Kieswet

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2005.
Geldend van 11-05-2005 t/m 10-10-2006

Wet van 28 september 1989, houdende nieuwe bepalingen inzake het kiesrecht en de verkiezingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen inzake het kiesrecht en de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, alsmede van de leden van provinciale staten en de gemeenteraden, vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Afdeling I. Algemene bepalingen

Hoofdstuk A. De Kiesraad

Artikel A 2

  • 1 De Kiesraad heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal van advies te dienen in uitvoeringstechnische aangelegenheden die het kiesrecht of de verkiezingen betreffen.

  • 2 De Kiesraad treedt voorts op als centraal stembureau in de gevallen waarin de wet dat voorschrijft.

  • 3 De Kiesraad bestaat uit zeven leden.

Afdeling II. De verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van provinciale staten en van de gemeenteraden

Hoofdstuk B. Het kiesrecht

Artikel B 1

  • 1 De leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, met uitzondering van degenen die op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in de Nederlandse Antillen of Aruba.

  • 2 Deze uitzondering geldt niet voor:

    • a. de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren ingezetene van Nederland is geweest;

    • b. de Nederlander die in Nederlandse openbare dienst in de Nederlandse Antillen of Aruba werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel B 2

De leden van provinciale staten worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de provincie, mits zij Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

Artikel B 3

  • 1 De leden van de gemeenteraden worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de gemeente en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

  • 2 Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen om kiesgerechtigd te zijn op de dag van de kandidaatstelling tevens te voldoen aan de vereisten dat:

    • a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

    • b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag van de kandidaatstelling gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3 Niet kiesgerechtigd zijn zij die geen Nederlander zijn en, als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel B 4

  • 1 Onder ingezetenen van Nederland, van de provincie en van de gemeente verstaat deze wet hen die onderscheidenlijk in Nederland, in de provincie en in de gemeente werkelijke woonplaats hebben.

  • 2 Zij die als ingezetene met een adres zijn ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente, worden voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in die gemeente.

Artikel B 5

  • 1 Van het kiesrecht zijn uitgesloten:

    • a. zij die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het kiesrecht zijn ontzet;

    • b. zij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens een geestelijke stoornis onbekwaam zijn rechtshandelingen te verrichten.

    De uitsluiting wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de kandidaatstelling.

  • 2 Onze Minister van Justitie draagt zorg, dat van elke onherroepelijke rechterlijke uitspraak als bedoeld in het eerste lid zo spoedig mogelijk mededeling wordt gedaan aan de burgemeester van de gemeente waar de betrokkene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven of, als het een persoon betreft die niet in een basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, aan de burgemeester van de gemeente 's-Gravenhage, met vermelding van naam, voorletters of voornamen, adres en geboortedatum alsmede van de duur van de uitsluiting.

  • 3 De burgemeester stelt na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde mededeling betrokkene in kennis van zijn uitsluiting en de duur daarvan.

Artikel B 6

  • 1 Kiesgerechtigde personen aan wie op de dag van de stemming rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, oefenen hun kiesrecht uit door bij volmacht te stemmen.

  • 2 Deze beperking geldt niet:

    • a. voor hen die op de dag van de stemming een zodanige feitelijke bewegingsvrijheid genieten dat zij in persoon aan de stemming kunnen deelnemen;

    • b. voor hen die op grond van het regime van de inrichting waarin zij verblijven aanspraak hebben op periodiek verlof.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende het stemmen bij volmacht door de in het eerste lid bedoelde personen.

Hoofdstuk C. De zittingsduur van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van provinciale staten en van de gemeenteraden

Artikel C 1

  • 1 De leden van de Tweede Kamer worden gekozen voor vier jaren.

  • 2 Zij treden tegelijk af op de donderdag op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip in de periode van 10 tot en met 16 maart of, in een schrikkeljaar, op de donderdag op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip in de periode van 9 tot en met 15 maart.

Artikel C 2

  • 1 De leden van de Tweede Kamer, gekozen na ontbinding van de kamer, treden tegelijk af op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip op de eerstvolgende donderdag in de in artikel C 1, tweede lid, bedoelde periode nadat vier jaren zijn verstreken sedert de zitting van het centraal stembureau waarin de uitslag van de verkiezing is bekendgemaakt.

  • 2 Indien deze vier jaren eindigen in een periode, aanvangend met het in artikel C 1, tweede lid, bedoelde tijdstip en op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip eindigend op de donderdag in de periode van 19 tot en met 25 mei, treden zij af met ingang van de eerstvolgende donderdag in de in dat lid bedoelde periode nadat drie jaren zijn verstreken sedert de zitting van het centraal stembureau.

Artikel C 3

  • 1 Indien het in artikel C 1, tweede lid, of in artikel C 2 bepaalde tijdstip valt in een jaar waarin de verkiezingen van de leden van provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad worden gehouden, treden de leden van de Tweede Kamer tegelijk af op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip op de donderdag in de periode van 19 tot en met 25 mei.

  • 2 De leden van de Tweede Kamer die zijn gekozen ter vervulling van de plaatsen van leden die op het in het eerste lid genoemde tijdstip zijn afgetreden, treden, tenzij zich opnieuw het geval als bedoeld in het eerste lid voordoet, tegelijk af op een door de Voorzitter van de Tweede Kamer te bepalen tijdstip op de eerstvolgende donderdag in de in artikel C 1, tweede lid, bedoelde periode nadat drie jaren zijn verstreken sedert de zitting van het centraal stembureau waarin de uitslag van de verkiezing is bekendgemaakt.

Artikel C 4

  • 1 De leden van provinciale staten onderscheidenlijk gemeenteraden worden gekozen voor vier jaren.

  • 2 Zij treden tegelijk af met ingang van de donderdag in de periode van 10 tot en met 16 maart of, in een schrikkeljaar met ingang van de donderdag in de periode van 9 tot en met 15 maart.

Artikel C 5

Degene die ter vervulling van een opengevallen plaats tot lid is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Hoofdstuk D. De registratie van de kiesgerechtigdheid

Artikel D 1

Burgemeester en wethouders registreren de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de gemeentelijke administratie.

Artikel D 3

  • 1 Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage registreren voor elke verkiezing van de Tweede Kamer de kiesgerechtigdheid van personen die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, indien dezen daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.

  • 2 Het verzoek wordt niet eerder ingediend dan zes maanden voor de dag van stemming.

  • 3 Het verzoek wordt ingediend bij het hoofd van de consulaire post waaronder de woonplaats van verzoeker ressorteert. Deze zendt het verzoekschrift zo spoedig mogelijk door naar burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage.

  • 4 Indien het verzoek wordt gedaan door een persoon als bedoeld in artikel B 1, tweede lid, onder a, wordt het verzoek ingediend bij de vertegenwoordiger van Nederland in de Nederlandse Antillen of in Aruba. Deze zendt het verzoekschrift zo spoedig mogelijk door naar burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage.

  • 5 Indien het verzoek wordt gedaan door een persoon als bedoeld in artikel B 1, tweede lid, onder b, die niet gedurende ten minste tien jaren zijn werkelijke woonplaats in Nederland heeft gehad, wordt het verzoek ingediend bij Onze Minister onder wiens ministerie de werkzaamheden van de betrokken functionaris ressorteren. Deze zendt het verzoekschrift zo spoedig mogelijk door naar burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage.

  • 6 Indien het verzoek wordt gedaan door een persoon die zijn werkelijke woonplaats heeft in een land waarmee Nederland geen diplomatieke betrekkingen onderhoudt, wordt het verzoek ingediend bij burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage.

  • 7 Het verzoek dient uiterlijk zes weken voor de dag van stemming te zijn ontvangen door het orgaan waarbij het moet worden ingediend.

  • 8 Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage beslissen op het verzoek uiterlijk op de zevende dag nadat zij dit hebben ontvangen.

  • 9 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verzoeken, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor de formulieren een model vastgesteld.

Artikel D 3a

  • 1 Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage houden een bestand bij van personen aan wie voor elke verkiezing van de leden van de Tweede Kamer zonder een afzonderlijk daartoe strekkend verzoek een formulier tot registratie van de kiesgerechtigdheid wordt toegezonden.

  • 2 Opname in het bestand geschiedt op verzoek van de desbetreffende persoon of na een verzoek tot registratie van de kiesgerechtigdheid voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, ongeacht of dat verzoek is ingewilligd.

  • 3 Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage verwijderen uit het bestand de geregistreerde gegevens, wanneer:

    • a. de geregistreerde daarom verzoekt;

    • b. er geen verzoek tot registratie is ingediend voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke gegevens in het bestand geregistreerd worden.

Artikel D 4

Burgemeester en wethouders delen aan een ieder op zijn verzoek onverwijld mede of hij als kiezer is geregistreerd. Indien de verzoeker niet als kiezer is geregistreerd, worden hem uiterlijk op de zevende dag na de ontvangst van het verzoek de redenen daarvan meegedeeld.

Artikel D 5

  • 1 Een ieder kan schriftelijk aan burgemeester en wethouders om herziening van de registratie verzoeken op de grond dat hij niet of niet op de juiste wijze als kiezer is geregistreerd.

  • 2 Het verzoekschrift dient gemotiveerd te zijn.

Artikel D 6

Burgemeester en wethouders beslissen op het verzoek om herziening uiterlijk op de zevende dag na de ontvangst en brengen zo nodig de gemeentelijke administratie hiermee in overeenstemming.

Artikel D 7

Burgemeester en wethouders maken hun beslissing onverwijld aan de verzoeker bekend.

Artikel D 8

Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage verwijderen de naam van een persoon die ingevolge artikel D 3, eerste lid, als kiezer is geregistreerd, uit de registratie, indien aan hen omstandigheden bekend worden op grond waarvan de desbetreffende persoon niet als kiezer behoort te zijn geregistreerd. Zij maken de verwijdering onverwijld aan hem bekend.

Artikel D 9

  • 1 Tegen een beschikking als bedoeld in de artikelen D 3, achtste lid, D 6 en D 8 kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel D 10

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de registratie van de kiesgerechtigdheid.

Hoofdstuk E. Kieskringen, stemdistricten en stembureaus

§ 1. De kieskringen

Artikel E 1

  • 1 Voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer wordt Nederland verdeeld in kieskringen, overeenkomstig de bij deze wet gevoegde tabel.

  • 2 De kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer vormen tevens de kieskringen voor de verkiezing van de leden van provinciale staten. Provinciale staten kunnen voor de verkiezing van de leden van provinciale staten deze kieskringen in meer kieskringen verdelen.

  • 3 Voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad vormt elke gemeente één kieskring.

§ 2. De stemdistricten

Artikel E 2

De gemeente kan door burgemeester en wethouders in stemdistricten worden verdeeld. Heeft deze verdeling niet plaats, dan vormt de gemeente één stemdistrict.

§ 3. De stembureaus

Artikel E 3

  • 1 Er is voor elk stemdistrict een stembureau.

  • 2 Elk stembureau bestaat uit drie leden, van wie er één voorzitter is.

Artikel E 4

Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voor elke verkiezing de leden van elk stembureau en een voldoend aantal plaatsvervangende leden.

§ 4. De hoofdstembureaus

Artikel E 5

  • 1 Voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer wordt voor elke kieskring een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen in de tabel, genoemd in artikel E 1, eerste lid.

  • 2 Het hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

  • 3 Voorzitter is de burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd en ontslagen door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel E 6

  • 1 Voor de verkiezing van de leden van provinciale staten wordt voor elke kieskring een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen door provinciale staten.

  • 2 Het hoofdstembureau bestaat uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

  • 3 Voorzitter is de burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden benoemd en ontslagen door gedeputeerde staten.

Artikel E 7

  • 1 Voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad wordt een hoofdstembureau ingesteld, bestaande uit vijf leden, van wie er één voorzitter en één plaatsvervangend voorzitter is.

  • 2 De burgemeester is voorzitter van het hoofdstembureau. De plaatsvervangend voorzitter en de andere leden, alsmede drie plaatsvervangende leden, worden door burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen.

Artikel E 8

De in de artikelen E 5, E 6 en E 7 bedoelde benoemingen geschieden voor vier kalenderjaren. Degene die ter vervulling van een opengevallen plaats is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel E 9

Voor het houden van de zittingen van het hoofdstembureau wijzen burgemeester en wethouders een geschikte ruimte aan.

Artikel E 10

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het hoofdstembureau.

§ 5. De centrale stembureaus

Artikel E 11

  • 1 Er is voor de verkiezing van elk vertegenwoordigend orgaan een centraal stembureau.

  • 2 Voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treedt de Kiesraad als centraal stembureau op.

  • 3 Voor de verkiezing van de leden van provinciale staten treedt het hoofdstembureau van de kieskring waarin de gemeente is gelegen waar de vergadering van de staten wordt gehouden, tevens als centraal stembureau op.

  • 4 Voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad treedt het hoofdstembureau tevens als centraal stembureau op.

Hoofdstuk F. Het tijdstip van de kandidaatstelling

Artikel F 1

  • 1 De kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, provinciale staten en de gemeenteraad vindt plaats op de dinsdag in de periode van 18 tot en met 24 januari.

  • 2 In het geval, bedoeld in artikel C 3, eerste lid, vindt de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer plaats op de dinsdag in de periode van 29 maart tot en met 4 april.

  • 3 Bij koninklijk besluit kan, indien zwaarwichtige redenen verband houdend met de dag van stemming daartoe nopen, worden bepaald dat de kandidaatstelling plaatsvindt op de dinsdag, woensdag, donderdag, of maandag vóór de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid genoemde dag. Het koninklijk besluit wordt bekend gemaakt uiterlijk zes maanden vóór de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid genoemde dag.

Artikel F 2

In geval van ontbinding van de Tweede Kamer vindt de kandidaatstelling plaats binnen veertig dagen na de dagtekening van het koninklijk besluit tot ontbinding, op een bij dat besluit te bepalen dag.

Hoofdstuk G. De registratie van de aanduiding van een politieke groepering

Artikel G 1

  • 1 Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. Verzoeken, ingediend na de drieënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.

  • 2 Voor de in het eerste lid bedoelde registratie moet een waarborgsom van € 450 worden betaald aan het Rijk. Degene die de betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Na inlevering van een geldige kandidatenlijst voor de eerstkomende verkiezing na de beslissing op het verzoek wordt hem de waarborgsom teruggegeven.

  • 3 Bij het verzoek worden overgelegd:

    • a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de vereniging zijn opgenomen;

    • b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 1996;

    • c. het in het tweede lid bedoelde bewijs van betaling;

    • d. een verklaring van de politieke groepering, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde bij het centraal stembureau, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.

  • 4 Het centraal stembureau beschikt slechts afwijzend op het verzoek, indien:

    • a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde;

    • b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ingediend, en daardoor verwarring te duchten is;

    • c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;

    • d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;

    • e. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;

    • f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds op een der onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen.

  • 5 De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt. Van de beslissing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 6 Een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van deze aanduiding indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het vierde en vijfde lid zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Het centraal stembureau schrapt de aanduiding in het register en doet hiervan mededeling in de Staatscourant, wanneer:

    • a. de politieke groepering heeft opgehouden te bestaan;

    • b. de politieke groepering een verzoek daartoe heeft gedaan;

    • c. de politieke groepering als vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;

    • d. voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Tweede Kamer geen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3.

  • 8 Op de veertiende dag voor de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, alsmede op de veertigste dag voor de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van provinciale staten of van de gemeenteraad, brengt het centraal stembureau de door hem geregistreerde aanduidingen van politieke groeperingen, voor zover de registratie daarvan onherroepelijk is, alsmede de namen van de gemachtigden en hun plaatsvervangers ter openbare kennis in de Staatscourant.

Artikel G 2

  • 1 Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. Verzoeken, ingediend na de drieënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.

  • 2 Voor de in het eerste lid bedoelde registratie moet een waarborgsom van € 225 worden betaald aan de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd. Degene die de betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Na inlevering van een geldige kandidatenlijst voor de eerstkomende verkiezing na de beslissing op het verzoek wordt hem de waarborgsom teruggegeven.

  • 3 Bij het verzoek worden overgelegd:

    • a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de vereniging zijn opgenomen;

    • b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 1996;

    • c. het in het tweede lid bedoelde bewijs van betaling;

    • d. een verklaring van de politieke groepering, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde bij het centraal stembureau, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.

  • 4 Het centraal stembureau beslist slechts afwijzend op het verzoek, indien:

    • a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde;

    • b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of artikel G 1 geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ingediend, en daardoor verwarring te duchten is;

    • c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;

    • d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;

    • e. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;

    • f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds op een der onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen.

  • 5 De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt. Van de beslissing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 6 Een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van deze aanduiding indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het vierde en vijfde lid zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Het centraal stembureau schrapt de aanduiding in het register en doet hiervan mededeling in de Staatscourant, wanneer:

    • a. de politieke groepering heeft opgehouden te bestaan;

    • b. de politieke groepering een verzoek daartoe heeft gedaan;

    • c. de politieke groepering als vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;

    • d. voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van provinciale staten geen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3.

  • 8 Op de veertiende dag voor de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van provinciale staten, alsmede op de veertigste dag vóór de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, brengt het centraal stembureau de door hem geregistreerde aanduidingen van politieke groeperingen, voor zover de registratie daarvan onherroepelijk is, alsmede de namen van de gemachtigden en hun plaatsvervangers ter openbare kennis in de Staatscourant.

Artikel G 3

  • 1 Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid en waarvan de aanduiding niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten, is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. Verzoeken, ingediend na de drieënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.

  • 2 Voor de in het eerste lid bedoelde registratie moet een waarborgsom van € 112,50 worden betaald aan de gemeente. Degene die de betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Na inlevering van een geldige kandidatenlijst voor de eerstkomende verkiezing na de beslissing op het verzoek wordt hem de waarborgsom teruggegeven.

  • 3 Bij het verzoek worden overgelegd:

    • a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de vereniging zijn opgenomen;

    • b. een bewijs van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 1996;

    • c. het in het tweede lid bedoelde bewijs van betaling;

    • d. een verklaring van de politieke groepering, houdende aanwijzing van haar gemachtigde en plaatsvervangend gemachtigde bij het centraal stembureau, welke geldt zolang zij niet door een andere is vervangen.

  • 4 Het centraal stembureau beschikt slechts afwijzend op het verzoek, indien:

    • a. de aanduiding strijdig is met de openbare orde;

    • b. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van dit artikel of de artikelen G 1, onderscheidenlijk G 2, geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ingediend, en daardoor verwarring te duchten is;

    • c. de aanduiding anderszins misleidend is voor de kiezers;

    • d. de aanduiding meer dan 35 letters of andere tekens bevat;

    • e. de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met die van een rechtspersoon die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;

    • f. het verzoek op dezelfde dag bij het centraal stembureau is ingekomen als een ander verzoek, strekkende tot inschrijving van een geheel of in hoofdzaak gelijkluidende aanduiding, tenzij dat andere verzoek reeds op een der onder a tot en met e genoemde gronden moet worden afgewezen;

  • 5 De beslissing van het centraal stembureau op het verzoek wordt aan de gemachtigde bekendgemaakt, alsmede ter openbare kennis gebracht op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 6 Een politieke groepering waarvan de aanduiding is ingeschreven in het register, kan schriftelijk een verzoek tot wijziging van deze aanduiding indienen bij het centraal stembureau. De laatste volzin van het eerste lid, alsmede het vierde en vijfde lid zijn op verzoeken tot wijziging van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Het centraal stembureau schrapt de aanduiding in het register en brengt dit ter openbare kennis op de in de gemeente gebruikelijke wijze, wanneer:

    • a. de politieke groepering heeft opgehouden te bestaan;

    • b. de politieke groepering een verzoek daartoe heeft gedaan;

    • c. de politieke groepering als vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard en deswege is ontbonden;

    • d. voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad geen gebruik is gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3.

Artikel G 4

  • 1 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid geldt een geregistreerde aanduiding die overeenkomstig het bepaalde in het achtste lid van artikel G 1 of G 2 ter openbare kennis is gebracht, tevens voor de verkiezing van de leden van provinciale staten en van de gemeenteraad, onderscheidenlijk voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad.

  • 2 Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad, bepaalt, dat de in het eerste lid bedoelde doorwerking van de registratie voor die verkiezing niet plaatsvindt, indien de geregistreerde aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op de voet van artikel G 2, onderscheidenlijk artikel G 3, geregistreerde aanduiding van een andere politieke groepering, en daardoor verwarring te duchten is.

  • 3 Een beschikking als bedoeld in het tweede lid wordt genomen uiterlijk op de veertiende dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel G 1, achtste lid, onderscheidenlijk artikel G 2, achtste lid, is gedaan. De beschikking wordt terstond aan de gemachtigde van de desbetreffende groepering bekendgemaakt.

Artikel G 5

  • 1 Tegen een beschikking als bedoeld in de artikelen G 1, G 2, G 3, en G 4 kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 2 In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een beroepschrift ingevolge die wet tegen:

    • a. een beschikking als bedoeld in de artikelen G 1 en G 2 ingediend uiterlijk op de zesde dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin de beschikking is opgenomen, dan wel na de dag waarop de beschikking geacht wordt te zijn geweigerd,

    • b. een beschikking als bedoeld in artikel G 3 ingediend uiterlijk op de zesde dag na de dagtekening van de openbare kennisgeving, bedoeld in het vijfde lid van dat artikel, dan wel na de dag waarop de beschikking geacht wordt te zijn geweigerd, en

    • c. een beschikking als bedoeld in artikel G 4 ingediend uiterlijk op de zesde dag na de dag waarop de beschikking, als bedoeld in het tweede lid van dat artikel is bekendgemaakt, dan wel na de dag waarop de beschikking geacht wordt te zijn geweigerd.

Artikel G 6

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende het betalen van waarborgsommen ten behoeve van de registratie.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden modellen vastgesteld voor de registers waarin de aanduidingen voor politieke groeperingen worden vermeld, de openbare kennisgevingen inzake de geregistreerde aanduidingen en de namen van de gemachtigden en hun plaatsvervangers, alsmede voor de bewijzen van betaling van de waarborgsom.

Hoofdstuk H. De inlevering van de kandidatenlijsten

Artikel H 1

  • 1 Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij de voorzitter van het hoofdstembureau of bij het door deze aan te wijzen lid van dat bureau, op de secretarie van de gemeente waar dit bureau is gevestigd, van negen tot vijftien uur, kandidatenlijsten worden ingeleverd. Ten minste drie weken voor de kandidaatstelling brengt de burgemeester van elke gemeente dit ter openbare kennis.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de kandidatenlijsten, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

Artikel H 2

  • 1 Bij een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten van een provincie die uit meer dan één kieskring bestaat, kan, indien in alle kieskringen aan de verkiezing wordt deelgenomen met kandidatenlijsten waarop meer dan dertig namen van kandidaten zijn geplaatst en waarvan behoudens ten hoogste de laatste vijf, de namen dezelfden zijn en in dezelfde volgorde zijn geplaatst, worden volstaan met inlevering bij één hoofdstembureau. Voor zover het kandidatenlijsten betreft waarop alle kandidaten dezelfden zijn en in dezelfde volgorde zijn geplaatst, kan voor kandidatenlijsten van politieke groeperingen wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten, een of meer zetels zijn toegekend, worden volstaan met inlevering van één lijst bij één hoofdstembureau. Het bepaalde in de vorige volzinnen is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigende orgaan, hetzij aan de gezamenlijke groeperingen, hetzij aan ten minste één daarvan, één of meer zetels zijn toegekend.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde inlevering geschiedt bij het hoofdstembureau van kieskring 12 ('s-Gravenhage), indien het betreft een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, en bij het hoofdstembureau van de kieskring waarin de gemeente is gelegen waar de vergadering van de staten wordt gehouden, indien het betreft een verkiezing van de leden van provinciale staten. Voor de toepassing van de artikelen H 11 en I 10, derde lid, wordt deze inlevering geacht te hebben plaatsgevonden in alle kieskringen.

Artikel H 3

  • 1 De inlevering van de lijst geschiedt persoonlijk door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de verkiezing. Indien de inleveraar niet als kiezer is geregistreerd in de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, legt hij tevens over een verklaring van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als kiezer is geregistreerd, dat hij bevoegd is tot deelneming aan de verkiezing. De voorzitter van het hoofdstembureau of het door deze aangewezen lid van dat bureau kan verlangen dat de inleveraar van zijn identiteit doet blijken. De kandidaten kunnen bij de inlevering aanwezig zijn.

  • 2 Aan degene die de lijst inlevert, kan door de gemachtigde, bedoeld in het derde lid van de artikelen G 1, G 2 of G 3, de bevoegdheid worden verleend boven de lijst de aanduiding van de desbetreffende groepering te plaatsen, zoals deze door het centraal stembureau is geregistreerd. Een verklaring van de gemachtigde waaruit deze bevoegdheid blijkt, wordt bij de lijst overgelegd.

  • 3 Degene die de lijst inlevert, is bevoegd daarboven een aanduiding te plaatsen, gevormd door samenvoeging van voor de desbetreffende verkiezing geregistreerde aanduidingen of afkortingen daarvan, indien hem daartoe de bevoegdheid is verleend door de gemachtigden van de onderscheidene groeperingen. Verklaringen van de gemachtigden waaruit deze bevoegdheid blijkt, worden bij de lijst overgelegd. Een aldus gevormde aanduiding mag niet meer dan 35 letters of andere tekens bevatten.

  • 4 Degene die de lijst heeft ingeleverd, ontvangt van de voorzitter van het hoofdstembureau of van het door deze aangewezen lid van dat bureau een bewijs daarvan.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen met betrekking tot het plaatsen van aanduidingen van politieke groeperingen boven kandidatenlijsten, kosteloos, verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor de formulieren een model vastgesteld.

Artikel H 4

  • 1 Bij de lijst worden overgelegd schriftelijke verklaringen van kiezers dat zij de lijst ondersteunen. Op deze verklaringen worden de kandidaten op dezelfde wijze en in dezelfde volgorde vermeld als op de lijst. Bij een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, provinciale staten onderscheidenlijk een gemeenteraad waarin het aantal te verdelen zetels in de raad ten minste negenendertig is bedraagt het aantal over te leggen verklaringen ten minste dertig, bij een verkiezing van de leden van een gemeenteraad waarin het aantal te verdelen zetels minder dan negenendertig, doch minimaal negentien is, bedraagt het aantal over te leggen verklaringen ten minste twintig en bij een verkiezing van de leden van een gemeenteraad waarin het aantal te verdelen zetels minder dan negentien is, bedraagt het aantal over te leggen verklaringen ten minste tien.

  • 2 Verklaringen van ondersteuning kunnen slechts worden afgelegd door personen die binnen de kieskring waarvoor die lijst geldt, als kiezer zijn geregistreerd voor de desbetreffende verkiezing.

  • 3 De kiezer die een verklaring van ondersteuning wenst af te leggen, ondertekent binnen een termijn van zeven dagen voorafgaand aan of op de dag van de kandidaatstelling deze verklaring ter secretarie van de gemeente waar hij als kiezer is geregistreerd, in aanwezigheid van de burgemeester of een door deze daartoe aangewezen ambtenaar. De kiezer geeft daarbij de burgemeester of de ambtenaar blijk van zijn identiteit.

  • 4 De burgemeester of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar gaat onverwijld na of de ondertekenaar als kiezer in zijn gemeente is geregistreerd. Indien hem blijkt dat dit het geval is, tekent hij dit op de verklaring aan.

  • 5 Een kiezer mag niet meer dan één verklaring van ondersteuning ondertekenen.

  • 6 Een overgelegde verklaring van ondersteuning kan niet worden ingetrokken.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen van ondersteuning, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

  • 8 De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet voor een kandidatenlijst van een politieke groepering, indien de aanduiding daarvan was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigende orgaan een of meer zetels zijn toegekend. De vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van:

    • a. samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende orgaan, hetzij aan de gezamenlijke groeperingen, hetzij aan tenminste één daarvan, één of meer zetels zijn toegekend;

    • b. een nieuwe aanduiding indien twee of meer groeperingen als één groepering onder een nieuwe naam samen aan de verkiezingen deelnemen en bij de laatstgehouden verkiezingen van de leden van het desbetreffende orgaan, aan ieder van de afzonderlijke groeperingen één of meer zetels zijn toegekend.

Artikel H 5

Op de lijst kunnen een gemachtigde en desgewenst diens plaatsvervangers worden aangewezen, bevoegd tot het verbinden van de lijst met andere lijsten tot een lijstencombinatie. Voorts worden op de lijst een of meer personen vermeld die bij verhindering van de inleveraar bevoegd zijn tot het herstel van verzuimen, bedoeld in artikel I 2.

Artikel H 6

  • 1 De namen van de kandidaten worden op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin aan hen de voorkeur wordt gegeven.

  • 2 Op dezelfde lijst mogen de namen van ten hoogste dertig kandidaten worden geplaatst. Op dezelfde lijst van een politieke groepering wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigend orgaan meer dan vijftien zetels zijn toegekend, mag een aantal namen worden geplaatst dat ten hoogste tweemaal het aantal zetels bedraagt, doch nimmer meer dan tachtig. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.

Artikel H 7

  • 1 De naam van een kandidaat mag niet voorkomen op een lijst, indien de kandidaat tijdens de zittingsperiode van het orgaan waarvoor de verkiezing zal plaatshebben, niet de voor het zitting nemen in dat orgaan vereiste leeftijd zal bereiken.

  • 2 De naam van eenzelfde kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één van de lijsten welke bij eenzelfde hoofdstembureau zijn ingeleverd.

  • 3 Indien voor de verkiezing van de leden van provinciale staten of de gemeenteraad op een lijst de naam voorkomt van een kandidaat die geen ingezetene is van de provincie, onderscheidenlijk de gemeente, dient bij de lijst te worden overgelegd een door die kandidaat ondertekende verklaring, waaruit blijkt, dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, onderscheidenlijk gemeente.

Artikel H 8

De wijze waarop kandidaten op de lijst worden vermeld, wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel H 9

  • 1 Bij de lijst wordt overgelegd een schriftelijke verklaring van iedere daarop voorkomende kandidaat dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op deze lijst.

  • 2 Een overgelegde verklaring van instemming kan niet worden ingetrokken.

  • 3 Bij de lijst wordt van iedere kandidaat die geen zitting heeft in het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, tevens een kopie van een geldig legitimatiebewijs overgelegd. Indien van een dergelijke kandidaat een kopie van een geldig legitimatiebewijs ontbreekt, wordt de verklaring van instemming van de betreffende kandidaat geacht te ontbreken.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen van instemming, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

  • 5 Indien de kandidaat zich buiten Nederland bevindt, is de verklaring niet aan enig formulier gebonden.

Artikel H 10

  • 1 De kandidaat wiens woonplaats buiten Nederland is gelegen, wijst in de verklaring van instemming tevens een in Nederland wonende gemachtigde aan met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat voorkomt op meer dan één lijst, moet in iedere verklaring dezelfde gemachtigde worden aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en derde lid, en W 2, eerste lid, onder e.

  • 2 De kandidaat is bevoegd de overeenkomstig het eerste lid gegeven volmacht in te trekken. Hij geeft hiervan schriftelijk kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau, zo nodig met aanwijzing van een nieuwe gemachtigde.

Artikel H 10a

  • 1 De in Nederland wonende kandidaat kan in geval van een verkiezing voor de leden van de Tweede Kamer en van provinciale staten van een provincie die uit meer dan één kieskring bestaat, bij de verklaring van instemming tevens een in Nederland wonende gemachtigde aanwijzen met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat voorkomt op meer dan één lijst, wordt in iedere verklaring dezelfde gemachtigde aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en tweede lid, en W 2, eerste lid, onder e.

  • 2 Van de machtiging kan alleen gebruik worden gemaakt, indien dit gebruik ertoe strekt dat kandidaten van de gezamenlijke lijsten van de politieke groepering benoemd worden verklaard in de volgorde die voor de dag van de stemming door de politieke groepering is vastgesteld.

  • 3 In geval van een benoeming voorafgaande aan de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan, kan van de machtiging geen gebruik worden gemaakt ten aanzien van kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler.

  • 4 De politieke groepering deelt de in het tweede lid bedoelde volgorde uiterlijk twee weken na de kandidaatstelling mee aan het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de volgorde zo spoedig mogelijk in de Staatscourant wordt bekendgemaakt.

Artikel H 11

  • 1 Kandidatenlijsten, ingeleverd in verschillende kieskringen, waarop dezelfde kandidaten in gelijk aantal en in dezelfde volgorde zijn geplaatst, vormen te zamen een stel gelijkluidende lijsten.

  • 2 Kandidatenlijsten, ingeleverd in verschillende kieskringen, waarboven dezelfde aanduiding van een politieke groepering is geplaatst of waarvan de eerste kandidaat dezelfde is, vormen te zamen een lijstengroep. Het bepaalde in de vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.

Artikel H 12

  • 1 Indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, moet voor elke lijstengroep, elk niet van een groep deel uitmakend stel gelijkluidende lijsten en elke op zichzelf staande lijst een waarborgsom van € 11. 250 worden betaald aan het Rijk.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verplichting tot betaling geldt niet voor een kandidatenlijst van een politieke groepering, indien de aanduiding daarvan was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Tweede Kamer een of meer zetels zijn toegekend. Het bepaalde in de vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, hetzij aan de gezamenlijke groeperingen, hetzij aan ten minste één daarvan, één of meer zetels zijn toegekend.

  • 3 Degene die de in het eerste lid bedoelde betaling heeft verricht, ontvangt voor elke kieskring een bewijs daarvan. Dit bewijs moet bij de indiening van de lijst worden ingeleverd.

  • 4 Indien geen lijst wordt ingeleverd, wordt na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het Rijk de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht.

  • 5 Na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het centraal stembureau wordt de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht, tenzij het stemcijfer van de lijstengroep, het niet van een groep deel uitmakende stel gelijkluidende lijsten of de op zichzelf staande lijst lager is dan 75 procent van de kiesdeler, bedoeld in artikel P 5. In dat geval vervalt de waarborgsom aan het Rijk.

Artikel H 13

  • 1 Indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten, moet voor elke lijstengroep, elk niet van een groep deel uitmakend stel gelijkluidende lijsten en elke op zichzelf staande lijst een waarborgsom van € 1 125 worden betaald aan de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verplichting tot betaling geldt niet voor een kandidatenlijst van een politieke groepering, indien de aanduiding daarvan was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van provinciale staten een of meer zetels zijn toegekend. Het bepaalde in de vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van provinciale staten, hetzij aan de gezamenlijke groeperingen, hetzij aan ten minste één daarvan, één of meer zetels zijn toegekend.

  • 3 Degene die de in het eerste lid bedoelde betaling heeft verricht, ontvangt voor elke kieskring een bewijs daarvan. Dit bewijs moet bij de indiening van de lijst worden ingeleverd.

  • 4 Indien geen lijst wordt ingeleverd, wordt na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht.

  • 5 Na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het centraal stembureau wordt de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht, tenzij het stemcijfer van de lijstengroep, het niet van een groep deel uitmakende stel gelijkluidende lijsten of de op zichzelf staande lijst lager is dan 75 procent van de kiesdeler, bedoeld in artikel P 5, en aan de lijst geen zetel is toegewezen. In dat geval vervalt de waarborgsom aan de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd.

Artikel H 14

  • 1 Indien het betreft de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, moet voor elke lijst een waarborgsom van € 225 worden betaald aan de gemeente.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verplichting tot betaling geldt niet voor een kandidatenlijst van een politieke groepering, indien de aanduiding daarvan was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad een of meer zetels zijn toegekend. Het bepaalde in de vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de gemeenteraad, hetzij aan de gezamenlijke groeperingen, hetzij aan ten minste één daarvan, één of meer zetels zijn toegekend.

  • 3 Degene die de in het eerste lid bedoelde betaling heeft verricht, ontvangt een bewijs daarvan. Dit bewijs moet bij de indiening van de lijst worden overgelegd.

  • 4 Indien geen lijst wordt ingeleverd, wordt na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door de gemeente de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht.

  • 5 Na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het centraal stembureau wordt de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht, tenzij het stemcijfer van de lijst lager is dan 75 procent van de kiesdeler, bedoeld in artikel P 5, en aan de lijst geen zetel is toegewezen. In dat geval vervalt de waarborgsom aan de gemeente.

Artikel H 15

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende het betalen van waarborgsommen ten behoeve van de kandidatenlijsten. Bij ministeriële regeling worden voor de bewijzen van betaling van de waarborgsom modellen vastgesteld.

Hoofdstuk I. Het onderzoek, de verbinding, de nummering en de openbaarmaking van de kandidatenlijsten

§ 1. Het onderzoek van de kandidatenlijsten

Artikel I 1

  • 1 Op de dag van de kandidaatstelling, om zestien uur, houdt het hoofdstembureau een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten.

  • 2 Het hoofdstembureau draagt er zorg voor dat het centraal stembureau op de dag na de kandidaatstelling afschriften van de ingeleverde kandidatenlijsten ontvangt.

  • 3 Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel H 2, draagt het hoofdstembureau er zorg voor dat de overige hoofdstembureaus op de dag na de kandidaatstelling een afschrift van de kandidatenlijst ontvangen die voor de desbetreffende kieskring is ingeleverd.

Artikel I 2

  • 1 Indien bij het onderzoek blijkt van een of meer van de volgende verzuimen, geeft het hoofdstembureau onverwijld bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs kennis aan degene die de lijst heeft ingeleverd:

    • a. dat, indien bij de lijst verklaringen van ondersteuning moeten worden overgelegd, niet ten minste het aantal verklaringen, genoemd in artikel H 4, eerste lid, is overgelegd, waarbij niet meetellen de verklaringen die niet aan het bepaalde in artikel H 4, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, voldoen, de verklaringen waarop niet een aantekening als bedoeld in artikel H 4, vierde lid, voorkomt en de verklaringen van een kiezer die meer dan één verklaring heeft ondertekend;

    • b. dat, indien zich het geval voordoet, bedoeld in artikel H 7, derde lid, de verklaring dat de kandidaat voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, onderscheidenlijk gemeente, ontbreekt;

    • c. dat een kandidaat niet is vermeld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel H 8;

    • d. dat ten aanzien van een kandidaat ontbreekt de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst;

    • e. dat, indien het een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer betreft, ten aanzien van een kandidaat die buiten Nederland woonplaats heeft in zijn verklaring van instemming de aanwijzing van een gemachtigde ontbreekt;

    • f. dat, indien ten behoeve van de lijst een waarborgsom moet worden betaald, het bewijs dat deze betaling is verricht, ontbreekt;

    • g. dat de lijst niet persoonlijk is ingeleverd door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de verkiezing;

    • h. dat, indien de lijst is ingeleverd door een kiezer die niet als zodanig is geregistreerd in de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, deze kiezer niet heeft overgelegd een verklaring van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij is geregistreerd, dat hij bevoegd is tot deelneming aan de verkiezing;

    • i. dat een verklaring, bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3, ontbreekt.

  • 2 Uiterlijk op de derde dag na de kandidaatstelling kan degene die de lijst heeft ingeleverd, het verzuim of de verzuimen, in de kennisgeving aangeduid, herstellen ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, op de eerste en tweede dag van negen tot zeventien uur en op de derde dag van negen tot vijftien uur.

  • 3 In het geval, bedoeld in het eerste lid onder g, kan een kiezer die tot het inleveren van de lijst bevoegd zou zijn geweest, door persoonlijke verschijning ter secretarie zich alsnog in de plaats van de onbevoegde inleveraar stellen; hij wordt dan geacht de lijst persoonlijk te hebben ingeleverd. Het in de vorige volzin bepaalde vindt overeenkomstige toepassing, indien de verklaring, in het eerste lid onder h bedoeld, niet alsnog wordt overgelegd.

  • 4 Bij verhindering of ontstentenis van degene die de lijst heeft ingeleverd, treedt in diens plaats een ingevolge artikel H 5, tweede volzin, op de lijst vermelde vervanger.

Artikel I 3

  • 1 Onmiddellijk nadat de lijsten door het hoofdstembureau zijn onderzocht, worden deze en, indien vereist, de verklaringen van ondersteuning, door de voorzitter ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, voor een ieder ter inzage gelegd.

  • 2 Op de voet van artikel I 1, derde lid, toegezonden afschriften van ingeleverde kandidatenlijsten worden ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd ter inzage gelegd, zodra deze zijn ontvangen.

Artikel I 4

Op de derde dag na de kandidaatstelling beslist het hoofdstembureau in een openbare zitting die om zestien uur aanvangt, over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering.

Artikel I 5

Ongeldig is de lijst:

  • a. die niet op de dag van de kandidaatstelling tussen negen en vijftien uur bij de voorzitter van het hoofdstembureau of het door deze aangewezen lid is ingeleverd;

  • b. waarbij, indien ten behoeve van de lijst een waarborgsom moet worden betaald, niet gevoegd is het bewijs dat deze betaling is verricht;

  • c. waarbij, indien bij de lijst verklaringen van ondersteuning moeten worden overgelegd, niet ten minste het aantal geldige verklaringen, genoemd in artikel H 4, eerste lid, is overgelegd;

  • d. die niet voldoet aan het bij ministeriële regeling vastgestelde model;

  • e. die niet persoonlijk is ingeleverd door een kiezer, bevoegd tot deelneming aan de verkiezing;

  • f. waarbij, voor zover vereist, niet is overgelegd de verklaring van burgemeester en wethouders dat de inleveraar als kiezer is geregistreerd in hun gemeente en bevoegd is aan de verkiezing deel te nemen;

  • g. waarop door toepassing van artikel I 6 alle kandidaten zijn geschrapt.

Artikel I 6

  • 1 Het hoofdstembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, van de lijst de naam van de kandidaat:

    • a. die niet is vermeld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel H 8;

    • b. van wie niet is overgelegd de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst;

    • c. wiens woonplaats buiten Nederland is gelegen, indien de aanwijzing van een gemachtigde ontbreekt;

    • d. die tijdens de zittingsperiode van het orgaan waarvoor de verkiezing zal plaatshebben, niet de voor het zitting nemen in dat orgaan vereiste leeftijd bereikt;

    • e. die bij een verkiezing van de leden van provinciale staten of van de gemeenteraad geen ingezetene is van de provincie, onderscheidenlijk de gemeente, en ten aanzien van wie de verklaring dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, onderscheidenlijk gemeente, ontbreekt;

    • f. die heeft verklaard dat hij voornemens is zich bij benoeming te vestigen in de provincie, onderscheidenlijk gemeente, en ten aanzien van wie blijkt dat hij tevens een zodanige verklaring heeft afgelegd voor de verkiezing van de leden van de staten van een andere provincie, onderscheidenlijk van de raad van een andere gemeente;

    • g. die tenzij het kandidatenlijsten betreft als bedoeld in artikel H 2, eerste lid, eerste volzin, voorkomt op meer dan één van de bij het hoofdstembureau ingeleverde lijsten;

    • h. van wie een uittreksel uit het register van overlijden dan wel een afschrift van de akte van overlijden is overgelegd;

    • i. die op de lijst voorkomt na het ten hoogste toegelaten aantal.

  • 2 Het hoofdstembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, de aanduiding van een politieke groepering, indien:

    • a. een daarop betrekking hebbende verklaring als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel H 3 ontbreekt;

    • b. de aanduiding geplaatst is boven meer dan één van de bij het hoofdstembureau ingeleverde lijsten.

  • 3 Indien de aanduiding van een politieke groepering niet in overeenstemming is met die waaronder zij is geregistreerd, brengt het hoofdstembureau deze ambtshalve daarmee in overeenstemming.

Artikel I 7

  • 1 Tegen een beschikking als bedoeld in artikel I 4 kan een belanghebbende en iedere kiezer beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier dagen.

  • 3 De Afdeling doet uitspraak uiterlijk op de zesde dag nadat het beroepschrift is ontvangen.

  • 4 Indien de uitspraak van de Afdeling strekt tot gegrondverklaring van het beroep, bepaalt zij dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking.

  • 5 De voorzitter van de Afdeling stelt partijen en de voorzitter van het hoofdstembureau onverwijld in kennis van de uitspraak.

Artikel I 8

  • 1 Indien beroep is ingesteld tegen een beschikking waarbij het hoofdstembureau een lijst ongeldig heeft verklaard of de naam van een kandidaat dan wel de aanduiding van een politieke groepering heeft geschrapt op grond van een of meer van de verzuimen, vermeld in artikel I 2, eerste lid, zonder dat het hoofdstembureau tevoren overeenkomstig het in dat artikel bepaalde kennis heeft gegeven van het bestaan daarvan aan degene die de lijst heeft ingeleverd, kan deze het verzuim of de verzuimen alsnog herstellen ter secretarie van de Raad van State. Artikel I 2, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien een verzuim overeenkomstig het eerste lid is hersteld, houdt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij haar uitspraak daarmee rekening.

Artikel I 9

  • 1 Zodra de termijn, bedoeld in artikel I 7, eerste lid, is verstreken zonder dat beroep is ingesteld, of in geval van beroep, zodra aan het vijfde lid van artikel I 7 toepassing is gegeven, deelt de voorzitter van het hoofdstembureau onverwijld aan het centraal stembureau mede, welke geldige lijsten zijn ingeleverd. Hij geeft daarbij aan welke wijzigingen daarin zijn aangebracht na de dag van de kandidaatstelling. Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid, bedoeld in artikel H 2, eerste lid, vindt eenzelfde mededeling plaats aan de overige hoofdstembureaus.

  • 2 Indien het betreft de verkiezing van de leden van de gemeenteraad of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, kan de mededeling aan het centraal stembureau achterwege blijven. Voor de toepassing van artikel I 17, eerste lid, wordt zij geacht onverwijld te zijn gedaan.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt voor deze mededeling een model vastgesteld.

§ 2. De verbinding van kandidatenlijsten tot een lijstencombinatie

Artikel I 10

  • 1 Op de dag van de kandidaatstelling, tussen negen en zeventien uur, kunnen kandidatenlijsten van verschillende politieke groeperingen tot een lijstencombinatie worden verbonden door inlevering bij het centraal stembureau van een daartoe strekkende schriftelijke gemeenschappelijke verklaring van de op de lijsten vermelde gemachtigden.

  • 2 Zodanige verbinding kan slechts worden aangebracht tussen politieke groeperingen waarvan de aanduiding ten behoeve van de desbetreffende verkiezing is geregistreerd.

  • 3 Indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer of van provinciale staten van een provincie die uit meer dan één kieskring bestaat, kan een verbinding voorts slechts worden aangebracht indien

    • a. de onderscheidene groeperingen in alle kieskringen een lijst hebben ingediend en

    • b. de combinatie betrekking heeft op alle in de onderscheidene kieskringen vanwege een groepering ingediende lijsten.

  • 4 Het bepaalde in het tweede lid is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien de aldus gevormde aanduiding voorkomt op alle vanwege die groeperingen ingediende lijsten.

  • 5 Bij ministeriële regeling wordt voor de in het eerste lid bedoelde verklaring een model vastgesteld.

Artikel I 11

Het centraal stembureau beslist over de geldigheid van de lijstencombinaties in de zitting, bedoeld in artikel I 12.

§ 3. De nummering van de kandidatenlijsten

Artikel I 12

Op de tweede dag na de kandidaatstelling nummert het centraal stembureau in een openbare zitting de kandidatenlijsten.

Artikel I 13

Bij de nummering gelden de lijstengroepen alsmede de niet van een groep deel uitmakende stellen gelijkluidende lijsten als één lijst.

Artikel I 14

  • 1 Eerst worden genummerd de lijsten van politieke groeperingen wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigend orgaan een of meer zetels zijn toegekend. Aan deze lijsten worden de nummers 1 en volgende toegekend in de volgorde van de bij die verkiezing op de desbetreffende lijsten uitgebrachte aantallen stemmen, met dien verstande dat aan de lijst van de groepering met het hoogste aantal stemmen het nummer 1 wordt toegekend. Bij gelijkheid van het aantal beslist het lot.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigende orgaan, hetzij aan de gezamenlijke groeperingen, hetzij aan ten minste één daarvan, één of meer zetels zijn toegekend. In het geval waarbij aan ten minste één van de betrokken groeperingen één of meer zetels zijn toegekend worden voor de toepassing van het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid, de op de lijsten uitgebrachte aantallen stemmen van de groeperingen waaraan die zetels zijn toegekend, bij elkaar opgeteld.

  • 3 Vervolgens worden, met de nummers volgende op het laatste krachtens het eerste lid toegekende nummer, genummerd de overige lijstengroepen en stellen gelijkluidende lijsten waarvan in alle kieskringen een lijst is ingeleverd, in de volgorde door het lot aangewezen.

  • 4 Daarna worden, met de nummers volgende op het laatste krachtens het derde lid toegekende nummer, genummerd de overige lijstengroepen en stellen gelijkluidende lijsten in de volgorde van het aantal kieskringen waar een daartoe behorende lijst is ingeleverd, met dien verstande, dat het eerstvolgende nummer wordt toegekend aan de lijstengroep of het stel gelijkluidende lijsten waarvan een lijst is ingeleverd in de meeste kieskringen. Bij een gelijk aantal kieskringen beslist het lot.

  • 5 Ten slotte worden ten aanzien van iedere kieskring aan de op zichzelf staande lijsten bij loting toegekend de nummers die nog niet in enige kieskring aan een andere lijst zijn toegekend.

Artikel I 15

  • 1 Onmiddellijk nadat de nummering heeft plaatsgevonden, brengt de voorzitter van het centraal stembureau ter openbare kennis welk nummer aan de onderscheidene lijsten is toegekend.

  • 2 Indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, geschiedt de kennisgeving in de Staatscourant.

  • 3 Indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten of de gemeenteraad, geschiedt de kennisgeving op de in de provincie, onderscheidenlijk de gemeente, gebruikelijke wijze.

Artikel I 16

Een beslissing tot ongeldigverklaring van een kandidatenlijst heeft geen gevolg ten aanzien van de nummers, toegekend aan de overige kandidatenlijsten.

§ 4. De openbaarmaking van de kandidatenlijsten

Artikel I 17

  • 1 Nadat van alle hoofdstembureaus de in artikel I 9, eerste lid, eerste volzin, bedoelde mededeling is ontvangen, maakt de voorzitter van het centraal stembureau de lijsten zo spoedig mogelijk openbaar. Daarbij vermeldt hij tevens welke lijsten tot een lijstencombinatie zijn verbonden.

  • 2 De openbaarmaking geschiedt:

    indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, door plaatsing van de lijsten naar de kieskringen gerangschikt en met vermelding van hun nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen in de Staatscourant;

    indien het betreft de verkiezing van de leden van provinciale staten of de gemeenteraad, door de van de nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen voorziene lijsten ter secretarie van de gemeente waar het centraal stembureau is gevestigd, onderscheidenlijk ter secretarie van de gemeente, voor een ieder ter inzage te leggen. Van de terinzagelegging geschiedt tegelijk openbare kennisgeving door de voorzitter van het centraal stembureau.

§ 5. Slotbepaling

Artikel I 18

  • 1 Van de in de artikelen I 1, I 4 en I 12 bedoelde zittingen wordt proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd.

  • 2 De bij de in de artikelen I 4 en I 12 bedoelde zittingen aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen. Van deze bezwaren wordt in het proces-verbaal melding gemaakt.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden geregeld:

    • a. de plaats waar de processen-verbaal ter inzage worden gelegd;

    • b. de bekendmaking van het tijdstip en de plaats van de zitting, bedoeld in artikel I 4 onderscheidenlijk I 12.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden voor de processen-verbaal modellen vastgesteld.

Hoofdstuk J. De stemming

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel J 1

  • 1 De stemming vindt plaats op de drieënveertigste dag na de kandidaatstelling.

  • 2 De stemming vangt aan om zeven uur dertig en duurt tot eenentwintig uur.

Artikel J 2

De stemming geschiedt in elke kieskring over de kandidaten wier namen voorkomen op de voor die kieskring geldig verklaarde kandidatenlijsten.

Artikel J 3

Behoudens in de gevallen, genoemd in de hoofdstukken K, L en M, neemt de kiezer aan de stemming deel in de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd.

Artikel J 4

  • 1 Burgemeester en wethouders wijzen voor elk stemdistrict een geschikt stemlokaal aan. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere regels worden gesteld.

  • 2 Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat zoveel mogelijk stemlokalen zodanig zijn gelegen en ingericht, dat zij geschikt zijn voor kiezers met lichamelijke gebreken. De burgemeester brengt de adressen van deze stemlokalen ter openbare kennis onder vermelding van de mogelijkheid aldaar met toepassing van het bepaalde in hoofdstuk K de stem uit te brengen.

  • 3 Op verzoek van burgemeester en wethouders stellen de besturen van bijzondere scholen de daarvoor in aanmerking komende lokalen en het zich daarin bevindende materiaal voor de inrichting en het gebruik als stemlokaal beschikbaar, desgewenst tegen vergoeding van de daaruit voortvloeiende onkosten.

  • 4 De burgemeester draagt zorg voor de inrichting van het stemlokaal en wijst zo nodig personen aan die het stembureau ten dienste worden gesteld.

Artikel J 5

De kiezer stemt in het stemlokaal van het voor hem aangewezen stemdistrict.

Artikel J 6

De gemeenteraad kan bepalen dat tegelijk met de stemming in het stemlokaal een andere, door de gemeenteraad uitgeschreven, stemming plaatsvindt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met het oog op de combinatie van de stemmingen.

§ 2. De oproeping voor de stemming

Artikel J 7

Ten minste veertien dagen voor de stemming ontvangt elke kiezer die bevoegd is aan de stemming deel te nemen, van de burgemeester van de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd, een oproepingskaart. Bij ministeriële regeling wordt voor de oproepingskaart een model vastgesteld.

Artikel J 8

Aan de tot deelneming aan de stemming bevoegde kiezer wiens oproepingskaart in het ongerede is geraakt of die geen kaart heeft ontvangen, wordt op zijn aanvraag door of vanwege de burgemeester een nieuwe oproepingskaart uitgereikt, mits hij voldoende van zijn identiteit doet blijken. Ook het stembureau is tot die uitreiking bevoegd.

Artikel J 9

De burgemeester brengt de kandidatenlijsten ter kennis van de kiezers op bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze.

Artikel J 10

Iedere werkgever is verplicht te zorgen dat iedere kiezer die bij hem in dienstbetrekking is, de gelegenheid krijgt zijn stem uit te brengen voor zover dit niet kan geschieden buiten de vastgestelde arbeidstijd en mits de kiezer daardoor niet meer dan twee uur verhinderd is zijn arbeid te verrichten.

§ 3. Het stembureau

Artikel J 11

  • 1 De voorzitter en de leden van het stembureau, alsmede de personen die het stembureau ten dienste staan, kunnen, indien zij kiesgerechtigd zijn voor het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, naar keuze bij dit stembureau of bij het stembureau van het voor hen aangewezen stemdistrict aan de stemming deelnemen.

  • 2 Indien zij behoren tot een ander stemdistrict, wordt van het uitbrengen van hun stem melding gemaakt in het proces-verbaal.

Artikel J 12

  • 1 Gedurende de zitting zijn steeds de voorzitter en twee leden van het stembureau aanwezig.

  • 2 Het stembureau bepaalt wie als tweede en derde lid van het stembureau optreden.

  • 3 Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het tweede lid en bij diens ontstentenis het derde lid als voorzitter op.

  • 4 Bij ontstentenis van een lid treedt een door of vanwege burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsvervangend lid op.

  • 5 Indien geen plaatsvervangend lid beschikbaar is, verzoekt de voorzitter een van de in het stemlokaal aanwezige kiezers die hij daartoe geschikt acht, als zodanig op te treden totdat dit wel het het geval is.

  • 6 Van de wisselingen in de samenstelling van het stembureau wordt in het proces-verbaal aantekening gehouden met opgave van de tijd van de vervanging.

Artikel J 13

Indien bij het nemen van een beslissing door het stembureau de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

Artikel J 14

De leden van het stembureau geven tijdens de uitoefening van hun functie geen blijk van hun politieke gezindheid.

§ 4. De inrichting van het stemlokaal

Artikel J 15

Het stemlokaal is zodanig ingericht dat het stemgeheim is gewaarborgd.

Artikel J 16

  • 1 In het stemlokaal zijn geplaatst een tafel voor het stembureau, een stembus en een of meer stemhokjes.

  • 2 De toegang tot de stemhokjes moet zichtbaar zijn voor het publiek.

  • 3 In ieder stemhokje bevindt zich een handleiding voor de kiezer. Bij ministeriële regeling wordt voor de handleiding een model vastgesteld.

  • 4 De tafel voor het stembureau is zo geplaatst dat de kiezers de verrichtingen van het stembureau kunnen gadeslaan.

Artikel J 17

  • 1 Op de tafel voor het stembureau ligt een afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie, bevattende een genummerde opgave van de kiezers die in het stemdistrict bevoegd zijn aan de stemming deel te nemen. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens deze opgave bevat.

  • 2 Ieder stembureau beschikt over de wettelijke voorschriften die op de stemming betrekking hebben.

Artikel J 18

  • 1 De stembus, vervaardigd volgens bij algemene maatregel van bestuur te geven voorschriften, staat bij de tafel, binnen het bereik van het lid van het stembureau dat belast is met de in artikel J 26, derde lid, bedoelde taak.

  • 2 Tijdig voor de aanvang van de stemming sluit het stembureau de stembus, na zich ervan overtuigd te hebben dat zij leeg is.

Artikel J 19

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de inrichting van het stemlokaal.

§ 5. De stembiljetten

Artikel J 20

  • 1 Op het bij de verkiezing te bezigen stembiljet zijn aan de ene zijde gedrukt de lijsten van kandidaten over wie de stemming moet geschieden, zoals deze ter kennis van de kiezers worden gebracht, en aan de andere zijde de handtekening van de voorzitter van het hoofdstembureau. Aan de zijde waar de handtekening van de voorzitter van het hoofdstembureau is gedrukt, kunnen voorts worden gedrukt de naam van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing geldt, alsmede een aanduiding van de kieskring.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.

Artikel J 21

  • 1 De burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, draagt zorg dat de stembiljetten alsmede de formulieren voor de processen-verbaal voor alle tot de kieskring behorende gemeenten tijdig in gereedheid worden gebracht.

  • 2 Hij zendt in één of meer verzegelde pakken aan de burgemeester van elke tot de kieskring behorende gemeente tijdig de benodigde stembiljetten en formulieren voor de procesen-verbaal. Op elk pak wordt het aantal zich daarin bevindende stembiljetten of formulieren vermeld.

  • 3 De kosten van het vervaardigen en toezenden van de stembiljetten en de formulieren worden naar evenredigheid over de gemeenten verdeeld.

Artikel J 22

  • 1 De burgemeester draagt zorg dat voor de aanvang van de stemming bij elk stembureau in zijn gemeente de benodigde stembiljetten en formulieren voor de processen-verbaal aanwezig zijn.

  • 2 De stembiljetten worden aan het stembureau ter beschikking gesteld in één of meer verzegelde pakken, op elk waarvan het aantal zich daarin bevindende stembiljetten is vermeld.

Artikel J 23

Het stembureau opent tijdig voor de aanvang van de stemming de pakken met stembiljetten en stelt het aantal biljetten vast.

§ 6. Het uitbrengen van de stem

Artikel J 24

  • 1 Tot de stemming wordt slechts toegelaten degene die bevoegd is aan de verkiezing deel te nemen, voor zover hij in het bezit is van de hem toegezonden of ingevolge artikel J 8 uitgereikte oproepingskaart, dan wel een kiezerspas of een volmachtbewijs.

  • 2 De voorzitter van het stembureau kan, alvorens iemand tot de stemming toe te laten, verlangen dat hij van zijn identiteit doet blijken.

Artikel J 25

  • 1 De kiezer overhandigt aan de voorzitter van het stembureau de oproepingskaart.

  • 2 De voorzitter noemt duidelijk verstaanbaar het nummer waaronder de kiezer volgens de oproepingskaart in het afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie voorkomt.

  • 3 Het tweede lid van het stembureau noemt de naam die in het afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie bij het door de voorzitter genoemde nummer is vermeld. De voorzitter controleert de naam aan de hand van de oproepingskaart.

  • 4 Het tweede lid van het stembureau houdt, door in het afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie naast de naam van de kiezer zijn paraaf te plaatsen, aantekening dat deze zich heeft aangemeld.

  • 5 Vervolgens overhandigt de voorzitter aan de kiezer een stembiljet.

  • 6 De voorzitter houdt aantekening van het aantal uitgereikte stembiljetten.

Artikel J 26

  • 1 De kiezer gaat na ontvangst van het stembiljet naar een stemhokje en stemt aldaar door een wit stipje, geplaatst in het stemvak vóór de naam van de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

  • 2 Hij vouwt vervolgens het stembiljet dicht en gaat daarmee naar het stembureau.

  • 3 Het derde lid van het stembureau ziet erop toe, dat de kiezer het stembiljet in de stembus steekt.

Artikel J 27

  • 1 Indien een kiezer zich bij de invulling van zijn stembiljet vergist, geeft hij dit aan de voorzitter terug. Deze verstrekt hem op zijn verzoek eenmaal een nieuw biljet.

  • 2 De teruggegeven stembiljetten worden door de voorzitter onmiddellijk onbruikbaar gemaakt op bij algemene maatregel van bestuur te regelen wijze.

Artikel J 28

Wanneer aan het stembureau blijkt dat een kiezer wegens zijn lichamelijke gesteldheid hulp behoeft, staat het toe dat deze zich laat bijstaan.

Artikel J 29

Indien een kiezer weigert het stembiljet in de bus te steken, houdt de voorzitter daarvan aantekening. Indien een stembiljet wordt teruggegeven, wordt dit door de voorzitter onmiddellijk onbruikbaar gemaakt op bij algemene maatregel van bestuur te regelen wijze.

Artikel J 30

Zodra de voor de stemming bepaalde tijd verstreken is, wordt dit door de voorzitter aangekondigd en worden alleen de op dat ogenblik in het stemlokaal of bij de ingang daarvan aanwezige kiezers nog tot de stemming toegelaten.

Artikel J 31

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de gang van zaken bij de stemming.

§ 7. Het stemmen anders dan door middel van stembiljetten

Artikel J 32

Bij de daartoe door de raad of krachtens diens machtiging door burgemeester en wethouders aangewezen stembureaus kan op andere wijze dan door middel van stembiljetten worden gestemd. De bepalingen van deze wet die betrekking hebben op het gebruik van stembiljetten, blijven dan buiten toepassing.

Artikel J 33

  • 1 Het stemmen anders dan door middel van stembiljetten vindt alleen plaats, indien daarbij overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gestelde nadere regels een door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurde techniek wordt gebezigd.

  • 2 Aan een techniek als vorenbedoeld wordt alleen dan goedkeuring verleend, indien deze tenminste aan de volgende eisen voldoet:

    • a. het geheime karakter van de stemming moet zijn gewaarborgd, ook indien de kiezer geen keuze wenst te maken;

    • b. de te bezigen apparatuur dient van degelijke makelij te zijn en moet door de kiezer op eenvoudige wijze en zonder gevaar voor storingen of onvolkomen werking kunnen worden bediend;

    • c. de kandidatenlijsten, het aan elke lijst toegekende nummer en de aanduiding van de politieke groepering, moeten op duidelijke wijze kunnen worden vermeld;

    • d. de kiezer moet zijn stem slechts éénmaal kunnen uitbrengen en moet de gelegenheid hebben een gemaakte vergissing te herstellen.

  • 3 Aan de goedkeuring kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4 Van de goedkeuring wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel J 34

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende het stemmen anders dan door middel van stembiljetten. Deze regels worden zoveel mogelijk vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van deze wet betreffende het stemmen door middel van stembiljetten.

  • 2 Een wijziging van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

§ 8. De orde in het stemlokaal

Artikel J 35

  • 1 Gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt, zijn de kiezers bevoegd in het stemlokaal te vertoeven, voor zover de orde daardoor niet wordt verstoord en de voortgang van de zitting niet wordt belemmerd.

  • 2 De in het stemlokaal aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen, indien de stemming niet overeenkomstig de wet geschiedt.

  • 3 De bezwaren worden in het proces-verbaal van de zitting van het stembureau vermeld.

Artikel J 36

In het stemlokaal worden geen activiteiten ontplooid die erop gericht zijn de kiezers in hun keuze te beïnvloeden.

Artikel J 37

De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting. Hij kan daartoe de burgemeester om bijstand verzoeken.

Artikel J 38

  • 1 Indien zich naar het oordeel van het stembureau omstandigheden voordoen in of bij het stemlokaal die de behoorlijke voortgang van de zitting onmogelijk maken, wordt dit door de voorzitter verklaard. De zitting wordt daarop geschorst. De voorzitter doet hiervan terstond mededeling aan de burgemeester. De burgemeester bepaalt vervolgens wanneer en waar de zitting wordt hervat.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hieromtrent nadere regels gesteld.

§ 9. Waarnemers

Artikel J 39

  • 1 Onze Minister van Buitenlandse Zaken kan ter uitvoering van een verdrag of een internationale afspraak personen toelaten die als waarnemer getuige mogen zijn van het verloop van de verkiezingen.

  • 2 Een waarnemer is bevoegd in het stemlokaal te vertoeven gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent waarneming bij de verkiezingen.

Hoofdstuk K. Het stemmen in een stembureau naar keuze van de kiezer

Artikel K 1

Aan de kiezer wordt overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk op zijn verzoek toegestaan binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, aan de stemming deel te nemen in een stembureau van zijn keuze.

Artikel K 2

Het in artikel K 1 bepaalde geldt niet voor de kiezer aan wie op zijn verzoek is toegestaan bij volmacht of per brief te stemmen.

Artikel K 3

  • 1 De kiezer die van de in artikel K 1 bedoelde gelegenheid wenst gebruik te maken, doet overeenkomstig het bepaalde in artikel K 6 schriftelijk, of overeenkomstig het bepaalde in artikel K 10 mondeling, het verzoek daartoe aan de burgemeester van de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd.

  • 2 De burgemeester brengt op de dag van de kandidaatstelling ter openbare kennis dat uiterlijk op de in artikel K 6, eerste lid, bedoelde dag schriftelijk, en binnen de in artikel K 10, eerste lid, bedoelde termijn mondeling, een verzoek als in het eerste lid bedoeld kan worden gedaan.

Artikel K 4

  • 1 Aan de kiezer wordt als bewijs dat aan zijn verzoek is voldaan een verklaring verstrekt, genaamd kiezerspas.

  • 2 De kiezer aan wie een kiezerspas is verstrekt, kan uitsluitend met deze pas aan de verkiezing deelnemen.

  • 3 Aan de kiezer wiens kiezerspas in het ongerede is geraakt, wordt geen nieuwe verstrekt.

Artikel K 5

Bij de naam van de kiezer aan wie een kiezerspas is verstrekt, wordt in het in artikel J 17, eerste lid, bedoelde afschrift de aantekening "pas" geplaatst.

Artikel K 6

  • 1 Een schriftelijk verzoek aan de burgemeester als bedoeld in artikel K 3, eerste lid, kan worden gedaan uiterlijk op de veertiende dag voor de stemming. Indien de kiezer reeds een oproepingskaart heeft ontvangen, voegt hij deze bij het verzoek.

  • 2 Voor het verzoek wordt gebruik gemaakt van een formulier dat ter secretarie van elke gemeente kosteloos verkrijgbaar is.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

Artikel K 7

De kiezer die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, dient, indien hij in een stembureau van zijn keuze wenst te stemmen, gelijktijdig met het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3, daartoe een schriftelijk verzoek in bij de burgemeester van 's-Gravenhage. Voor het verzoekschrift wordt gebruik gemaakt van een formulier dat is opgenomen in het in artikel D 3, negende lid, bedoelde formulier,

Artikel K 8

  • 1 Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek wordt door de burgemeester of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar een beslissing genomen.

  • 2 Het verzoek wordt slechts afgewezen, indien de verzoeker op de dag van de kandidaatstelling niet als kiezer is geregistreerd, hem overeenkomstig paragraaf 2 van hoofdstuk L is toegestaan bij volmacht te stemmen, of hem is toegestaan per brief te stemmen.

  • 3 Indien het verzoek niet in verdere behandeling kan worden genomen of moet worden afgewezen, wordt de reden hiervan op het verzoekschrift vermeld, waarna dit onverwijld aan de verzoeker wordt teruggezonden.

  • 4 Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing op een beschikking als bedoeld in dit artikel.

Artikel K 9

De beslissing tot inwilliging van het verzoek wordt vermeld op de oproepingskaart van de verzoeker met gebruikmaking van het op die kaart daartoe voorkomend formulier.

Artikel K 10

  • 1 Een mondeling verzoek als bedoeld in artikel K 3, eerste lid, kan geschieden na ontvangst van de oproepingskaart, doch uiterlijk op de vijfde dag voor de stemming, door de kiezer in persoon ter secretarie van de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd.

  • 2 De kiezer legt bij het verzoek de hem ingevolge artikel J 7 toegezonden of ingevolge artikel J 8 uitgereikte oproepingskaart over.

  • 3 Op een verzoek als in het eerste lid bedoeld, wordt door de burgemeester of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar terstond een beslissing genomen.

  • 4 Het verzoek wordt slechts afgewezen, indien de verzoeker op de dag van de kandidaatstelling niet als kiezer is geregistreerd, hem overeenkomstig paragraaf 2 van hoofdstuk L is toegestaan bij volmacht te stemmen of hem is toegestaan per brief te stemmen.

  • 5 De beslissing tot inwilliging van het verzoek wordt op de oproepingskaart vermeld met gebruikmaking van het op die kaart daartoe voorkomend formulier.

Artikel K 11

  • 1 Bij de stemming overhandigt de kiezer de kiezerspas aan de voorzitter van het stembureau.

  • 2 Het tweede lid van het stembureau houdt door op de kiezerspas zijn paraaf te plaatsen aantekening dat de kiezer zich heeft aangemeld.

Artikel K 12

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen in hun gemeente stembureaus aanwijzen die uitsluitend bestemd zijn voor het uitbrengen van stemmen op de wijze als geregeld in dit hoofdstuk, dan wel voor het, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk L, uitbrengen van een volmachtstem waarvoor de kiezer overeenkomstig artikel L 8 is gemachtigd. Indien burgemeester en wethouders een dergelijk stembureau aanwijzen, brengt de burgemeester de adressen van deze stembureaus ten minste veertien dagen voor de stemming ter openbare kennis onder vermelding van de mogelijkheid aldaar met behulp van een kiezerspas een stem uit te brengen.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van artikel J 1, tweede lid, bepalen dat de stemming in deze stembureaus aanvangt op een eerder of een later tijdstip dan zeven uur dertig en eindigt op een eerder tijdstip dan eenentwintig uur. De tijdstippen worden in dat geval bekend gemaakt in de openbare kennisgeving, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De stemopneming vindt plaats om eenentwintig uur op een door burgemeester en wethouders vast te stellen en bekend te maken plaats. De plaats van stemopneming wordt bekend gemaakt in de openbare kennisgeving, bedoeld in het eerste lid.

Artikel K 13

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen in hun gemeente mobiele stembureaus aanwijzen. Deze mobiele stembureaus zijn uitsluitend bestemd voor het uitbrengen van stemmen op de wijze als geregeld in dit hoofdstuk, dan wel voor het, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk L, uitbrengen van een volmachtstem waarvoor de kiezer overeenkomstig artikel L 8 is gemachtigd. Indien burgemeester en wethouders een dergelijk stembureau aanwijzen, brengt de burgemeester dit ten minste veertien dagen voor de stemming ter openbare kennis onder vermelding van de mogelijkheid aldaar met behulp van een kiezerspas een stem uit te brengen.

  • 2 Burgemeester en wethouders stellen de zittingstijden vast en de onderscheiden plaatsen waar de mobiele stembureaus gedurende de dag der stemming worden gestationeerd. De tijdstippen en plaatsen worden bekend gemaakt in de openbare kennisgeving, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Alvorens een stembureau als bedoeld in het eerste lid naar een andere standplaats vertrekt, wordt de sleuf van de stembus door de voorzitter van het stembureau in tegenwoordigheid van de aanwezige kiezers afgesloten en verzegeld. De sleutel waarmee de stembus is afgesloten, wordt tijdens het verplaatsen naar de volgende standplaats bewaard door de voorzitter. Na de aankomst van het mobiele stembureau op de nieuwe standplaats, wordt de stembus in tegenwoordigheid van de aanwezige kiezers geopend door de voorzitter.

Hoofdstuk L. Het stemmen bij volmacht

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel L 1

De kiezer die verwacht niet in staat te zullen zijn in persoon aan de stemming deel te nemen, kan overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk bij volmacht stemmen.

Artikel L 2

  • 1 Een volmacht kan worden verleend hetzij op een schriftelijke aanvraag overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2, hetzij door overdracht van de oproepingskaart overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3 van dit hoofdstuk.

  • 2 Een schriftelijke aanvraag om bij volmacht te stemmen kan niet worden ingediend door de kiezer aan wie is toegestaan in een stembureau van zijn keuze of per brief te stemmen.

Artikel L 3

De gemachtigde kan een volmachtstem uitsluitend tegelijk met zijn eigen stem uitbrengen.

Artikel L 4

Een kiezer mag niet meer dan twee aanwijzingen als gemachtigde aannemen.

Artikel L 5

  • 1 De volmachtgever is niet bevoegd een eenmaal verleende volmacht in te trekken of na het verlenen van volmacht in persoon aan de stemming deel te nemen.

  • 2 Een stem, uitgebracht door een volmachtgever in strijd met het bepaalde in het eerste lid, wordt niettemin geacht geldig te zijn uitgebracht.

  • 3 Een schriftelijke aanvrage om bij volmacht te stemmen kan worden ingetrokken, zolang daarop niet is beslist.

Artikel L 6

  • 1 Aan de gemachtigde wordt ten bewijze van zijn bevoegdheid een verklaring verstrekt, genaamd volmachtbewijs.

  • 2 Aan de gemachtigde wiens volmachtbewijs in het ongerede is geraakt, wordt geen nieuw verstrekt.

§ 2. De schriftelijke aanvraag om bij volmacht te stemmen

Artikel L 7

De burgemeester brengt op de dag van de kandidaatstelling ter openbare kennis, dat uiterlijk op de veertiende dag voor de stemming voor de kiezers gelegenheid bestaat het in artikel L 8 bedoelde verzoekschrift in te dienen.

Artikel L 8

  • 1 De kiezer die bij volmacht wenst te stemmen, dient uiterlijk op de veertiende dag voor de stemming daartoe een verzoekschrift in bij de burgemeester van de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd. Voor dit verzoekschrift wordt gebruik gemaakt van een formulier, dat ter secretarie van elke gemeente, kosteloos, verkrijgbaar is. De burgemeester kan ter voorkoming van misbruik beperkingen stellen aan de verkrijgbaarstelling. Een daartoe strekkend besluit brengt hij ter openbare kennis.

  • 2 In zijn verzoekschrift wijst de kiezer een gemachtigde aan. Als gemachtigde kan slechts optreden degene die op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd binnen het gebied waarvoor de verkiezing geldt.

  • 3 Bij het verzoekschrift wordt ingediend een verklaring van de gemachtigde dat deze bereid is als zodanig op te treden, alsmede, indien de gemachtigde niet in dezelfde gemeente als kiezer is geregistreerd als de volmachtgever, een door burgemeester en wethouders van de gemeente waar de gemachtigde als kiezer is geregistreerd, afgegeven verklaring, dat de gemachtigde als kiezer is geregistreerd in hun gemeente en dat de bereidverklaring van de gemachtigde in overeenstemming is met het bepaalde in artikel L 4 .

  • 4 Bij ministeriële regeling worden voor het verzoekschrift en de verklaring modellen vastgesteld.

  • 5 De in het derde lid bedoelde verklaring van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de gemachtigde als kiezer is geregistreerd, is niet vereist, indien de volmachtgever zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft.

Artikel L 9

De kiezer die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, dient, indien hij bij volmacht wenst te stemmen, gelijktijdig met het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3, daartoe een schriftelijk verzoek in bij de burgemeester van 's-Gravenhage. Voor het verzoekschrift wordt gebruik gemaakt van een formulier dat is opgenomen in het in artikel D 3, negende lid, bedoelde formulier.

Artikel L 10

Het verzoek wordt afgewezen, indien:

  • a. blijkt dat de kiezer niet zelf de gemachtigde heeft aangewezen;

  • b. aan de kiezer die het verzoek heeft ingediend reeds is toegestaan in een stembureau van zijn keuze of per brief te stemmen;

  • c. degene die als gemachtigde is aangewezen, de aanwijzing in strijd met het bepaalde in artikel L 4 heeft aangenomen;

  • d. degene die als gemachtigde is aangewezen, niet als kiesgerechtigde is geregistreerd binnen het gebied waarvoor de verkiezing geldt.

Artikel L 11

  • 1 Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek doch niet eerder dan op de dag van de kandidaatstelling wordt door de burgemeester of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar een beslissing genomen.

  • 2 Bij inwilliging wordt een volmachtbewijs opgemaakt. Bij ministeriële regeling wordt voor dit bewijs een model vastgesteld. De inwilliging wordt aan de volmachtgever bekendgemaakt.

  • 3 Indien het verzoek niet in verdere behandeling kan worden genomen of moet worden afgewezen, wordt de beslissing met opgave van redenen op het verzoekschrift vermeld. Het verzoekschrift wordt dan aan de verzoeker teruggezonden, terwijl degene die zich bereid heeft verklaard als gemachtigde op te treden van de beslissing in kennis wordt gesteld.

  • 4 Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing op een beschikking als bedoeld in dit artikel.

Artikel L 12

De burgemeester houdt aantekening van de namen van de kiezers die een aanwijzing als gemachtigde hebben aangenomen.

Artikel L 13

  • 1 De burgemeester doet het volmachtbewijs aan de gemachtigde toekomen.

  • 2 Bij de naam van de kiezer, ten behoeve van wie aan een gemachtigde een volmachtbewijs is toegezonden, wordt in het in artikel J 17, eerste lid, bedoelde afschrift de aantekening "volmacht" geplaatst.

§ 3. Het verlenen van volmacht door overdracht van de oproepingskaart aan een andere kiezer

Artikel L 14

  • 1 De kiezer kan een andere kiezer die op de dag van de kandidaatstelling in hetzelfde stemdistrict als hij staat ingeschreven, machtigen in het stembureau van dat stemdistrict voor hem te stemmen.

  • 2 Hij tekent daartoe het formulier dat voorkomt op de oproepingskaart en laat de kaart door de gemachtigde mede-ondertekenen.

  • 3 Hij draagt de aldus in een volmachtbewijs omgezette oproepingskaart aan de gemachtigde over.

Artikel L 15

Indien bij aanmelding van de gemachtigde blijkt dat de volmachtgever reeds zijn stem heeft uitgebracht, wordt de gemachtigde als zodanig niet tot de stemming toegelaten en wordt het volmachtbewijs door de voorzitter van het stembureau ingehouden.

Artikel L 16

Indien na het uitbrengen van een stem door een gemachtigde de volmachtgever of een andere gemachtigde zich alsnog tot het uitbrengen van een stem aanmeldt, wordt deze niet tot de stemming toegelaten en wordt de daarbij overgelegde oproepingskaart of het daarbij overgelegde volmachtbewijs door de voorzitter van het stembureau ingehouden.

§ 4. Het stemmen door de gemachtigde

Artikel L 17

  • 1 De gemachtigde overhandigt aan de voorzitter van het stembureau het volmachtbewijs.

  • 2 Het tweede lid van het stembureau houdt, door op het volmachtbewijs zijn paraaf te plaatsen, aantekening dat de gemachtigde zich heeft aangemeld.

  • 3 Indien een in een volmachtbewijs omgezette oproepingskaart als bedoeld in artikel L 14 wordt overgelegd, plaatst het tweede lid tevens in het in artikel J 17, eerste lid, bedoelde afschrift de aantekening "volmacht" bij de naam van de volmachtgever.

Hoofdstuk M. Het stemmen per brief

§ 1. Algemene bepalingen; briefstembureaus in de gemeente 's-Gravenhage

Artikel M 1

Bij de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer wordt aan de kiezer die op de dag van de kandidaatstelling zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, dan wel op de dag der stemming wegens zijn beroep of werkzaamheden of wegens het beroep of de werkzaamheden van zijn echtgenoot, geregistreerde partner, levensgezel of ouder, buiten Nederland zal verblijven, overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk op zijn verzoek toegestaan per brief te stemmen.

Artikel M 2

  • 1 De aan de kiezer ten bewijze van de voldoening aan zijn verzoek te verstrekken verklaring draagt de naam van briefstembewijs.

  • 2 Een aan de kiezer verzonden briefstembewijs kan niet door een nieuw worden vervangen.

  • 3 Aan de kiezer aan wie een briefstembewijs is verstrekt, wordt geen oproepingskaart toegezonden. Hij mag slechts op de in artikel M 7 aangewezen wijze aan de stemming deelnemen.

Artikel M 3

  • 1 De kiezer die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, dient, indien hij per brief wenst te stemmen, gelijktijdig met het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3, daartoe een schriftelijk verzoek in bij de burgemeester van 's-Gravenhage. De overige kiezers dienen een zodanig verzoekschrift uiterlijk op de achtentwintigste dag voor de stemming in bij de burgemeester van de gemeente waar zij als kiezer zijn geregistreerd. In het verzoekschrift geeft de kiezer een adres op buiten Nederland waar hij de stukken, bedoeld in artikel M 6, eerste lid, wenst te ontvangen.

  • 2 Voor het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, wordt gebruik gemaakt van een formulier dat is opgenomen in het in artikel D 3, negende lid, bedoelde formulier.

  • 3 Voor het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, wordt gebruik gemaakt van een formulier dat ter secretarie van elke gemeente, kosteloos, verkrijgbaar is. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

Artikel M 4

  • 1 Zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek wordt door de burgemeester of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar een beslissing genomen.

  • 2 Het verzoek wordt slechts afgewezen, indien gebleken is dat de verzoeker niet tot de in artikel M 1 bedoelde kiezers behoort.

  • 3 Indien het verzoek niet in verdere behandeling kan worden genomen of moet worden afgewezen, wordt de reden daarvan vermeld op het verzoekschrift, dat daarna onverwijld wordt teruggezonden.

  • 4 Bij inwilliging van het verzoek tekent de burgemeester of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar dit op het verzoekschrift aan. Indien het een verzoekschrift als bedoeld in artikel M 3, eerste lid, tweede volzin, betreft en het verzoekschrift afkomstig is van een persoon die als kiezer in een andere gemeente in Nederland is geregistreerd dan de gemeente 's-Gravenhage, zendt de burgemeester of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar het ingewilligde verzoekschrift zo spoedig mogelijk door naar de burgemeester van 's-Gravenhage.

  • 5 Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing op een beschikking als bedoeld in dit artikel.

Artikel M 5

Bij de naam van de kiezer aan wie is toegestaan per brief te stemmen, wordt in het in artikel J 17, eerste lid, bedoelde afschrift de aantekening "brief" geplaatst.

Artikel M 6

  • 1 Door de burgemeester van 's-Gravenhage worden vervolgens op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze zo spoedig mogelijk aan de kiezer gezonden:

    • a. een stembiljet;

    • b. een aan de burgemeester geadresseerde retourenveloppe;

    • c. het briefstembewijs, bevattende een door de kiezer te ondertekenen verklaring dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld;

    • d. een enveloppe voor het stembiljet;

    • e. een handleiding voor de kiezer.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden voor de stukken, bedoeld in het eerste lid, onder b, c ,d en e, modellen vastgesteld.

Artikel M 7

  • 1 De kiezer stemt door op het hem toegezonden stembiljet een wit stipje, geplaatst in het stemvak vóór de naam van de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

  • 2 Daarna vouwt hij het stembiljet dicht op zodanige wijze dat de namen van de kandidaten niet zichtbaar zijn en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.

  • 3 Hij ondertekent een op het briefstembewijs gestelde verklaring, dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld.

  • 4 Vervolgens doet hij het briefstembewijs en de enveloppe met het stembiljet in de bijbehorende retourenveloppe en zendt hij deze gesloten naar de burgemeester van 's-Gravenhage dan wel naar het hoofd van de consulaire post waaronder de woon- en verblijfplaats van verzoeker ressorteert, die voor spoedige doorzending naar de burgemeester van 's-Gravenhage zorg draagt.

  • 5 De kiezer draagt er zorg voor dat de retourenveloppe voldoende is gefrankeerd.

Artikel M 8

  • 1 De stukken, bedoeld in artikel M 7, vierde lid, dienen uiterlijk op de dag der stemming om vijftien uur in het bezit te zijn van de burgemeester van 's-Gravenhage.

  • 2 De burgemeester draagt er zorg voor dat de tijdig binnengekomen retourenveloppen die voldoende zijn gefrankeerd, op de dag der stemming voor eenentwintig uur ongeopend overhandigd worden aan de voorzitters van de stembureaus, bedoeld in artikel M 9.

  • 3 Op de retourenveloppen die te laat zijn binnengekomen, worden door de burgemeester de dag en, indien dit de dag van de stemming is, tevens het uur van binnenkomst aangetekend. Deze retourenveloppen en de retourenveloppen die niet voldoende zijn gefrankeerd, worden door de burgemeester ongeopend in een of meer te verzegelen pakken gedaan. Ook de binnengekomen stembiljetten en briefstembewijzen die niet in de daarvoor bestemde retourenveloppen zijn teruggezonden, worden door de burgemeester in een of meer te verzegelen pakken gedaan. Op deze pakken wordt vermeld het aantal retourenveloppen, onderscheidenlijk stembiljetten en briefstembewijzen, dat het pak bevat.

  • 4 De burgemeester zorgt dat de verzegelde pakken, bedoeld in het derde lid, worden vernietigd, nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating van de gekozenen onherroepelijk is beslist. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel M 9

  • 1 Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage wijzen in hun gemeente briefstembureaus aan. Deze stembureaus zijn uitsluitend bestemd voor per brief uit te brengen stemmen. Ten aanzien van deze stembureaus zijn artikel J 11 en artikel J 16, voor zover dat artikel betrekking heeft op stemhokjes, niet van toepassing.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van artikel J 1 bepalen, dat deze stembureaus ten behoeve van het verrichten van de handelingen, bedoeld in de artikelen M 10 en M 11, tevens zitting houden op dagen gelegen in de periode vanaf de zesendertigste dag tot en met de tweeënveertigste dag na de kandidaatstelling op door burgemeester en wethouders te bepalen tijden. In dat geval draagt de burgemeester er in afwijking van artikel M 8, tweede lid, zorg voor dat de binnengekomen retourenveloppen die voldoende zijn gefrankeerd, op deze dagen worden overhandigd aan de voorzitter van de briefstembureaus.

  • 3 Indien burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vangen deze stembureaus op de dag van stemming eerst met de handelingen bedoeld in de artikelen M 10 en M 11, aan, nadat het stembureau overeenkomstig artikel N 16a, eerste lid, de stemopneming heeft verricht ten aanzien van de stembiljetten die zich bij aanvang van de dag van stemming in de stembus bevinden.

  • 4 In afwijking van artikel J 1, tweede lid, eindigt de stemming op de dag der stemming zodra de briefstembureaus de handelingen, bedoeld in de artikelen M 10 en M 11, ten aanzien van alle tijdig binnengekomen retourenveloppen hebben beëindigd.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de zittingen, bedoeld in het tweede lid, en het bewaren van de stembescheiden.

Artikel M 10

  • 1 De voorzitter van het stembureau opent de retourenveloppe en neemt het briefstembewijs en de enveloppe met het stembiljet eruit. Hij controleert of de verklaring dat de kiezer het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld, is ondertekend en of de daaronder geplaatste handtekening overeenstemt met de handtekening onder het verzoekschrift, bedoeld in artikel M 4, vierde lid. Vervolgens overhandigt hij het briefstembewijs aan het tweede lid van het stembureau.

  • 2 Het tweede lid van het stembureau houdt, door op het verzoekschrift zijn paraaf te stellen, aantekening dat de kiezer van zijn kiesrecht gebruik heeft gemaakt.

  • 3 De voorzitter overhandigt vervolgens de enveloppe met het stembiljet ongeopend aan het derde lid van het stembureau. Indien het stembiljet zich niet in de daartoe bestemde enveloppe bevindt, overhandigt de voorzitter het stembiljet, zonder het in te zien, dichtgevouwen aan het derde lid van het stembureau.

  • 4 Het derde lid van het stembureau steekt de enveloppe met het stembiljet in de stembus. Indien het stembiljet zich niet in de daartoe bestemde enveloppe bevindt, steekt het derde lid van het stembureau het stembiljet, zonder het in te zien, dichtgevouwen in de stembus.

Artikel M 11

  • 1 Indien de retourenveloppe niet zowel een geldig briefstembewijs als een stembiljet, onderscheidenlijk de in artikel M 6, eerste lid, onder d, bedoelde enveloppe met stembiljet, bevat, dan wel de op het briefstembewijs gestelde verklaring van de kiezer dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld, niet door deze is ondertekend, voegt de voorzitter de aangetroffen bescheiden, zonder het stembiljet in te zien dan wel zonder de enveloppe met het stembiljet te openen, wederom in de retourenveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.

  • 2 Indien in een retourenveloppe twee of meer stembiljetten, onderscheidenlijk enveloppen met stembiljet, zijn gevoegd, doet de voorzitter alle stembiljetten, onderscheidenlijk enveloppen met stembiljet en briefstembewijzen, zonder de stembiljetten in te zien dan wel de enveloppen met stembiljet te openen, wederom in de retourenveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.

Artikel M 12

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het stemmen per brief.

§ 2. Briefstembureaus buiten Nederland

Artikel M 13

  • 1 Onze Minister van Buitenlandse Zaken kan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een land een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland aanwijzen waar een briefstembureau wordt ingesteld. Van deze aanwijzing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 2 Een briefstembureau kan ook voor kiesgerechtigden die hun werkelijke woonplaats in een ander land hebben dan het land waarin de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland gevestigd is, worden ingesteld.

  • 3 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt in de Nederlandse Antillen en in Aruba briefstembureaus in bij de Vertegenwoordiging van Nederland.

  • 4 De leden en plaatsvervangende leden van de in het eerste en het derde lid bedoelde briefstembureaus worden tijdig voor elke verkiezing benoemd door Onze Minister van Buitenlandse Zaken, onderscheidenlijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel M 14

De burgemeester van 's-Gravenhage of de door hem daartoe aangewezen ambtenaar zendt de ingewilligde verzoekschriften, afkomstig van personen die hun werkelijke woonplaats hebben in een land als bedoeld in artikel M 13 of daar op de dag der stemming zullen verblijven, zo spoedig mogelijk per diplomatieke post naar het hoofd van de ingevolge artikel M 13, eerste lid, aangewezen diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland in het desbetreffende land dan wel naar de vertegenwoordiger van Nederland in de Nederlandse Antillen of in Aruba.

Artikel M 15

De kiezer die bij een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland of bij de Vertegenwoordiging van Nederland in de Nederlandse Antillen of in Aruba per brief stemt, ontvangt van de burgemeester van 's-Gravenhage een retourenveloppe, geadresseerd aan de voorzitter van het daar gevestigde briefstembureau. Hij zendt de retourenveloppe, na de in artikel M 7 bedoelde handelingen te hebben verricht, naar deze voorzitter.

Artikel M 16

  • 1 De in artikel M 8, eerste tot en met derde lid, aan de burgemeester opgedragen taken worden verricht door het hoofd van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van Nederland in het desbetreffende land danwel door de vertegenwoordiger van Nederland in de Nederlandse Antillen of in Aruba.

Artikel M 17

Voor de zitting van briefstembureaus buiten Nederland kan Onze Minister van Buitenlandse Zaken danwel Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een later aanvangstijdstip bepalen dan het in artikel J 1, tweede lid, genoemde.

Hoofdstuk N. De stemopneming door het stembureau

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel N 1

  • 1 Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, stelt het stembureau vast:

    • a. het aantal kiezers dat zich heeft aangemeld;

    • b. het aantal uitgereikte stembiljetten;

    • c. het aantal kiezers dat geweigerd heeft het stembiljet in de stembus te steken;

    • d. het aantal teruggegeven en onbruikbaar gemaakte stembiljetten;

    • e. het aantal niet gebruikte stembiljetten.

  • 2 De aantallen, bedoeld in het eerste lid, worden door de voorzitter aan de aanwezige kiezers bekend gemaakt.

Artikel N 2

  • 1 Door het stembureau wordt vervolgens op het afschrift, bedoeld in artikel J 17, eerste lid, of op een daarbij gevoegde verklaring het aantal daarop geplaatste parafen vermeld en gewaarmerkt. Deze stukken worden in een pak gedaan, dat vervolgens wordt verzegeld.

  • 2 Daarna worden de ingeleverde kiezerspassen en volmachtbewijzen, te zamen met een gewaarmerkte verklaring van het stembureau betreffende het aantal geplaatste parafen, in een pak gedaan, dat eveneens wordt verzegeld.

  • 3 Tenslotte worden op overeenkomstige wijze ingepakt:

    • a. de niet gebruikte stembiljetten;

    • b. de teruggegeven en onbruikbaar gemaakte stembiljetten;

    • c. de ingeleverde oproepingskaarten.

Artikel N 4

De stembiljetten worden geteld en hun aantal wordt vergeleken met het aantal kiezers dat aan de stemming heeft deelgenomen.

Artikel N 5

De leden van het stembureau openen de stembiljetten en voegen deze lijstgewijze bijeen. Zij kunnen zich bij deze werkzaamheden doen bijstaan door plaatsvervangende leden en door ambtenaren van de gemeente, daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen.

Artikel N 6

Het stembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast:

  • a. het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen;

  • b. de som van de aantallen stemmen, bedoeld onder a.

Artikel N 7

  • 1 Ongeldig zijn andere stembiljetten dan die welke volgens het bepaalde bij of krachtens deze wet mogen worden gebruikt.

  • 2 Voorts zijn ongeldig de stembiljetten waarop de kiezer niet, door het geheel of gedeeltelijk rood maken van het witte stipje in een stemvak, op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt of waarop bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.

Artikel N 8

  • 1 Het stembureau beslist met inachtneming van artikel N 7 over de geldigheid van het stembiljet.

  • 2 De voorzitter maakt de reden van ongeldigverklaring en van twijfel over de geldigheid, alsmede de beslissing daaromtrent onmiddellijk bekend.

  • 3 Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, moet het biljet worden getoond. De kiezers kunnen mondeling bezwaren tegen de genomen beslissing inbrengen.

Artikel N 9

  • 1 Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter ten aanzien van iedere lijst bekend, zowel het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen als het gezamenlijke aantal uitgebrachte stemmen. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

  • 2 Vervolgens worden de ongeldig verklaarde stembiljetten in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Op dit pak worden vermeld:

    • a. de naam van de gemeente en het nummer van het stemdistrict;

    • b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat.

  • 3 Daarop worden de geldige stembiljetten, lijstgewijs gerangschikt, in een of meer pakken gedaan, die worden verzegeld.

  • 4 Op ieder pak, in het derde lid bedoeld, worden vermeld:

    • a. de naam van de gemeente en het nummer van het stemdistrict;

    • b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat, alsmede, indien de biljetten in meer dan één pak worden gedaan, de nummers van de lijsten waarop de ingesloten biljetten betrekking hebben.

Artikel N 10

  • 1 Nadat alle werkzaamheden, in artikel N 9 vermeld, zijn beëindigd, wordt onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt van de stemming en van de stemopneming. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.

  • 2 Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het stembureau getekend.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.

Artikel N 11

  • 1 Het proces-verbaal wordt met de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2, alsmede met die, bedoeld in artikel N 9, door de voorzitter of een door hem aan te wijzen ander lid van het stembureau naar de burgemeester of een door deze aan te wijzen ambtenaar overgebracht.

  • 2 Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal heeft ontvangen, stelt hij ten aanzien van iedere kandidaat en iedere lijst vast het aantal stemmen dat in zijn gemeente op die kandidaat, onderscheidenlijk die lijst, is uitgebracht.

  • 3 Voor de in het tweede lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.

Artikel N 12

  • 1 De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd de opgave van de door hem vastgestelde aantallen stemmen, onverwijld naar de voorzitter van het hoofdstembureau worden overgebracht.

  • 2 De burgemeester draagt er zorg voor dat de in artikel N 9 bedoelde verzegelde pakken met stembiljetten op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau onmiddellijk naar het centraal stembureau worden overgebracht en dat de niet naar het centraal stembureau overgebrachte verzegelde pakken worden vernietigd, nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating van de gekozenen onherroepelijk is beslist.

  • 3 Indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van de in artikel N 2 bedoelde pakken, worden deze pakken niet vernietigd voordat dit onderzoek is afgerond, of, indien strafvervolging is ingesteld wegens op grond van de Kieswet of op grond van de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gedragingen, voordat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.

  • 4 Van de vernietiging van de verzegelde pakken wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel N 13

De burgemeester is bevoegd de verzegelde pakken met de in artikel N 2 bedoelde bescheiden te openen en, nadat onherroepelijk is beslist over de toelating van de gekozen leden tot het vertegenwoordigend orgaan, deze pakken ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit aan de officier van justitie over te dragen.

Artikel N 14

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld betreffende de stemopneming in stembureaus waarin op andere wijze dan door middel van stembiljetten wordt gestemd. Deze regels worden zoveel mogelijk vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

  • 2 Een wijziging van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

§ 2. Bijzondere bepalingen betreffende de stemopneming door briefstembureaus

Artikel N 15

Bij een briefstembureau betreft de vaststelling, bedoeld in artikel N 1:

  • a. het aantal door het stembureau ontvangen retourenveloppen;

  • b. het aantal ingevolge artikel M 11 terzijde gelegde retourenveloppen.

Artikel N 16

  • 1 Bij een briefstembureau worden, nadat aan artikel N 1, tweede lid, toepassing is gegeven, de verzoekschriften, bedoeld in artikel M 4, vierde lid, te zamen met een gewaarmerkte verklaring van het stembureau betreffende het aantal gestelde parafen, in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Vervolgens worden op overeenkomstige wijze ingepakt de retourenveloppen, bedoeld in artikel M 11, alsmede de ingeleverde briefstembewijzen.

  • 2 Alvorens over te gaan tot de handelingen, bedoeld in artikel N 4, opent de voorzitter van het briefstembureau de enveloppen die zich in de stembus bevinden. Indien in een enveloppe zich geen of meer dan één stembiljet bevindt, wordt hiervan een aantekening gemaakt. Indien zich meer dan één stembiljet in één enveloppe bevindt, doet de voorzitter van het briefstembureau deze biljetten wederom in de enveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.

Artikel N 16a

  • 1 Indien burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel M 9, tweede lid, vangen zij in afwijking van artikel N 1 de stemopneming op de dag van stemming aan om zeven uur dertig ten aanzien van de stembiljetten die zich op dat moment in de stembus bevinden.

  • 2 Ten behoeve van de handelingen, bedoeld in de artikelen M 10 en M 11, ten aanzien van de nog niet geopende retourenveloppen wordt de stemopneming volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels geschorst. Zodra deze handelingen ten aanzien van alle tijdig binnengekomen retourenveloppen zijn beëindigd, wordt de stemopneming volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels hervat.

  • 3 Zolang de stemming niet op alle stembureaus in Nederland is geëindigd, blijft artikel N 9 buiten toepassing. Voorts is een ieder die ambtshalve kennis kan nemen van de vastgestelde aantallen stemmen, zolang verplicht tot geheimhouding daarvan.

Artikel N 17

  • 1 Indien in een briefstembureau buiten Nederland de stemopneming, gemeten naar Nederlandse tijd, eerder aanvangt dan in Nederland, blijft artikel N 9, eerste lid, buiten toepassing.

  • 2 In dat geval draagt het hoofd van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging danwel de vertegenwoordiger van Nederland in de Nederlandse Antillen of in Aruba er zorg voor dat een afschrift van het proces-verbaal van het briefstembureau vanaf de volgende dag gedurende vier weken bij de vertegenwoordiging voor een ieder ter inzage ligt.

Artikel N 18

De leden van een briefstembureau buiten Nederland kunnen zich doen bijstaan door plaatsvervangende leden en door personen, werkzaam op de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging danwel op de Vertegenwoordiging van Nederland in de Nederlandse Antillen of in Aruba, daartoe aan te wijzen door de voorzitter van het briefstembureau.

Artikel N 19

Bij briefstembureaus buiten Nederland wordt op de in artikel N 9 bedoelde pakken de naam van het land waarin het briefstembureau is gevestigd, vermeld.

Artikel N 20

  • 1 Het proces-verbaal van een briefstembureau buiten Nederland wordt met de in artikel N 2 en N 9 bedoelde verzegelde pakken overgedragen aan het hoofd van de ingevolge artikel M 13, eerste lid, aangewezen diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging danwel aan de vertegenwoordiger van Nederland in de Nederlandse Antillen of in Aruba.

  • 2 Deze draagt er zorg voor dat het proces-verbaal terstond per telefax ter kennis van de burgemeester van 's-Gravenhage wordt gebracht.

  • 3 Voorts draagt hij er zorg voor dat het proces-verbaal met de in de artikelen M 8, N 2 en N 16 bedoelde verzegelde pakken zo spoedig mogelijk per diplomatieke post naar de burgemeester van 's-Gravenhage worden overgebracht.

Artikel N 21

De vaststelling van de aantallen stemmen, bedoeld in artikel N 11, tweede lid, vindt door de burgemeester van 's-Gravenhage eerst plaats nadat hem tevens alle processen-verbaal van de briefstembureaus buiten Nederland per telefax ter kennis zijn gebracht.

Hoofdstuk O. De taak van het hoofdstembureau betreffende de vaststelling van de verkiezingsuitslag

Artikel O 1

  • 1 Het hoofdstembureau houdt op de tweede dag na de stemming om tien uur een openbare zitting.

  • 2 De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

Artikel O 2

  • 1 Het hoofdstembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de som van deze aantallen. Deze som wordt stemcijfer genoemd.

  • 2 De voorzitter maakt de aldus verkregen uitkomsten bekend.

  • 3 Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

Artikel O 3

  • 1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.

  • 2 Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau getekend.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.

  • 4 Indien het de verkiezing betreft van de gemeenteraad of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, maakt het proces-verbaal deel uit van het proces-verbaal, bedoeld in artikel P 22.

Artikel O 4

  • 1 Tenzij het de verkiezing betreft van de gemeenteraad of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, doet de voorzitter terstond een afschrift van het proces-verbaal, bedoeld in artikel O 3, naar het centraal stembureau overbrengen en doet hij tegelijkertijd het proces-verbaal ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, voor een ieder ter inzage leggen. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra over de toelating van de benoemden onherroepelijk is beslist.

  • 2 De voorzitter doet de processen-verbaal van de stembureaus, de opgave, bedoeld in artikel N 12, eerste lid, en, tenzij het de verkiezing betreft van de gemeenteraad of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, een afschrift van het proces-verbaal van de zitting van het hoofdstembureau terstond overbrengen aan het orgaan waarvoor de verkiezing plaats heeft.

Artikel O 5

  • 1 De voorzitter van het orgaan waarvoor de verkiezing heeft plaats gehad, kan de processen-verbaal van de stembureaus en de opgave, bedoeld in artikel N 12, eerste lid, vernietigen, nadat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft vastgesteld en over de toelating van de gekozenen onherroepelijk is beslist.

  • 2 Van een vernietiging als bedoeld in dit artikel wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel O 6

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de verkiezingsuitslag.

Hoofdstuk P. De vaststelling van de verkiezingsuitslag door het centraal stembureau

§ 1. Algemene bepaling

Artikel P 1

Onmiddellijk nadat de afschriften van de processen-verbaal van alle hoofdstembureaus zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling van de uitslag van de verkiezing. Indien het de verkiezing betreft van de gemeenteraad of van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt, gaat het centraal stembureau daartoe onmiddellijk over nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen O 1 en O 2, zijn beëindigd.

§ 2. De zetelverdeling

Artikel P 2

  • 1 Een stel gelijkluidende lijsten als bedoeld in artikel H 11, eerste lid, geldt voor de vaststelling van de uitslag van de verkiezing als één lijst.

  • 2 Het centraal stembureau telt van deze gelijkluidende lijsten te zamen de stemcijfers en de aantallen op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen.

Artikel P 3

Een lijstengroep als bedoeld in artikel H 11, tweede lid, geldt voor het bepalen van het aantal daaraan toe te wijzen zetels als één lijst met een stemcijfer gelijk aan de som van de stemcijfers van de lijsten waaruit de groep bestaat.

Artikel P 4

  • 1 Een lijstencombinatie als bedoeld in artikel I 10 geldt voor het bepalen van het aantal daaraan toe te wijzen zetels als één lijst, met een stemcijfer gelijk aan de som van de stemcijfers van de lijsten waaruit die combinatie bestaat.

  • 2 Een lijstencombinatie wordt slechts in aanmerking genomen, indien aan ten minste twee van de verbonden lijsten een zetel zou zijn toegewezen, indien geen lijstencombinaties zouden zijn gevormd. Verbonden lijsten die zelfstandig geen zetel zouden hebben verworven, worden geacht geen deel uit te maken van de lijstencombinatie.

Artikel P 5

  • 1 Het centraal stembureau deelt de som van de stemcijfers van alle lijsten door het aantal te verdelen zetels.

  • 2 Het aldus verkregen quotiënt wordt kiesdeler genoemd.

Artikel P 6

Zoveel maal als de kiesdeler is begrepen in het stemcijfer van een lijst wordt aan die lijst een zetel toegewezen.

Artikel P 7

  • 1 De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden, indien het aantal te verdelen zetels negentien of meer bedraagt, achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten die na toewijzing van de zetel het grootste gemiddelde aantal stemmen per toegewezen zetel hebben. Indien gemiddelden gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

  • 2 Indien het betreft de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, komen bij deze toewijzing niet in aanmerking lijsten waarvan het stemcijfer lager is dan de kiesdeler.

Artikel P 8

  • 1 De restzetels worden, indien het aantal te verdelen zetels minder dan negentien bedraagt, achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten waarvan de stemcijfers bij deling door de kiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

  • 2 Bij deze toewijzing komen niet in aanmerking lijsten met een stemcijfer dat lager is dan 75% van de kiesdeler.

  • 3 Wanneer alle lijsten die daarvoor in aanmerking komen een restzetel hebben ontvangen en er nog zetels te verdelen blijven, worden deze zetels toegewezen volgens het stelsel van de grootste gemiddelden als bedoeld in artikel P 7, eerste lid, met dien verstande, dat bij deze toewijzing aan geen van de lijsten meer dan één zetel wordt toegewezen.

Artikel P 9

Indien aan een lijst die de volstrekte meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen heeft verkregen, een aantal zetels is toegewezen, kleiner dan de volstrekte meerderheid van het aantal toe te wijzen zetels, wordt aan die lijst alsnog één zetel toegewezen en vervalt daartegenover één zetel, toegewezen aan de lijst die voor het kleinste gemiddelde of het kleinste overschot een zetel heeft verworven. Indien twee of meer lijsten voor hetzelfde kleinste gemiddelde of hetzelfde kleinste overschot een zetel hebben verworven, beslist het lot.

Artikel P 10

Indien bij de toepassing van de vorige bepalingen aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voortgezette toepassing van die bepalingen over op één of meer van de overige lijsten, waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.

Artikel P 11

  • 1 De verdeling van de aan een lijstencombinatie toegewezen zetels over de lijsten welke zijn gecombineerd, geschiedt als volgt.

  • 2 Het centraal stembureau deelt het stemcijfer van de lijstencombinatie door het aantal aan de lijstencombinatie toegewezen zetels.

  • 3 Het aldus verkregen quotiënt wordt combinatiekiesdeler genoemd.

  • 4 Zoveel maal als de combinatiekiesdeler is begrepen in het stemcijfer van elk van de lijsten waaruit de combinatie bestaat, wordt aan die lijst een van de aan de combinatie toegewezen zetels toegewezen.

  • 5 De restzetels worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten van de combinatie waarvan de stemcijfers bij deling door de combinatiekiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

Artikel P 12

  • 1 De verdeling van de aan een lijstengroep toegewezen zetels over de lijsten waaruit de groep bestaat, geschiedt als volgt.

  • 2 Het centraal stembureau deelt het stemcijfer van de lijstengroep door het aantal aan de groep toegewezen zetels.

  • 3 Het aldus verkregen quotiënt wordt groepskiesdeler genoemd.

  • 4 Zoveel maal als de groepskiesdeler is begrepen in het stemcijfer van elk van de lijsten waaruit de groep bestaat, wordt aan die lijst een van de aan de groep toegewezen zetels toegewezen.

  • 5 De restzetels worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten van de groep waarvan de stemcijfers bij deling door de groepskiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

Artikel P 13

  • 1 Indien bij de toepassing van artikel P 11 of artikel P 12 aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voortgezette toepassing van dat artikel over op een van de andere lijsten van de combinatie, onderscheidenlijk van de groep, waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.

  • 2 Zijn er na toepassing van het eerste lid nog zetels toe te wijzen, dan worden deze toegewezen volgens het stelsel van de grootste gemiddelden als bedoeld in artikel P 7, eerste lid.

Artikel P 14

De in de voorgaande artikelen bedoelde lotingen vinden plaats in de in artikel P 20 bedoelde zitting van het centraal stembureau.

§ 3. De toewijzing van de zetels aan de kandidaten

Artikel P 15

  • 1 In de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen zijn gekozen die kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen, een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler, voor zover aan de lijstengroep, het niet van een lijstengroep deel uitmakend stel gelijkluidende lijsten of de op zichzelf staande lijst voldoende zetels zijn toegewezen. Indien aantallen gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

  • 2 Indien het aantal bij de verkiezing te verdelen zetels minder dan negentien bedraagt, wordt bij de toepassing van het eerste lid niet 25% van de kiesdeler, maar de helft van de kiesdeler in aanmerking genomen.

Artikel P 16

  • 1 Betreft het een lijstengroep, dan geldt, indien een aldus gekozen kandidaat op meer dan één lijst of stel gelijkluidende lijsten is vermeld, die kandidaat als gekozen op de lijst of het stel gelijkluidende lijsten waarop het grootste aantal stemmen op hem is uitgebracht; voor zover aan die lijst of dat stel gelijkluidende lijsten voldoende zetels zijn toegewezen. Voor zover aantallen gelijk zijn, geldt hij als gekozen op de lijst, ingeleverd in de kieskring met het laagste nummer, dan wel op het stel gelijkluidende lijsten waartoe de lijst behoort, ingeleverd in de kieskring met het laagste nummer.

  • 2 Indien aan geen van de lijsten of stellen gelijkluidende lijsten waarop de gekozen kandidaat is vermeld, voldoende zetels zijn toegewezen, wordt aan hem niettemin een zetel toegewezen op de lijst of het stel gelijkluidende lijsten waarop hij het grootste aantal stemmen heeft verkregen, en vervalt daartegenover de zetel die met toepassing van artikel P 12 of P 13 het laatst was toegewezen aan een van de lijsten of stellen gelijkluidende lijsten van de groep.

Artikel P 17

De zetels, toegewezen aan de al dan niet van een lijstengroep deel uitmakende lijsten of stellen gelijkluidende lijsten, die na toepassing van de artikelen P 15 en P 16 nog niet aan een kandidaat zijn toegewezen, worden aan de nog niet gekozen kandidaten van de desbetreffende lijsten of stellen gelijkluidende lijsten toegewezen in de volgorde van de lijst.

Artikel P 18

  • 1 Betreft het een lijstengroep dan geldt, indien een kandidaat met toepassing van artikel P 17 op meer dan één lijst of stel gelijkluidende lijsten van de lijstengroep gekozen is, die kandidaat als gekozen op de lijst of het stel gelijkluidende lijsten waarop het grootste aantal stemmen op hem is uitgebracht. Voor zover aantallen gelijk zijn, geldt hij als gekozen op de lijst, ingeleverd in de kieskring met het laagste nummer, dan wel op het stel gelijkluidende lijsten waartoe de lijst behoort, ingeleverd in de kieskring met het laagste nummer.

  • 2 De aan een lijst of stel gelijkluidende lijsten toegewezen zetels die na toepassing van het eerste lid nog niet aan een kandidaat zijn toegewezen, worden aan de nog niet gekozen kandidaten van de desbetreffende lijst of het desbetreffende stel gelijkluidende lijsten toegewezen in de volgorde van de lijst.

  • 3 Indien na toepassing van het tweede lid opnieuw een kandidaat op meer dan één lijst of stel gelijkluidende lijsten is gekozen, wordt de procedure, bedoeld in het eerste en tweede lid, zo lang herhaald, totdat alle aan de lijsten of stellen gelijkluidende lijsten toegewezen zetels aan kandidaten zijn toegewezen.

Artikel P 18a

Indien een gekozen kandidaat is overleden, wordt deze bij de toepassing van deze paragraaf buiten beschouwing gelaten.

Artikel P 19

  • 1 Het centraal stembureau rangschikt ten aanzien van iedere lijst of ieder stel gelijkluidende lijsten de daarop voorkomende kandidaten zodanig, dat bovenaan komen te staan de kandidaten aan wie een zetel is toegewezen met toepassing van artikel P 15, in de volgorde waarin de zetels zijn toegewezen.

  • 2 Vervolgens worden, in de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen, gerangschikt de op de lijst of het stel gelijkluidende lijsten voorkomende kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan 25% van de kiesdeler onderscheidenlijk groter dan de helft van de kiesdeler, doch die niet met toepassing van artikel P 15, eerste onderscheidenlijk tweede lid, zijn gekozen verklaard. Indien aantallen gelijk zijn, beslist de volgorde van de lijst.

  • 3 Tenslotte worden, in de volgorde van de lijst, gerangschikt de overige op de lijst of het stel gelijkluidende lijsten voorkomende kandidaten.

  • 4 Bij de rangschikking blijft artikel P 18 buiten toepassing.

  • 5 Behoudens ten aanzien van de verkiezing van de leden van de gemeenteraden met negen of elf leden, blijft de rangschikking achterwege, voor zover het lijsten of stellen gelijkluidende lijsten betreft waarop geen kandidaten gekozen zijn verklaard en die niet deel uitmaken van een lijstencombinatie of lijstengroep waaraan één of meer zetels zijn toegekend.

§ 4. De bekendmaking van de verkiezingsuitslag

Artikel P 20

  • 1 De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van de verkiezing zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting van het centraal stembureau.

  • 2 Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter tijdig bekend gemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.

  • 3 De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.

  • 4 De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.

Artikel P 21

  • 1 Het centraal stembureau kan op de in artikel P 20 bedoelde zitting, voordat de uitslag van de verkiezing bekend wordt gemaakt, hetzij ambtshalve, hetzij naar aanleiding van een met opgave van redenen gedaan verzoek van een of meer kiezers, tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stemdistricten, besluiten, indien een ernstig vermoeden bestaat dat door een of meer stembureaus bij de stemopneming zodanige fouten zijn gemaakt dat zij van invloed op de zetelverdeling kunnen zijn. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar het centraal stembureau overbrengen.

  • 2 Na ontvangst van de stembiljetten gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus.

Artikel P 22

  • 1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de uitslag van de verkiezing, alsmede alle ingebrachte bezwaren vermeld.

  • 2 Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau getekend.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.

Artikel P 23

  • 1 De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk openbaar door plaatsing van een afschrift van het proces-verbaal in de Staatscourant.

  • 2 De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van de verkiezing van de leden van provinciale staten en van de gemeenteraad zo spoedig mogelijk openbaar door een afschrift van het proces-verbaal voor een ieder ter inzage te leggen ter provinciale griffie, onderscheidenlijk ter gemeentesecretarie. Van de terinzagelegging wordt tegelijk openbare kennisgeving gedaan door de commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de burgemeester. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra over de toelating van de gekozen leden onherroepelijk is beslist.

