Wet bevordering doorstroming onderwijspersoneel II

Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-04-2013.
Geldend van 02-01-1990 t/m heden

Wet van 5 juli 1989, houdende regels met betrekking tot de doorstroming en verlaging van de uittredingsleeftijd van onderwijspersoneel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het resultaat van de met ingang van 1 januari 1989 afgelopen Wet bevordering doorstroming onderwijspersoneel (Stb. 1988, 253) het wenselijk maakt totstandkoming van een nieuwe, voor 1989 geldende, doorstromingsregeling voor uit 's Rijks kas bekostigd onderwijspersoneel te bevorderen, waarmee dezelfde doeleinden worden nagestreefd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 18. Geen verplichte VUT voor uittreders krachtens DOP-wet I

In afwijking van het bepaalde in artikel 18 van de DOP-wet vindt artikel 12 van die wet geen toepassing.

Artikel 19. Aanpassing in verband met wijziging VUT-wet

Indien het bij koninklijke boodschap van 29 april 1986 ingediende voorstel van Wet houdende wijziging van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden (Stb. 1984, 273) in verband met voorgenomen wijziging van het VUT-financieringsstelsel (kamerstuk 19 505) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt, onderscheidenlijk worden,

  • 1. [Red: bevat wijzigingen in deze regelgeving;] en

  • 2. in afwijking van het bepaalde in artikel 18 van de DOP-wet I de rechten en verplichtingen, ontleend aan artikel 15 van die wet, met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de in de aanhef van dit artikel bedoelde wet vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van deze wet.

Artikel 20. Uitkeringen na afloop werkingsduur wet

Ten aanzien van uitkeringen krachtens deze wet blijven de rechten en verplichtingen ontleend aan de bepalingen van deze wet in stand na afloop van de werkingsduur van de wet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 5 juli 1989

Beatrix

De Minister van Onderwijs en Wetenschappen,

W. J. Deetman

De Minister van Landbouw en Visserij,

G. J. M. Braks

Uitgegeven de zesde juli 1989

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes