten meer aanwezig zijn en het samenwerkingsverband behoudt tot dat tijdstip zijn rechtspersoonlijkheid.

  • 2 Titel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is op de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon van toepassing met uitzondering van de artikelen 11, 18, 19 vierde lid, eerste zin, en 21 eerste lid onder b en c. De artikelen 138 en 149 van dat boek zijn op die rechtspersoon van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De bepalingen van Titel 8, Afdeling 2, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing, dan wel van overeenkomstige toepassing op een Europees economisch samenwerkingsverband met zetel in Nederland. Tot het indienen van een verzoekschrift als bedoeld in artikel 345 betreffende een zodanig samenwerkingsverband zijn bevoegd de leden van het samenwerkingsverband, een vereniging van werknemers als bedoeld in artikel 347, alsmede degenen aan wie daartoe bij de oprichtingsovereenkomst of bij overeenkomst met het samenwerkingsverband de bevoegdheid is toegekend. De verplichting van artikel 351, eerste lid, derde zin, geldt ook voor de leden van het samenwerkingsverband.

  • 4 De in artikel 10, tweede lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde bescheiden van een Europees economisch samenwerkingsverband moeten zijn voorzien van een toelichting en vormen daarmee te zamen de jaarrekening. Deze moet zodanig zijn ingericht, dat zij volgens de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht geeft, dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voorzover mogelijk, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van het samenwerkingsverband. De jaarrekening dient voorts een getrouw, duidelijk en stelselmatig beeld te verschaffen van de financiële toestand van het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband laat de jaarrekening onderzoeken door een deskundige als bedoeld in artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De opdracht tot het onderzoek wordt verleend door en het verslag omtrent het onderzoek wordt uitgebracht aan de gezamenlijk handelende leden van het samenwerkingsverband.

Artikel 4

Een rechtspersoon kan bestuurder zijn van een Europees economisch samenwerkingsverband. Deze rechtspersoon wijst een of meer vertegenwoordigers aan in de zin van artikel 19, tweede lid, van de verordening. Zij zijn aansprakelijk als waren zij zelf bestuurders van het samenwerkingsverband.

Artikel 6

Als bevoegde autoriteit in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Verordening wordt aangewezen: het openbaar ministerie.

Artikel 7

Het is aan een persoon die geen Europees economisch samenwerkingsverband is, verboden zaken te doen met gebruik van die aanduiding of de afkorting EESV. In geval van overtreding van dit verbod kan ieder Europees economisch samenwerkingsverband vorderen dat de overtreder zich daarvan onthoudt, op straffe van een door de rechter te bepalen dwangsom.

Artikel 8

  • 1 Een coöperatie kan, mits voldaan wordt aan de bepalingen van de Verordening, worden omgezet in een Europees economisch samenwerkingsverband, zonder dat daardoor het bestaan van de rechtspersoon wordt beëindigd.

  • 2 Een Europees economisch samenwerkingsverband kan worden omgezet in een coöperatie met wettelijke aansprakelijkheid, zonder dat daardoor het bestaan van de rechtspersoon wordt beëindigd. Het besluit daartoe moet eenstemmig worden genomen, tenzij de overeenkomst tot oprichting of de statuten anders bepalen of een zodanige omzetting niet toelaten. De omzetting geschiedt bij een voor een Nederlandse notaris te verlijden akte.

Artikel 11

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juli 1989. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 1989, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 28 juni 1989

Beatrix

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. J. Evenhuis

Uitgegeven de negenentwintigste juni 1989

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes