Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 10-01-1996 t/m 27-08-2002

Besluit van 4 juli 1989, houdende vaststelling van een regeling betreffende het recht op aanspraken bij werkloosheid van rijkspersoneel in geval van privatisering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 23 december 1988, nr. AW88/U1046, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Gelet op artikel 125, eerste lid, en artikel 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929;

De Raad van State gehoord (advies van 11 april 1989, nr. WO4.89.0015);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 28 juni 1989, nr. AW89/39/U7, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid, directie Arbeidsvoorwaarden, hoofdafdeling Pensioenen en Wachtgelden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Dit besluit verstaat onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b. privatiseringsoperatie: een operatie die ten doel heeft werkzaamheden van de rijksoverheid uit te besteden of over te dragen aan een bestaande of voor dat doel opgerichte privaatrechtelijke organisatie;

  • c. privaatrechtelijke organisatie: de privaatrechtelijke organisatie die de werkzaamheden uitvoert die in het kader van een privatiseringsoperatie door de rijksoverheid zijn uitbesteed of overgedragen;

  • d. privatiseringsontslag: het ontslag uit een overheidsbetrekking in het kader van een privatiseringsoperatie;

  • e. ontslag als werknemer: het ontslag uit de betrekking bij de privaatrechtelijke organisatie;

  • f. betrokkene:

    • 1. de betrokkene in de zin van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 (Stb. 1986, 489) aan wie een privatiseringsontslag is verleend en die onmiddellijk aansluitend aan dat ontslag in dienst is getreden van de privaatrechtelijke organisatie;

    • 2. de betrokkene in de zin van de Uitkeringsregeling 1966 (Stb. 1986, 490) aan wie een privatiseringsontslag is verleend en die onmiddellijk aansluitend aan dat ontslag in dienst is getreden van de privaatrechtelijke organisatie;

    • 3. degene die recht heeft op een uitkering ingevolge de Tijdelijke regeling WWV-vervangende uitkering (Stb. 1987, 400);

  • g. wachtgeld: wachtgeld ingevolge het Rijkswachtgeldbesluit 1959;

  • h. uitkering: uitkering ingevolge de Uitkeringsregeling 1966;

  • i. WWV-vervangende uitkering: uitkering ingevolge de Tijdelijke regeling WWV-vervangende uitkering.

  • j. Stichting Pensioenfonds ABP: de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;

  • k. pensioenreglement: het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP.

Recht op wachtgeld en uitkering

Artikel 2

Artikel 3

  • 1 Indien binnen twee jaar na het privatiseringsontslag blijkt dat de betrekking die de betrokkene bij de privaatrechtelijke organisatie vervult niet passend is en hij in verband daarmee al dan niet op eigen verzoek is ontslagen, heeft de betrokkene recht op wachtgeld of uitkering uit hoofde van zijn ontslag als werknemer met ingang van de dag van dat ontslag.

  • 2 Indien de betrokkene binnen twee jaar na het privatiseringsontslag als werknemer is ontslagen ten gevolge van opheffing van zijn betrekking bij de privaatrechtelijke organisatie of ten gevolge van overtolligheid van personeel door verandering of inkrimping van die organisatie, heeft hij recht op wachtgeld of uitkering uit hoofde van zijn ontslag als werknemer met ingang van de dag van dat ontslag.

Artikel 3a

Artikel 4

  • 1 De betrokkene die als werknemer is ontslagen en op wie artikel 3 niet van toepassing is, heeft uit hoofde van zijn ontslag als werknemer recht op wachtgeld of uitkering, met dien verstande dat dat recht ingaat op de dag van het privatiseringsontslag.

  • 2 Het recht op het in het eerste lid bedoelde wachtgeld vervalt wanneer het ontslag als werknemer niet binnen een termijn van 7 jaar na het privatiseringsontslag heeft plaatsgehad en de aanvraag om toekenning van het wachtgeld niet binnen een maand na afloop van die termijn bij Onze Minister is ingekomen.

  • 3 Het recht op de in het eerste lid bedoelde uitkering vervalt wanneer het ontslag als werknemer niet binnen een termijn van 3 jaar na het privatiseringsontslag heeft plaatsgehad en de aanvraag om toekenning van de uitkering niet binnen een maand na afloop van die termijn bij Onze Minister is ingekomen.

  • 4 In afwijking van het tweede lid vervalt het recht op wachtgeld ten aanzien van de betrokkene die als werknemer bij de naamloze vennootschap Nederlands Meetinstituut NV is ontslagen, wanneer de daartoe strekkende aanvraag niet binnen een termijn van 5 jaar na dat ontslag bij Onze Minister is ingekomen.

  • 5 In afwijking van het derde lid vervalt het recht op uitkering ten aanzien van de betrokkene die als werknemer bij de naamloze vennootschap Nederlands Meetinstituut NV is ontslagen, wanneer de daartoe strekkende aanvraag niet binnen een termijn van 2 jaar na dat ontslag bij Onze Minister is ingekomen.

Artikel 5

In afwijking in zoverre van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 en de Uitkeringsregeling 1966 wordt voor de toepassing van de bepalingen in die regelingen die betrekking hebben op de inschrijving als werkzoekende bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, ten aanzien van de betrokkene onder ontslag verstaan, het ontslag als werknemer.

Artikel 6

  • 3 Van de inkomsten waarop de betrokkene in verband met het ontslag als werknemer of in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid uit anderen hoofde aanspraak heeft, wordt een bedrag ten hoogste gelijk aan 70% van de bezoldiging op het bedrag van het wachtgeld, de uitkering of de WWV-vervangende uitkering in mindering gebracht, met dien verstande dat de inkomsten in verband met arbeidsongeschiktheid en het wachtgeld, de uitkering of de WWV-vervangende uitkering, tezamen niet minder zullen bedragen dan 70% van de bezoldiging. Onder bezoldiging wordt verstaan de ten aanzien van de betrokkene vastgestelde bezoldiging in de zin van de in het eerste lid genoemde ontslaguitkeringsregelingen.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing indien de uitkeringen als in dat lid bedoeld minder bedragen dan 70% van de desbetreffende uitkeringsgrondslag. Alsdan is de wijze van vermindering als bedoeld in het derde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Uitsluitend voor de toepassing artikel 2.4, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het pensioenreglement, wordt een ontslag als werknemer in de zin van dit besluit, aangemerkt als een privatiseringsontslag in de zin van dit besluit.

Hoofdstuk II

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 31 december 1988.

Artikel 10

Dit besluit kan worden aangehaald als: Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage , 4 juli 1989

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. P. van Dijk

Uitgegeven de vijfentwintigste juli 1989

De Minister van Justitie a.i.,

G. J. M. Braks