Artikel P 24

De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan het orgaan waarvoor de verkiezing plaats heeft gevonden.

Artikel P 25

De voorzitter van het centraal stembureau draagt zorg voor de bewaring van de verzegelde pakken met stembiljetten die op grond van het eerste lid van artikel P 21 naar het centraal stembureau zijn overgebracht.

Hij vernietigt deze pakken, nadat over de toelating van de benoemden onherroepelijk is beslist. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Afdeling III. De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk Q. Algemene bepalingen

Artikel Q 1

  • 1 De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten.

  • 2 De leden van provinciale staten komen per provincie in vergadering bijeen tot het uitbrengen van hun stem.

Artikel Q 2

  • 1 De leden van de Eerste Kamer worden gekozen voor vier jaren.

  • 2 Zij treden tegelijk af met ingang van de dinsdag in de periode van 7 tot en met 13 juni in het jaar waarin de leden van provinciale staten worden gekozen.

  • 3 Indien de eerste samenkomst van de na een ontbinding gekozen Eerste Kamer valt voor het tijdstip waarop de zittingsduur van de ontbonden kamer zou zijn geëindigd, treden de leden van de nieuw gekozen kamer tegelijk op dat tijdstip af.

Artikel Q 3

Degene die ter vervulling van een opengevallen plaats tot lid van de Eerste Kamer is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel Q 4

De kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer vindt plaats op de dinsdag in de periode van 19 tot en met 25 april.

Artikel Q 5

In geval van ontbinding van de Eerste Kamer vindt de kandidaatstelling plaats binnen veertig dagen na de dagtekening van het koninklijk besluit tot ontbinding, op een bij dat besluit te bepalen dag.

Artikel Q 6

  • 1 De registratie van een aanduiding van een politieke groepering voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, als bedoeld in artikel G 1, geldt tevens voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer.

  • 2 Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid, waarvan de aanduiding niet is geregistreerd voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de Eerste Kamer schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezingen op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. Verzoeken, ingediend na de drieënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.

  • 4 Behalve op de in artikel G 1, vierde lid, genoemde gronden wordt op een verzoek om registratie van de aanduiding van een politieke groepering ten behoeve van de verkiezingen van de leden van de Eerste Kamer afwijzend beschikt, indien de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een aanduiding van een andere politieke groepering die reeds ten behoeve van de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder of op dezelfde dag ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer een registratieverzoek is ingediend, en daardoor verwarring te duchten is.

Hoofdstuk R. De inlevering van de kandidatenlijsten

Artikel R 1

  • 1 Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij de commissaris van de Koning of een door gedeputeerde staten aangewezen lid van dat college, van negen tot zeventien uur, kandidatenlijsten door persoonlijke overhandiging worden ingeleverd.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de kandidatenlijsten, kosteloos, voor de leden van provinciale staten verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

Artikel R 2

Iedere kandidatenlijst wordt ondertekend door ten minste één lid van provinciale staten. Hetzelfde lid mag niet meer dan één lijst ondertekenen.

Artikel R 3

Op de lijst kunnen een gemachtigde en desgewenst diens plaatsvervangers worden aangewezen, bevoegd tot het verbinden van de lijst met andere lijsten tot een lijstencombinatie. Voorts worden op de lijst een of meer personen vermeld die bij verhindering van de inleveraar bevoegd zijn tot het herstel van verzuimen, bedoeld in artikel S 1, derde lid.

Artikel R 4

  • 1 De namen van de kandidaten worden op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin aan hen de voorkeur wordt gegeven.

  • 2 Op dezelfde lijst mogen de namen van ten hoogste dertig kandidaten worden geplaatst. Op dezelfde lijst van een politieke groepering wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Eerste Kamer meer dan vijftien zetels zijn toegekend, mag een aantal namen worden geplaatst dat ten hoogste tweemaal het aantal zetels bedraagt, doch nimmer meer dan tachtig. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.

Artikel R 5

De naam van een kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één van de lijsten die in eenzelfde provincie zijn ingeleverd.

Artikel R 6

De wijze waarop kandidaten op de lijst worden vermeld, wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel R 7

  • 1 De gemachtigde, bedoeld in artikel G 1, derde lid, onder d, onderscheidenlijk artikel Q 6, derde lid, in samenhang met artikel G 1, derde lid, onder d, kan aan degene die de kandidatenlijst inlevert de bevoegdheid verlenen boven de lijst de aanduiding van de desbetreffende groepering te plaatsen, zoals die door het centraal stembureau is geregistreerd. Een verklaring van de gemachtigde waaruit deze bevoegdheid blijkt, wordt bij de lijst overgelegd.

  • 2 Degene die de lijst inlevert, is bevoegd daarboven een aanduiding te plaatsen, gevormd door samenvoeging van door het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer of van de Tweede Kamer geregistreerde aanduidingen of afkortingen daarvan, indien hem daartoe de bevoegdheid is verleend door de gemachtigden van de onderscheidene groeperingen. Verklaringen van de gemachtigden waaruit deze bevoegdheid blijkt, worden bij de lijst overgelegd. Een aldus gevormde aanduiding mag niet meer dan 35 letters of andere tekens bevatten.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen met betrekking tot het plaatsen van aanduidingen van politieke groeperingen boven kandidatenlijsten, kosteloos, verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor de formulieren een model vastgesteld.

Artikel R 8

  • 1 Bij de lijst wordt overgelegd een schriftelijke verklaring van iedere daarop voorkomende kandidaat dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op deze lijst.

  • 2 Een overgelegde verklaring van instemming kan niet worden ingetrokken.

  • 3 Bij de lijst wordt van iedere kandidaat die geen zitting in de Eerste Kamer heeft, tevens een kopie van een geldig legitimatiebewijs overgelegd. Indien van een dergelijke kandidaat een kopie van een geldig legitimatiebewijs ontbreekt, wordt de verklaring van instemming van de betreffende kandidaat geacht te ontbreken.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen van instemming, kosteloos, verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

  • 5 Indien de kandidaat zich buiten Nederland bevindt, is de verklaring niet aan enig formulier gebonden.

Artikel R 9

  • 1 De kandidaat wiens woonplaats buiten Nederland is gelegen, wijst in de verklaring van instemming tevens een in Nederland wonende gemachtigde aan met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat voorkomt op meer dan één lijst, moet in iedere verklaring dezelfde gemachtigde worden aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en derde lid, en W 2, eerste lid, onder e.

  • 2 De kandidaat is bevoegd de overeenkomstig het eerste lid gegeven volmacht in te trekken. Hij geeft hiervan schriftelijk kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau, zo nodig met aanwijzing van een nieuwe gemachtigde.

Artikel R 9a

  • 1 De in Nederland wonende kandidaat kan bij de verklaring van instemming tevens een in Nederland wonende gemachtigde aanwijzen met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat voorkomt op meer dan één lijst, wordt in iedere verklaring dezelfde gemachtigde aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en tweede lid, en W 2, eerste lid, onder e.

  • 2 Van de machtiging kan alleen gebruik worden gemaakt, indien dit gebruik ertoe strekt dat kandidaten van de gezamenlijke lijsten van de politieke groepering benoemd worden verklaard in de volgorde die voor de dag van de stemming door de politieke groepering is vastgesteld.

  • 3 In geval van een benoeming voorafgaande aan de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan, kan van de machtiging geen gebruik worden gemaakt ten aanzien van kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan de helft van de kiesdeler.

  • 4 De politieke groepering deelt de in het tweede lid bedoelde volgorde uiterlijk twee weken na de kandidaatstelling mee aan het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat de volgorde zo spoedig mogelijk in de Staatscourant wordt bekendgemaakt.

Artikel R 10

  • 1 Kandidatenlijsten, ingeleverd in verschillende provincies, waarop dezelfde kandidaten in gelijk aantal en in dezelfde volgorde zijn geplaatst, vormen te zamen een stel gelijkluidende lijsten.

  • 2 Kandidatenlijsten waarboven dezelfde aanduiding van een politieke groepering is geplaatst of waarvan de eerste kandidaat dezelfde is, vormen te zamen een lijstengroep. Het bepaalde in de vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.

Artikel R 11

  • 1 De commissaris van de Koning of het door gedeputeerde staten daartoe aangewezen lid van dat college stelt een bewijs van ontvangst ter hand aan degene die de lijst inlevert en doet de bij hem ingeleverde lijsten onverwijld ter provinciale griffie voor een ieder ter inzage leggen.

  • 2 Op de tweede dag na de kandidaatstelling doet de commissaris van de Koning de lijsten in een pak, verzegelt dit en plaatst op de buitenzijde daarvan een verklaring dat het de ingeleverde kandidatenlijsten bevat. In de verklaring, die door hem wordt ondertekend, wordt het aantal lijsten vermeld.

  • 3 Het pak wordt na de verzegeling onverwijld overgebracht naar de voorzitter van het centraal stembureau.

Hoofdstuk S. Het onderzoek, de verbinding, de nummering en de openbaarmaking van de kandidatenlijsten

§ 1. Het onderzoek van de kandidatenlijsten

Artikel S 1

  • 1 Er is voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer een centraal stembureau. De Kiesraad treedt als zodanig op.

  • 2 Het centraal stembureau houdt een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten.

  • 3 Indien bij het onderzoek blijkt van een of meer van de volgende verzuimen, geeft het centraal stembureau onverwijld bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs kennis aan degene die de lijst heeft ingeleverd:

    • a. dat de lijst niet is ondertekend door ten minste één lid van provinciale staten, bij de beoordeling waarvan de ondertekenaar die meer dan één lijst heeft ondertekend, buiten beschouwing blijft;

    • b. dat een kandidaat niet is vermeld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel R 6;

    • c. dat ten aanzien van een kandidaat ontbreekt de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst;

    • d. dat ten aanzien van een kandidaat die buiten Nederland woonplaats heeft, in zijn verklaring van instemming de aanwijzing van een gemachtigde ontbreekt;

    • e. dat een verklaring, bedoeld in artikel R 7, ontbreekt.

  • 4 Uiterlijk op de derde dag na de zitting, bedoeld in het tweede lid, kan degene die de lijst heeft ingeleverd, het verzuim of de verzuimen, in de kennisgeving aangeduid, herstellen op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van negen tot zeventien uur.

  • 5 Bij verhindering of ontstentenis van degene die de lijst heeft ingeleverd, treedt in diens plaats een ingevolge artikel R 3, tweede volzin, op de lijst vermelde vervanger.

Artikel S 2

  • 1 Uiterlijk op de tiende dag na de kandidaatstelling beslist het centraal stembureau in een openbare zitting over de geldigheid van de lijsten en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering.

  • 2 De voorzitter van het centraal stembureau kondigt vooraf dag en uur van de zitting in de Staatscourant aan.

Artikel S 3

Ongeldig is de lijst:

  • a. die niet op de dag van de kandidaatstelling tussen negen en zeventien uur bij de commissaris van de Koning of het daartoe aangewezen lid van gedeputeerde staten door persoonlijke overhandiging is ingeleverd;

  • b. die niet overeenkomstig het bepaalde in artikel R 2 is ondertekend;

  • c. die niet voldoet aan het bij ministeriële regeling vastgestelde model;

  • d. waarop door toepassing van artikel S 4 alle kandidaten zijn geschrapt.

Artikel S 4

  • 1 Het centraal stembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, van de lijst de naam van de kandidaat:

    • a. die niet is vermeld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel R 6;

    • b. van wie niet is overgelegd de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst;

    • c. wiens woonplaats buiten Nederland is gelegen, indien de aanwijzing van een gemachtigde ontbreekt;

    • d. die voorkomt op meer dan één van de in eenzelfde provincie ingeleverde lijsten;

    • e. van wie een uittreksel uit het register van overlijden dan wel een afschrift van de akte van overlijden is overgelegd;

    • f. die op de lijst voorkomt na het ten hoogste toegelaten aantal.

  • 2 Het centraal stembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, de aanduiding van een politieke groepering, indien:

    • a. een daarop betrekking hebbende verklaring als bedoeld in artikel R 7 ontbreekt;

    • b. de aanduiding geplaatst is boven meer dan één van de door verschillende politieke groeperingen bij het centraal stembureau ingeleverde lijsten.

  • 3 Indien de aanduiding van een politieke groepering niet in overeenstemming is met die waaronder zij is geregistreerd, brengt het centraal stembureau deze ambtshalve daarmee in overeenstemming.

Artikel S 5

  • 1 Tegen een beschikking als bedoeld in artikel S 2 kan een belanghebbende en iedere kiezer beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 3 De voorzitter van de Afdeling stelt partijen en de voorzitter van het centraal stembureau onverwijld in kennis van de uitspraak.

Artikel S 6

  • 1 Indien beroep is ingesteld tegen een beschikking waarbij het centraal stembureau een lijst ongeldig heeft verklaard of de naam van een kandidaat dan wel de aanduiding van een politieke groepering heeft geschrapt op grond van een of meer der verzuimen, vermeld in artikel S 1, derde lid, zonder dat het centraal stembureau tevoren overeenkomstig het in dat artikel bepaalde kennis heeft gegeven van het bestaan daarvan aan degene die de lijst heeft ingeleverd, kan deze het verzuim of de verzuimen alsnog herstellen ter secretarie van de Raad van State. Artikel S 1, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien een verzuim overeenkomstig het eerste lid is hersteld, houdt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij haar uitspraak daarmee rekening.

Artikel S 7

  • 1 Van de in de artikelen S 1 en S 2 bedoelde zittingen wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 2 De bij de in artikel S 2 bedoelde zitting aanwezige personen kunnen mondeling bezwaren inbrengen. Van deze bezwaren wordt in het proces-verbaal melding gemaakt.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden voor deze processen-verbaal modellen vastgesteld.

§ 2. De verbinding van kandidatenlijsten tot een lijstencombinatie

Artikel S 8

  • 1 Op de derde dag na de kandidaatstelling, tussen negen en zeventien uur, kunnen kandidatenlijsten van verschillende politieke groeperingen tot een lijstencombinatie worden verbonden door inlevering bij het centraal stembureau van een daartoe strekkende schriftelijke gemeenschappelijke verklaring van de op de lijsten vermelde gemachtigden.

  • 2 Zodanige verbinding kan slechts worden aangebracht:

    • a. tussen politieke groeperingen waarvan de aanduiding voor de verkiezingen van de leden van de Eerste of Tweede Kamer ingevolge artikel Q 6, onderscheidenlijk artikel G 1, is geregistreerd;

    • b. indien de combinatie betrekking heeft op alle in de onderscheidene provincies vanwege een groepering ingediende lijsten en

    • c. indien de combinatie in alle provincies geschiedt met dezelfde groepering of groeperingen.

  • 3 Het bepaalde in het tweede lid, aanhef en onder a, is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien de aldus gevormde aanduiding voorkomt op alle vanwege die groeperingen ingediende lijsten.

  • 4 Bij ministeriële regeling wordt voor de in het eerste lid bedoelde verklaring een model vastgesteld.

Artikel S 9

Het centraal stembureau beslist over de geldigheid van de lijstencombinaties in de zitting, bedoeld in artikel S 2.

§ 3. De nummering van de kandidatenlijsten

Artikel S 10

In de zitting, bedoeld in artikel S 2, nummert het centraal stembureau de kandidatenlijsten.

Artikel S 11

Bij de nummering gelden de lijstengroepen alsmede de niet van een groep deel uitmakende stellen gelijkluidende lijsten als één lijst.

Artikel S 12

  • 1 Eerst worden genummerd de lijsten van politieke groeperingen wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Eerste Kamer een of meer zetels zijn toegekend. Aan deze lijsten worden de nummers 1 en volgende toegekend in de volgorde van de stemcijfers van de desbetreffende lijsten bij die verkiezing, met dien verstande dat aan de lijst van de groepering met het hoogste stemcijfer het nummer 1 wordt toegekend. Bij gelijkheid van het aantal beslist het lot.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, hetzij aan de gezamenlijke groeperingen, hetzij aan ten minste één daarvan, één of meer zetels zijn toegekend. In het geval dat aan ten minste één van de groeperingen één of meer zetels zijn toegekend worden voor de toepassing van het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid, de op de lijsten uitgebrachte aantallen stemmen van de groeperingen waaraan die zetels zijn toegekend, bij elkaar opgeteld.

  • 3 Vervolgens worden, met de nummers volgende op het laatste krachtens het eerste lid toegekende nummer, genummerd de overige lijstengroepen en stellen gelijkluidende lijsten waarvan in alle provincies een lijst is ingeleverd, in de volgorde door het lot aangewezen.

  • 4 Indien twee of meer kandidatenlijsten van eenzelfde groepering zijn ingeleverd in één provincie, wordt aan deze lijsten naast een nummer tevens een letter toegekend.

  • 5 Dienen er na toepassing van het derde lid nog lijsten te worden genummerd, dan vindt deze nummering plaats met overeenkomstige toepassing van Artikel I 14, vierde en vijfde lid.

Artikel S 13

Nadat onherroepelijk is beslist over de geldigheid van de ingeleverde lijsten, maakt de voorzitter van het centraal stembureau de lijsten uiterlijk op de zevende dag voor de stemming openbaar door plaatsing van de lijsten naar de provincies gerangschikt en met vermelding van hun nummers en eventuele letters en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen in de Staatscourant. Daarbij vermeldt hij tevens welke lijsten tot een lijstencombinatie zijn verbonden.

Artikel S 14

Een beslissing in beroep tot ongeldigverklaring van een kandidatenlijst heeft geen gevolg ten aanzien van de nummers, toegekend aan de overige kandidatenlijsten.

Hoofdstuk T. De stemming en de stemopneming

Artikel T 1

De stemming vindt plaats op de vierendertigste dag na de kandidaatstelling.

Artikel T 2

  • 1 Op het bij de verkiezing te bezigen stembiljet zijn aan de ene zijde gedrukt de lijsten van kandidaten over wie de stemming moet geschieden, en aan de andere zijde de naam van de provincie en de handtekening van de voorzitter van de staten.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.

  • 3 De voorzitter draagt zorg dat het benodigde aantal stembiljetten vóór de aanvang van de stemming in de vergadering aanwezig is.

Artikel T 3

De voorzitter benoemt uit de statenvergadering drie leden, die met hem als voorzitter het stembureau vormen.

Artikel T 4

  • 1 Een statenlid brengt zijn stem uit door een wit stipje, geplaatst in het stemvak vóór de naam van de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.

  • 2 Aan een statenlid wordt op zijn verzoek toegestaan bij volmacht te stemmen. Het lid dat van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken, doet daarvan voor de aanvang van de zitting van de staten waarin de stemming zal worden gehouden, schriftelijk aan de voorzitter mededeling, onder aanwijzing van een lid van de staten dat bereid is als gemachtigde op te treden. Een statenlid mag niet meer dan één aanwijzing als gemachtigde aannemen. Bij ministeriële regeling wordt voor deze mededeling een model vastgesteld.

Artikel T 5

Na het uitbrengen van zijn stem levert het statenlid het stembiljet dichtgevouwen bij de voorzitter in.

Artikel T 6

  • 1 De voorzitter deelt mee hoeveel stembiljetten zijn ingeleverd.

  • 2 De stemming is nietig, indien dit aantal groter is dan het aantal in de vergadering aanwezige leden, vermeerderd met het aantal aanwezige leden die als gemachtigde aan de stemming mogen deelnemen.

  • 3 In dit geval vernietigt de voorzitter de ingeleverde stembiljetten en heeft een nieuwe stemming plaats.

Artikel T 7

  • 1 De voorzitter opent de stembiljetten.

  • 2 Vervolgens deelt hij ten aanzien van elk stembiljet mee voor welke lijst en welke kandidaat het geldt.

  • 3 Nadat een van de leden van het stembureau het stembiljet heeft nagezien, houden de beide andere leden aantekening van iedere uitgebrachte stem.

Artikel T 8

  • 1 Ongeldig zijn andere stembiljetten dan die welke volgens het bepaalde bij of krachtens deze wet mogen worden gebruikt.

  • 2 Voorts zijn ongeldig de stembiljetten waarop het statenlid niet door het geheel of gedeeltelijk rood maken van het witte stipje in een stemvak op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt op welke kandidaat het lid zijn stem uitbrengt of waarop bijvoegingen zijn geplaatst waardoor het statenlid kan worden geïdentificeerd.

Artikel T 9

In geval van twijfel over de geldigheid van een stembiljet beslist de vergadering. Bij staken van stemmen beslist de voorzitter.

Artikel T 10

  • 1 Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter ten aanzien van iedere lijst bekend, zowel het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen als het gezamenlijke aantal uitgebrachte stemmen, dat stemcijfer wordt genoemd.

  • 2 Vervolgens worden de ongeldig verklaarde stembiljetten in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Op dit pak worden vermeld:

    • a. de naam van de provincie;

    • b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat;

  • 3 Daarop worden de geldige stembiljetten, lijstgewijs gerangschikt, in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Op dit pak worden vermeld;

    • a. de naam van de provincie;

    • b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat.

Artikel T 11

  • 1 Nadat alle werkzaamheden, in artikel T 10 vermeld, zijn beëindigd, wordt onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt van de stemming en van de stemopneming.

  • 2 Het proces-verbaal wordt door de voorzitter en alle leden van het stembureau getekend.

  • 3 Het proces-verbaal wordt met de verzegelde pakken, bedoeld in artikel T 10, onverwijld na afloop van de stemming overgebracht naar de voorzitter van het centraal stembureau.

  • 4 Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.

Hoofdstuk U. De vaststelling van de verkiezingsuitslag door het centraal stembureau

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel U 1

Onmiddellijk nadat de processen-verbaal zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling van de uitslag van de verkiezing.

Artikel U 2

  • 1 Elke stem geldt, naar gelang van de provincie waar zij is uitgebracht, voor een aantal stemmen, gelijk aan het getal dat verkregen wordt door het inwonertal van de provincie te delen door het honderdvoud van het aantal leden waaruit provinciale staten bestaan. Het quotiënt wordt daarna afgerond tot een geheel getal, naar boven, indien een breuk 1/2 of meer, en naar beneden, indien een breuk minder dan 1/2 bedraagt. Dit getal wordt de stemwaarde genoemd.

  • 2 Als het inwonertal van een provincie geldt het inwonertal dat door het Centraal Bureau voor de Statistiek overeenkomstig het derde onderscheidenlijk het vierde lid is bekendgemaakt.

  • 3 Ten behoeve van de uitvoering van het eerste lid maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek uiterlijk drie weken voor de dag van kandidaatstelling de inwonertallen van de provincies per 1 januari van het jaar, waarin de verkiezing plaatsvindt, bekend. De bekendmaking geschiedt door publicatie in de Staatscourant.

  • 4 Indien in geval van ontbinding van de Eerste Kamer de inwonertallen van de provincies per 1 januari van het jaar, waarin de verkiezing plaatsvindt, drie weken voor de kandidaatstelling nog niet kunnen worden bekendgemaakt, worden in plaats daarvan de inwonertallen van de provincies per de eerste dag van de vierde maand voorafgaande aan de maand waarin de kandidaatstelling plaatsvindt, bekendgemaakt.

  • 5 Het centraal stembureau maakt de stemwaarden die overeenkomstig dit artikel zijn bepaald, voor de dag van stemming bekend door publicatie in de Staatscourant.

