Besluit bescherming waterleidingbedrijven 1989

[Regeling vervallen per 01-07-2011.]
Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-09-2006.
Geldend van 01-01-1994 t/m 30-06-2011

Besluit van 20 juli 1989, houdende uitvoering van artikel 14a van de Waterleidingwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 juli 1988, Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Drinkwater, Water en Bodem, Hoofdafdeling Drinkwater, nr. 1178407, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, nr. MJZ 1178016;

Overwegende, dat als gevolg van het grotendeels intrekken van de Wet bescherming bevolking het Besluit bescherming waterleidingbedrijven dient te worden vervangen;

Gelet op artikel 14a van de Waterleidingwet (Stb. 1957, 150) en artikel 29 van de Intrekkingswet BB (Stb. 1986, 312);

Gezien het advies van de Raad voor de Drinkwatervoorziening van 19 februari 1988;

De Raad van State gehoord (advies van 28 september 1988, nr. W08.88.0413);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 juli 1989, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, nr. MJZ 17789035;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder wet verstaan: de Waterleidingwet (Stb. 1957, 150).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De eigenaar van een waterleidingbedrijf neemt voor de instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening in buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 14a van de wet, in ieder geval de maatregelen die in de bij dit besluit behorende bijlage zijn aangegeven, in overeenstemming met een beschermingsplan als bedoeld in artikel 3, waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven.

  • 2 De eigenaar vormt een beschermingsorganisatie en houdt deze vervolgens in stand. Hij wijst het hoofd van deze beschermingsorganisatie aan.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De eigenaar van een waterleidingbedrijf draagt zorg voor de vaststelling van een beschermingsplan. In het plan worden in ieder geval aangegeven:

  • a. het tijdstip waarop elk van de in de bij dit besluit behorende bijlage aangegeven maatregelen zal zijn uitgevoerd;

  • b. de taak van de beschermingsorganisatie en de taakverdeling in deze organisatie.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Binnen vier weken na de vaststelling van het beschermingsplan dient de eigenaar van het waterleidingbedrijf het in bij Onze Minister.

  • 2 Hij verstrekt op verzoek van Onze Minister de gegevens, die deze nodig heeft om het beschermingsplan te kunnen beoordelen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het beschermingsplan behoeft een verklaring van geen bezwaar van Onze Minister.

  • 2 De afgifte van de verklaring van geen bezwaar wordt slechts geweigerd, indien het beschermingsplan naar het oordeel van Onze Minister niet voorziet in een redelijke bescherming van de openbare drinkwatervoorziening door het betrokken waterleidingbedrijf.

  • 3 Onze Minister doet van de afgifte van de verklaring van geen bezwaar of de weigering ervan schriftelijk mededeling aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken, alsmede aan burgemeester en wethouders van de gemeenten in het voorzieningsgebied van het betrokken waterleidingbedrijf.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In het geval van weigering van de verklaring wijzigt de eigenaar het plan binnen een door Onze Minister aan te geven termijn met inachtneming van de door deze gemaakte opmerkingen.

  • 2 Hij dient het plan binnen vier weken na wijziging in bij Onze Minister.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien de eigenaar van een waterleidingbedrijf van oordeel is dat het beschermingsplan waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven, niet langer voorziet in een redelijke bescherming van de openbare drinkwatervoorziening door het betrokken waterleidingbedrijf, wijzigt hij het plan.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien naar het oordeel van Onze Minister een beschermingsplan, waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven, niet langer voorziet in een redelijke bescherming van de openbare drinkwatervoorziening door het betrokken waterleidingbedrijf, kan hij de eigenaar opdragen het plan binnen een door hem aan te geven termijn te wijzigen.

  • 2 Onze Minister van Binnenlandse Zaken alsmede burgemeester en wethouders van de gemeenten in het voorzieningsgebied van het betrokken waterleidingbedrijf worden schriftelijk in kennis gesteld van dit besluit.

  • 3 De eigenaar van het waterleidingbedrijf wijzigt het beschermingsplan met inachtneming van de door Onze Minister gemaakte opmerkingen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het Besluit bescherming waterleidingbedrijven (Stb. 1963, 381) wordt ingetrokken.

  • 2 Beschermingsplannen waarvoor op grond van het in het eerste lid genoemde besluit een verklaring van geen bezwaar is afgegeven, worden gelijkgesteld met plannen die overeenkomstig dit besluit tot stand zijn gekomen.

  • 3 Beschermingsorganisaties die tot stand zijn gekomen op grond van het in het eerste lid bedoelde besluit, worden gelijkgesteld met organisaties die overeenkomstig dit besluit zijn gevormd.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Tavarnelle, 20 juli 1989

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. H. T. M. Nijpels

Uitgegeven de vijfde september 1989

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Bijlage behorende bij het Besluit bescherming waterleidingbedrijven 1989

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Afdeling 1 Alarmering

  • 1. Het zorgdragen dat bij dreigend gevaar op duidelijk waarneembare wijze het op de terreinen en in de gebouwen aanwezige personeel kan worden gealarmeerd.