§ 2. De zetelverdeling

Artikel U 3

Ten aanzien van iedere provincie vermenigvuldigt het centraal stembureau de aantallen op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de stemcijfers van de lijsten met de voor die provincie geldende stemwaarde. Voor de vaststelling van de uitslag van de verkiezing gelden de aldus verkregen produkten als de aantallen op ieder kandidaat uitgebrachte stemmen, onderscheidenlijk de stemcijfers van de lijsten.

Artikel U 4

  • 1 Een stel gelijkluidende lijsten als bedoeld in artikel R 10, eerste lid, geldt voor de vaststelling van de uitslag van de verkiezing als één lijst.

  • 2 Het centraal stembureau telt van deze gelijkluidende lijsten te zamen de stemcijfers en de aantallen op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen.

Artikel U 5

Een lijstengroep als bedoeld in artikel R 10, tweede lid, geldt voor het bepalen van het aantal daaraan toe te wijzen zetels als één lijst, met een stemcijfer gelijk aan de som van de stemcijfers van de lijsten waaruit de groep bestaat.

Artikel U 6

  • 1 Een lijstencombinatie als bedoeld in artikel S 8, geldt voor het bepalen van het aantal daarvan toe te wijzen zetels als één lijst, met een stemcijfer gelijk aan de som van de stemcijfers van de lijsten waaruit die combinatie bestaat.

  • 2 Een lijstencombinatie wordt slechts in aanmerking genomen, indien aan ten minste twee van de verbonden lijsten een zetel zou zijn toegewezen, indien geen lijstencombinaties zouden zijn gevormd. Verbonden lijsten die zelfstandig geen zetel zouden hebben verworven, worden geacht geen deel uit te maken van de lijstencombinatie.

Artikel U 7

  • 1 Het centraal stembureau deelt de som van de stemcijfers van alle lijsten door het aantal te verdelen zetels.

  • 2 Het aldus verkregen quotiënt wordt kiesdeler genoemd.

Artikel U 8

Zoveel maal als de kiesdeler is begrepen in het stemcijfer van een lijst wordt aan die lijst een zetel toegewezen.

Artikel U 9

De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten die na toewijzing van de zetels het grootste gemiddelde aantal stemmen per toegewezen zetel hebben. Indien gemiddelden gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

Artikel U 10

Indien bij de toepassing van de vorige bepalingen aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voortgezette toepassing van die bepalingen over op één of meer van de overige lijsten waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.

Artikel U 11

  • 1 De verdeling van de aan een lijstencombinatie toegewezen zetels over de lijsten welke zijn gecombineerd, geschiedt als volgt.

  • 2 Het centraal stembureau deelt het stemcijfer van de lijstencombinatie door het aantal aan de lijstencombinatie toegewezen zetels.

  • 3 Het aldus verkregen quotiënt wordt combinatiekiesdeler genoemd.

  • 4 Zoveel maal als de combinatiekiesdeler is begrepen in het stemcijfer van elk van de lijsten waaruit de combinatie bestaat, wordt aan die lijst een van de aan de combinatie toegewezen zetels toegewezen.

  • 5 De restzetels worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten van de combinatie waarvan de stemcijfers bij deling door de combinatiekiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

Artikel U 12

  • 1 De verdeling van de aan een lijstengroep toegewezen zetels over de lijsten waaruit de groep bestaat, geschiedt als volgt.

  • 2 Het centraal stembureau deelt het stemcijfer van de lijstengroep door het aantal aan de groep toegewezen zetels.

  • 3 Het aldus verkregen quotiënt wordt groepskiesdeler genoemd.

  • 4 Zoveel maal als de groepskiesdeler is begrepen in het stemcijfer van elk van de lijsten waaruit de groep bestaat, wordt aan die lijst een van de aan de groep toegewezen zetels toegewezen.

  • 5 De restzetels worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten van de groep waarvan de stemcijfers bij deling door de groepskiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

Artikel U 13

  • 1 Indien bij de toepassing van artikel U 11 of artikel U 12 aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voorgezette toepassing van dat artikel over op een van de andere lijsten van de combinatie, onderscheidenlijk van de groep, waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.

  • 2 Zijn er na toepassing van het eerste lid nog zetels toe te wijzen, dan worden deze toegewezen volgens het stelsel van de grootste gemiddelden als bedoeld in artikel U 9.

Artikel U 14

De in de voorgaande artikelen bedoelde lotingen vinden plaats in de in artikel U 16 bedoelde zitting van het centraal stembureau.

§ 3. De toewijzing van de zetels aan de kandidaten

Artikel U 15

  • 2 De rangschikking van de kandidaten geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel P 19.

  • 3 In afwijking van de artikelen P 15, eerste lid, en P 19, tweede lid, zijn gekozen onderscheidenlijk worden gerangschikt in de volgorde van de aantallen op hen uitgebrachte stemmen, de kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen een aantal stemmen hebben verkregen dat groter is dan de helft van de kiesdeler.

§ 4. De bekendmaking van de verkiezingsuitslag

Artikel U 16

  • 1 De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van de verkiezing zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting van het centraal stembureau. De artikelen P 20, tweede tot en met vierde lid, en P 22 zijn van toepassing.

  • 2 De voorzitter van het centraal stembureau maakt de uitslag van de verkiezing zo spoedig mogelijk openbaar door plaatsing van een afschrift van het proces-verbaal van de zitting in de Staatscourant.

  • 3 De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan de Eerste Kamer.

Artikel U 17

Het centraal stembureau kan, hetzij ambtshalve, hetzij naar aanleiding van een met opgave van redenen gedaan verzoek van een of meer leden van de staten van een provincie, tot een nieuwe opneming van stembiljetten uit een of meer provincies overgaan.

Artikel U 18

  • 1 Zodra de uitslag van de verkiezing is vastgesteld, worden de geopende verzegelde pakken, nadat alle stembiljetten weer daarin zijn gedaan, opnieuw verzegeld.

  • 2 Het proces-verbaal, bedoeld in artikel U 16, en de verzegelde pakken blijven berusten onder het centraal stembureau. Zodra over de toelating van de gekozenen is beslist, worden de verzegelde pakken vernietigd. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Afdeling IV. Het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten en de gemeenteraad

Hoofdstuk V. Het begin van het lidmaatschap

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel V 1

  • 1 De voorzitter van het centraal stembureau geeft de benoemde schriftelijk kennis van zijn benoeming. De brief, houdende deze kennisgeving, wordt uiterlijk de dag na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing of na de benoemdverklaring uitgereikt. Ten aanzien van de verkiezing van de Tweede Kamer respectievelijk de Eerste Kamer der Staten-Generaal vindt deze uitreiking plaats door overhandiging van de brief door de voorzitter van het centraal stembureau aan de voorzitter van de Tweede Kamer respectievelijk de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

  • 2 Indien de benoemde een gemachtigde heeft aangewezen, geschiedt de toezending of uitreiking aan die gemachtigde.

  • 3 De voorzitter geeft tegelijkertijd schriftelijk kennis van de benoeming aan het vertegenwoordigend orgaan. Deze kennisgeving strekt de benoemde tot geloofsbrief.

Artikel V 2

  • 1 De benoemde draagt er zorg voor dat uiterlijk op de tiende of, bij een benoeming in een na de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan opengevallen plaats, de achtentwintigste dag na de dagtekening van de kennisgeving van benoeming het vertegenwoordigend orgaan van hem, onderscheidenlijk van de gemachtigde, bij brief mededeling ontvangt dat hij de benoeming aanneemt.

  • 2 Is binnen die tijd de mededeling niet ontvangen, dan wordt hij geacht de benoeming niet aan te nemen.

  • 3 De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan deelt aan de voorzitter van het centraal stembureau onverwijld mede, dat de benoemde de benoeming heeft aangenomen, dan wel dat hij geacht wordt de benoeming niet aan te nemen.

  • 4 Indien de benoemde de benoeming niet aanneemt, doet hij of zijn gemachtigde daarvan binnen de in het eerste lid bedoelde termijn bij brief mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau. Deze geeft hiervan kennis aan het vertegenwoordigend orgaan.

  • 5 Zolang nog niet, of nog niet onherroepelijk, tot toelating van de benoemde is besloten, kan deze, onderscheidenlijk zijn gemachtigde, bij brief aan het vertegenwoordigend orgaan mededelen dat hij op de aanneming van de benoeming terugkomt. Hij wordt dan geacht de benoeming niet te hebben aangenomen. De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft van de ontvangst van deze mededeling onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Artikel V 3

  • 1 Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, legt de benoemde, onderscheidenlijk zijn gemachtigde, aan het vertegenwoordigend orgaan een door hem ondertekende verklaring over, vermeldende alle openbare betrekkingen die de benoemde bekleedt.

  • 2 Tenzij de benoemde op het tijdstip van benoeming reeds lid van het vertegenwoordigend orgaan was, legt hij tevens een gewaarmerkt afschrift van gegevens uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven over, waaruit zijn woonplaats, datum en plaats van de geboorte, alsmede, indien het betreft een benoeming tot lid van de Tweede of Eerste Kamer of provinciale staten, zijn Nederlanderschap blijken.

  • 3 De gemachtigde van de benoemde die buiten Nederland woonplaats heeft, legt in plaats van het afschrift, bedoeld in het tweede lid, een uittreksel uit de geboorteregisters over, waaruit datum en plaats van de geboorte van de benoemde blijken, alsmede een bewijs van Nederlanderschap betreffende de benoemde.

  • 4 Indien een tot lid van de gemeenteraad benoemde persoon geen onderdaan is van een lid-staat van de Europese Unie, legt hij een gewaarmerkt afschrift van gegevens uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven over, waaruit blijkt of hij voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet.

Artikel V 4

  • 1 Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is geschied, onderzoekt de geloofsbrief en beslist of de benoemde als lid van dat orgaan wordt toegelaten. Daarbij gaat het na, of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Indien de benoemde voor de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan de voor het lidmaatschap vereiste leeftijd zal hebben bereikt, wordt daarmee bij het nemen van de beslissing rekening gehouden. De wijze waarop het onderzoek van de geloofsbrieven van de leden van de Tweede, onderscheidenlijk van de Eerste Kamer geschiedt, wordt geregeld in het reglement van orde van de desbetreffende kamer.

  • 2 Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

  • 3 Betreft het de toelating van degene die is benoemd in een tussentijds opengevallen plaats, dan strekt het onderzoek zich niet uit tot punten die het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag betreffen.

  • 4 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het vertegenwoordigend orgaan tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stemdistricten of provincies, besluiten. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, onderscheidenlijk de voorzitter van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, doet deze op verzoek van het vertegenwoordigend orgaan onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de stembiljetten gaat het vertegenwoordigend orgaan onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming zijn de artikelen N 5, N 8 en N 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is het vertegenwoordigend orgaan tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze op verzoek van het vertegenwoordigend orgaan onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 voorgeschreven wijze.

Artikel V 5

De ongeldigheid van de stemming in één of meer stemdistricten of provincies of een onjuistheid in de vaststelling van de uitslag van de verkiezing staat niet in de weg aan de toelating van de leden, op wier verkiezing de ongeldigheid of onjuistheid geen invloed kan hebben gehad, en, in geval van ongeldigheid van de stemming, de nieuwe stemming geen invloed kan hebben.

Artikel V 6

  • 1 Indien het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, besluit tot niet-toelating van één of meer leden wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stemdistricten of provincies geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien het betreft een verkiezing van de leden van de Tweede of Eerste Kamer, aan gedeputeerde staten, indien het betreft een verkiezing van de leden van de staten van een provincie en aan burgemeester en wethouders, indien het betreft een verkiezing van de leden van de gemeenteraad.

  • 2 Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stemdistricten, onderscheidenlijk provincies, een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van de verkiezing opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt, indien het betreft een verkiezing van de leden van de Tweede of Eerste Kamer, vastgesteld door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien het betreft een verkiezing van de leden van de staten van een provincie, door gedeputeerde staten, en indien het betreft een verkiezing van de leden van de gemeenteraad, door burgemeester en wethouders.

  • 3 Bij deze vaststelling blijft degene die reeds als lid is toegelaten, gekozen verklaard, ook indien mocht blijken dat dit ten onrechte is geschied. Tegenover hem valt dan af de kandidaat die, indien de toegelatene niet gekozen was verklaard, gekozen zou zijn.

Artikel V 7

  • 1 Aan de in artikel V 6 bedoelde stemming zijn de kiezers bevoegd deel te nemen wier namen voorkomen in de afschriften, bedoeld in artikel J 17 eerste lid, met uitzondering van degenen bij wier naam de aantekening "pas", "volmacht" of "brief" is geplaatst. Tevens zijn daartoe bevoegd de kiezers wier namen voorkomen op de ingeleverde kiezerspassen, volmachtbewijzen en briefstembewijzen, voor zover de genoemde bescheiden gebezigd zijn bij de ongeldig verklaarde stemming. Betreft het een stembureau als bedoeld in artikel M 9, dan zijn daartoe bevoegd de kiezers wier namen voorkomen op de in artikel M 4, vierde lid, bedoelde verzoekschriften.

  • 2 Personen ten aanzien van wie na de ongeldig verklaarde stemming blijkt, dat hun naam ten onrechte ontbreekt dan wel ten onrechte voorkomt in de afschriften, bedoeld in artikel J 17, eerste lid, zijn bevoegd, onderscheidenlijk niet bevoegd, aan de in artikel V 6 bedoelde stemming deel te nemen. De afschriften worden daartoe aangepast.

  • 3 Een voor de ongeldig verklaarde stemming verleende toestemming om bij volmacht te stemmen geldt niet voor de in het eerste lid bedoelde nieuwe stemming.

Artikel V 8

Indien het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, heeft besloten om één of meer van de benoemde leden wegens de onjuistheid van de vaststelling van de uitslag van de verkiezing niet toe te laten, wordt daarvan door de voorzitter onverwijld kennis gegeven aan het centraal stembureau.

Artikel V 9

  • 1 Uiterlijk op de veertiende dag nadat de kennisgeving, bedoeld in artikel V 8, is ontvangen, houdt het centraal stembureau een openbare zitting en stelt het met inachtneming van de in artikel V 8 bedoelde beslissing de uitslag van de verkiezing voor zover nodig opnieuw vast.

  • 3 Het onderzoek van de geloofsbrief van de aldus nieuw gekozen verklaarde strekt zich niet uit tot punten, die het verloop van de verkiezing raken.

Artikel V 10

Indien het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, heeft besloten de benoemde niet als lid toe te laten op de grond dat hij niet voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap, dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult of dat de benoemdverklaring van de voorzitter van het centraal stembureau in strijd is met het bepaalde in hoofdstuk W geeft de voorzitter van dat orgaan daarvan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Artikel V 11

Het lidmaatschap van een tot lid van een vertegenwoordigend orgaan benoemde vangt aan zodra zijn toelating onherroepelijk is geworden.

§ 2. Bijzondere bepalingen betreffende het begin van het lidmaatschap van provinciale staten en de gemeenteraad.

Artikel V 12

De beslissing betreffende de toelating van de tot lid van provinciale staten onderscheidenlijk van de gemeenteraad benoemden wordt onverwijld genomen.

Artikel V 13

  • 1 Elke beslissing betreffende de toelating van de tot lid van provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad, benoemden, wordt door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk burgemeester en wethouders, terstond aan de benoemde bekendgemaakt.

  • 2 Aan de niet-toegelatene worden de redenen van de beslissing meegedeeld.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien door provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad, wegens herhaalde staking van stemmen of wegens staking van stemmen in een voltallige vergadering over een voorstel omtrent toelating geen beslissing is genomen.

Artikel V 15

  • 1 Indien op het tijdstip van periodieke aftreding van de leden van provinciale staten, onderscheidenlijk van de gemeenteraad, niet de goedkeuring van de geloofsbrieven van meer dan de helft van het wettelijk voorgeschreven aantal leden onherroepelijk is geworden, houden de leden van provinciale staten, onderscheidenlijk van de gemeenteraad, zitting, totdat zulks is geschied. Gedurende deze tijd oefenen de bij de verkiezing gekozen leden hun functie niet uit.

  • 2 Een plaats die openvalt na het tijdstip van periodieke aftreding, wordt vervuld op dezelfde wijze, als zou zijn geschied, indien zij voor dat tijdstip zou zijn opengevallen.

Hoofdstuk W. De plaatsvervanging

Artikel W 1

  • 1 Wanneer, anders dan bij de vaststelling van de uitslag van een verkiezing, in een opengevallen plaats moet worden voorzien, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau bij een met redenen omkleed besluit, uiterlijk op de veertiende dag nadat dit te zijner kennis is gekomen, benoemd de daarvoor in aanmerking komende kandidaat die in de volgorde, bedoeld in artikel P 19, het hoogst is geplaatst op de lijst waarop degene die moet worden vervangen, is gekozen. Indien het lid in wiens plaats moet worden voorzien, ontslag heeft genomen met ingang van een bepaald tijdstip, vangt de termijn, bedoeld in de eerste volzin, aan op dat tijdstip.

  • 2 Indien een plaats openvalt die door toepassing van artikel P 16, tweede lid, was vervuld, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau, in afwijking van het eerste lid, benoemd de daarvoor in aanmerking komende kandidaat op de lijst waaraan ingevolge artikel P16, tweede lid , een zetel was onthouden.

  • 3 Indien de lijst, bedoeld in het eerste lid, deel uitmaakt van een lijstengroep en op een of meer andere lijsten of stellen gelijkluidende lijsten van die groep kandidaten voorkomen die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen, een aantal stemmen hebben verkregen groter dan 25% van de kiesdeler, doch die niet met toepassing van artikel P 15 zijn gekozen, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau, in afwijking van het eerste lid, benoemd diegene van deze kandidaten op wie het grootste aantal stemmen is uitgebracht.

  • 4 Indien het de plaatsvervanging van een lid van de Eerste Kamer of van een lid van een gemeenteraad met minder dan negentien zetels betreft wordt bij de toepassing van het derde lid niet 25% van de kiesdeler, maar de helft van de kiesdeler in aanmerking genomen.

  • 5 Indien een plaats openvalt die door toepassing van het derde lid was vervuld en dat lid niet opnieuw moet worden toegepast, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau benoemd de daarvoor in aanmerking komende kandidaat op de lijst waaraan ingevolge het derde lid een zetel was onthouden.

  • 6 Bij ministeriële regeling wordt een model vastgesteld voor het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau ter benoeming van een lid van een vertegenwoordigend orgaan, noodzakelijk geworden door:

    • a. het niet-aannemen van de benoeming door een kandidaat;

    • b. het niet-toelaten als lid van een kandidaat, of

    • c. het openvallen van een plaats in dat orgaan.

Artikel W 2

  • 1 Bij de toepassing van artikel W 1 wordt buiten rekening gelaten de kandidaat:

    • a. die is overleden;

    • b. wiens vacature vervuld wordt;

    • c. die in de vacature benoemd is verklaard, maar schriftelijk verklaard heeft of geacht wordt de benoeming niet aan te nemen, de in artikel V 3 genoemde stukken niet tijdig heeft ingezonden of bij onherroepelijk besluit niet tot het vertegenwoordigend orgaan is toegelaten;

    • d. die lid is van het vertegenwoordigend orgaan of als zodanig benoemd is verklaard, terwijl over zijn toelating als lid nog niet onherroepelijk is beslist;

    • e. van wie door de voorzitter van het centraal stembureau een schriftelijke verklaring is ontvangen dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen;

    • f. die, indien het de verkiezing van provinciale staten onderscheidenlijk de gemeenteraad betreft, niet benoembaar is ingevolge het bepaalde in artikel 12 van de Provinciewet onderscheidenlijk artikel 11 van de Gemeentewet.

  • 2 Een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder e, kan worden ingetrokken.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt een model vastgesteld voor de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder e.

Artikel W 3

  • 1 Indien bij de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst waarop degene is gekozen die moet worden vervangen, en deze lijst te zamen met één of meer andere lijsten een lijstengroep, onderscheidenlijk een lijstencombinatie, vormt, gaat de zetel door toepassing van artikel P 13, onderscheidenlijk artikel U 13, over op één van die andere lijsten. De kandidaat van deze lijst die naar de volgorde, vastgesteld overeenkomstig artikel P 19, voor benoeming in aanmerking komt, wordt benoemd verklaard. Komt ook op deze lijst geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking, dan wordt de plaats aan een andere van de groep, onderscheidenlijk de combinatie, deel uitmakende lijst toegekend door verdere toepassing van het in dit lid bepaalde, en zo vervolgens.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid komen het eerst in aanmerking de lijsten die te zamen met de desbetreffende lijst een lijstengroep vormen en vervolgens de lijsten die met die lijst tot een lijstencombinatie zijn verbonden.

Artikel W 4

  • 1 Indien bij plaatsvervanging van leden van een gemeenteraad met negen of elf leden geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst, waarop degene is gekozen die moet worden vervangen, of op de lijsten die met deze lijst een lijstengroep of lijstencombinatie vormen, wordt door toepassing van artikel P 10 beslist aan welke van de andere lijsten de plaats zal worden toegekend. De kandidaat die op de lijst waaraan de plaats wordt toegekend, naar de volgorde, vastgesteld overeenkomstig artikel P 19, voor benoeming in aanmerking komt, wordt benoemd verklaard.

  • 2 Indien bij de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk op geen van de lijsten een kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt, beslist het centraal stembureau dat geen opvolger kan worden benoemd. Bij ministeriële regeling wordt voor het besluit een model vastgesteld.

Artikel W 5

  • 1 Indien de toepassing van artikel W 3 of artikel W 4 tot een beslissing door het lot aanleiding geeft, zal de loting plaats hebben in een zitting van het centraal stembureau.

  • 2 Op de in het eerste lid bedoelde zitting vinden de artikelen P 20 en P 22 overeenkomstige toepassing.

Artikel W 6

Indien de voorzitter van een centraal stembureau op dezelfde dag kennis krijgt van het openvallen van meer dan één plaats in een vertegenwoordigend orgaan en als gevolg hiervan een kandidaat op meer dan één lijst benoemd zou moeten worden verklaard, wordt deze benoemd met overeenkomstige toepassing van artikel P 18.

Artikel W 7

  • 1 Iedere benoeming die met toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk geschiedt, wordt terstond bekendgemaakt in de Staatscourant of, indien het betreft de benoeming van een lid van provinciale staten of de gemeenteraad, op de in de provincie, onderscheidenlijk de gemeente, gebruikelijke wijze.

  • 2 De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het benoemingsbesluit toekomen aan het vertegenwoordigend orgaan.

Artikel W 8

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de voorziening in opengevallen plaatsen in vertegenwoordigende organen.

Hoofdstuk X. Het einde van het lidmaatschap

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel X 1

  • 1 Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

  • 2 De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

  • 3 Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van een lid een plaats in het vertegenwoordigend orgaan is opengevallen.

Artikel X 2

  • 1 Een lid van een vertegenwoordigend orgaan, tot wiens toelating onherroepelijk is besloten, kan te allen tijde zijn ontslag nemen. Ontslagneming met terugwerkende kracht is niet mogelijk.

  • 2 Hij bericht dit schriftelijk aan de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

  • 3 Op een ingediend ontslag kan niet worden teruggekomen.