  • 2. Het zorgdragen dat het personeel, dat zo lang mogelijk op zijn post moet blijven, op bijzondere wijze kan worden gealarmeerd.

  • 3. Het inrichten en bemannen van een waarschuwingspost zodat, wanneer nodig, de onder 1.2 bedoelde alarmering in werking kan worden gesteld.

Afdeling 2 Voorkoming en bestrijding van brand

  • 1. Het beschikbaar hebben van personeel voor de bestrijding van het begin van brand.

  • 2. Het bevorderen van een snelle brandmelding.

  • 3. Het voor zover mogelijk brandvrij maken van gebouwen en installaties en verwijderen van brandbare stoffen.

  • 4. Het aanbrengen van vluchtmogelijkheden in de daarvoor in aanmerking komende gebouwen.

  • 5. Het aanschaffen van het materiaal nodig voor de bestrijding van het begin van brand.

Afdeling 3 Bescherming van personeel

  • 1. Het inrichten in de nabijheid van de plaats van de werkzaamheden van het personeel, dat zo lang mogelijk op zijn post moet blijven, van bijzondere, scherfvrije en tegen instorting bestand zijnde schuilgelegenheden.

  • 2. Het treffen van voorzieningen teneinde een redelijke bescherming te waarborgen van het onder 3.1 bedoelde personeel tegen de uitwerking van radioactieve neerslag en van biologische en chemische (strijd)middelen.

  • 3. Het treffen van voorzieningen in de in deze afdeling bedoelde schuilgelegenheid voor een onafgebroken verblijf van 7 à 10 dagen en het zorgdragen voor adequate verbindingsmiddelen met openbare diensten en eigen (mobiele) posten.

Afdeling 4 Verbandposten

Het beschikbaar hebben van personeel en het inrichten van verbandposten op zodanige wijze dat geneeskundige eerste hulp aan het personeel kan worden verleend.

Afdeling 5 Samenwerking

Het regelen van samenwerking met openbare bedrijven en diensten en met anderen, die voor de instandhouding van de drinkwatervoorzieningen van belang zijn.

Afdeling 6 Bescherming van de installaties

  • 1. Het zonodig voorzien in scherfwerende versterkingen van muren, het zonodig plaatsen van scherfwerende dekkingen voor deuren, raamopeningen en daklichten in ruimten met van vitale betekenis zijnde installaties en toestellen.

  • 2. Het plaatsen van scherfwerende dekkingen (rond) om in de open lucht opgestelde, van vitale betekenis zijnde, installaties en toestellen.

Afdeling 7 Veiligstelling waterlevering

  • 1. Het beschikken over koppelingen met naburige waterleidingbedrijven en indien mogelijk met niet-openbare watervoorzieningen.

  • 2. Het beschikken over noodstroomaggregaten of pompen, aangedreven door een explosiemotor, met een onafhankelijke brandstofvoorziening voor ten minste 10 dagen vollast bedrijf.

  • 3. Het beschikken over voorzieningen, waardoor zonder storing in de waterlevering bepaalde produktiegedeelten kunnen worden uitgeschakeld.

  • 4. Het beschikken over de middelen om een zo goed mogelijke bescherming te realiseren van de waterproduktie en van het gedistribueerde water tegen besmetting door radioactiviteit en chemische (strijd)middelen.

  • 5. Het beschikken over voorzieningen opdat het gedistribueerde water kan worden gedesinfecteerd.

  • 6. Het beschikken over voorzieningen voor deugdelijke afsluiting en/of bewaking van daarvoor in aanmerking komende bedrijfsonderdelen.

  • 7. Het beschikken over reserve-onderdelen voor, van vitale betekenis zijnde, installaties en distributieleidingen van het bedrijf.

  • 8. Het beschikken over voorzieningen voor de veilige opslag van de nodige brandstoffen, smeermiddelen en chemicaliën en het maken van afspraken voor de verkrijging daarvan.

Afdeling 8 Bescherming van materialen en reserve-onderdelen

Het zodanig verspreid opslaan van materialen en van reserve-onderdelen dat de trefkans wordt verminderd en dat deze zoveel mogelijk nabij de plaats van behoefte beschikbaar zijn.

Afdeling 9 Hersteldienst

  • 1. Het samenstellen van herstelploegen voor de verschillende onderdelen van het bedrijf voor het afsluiten en zoveel mogelijk herstellen van beschadigde installaties en/of distributienetgedeelten, opdat de openbare drinkwatervoorziening zo lang mogelijk gaande blijft en opdat verontreiniging van het water zoveel mogelijk is uitgesloten.

  • 2. Het zodanig uitrusten van de ploegen, dat zij ook in door radioactieve neerslag en/of door biologische en chemische (strijd)middelen besmette gebieden in beperkte mate werkzaam kunnen zijn.

  • 3. Het voorzien in het nodige transport.

Afdeling 10 Opleiding en oefening

  • 1. Het opstellen van instructies inzake de inzet en het optreden van het personeel, alsmede het vastleggen van de verantwoordelijkheden voor het optreden van het personeel onder buitengewone omstandigheden.

  • 2. Het uitrusten, opleiden en oefenen van het personeel bedoeld in de afdelingen 2, 4 en 9.