§ 2. Bijzondere bepalingen

Artikel X 3

  • 1 Wanneer een lid van de Tweede of van de Eerste Kamer komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, geeft hij hiervan kennis aan de kamer, met vermelding van de reden.

  • 2 Indien de kennisgeving niet is gedaan en de voorzitter van de kamer van oordeel is, dat een lid van de kamer verkeert in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, waarschuwt hij de belanghebbende schriftelijk.

  • 3 Het staat deze vrij de zaak uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening van de in het tweede lid bedoelde waarschuwing aan het oordeel van de kamer te onderwerpen.

Artikel X 4

  • 1 Wanneer een lid van provinciale staten komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, geeft hij hiervan kennis aan de staten, met vermelding van de reden.

  • 2 Indien de kennisgeving niet is gedaan en gedeputeerde staten van oordeel zijn, dat een lid van provinciale staten verkeert in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, waarschuwen zij de belanghebbende schriftelijk.

  • 3 Het staat deze vrij de zaak uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening van de in het tweede lid bedoelde waarschuwing aan het oordeel van provinciale staten te onderwerpen.

Artikel X 5

  • 1 Wanneer een lid van de gemeenteraad komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, geeft hij hiervan kennis aan de raad, met vermelding van de reden.

  • 2 Indien de kennisgeving niet is gedaan en burgemeester en wethouders van oordeel zijn, dat een lid van de gemeenteraad verkeert in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, waarschuwen zij de belanghebbende schriftelijk.

  • 3 Het staat deze vrij de zaak uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening van de in het tweede lid bedoelde waarschuwing aan het oordeel van de raad te onderwerpen.

Artikel X 6

Leden van provinciale staten en van de gemeenteraad die hun ontslag hebben ingezonden, behouden, ook indien zij ontslag hebben genomen met ingang van een bepaald tijdstip, hun lidmaatschap, totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van hun opvolgers onherroepelijk is geworden of totdat het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.

Artikel X 7

  • 1 Het lid van provinciale staten dat in strijd met artikel 15 van de Provinciewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door gedeputeerde staten. Dit college onderwerpt de zaak aan het oordeel van provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering.

  • 2 Provinciale staten kunnen, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien zij daartoe geen aanleiding vinden, heffen zij de schorsing op.

  • 3 Provinciale staten kunnen ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15 van de Provinciewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

  • 4 Van de beslissing van provinciale staten, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende mededeling gedaan.

  • 5 De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van provinciale staten gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.

  • 6 Indien een lid van provinciale staten op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de commissaris van de Koning daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Artikel X 8

  • 1 Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door burgemeester en wethouders. Dit college onderwerpt de zaak aan het oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.

  • 2 De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.

  • 3 De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

  • 4 Van de beslissing van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende mededeling gedaan.

  • 5 De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.

  • 6 Indien een lid van de raad op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de burgemeester daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Afdeling V. De verkiezing van de leden van het Europees Parlement

Hoofdstuk Y. De verkiezing van de leden van het Europees Parlement

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel Y 1

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a. de Akte: de Akte betreffende de rechtstreekse verkiezing van de leden van het Europees Parlement (Brussel, 20 september 1976, Trb. 1976, 175);

  • b. lid van het Europees Parlement: een in Nederland gekozen lid van het Europees Parlement.

§ 2. De verkiezing

Artikel Y 2

De leden van het Europees Parlement worden, voor zover deze afdeling niet anders bepaalt, gekozen met overeenkomstige toepassing van de bij of krachtens afdeling II gestelde bepalingen inzake de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, met inachtneming van de Akte.

Artikel Y 3

Kiesgerechtigd zijn:

  • a. degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal;

  • b. de niet-Nederlanders die onderdanen zijn van andere lid-staten van de Europese Unie, mits zij:

    • 1°. op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Nederland,

    • 2°. op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, en

    • 3°. niet zijn uitgesloten van het kiesrecht, hetzij in Nederland, hetzij in de lid-staat waarvan zij onderdaan zijn.

Artikel Y 4

Lid van het Europees Parlement kunnen zijn:

  • a. zij die voldoen aan de vereisten die in artikel 56 van de Grondwet voor het lidmaatschap van de Staten-Generaal worden gesteld;

  • b. de niet-Nederlanders die onderdanen zijn van andere lid-staten van de Europese Unie, mits zij:

    • 1°. hun werkelijke woonplaats hebben in Nederland,

    • 2°. de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, en

    • 3°. niet zijn uitgesloten van het recht om gekozen te worden, hetzij in Nederland, hetzij in de lid-staat waarvan zij onderdaan zijn.

Artikel Y 5

  • 1 De leden van het Europees Parlement worden gekozen voor een periode van vijf jaren, behoudens de mogelijkheid van een verlenging of verkorting van deze periode als gevolg van een verschuiving van de verkiezingsperiode ingevolge artikel 5, tweede lid, tweede volzin, van de Akte.

  • 2 Deze periode begint bij de opening van de eerste zitting na iedere verkiezing.

Artikel Y 6

  • 1 Nederlanders die werkelijke woonplaats hebben in een andere lid-staat, kunnen in Nederland slechts als kiezer voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement worden geregistreerd, als zij hebben verklaard niet tevens in die andere lid-staat aan de verkiezing te zullen deelnemen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt gelijktijdig ingediend met het in artikel D 3, eerste lid, bedoelde verzoek. Zij maakt deel uit van het in artikel D 3, negende lid, bedoelde formulier. Bij ministeriële regeling wordt de formulering van de verklaring vastgesteld.

  • 3 Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage wijzen een verzoek als bedoeld in artikel D 3, eerste lid, af indien zij van de desbetreffende lid-staat bericht hebben ontvangen dat de verzoeker in die lid-staat als kiezer is geregistreerd.

Artikel Y 8

  • 1 De stemming voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement vindt plaats op de donderdag, gelegen in de daarvoor ingevolge artikel 11, eerste en tweede lid, van de Akte bepaalde periode.

  • 2 De kandidaatstelling vindt plaats op de drieënveertigste dag voor de stemming.

Artikel Y 9

  • 1 De Kiesraad treedt op als centraal stembureau.

  • 2 Waar in de hoofdstukken H en I sprake is van het hoofdstembureau, treedt daarvoor in de plaats het centraal stembureau.

Artikel Y 10

Behalve op de in artikel G 1, vierde lid, genoemde gronden wordt op een verzoek om registratie van de aanduiding van een politieke groepering ten behoeve van de verkiezing van de leden van het Europees Parlement afwijzend beschikt, indien de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een aanduiding van een andere politieke groepering die reeds ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder ten behoeve van die verkiezing een registratieverzoek is ingediend, en daardoor verwarring te duchten is.

Artikel Y 12

De kandidatenlijsten gelden voor het gehele land. De inlevering van de lijsten bij de voorzitter van het centraal stembureau of bij het door deze aan te wijzen lid van dat bureau geschiedt op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel Y 13

  • 1 Bij de lijst wordt van iedere daarop voorkomende kandidaat naast de in artikel H 9 bedoelde verklaring van instemming een schriftelijke verklaring overgelegd dat hij niet in een andere lid-staat kandidaat voor het lidmaatschap van het Europees Parlement zal zijn.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de in het eerste lid bedoelde verklaring, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

Artikel Y 14

In afwijking van artikel H 3, eerste lid, tweede volzin, legt elke inleveraar van een lijst een verklaring over van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als kiezer is geregistreerd, dat hij bevoegd is tot deelneming aan de verkiezing.

Artikel Y 15

  • 1 In afwijking van artikel I 2, eerste lid, onder h, wordt als verzuim aangemerkt dat de lijst is ingeleverd door een kiezer die niet heeft overgelegd een verklaring van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij is geregistreerd, dat hij bevoegd is tot deelneming aan de verkiezing. Als verzuim wordt mede aangemerkt dat ten aanzien van een kandidaat de verklaring, bedoeld in artikel Y 13, eerste lid, ontbreekt.

  • 2 Het herstellen van verzuimen geschiedt ten kantore van het centraal stembureau.

Artikel Y 16

Onmiddellijk nadat de lijsten door het centraal stembureau zijn onderzocht, worden deze en, indien vereist, de in artikel H 4 bedoelde verklaringen van ondersteuning door de voorzitter op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een ieder ter inzage gelegd.

Artikel Y 17

Het centraal stembureau schrapt van de lijst in de eerste plaats de naam van de kandidaat van wie de verklaring, bedoeld in artikel Y 13, eerste lid, niet is overgelegd.

Artikel Y 19

  • 1 Op de dag van de kandidaatstelling, tussen negen en zeventien uur, kunnen kandidatenlijsten van verschillende politieke groeperingen tot een lijstencombinatie worden verbonden door inlevering bij het centraal stembureau van een daartoe strekkende schriftelijke gemeenschappelijke verklaring van de op de lijsten vermelde gemachtigden. Bij ministeriële regeling wordt voor deze verklaring een model vastgesteld.

  • 2 Een lijst kan niet deel uitmaken van meer dan één lijstencombinatie. Heeft een gemachtigde meer dan één verklaring betreffende dezelfde lijst ondertekend, dan is zijn ondertekening onder alle verklaringen ongeldig.

Artikel Y 22

Voor de toepassing van artikel N 12, hoofdstuk O en artikel P 1 treden de hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer op als hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement.

Artikel Y 23

Waar in de artikelen O 4, tweede lid, en O 5, eerste lid, sprake is van het orgaan waarvoor de verkiezing plaats heeft, onderscheidenlijk heeft plaats gehad, treedt daarvoor de Tweede Kamer in de plaats.

Artikel Y 23a

Voor de toepassing van de artikelen P 15 en P 19, tweede lid, wordt voor «25% van de kiesdeler» gelezen: 10% van de kiesdeler.

Artikel Y 24

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voor zover nodig voorschriften worden gegeven die afwijken van krachtens afdeling II bij algemene maatregel van bestuur gestelde bepalingen.

§ 3. Het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap

Artikel Y 25

  • 1 De Tweede Kamer onderzoekt zo spoedig mogelijk of de benoemde op grond van de nationale bepalingen als lid van het Europees Parlement kan worden toegelaten.

  • 2 De artikelen V 1 tot en met V 10 zijn daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar in deze artikelen sprake is van het vertegenwoordigend orgaan of het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, daarvoor de Tweede Kamer in de plaats treedt.

Artikel Y 26

De voorzitter van de Tweede Kamer geeft van de uitkomst van het onderzoek onverwijld kennis aan de voorzitter van het Europees Parlement en aan de benoemde. Indien de Tweede Kamer heeft besloten dat de benoemde op grond van de nationale bepalingen als lid van het Europees Parlement kan worden toegelaten, zendt de voorzitter van de Tweede Kamer aan de voorzitter van het Europees Parlement tevens de geloofsbrief van de benoemde toe.

Artikel Y 27

Wanneer, anders dan bij de vaststelling van de uitslag van een verkiezing, in een opengevallen plaats moet worden voorzien, geschiedt dit met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk W, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel W 1, derde lid, voor «25% van de kiesdeler» wordt gelezen: 10% van de kiesdeler.

Artikel Y 28

Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van het Europees Parlement een van de in artikel Y 4 bedoelde vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of een ingevolge de nationale bepalingen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn. De voorzitter van de Tweede Kamer geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het Europees Parlement en aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Artikel Y 29

  • 1 Wanneer een lid van het Europees Parlement komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in artikel Y 28, geeft hij hiervan kennis aan de voorzitter van de Tweede Kamer, met vermelding van de reden.

  • 2 Indien de kennisgeving niet is gedaan en de voorzitter van de Tweede Kamer van oordeel is dat een lid van het Europees Parlement verkeert in een van de gevallen, genoemd in artikel Y 28, waarschuwt hij de belanghebbende schriftelijk.

  • 3 Het staat deze vrij de zaak uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening van de in het tweede lid bedoelde waarschuwing aan het oordeel van de Tweede Kamer te onderwerpen.

Artikel Y 30

Indien de voorzitter van de Tweede Kamer een bericht ontvangt van de voorzitter van het Europees Parlement dat het lidmaatschap van een lid van het Europees Parlement is beëindigd wegens ontslag, overlijden of het vervullen van een ingevolge de Akte onverenigbare functie, geeft hij hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

§ 4. Bijzondere bepalingen betreffende deelneming aan de verkiezingen door niet-Nederlanders die onderdanen zijn van andere lid-staten van de Europese Unie

Artikel Y 31

De kiesgerechtigde niet-Nederlander die onderdaan is van een andere lid-staat van de Europese Unie die zijn werkelijke woonplaats in Nederland heeft, neemt aan de verkiezing deel hetzij in Nederland, hetzij in de lid-staat waarvan hij onderdaan is.

Artikel Y 32

  • 1 Burgemeester en wethouders registreren de kiesgerechtigdheid van de in artikel Y 3, onder b, bedoelde personen die ingezetene zijn van de gemeente in de gemeentelijke administratie, indien zij daartoe een schriftelijk verzoek hebben ingediend.

  • 2 Bij het verzoek vermeldt verzoeker zijn adres van verblijf en, voor zover van toepassing, de plaats in de lid-staat waarvan hij onderdaan is, waar hij het laatst als kiezer was geregistreerd. Bij het verzoek legt verzoeker een kopie over van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Voorts verklaart hij dat hij in de lid-staat waarvan hij onderdaan is, niet van het kiesrecht is uitgesloten en dat hij het kiesrecht uitsluitend in Nederland zal uitoefenen.

  • 3 Verzoeken die worden ingediend na de dag van de kandidaatstelling blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten beschouwing.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer het formulier voor het verzoek, kosteloos, voor de kiezers verkrijgbaar is. Van het formulier maken de verklaringen, bedoeld in het tweede lid, deel uit. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

  • 5 Burgemeester en wethouders zenden aan de niet-Nederlander, die de nationaliteit van een andere lid-staat van de Europese Unie heeft, en die zich van buiten Nederland vestigt in de gemeente, een formulier toe waarmee hij registratie van zijn kiesgerechtigdheid kan verzoeken.

  • 6 Burgemeester en wethouders beslissen op het verzoek uiterlijk op de zevende dag nadat zij het verzoek hebben ontvangen en maken de beslissing onverwijld aan de verzoeker bekend.

  • 7 Indien burgemeester en wethouders van een andere lid-staat bericht hebben ontvangen dat een niet-Nederlander die onderdaan is van die lid-staat aldaar van het kiesrecht is uitgesloten, registreren zij de kiesgerechtigdheid van betrokkene niet.

  • 8 Nadat het verzoek om registratie is ingewilligd, delen burgemeester en wethouders aan de door de desbetreffende lid-staat aangewezen autoriteit mede, dat betrokkene in Nederland als kiezer is geregistreerd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze en het tijdstip waarop deze mededeling dient te geschieden.

  • 9 Ten minste zes weken voor de kandidaatstelling brengt de burgemeester de mogelijkheid van registratie voor niet-Nederlanders die onderdanen zijn van andere lid-staten ter openbare kennis.

  • 10 Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing op een beschikking als bedoeld in dit artikel.

Artikel Y 33

  • 1 De kiesgerechtigdheid van de niet-Nederlander die onderdaan is van een andere lidstaat blijft geregistreerd zolang betrokkene ingezetene is van een Nederlandse gemeente of totdat de registratie van de kiesgerechtigdheid van betrokkene is geschrapt.

  • 2 Burgemeester en wethouders schrappen de registratie van de kiesgerechtigdheid van de als kiezer geregistreerde niet-Nederlander die onderdaan is van een andere lid-staat in de gemeentelijke administratie:

    • a. op verzoek van betrokkene;

    • b. indien aan hen omstandigheden bekend worden op grond waarvan de desbetreffende persoon niet als kiezer behoort te zijn geregistreerd.

  • 3 Burgemeester en wethouders doen van een schrapping van de registratie van de kiesgerechtigdheid onverwijld mededeling aan betrokkene en aan de door de desbetreffende lid-staat aangewezen autoriteit waarvan betrokkene onderdaan is.

  • 4 Artikel D 9 is van overeenkomstige toepassing op een beschikking als bedoeld in dit artikel.

Artikel Y 33a

Burgemeester en wethouders schrappen de registratie van de kiesgerechtigdheid als bedoeld in artikel Y 32, eerste lid, indien betrokkene het Nederlanderschap verkrijgt.

Artikel Y 34

In de in artikel H 1 bedoelde openbare kennisgeving wordt tevens melding gemaakt van de mogelijkheid van kandidaatstelling niet-Nederlanders die onderdanen zijn van andere lid-staten.

Artikel Y 35

  • 1 De kandidaat die onderdaan is van een andere lid-staat en niet tevens de Nederlandse nationaliteit heeft, vermeldt op de in artikel Y 13 bedoelde verklaring tevens zijn nationaliteit en de plaats in die lid-staat waar hij het laatst als kiezer was ingeschreven.

  • 2 Bij de lijst wordt van iedere daarop voorkomende kandidaat die onderdaan is van een andere lid-staat en niet tevens de Nederlandse nationaliteit heeft een schriftelijke verklaring van de daartoe bevoegde autoriteiten uit die lid-staat overgelegd dat hij, voor zover de autoriteiten bekend is, in die lid-staat niet is uitgesloten van het recht om te worden gekozen.

  • 3 In aanvulling op artikel I 2, eerste lid, wordt het ontbreken van de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens als verzuim aangemerkt.

Artikel Y 35a

Het centraal stembureau schrapt van de lijst de kandidaat van wie de verklaring, bedoeld in artikel Y 35, tweede lid, niet is overgelegd.

Artikel Y 36

Het centraal stembureau stelt door tussenkomst van Onze Minister van Buitenlandse Zaken de andere lid-staten in kennis van de namen van hun onderdanen, die niet tevens de Nederlandse nationaliteit hebben en die op de geldige kandidatenlijsten voorkomen.

Artikel Y 38

Een Nederlander die werkelijke woonplaats heeft in een andere lid-staat, kan ten behoeve van de kandidaatstelling in die lid-staat Onze Minister van Justitie verzoeken hem een verklaring te verstrekken, inhoudende dat hij in Nederland niet is uitgesloten van het recht om gekozen te worden.

§ 5. Slotbepaling

Artikel Y 39

Bij ministeriële regeling kunnen krachtens de afdelingen II en IV vastgestelde modellen die ingevolge bepalingen van deze afdeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement, voor deze verkiezing nader worden vastgesteld.

Afdeling VI. Straf-, slot- en overgangsbepalingen

Hoofdstuk Z. Straf-, slot- en overgangsbepalingen

§ 1. Strafbepalingen

Artikel Z 1

Degene die stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel Z 2

Degene die opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel Z 3

Degene die stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel Z 4

  • 1 Degene die bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

  • 2 Degene die bij een verkiezing door gift of belofte een kiezer omkoopt dan wel anderszins daartoe dwingt om een verklaring als bedoeld in artikel H 4, eerste lid, af te leggen ter ondersteuning van een lijst, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

  • 3 Met dezelfde straf wordt gestraft de kiezer die zich door gift of belofte tot het bij volmacht stemmen of het afleggen van een ondersteuningsverklaring laat omkopen.

Artikel Z 5

Artikel Z 6

Degene die bij een verkiezing als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel Z 7

Degene die bij een verkiezing een ander heeft gemachtigd voor hem te stemmen en niettemin in persoon aan de stemming deelneemt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel Z 8

Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde categorie.

Artikel Z 8a

De onderdaan van een lid-staat van de Europese Gemeenschappen die zowel in Nederland als in een andere lid-staat aan een stemming voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement deelneemt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel Z 9

De werkgever die de hem bij artikel J 10 opgelegde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie.

Artikel Z 10

De voorzitter, de leden en de opgeroepen plaatsvervangende leden van het stembureau die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in vervanging is voorzien, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Artikel Z 11

De in de artikelen Z 1 tot en met Z 4 bedoelde strafbare feiten worden als misdrijven beschouwd en de in de artikelen Z 6 tot en met Z 10 bedoelde strafbare feiten als overtredingen.

§ 2. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel Z 12

  • 1 Wanneer bij of krachtens deze wet voorgeschreven verrichtingen op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zouden vallen, treedt de eerstvolgende dag, geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijnde, daarvoor in de plaats. Deze bepaling is mede van toepassing op het tegelijk aftreden van de leden van vertegenwoordigende organen.

  • 2 Voor zover de bepaling van de tijd voor die verrichtingen aan het openbaar gezag is opgedragen, worden daarvoor geen zaterdagen, zondagen of algemeen erkende feestdagen aangewezen.

  • 3 Onder algemeen erkende feestdagen worden verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet (Stb. 1964, 314) als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmee gelijkgestelde dagen.

Artikel Z 20

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2 Voor de bekendmaking van deze wet stelt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de nummering van de artikelen, paragrafen en hoofdstukken van deze wet opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen, paragrafen en hoofdstukken met de nieuwe nummering in overeenstemming.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 28 september 1989

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Uitgegeven de negentiende oktober 1989

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Tabel bedoeld in artikel E 1, eerste lid, van de Kieswet

Nummer van de kieskring

Gebied waarover de kieskring zich uitstrekt

Gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd

1.

De provincie Groningen

Groningen

2.

De provincie Fryslân

Leeuwarden

3.

De provincie Drenthe

Assen

4.

De provincie Overijssel

Zwolle

5.

De provincie Flevoland

Lelystad

6.

De gemeenten Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Groesbeek, Heumen, Kesteren, Maasdriel, Millingen aan de Rijn, Neerijnen, Nijmegen, Tiel, Ubbergen, Lingewaal, West Maas en Waal, Wijchen, Zaltbommel.

Nijmegen

7.

De gemeenten van de provincie Gelderland die niet tot kieskring 6 behoren.

Arnhem

8.

De provincie Utrecht

Utrecht

9.

De gemeente Amsterdam

Amsterdam

10.

De gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Bennebroek, Beverwijk, Blaricum, Bloemendaal, Bussum, Diemen, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnewoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Ouder-Amstel, Uithoorn, Velsen, Weesp, Wijdemeren, Zandvoort.

Haarlem

11.

De gemeenten van de provincie Noord-Holland die niet tot de kieskringen 9 of 10 behoren.

Den Helder

12.

De gemeente 's-Gravenhage

's-Gravenhage

13.

De gemeente Rotterdam

Rotterdam

14.

De gemeenten Alblasserdam, Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Binnenmaas, Brielle, Cromstrijen, Delft, Dirksland, Dordrecht, Giessenlanden, Goedereede, Gorinchem, Graafstroom, 's-Gravendeel, Hardinxveld-Giessendam, Hellevoetsluis, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld, Maassluis, Middelharnis, Midden-Delfland, Nieuw-Lekkerland, Oostflakkee, Oud-Beijerland, Papendrecht, Ridderkerk, Rozenburg, Rijswijk, Schiedam, Sliedrecht, Spijkenisse, Strijen, Vlaardingen, Westland, Westvoorne, Zederik, Zwijndrecht.

Dordrecht

15.

De gemeenten van de provincie Zuid-Holland die niet tot de kieskringen 12, 13 of 14 behoren.

Leiden

16.

De provincie Zeeland

Middelburg

17.

De gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Dongen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Goirle, Halderberge, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Made, Moerdijk, Oisterwijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Tilburg, Waalwijk, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem, Zundert.

Tilburg

18.

De gemeenten van de provincie Noord-Brabant die niet tot kieskring 17 behoren.

's-Hertogenbosch

19.

De provincie Limburg.

Maastricht