Bijlage III. Meting
[Regeling vervallen per 01-01-2013]
Voor de vaststelling van de hoeveelheden sulfaat en chloride dient te worden uitgegaan
van de volgende wijze van meting:
-
1. Het nemen van monsters en het meten van het lozingsdebiet geschieden normaliter op
het punt waar het sulfaat onderscheidenlijk chloride bevattende afvalwater het terrein
van het betrokken bedrijf verlaat. Het nemen van monsters en het meten van het lozingsdebiet
mogen geschieden op een punt dat ligt vóór het punt waar de grenswaarden gelden, indien
al het van het bedrijf afkomstige water dat met de betrokken stof verontreinigd kan
zijn bij die metingen in aanmerking wordt genomen en indien uit regelmatige controlemetingen
blijkt dat de metingen een goed beeld geven van de hoeveelheden die worden geloosd
op het punt waar de grenswaarden gelden of altijd een hogere uitkomst geven.
-
2. Voor de meting van de geloosde hoeveelheid afvalwater (in m3/dag) wordt een methode gehanteerd, waarvan de onnauwkeurigheid in de debietmeting
kleiner is dan 10%. Dit kan door ijking worden vastgesteld.
-
3. De bemonstering van het afvalwater wordt zodanig uitgevoerd dat een monster wordt
verkregen dat representatief is voor de totale hoeveelheid geloosd afvalwater gedurende
24 uur.
-
4. De frequentie van bemeting en bemonstering is zodanig dat een representatief beeld
wordt verkregen van de totale hoeveelheid sulfaat onderscheidenlijk chloride en -
ingeval bij de afvalstoffenbehandeling kalk wordt gebruikt om de hoeveelheid zware
metalen te verminderen - calcium die wordt geloosd gedurende een maand.
-
5. Het monster wordt in behandeling genomen zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende
bestanddelen zijn verwijderd.
-
6. De methode voor het meten van sulfaat, chloride en calcium moet worden vastgelegd
in de lozingsvergunning, rekening houdend met de specifieke aard en samenstelling
van het monster.
-
7. Als referentiemethode voor sulfaat en chloride gelden de gravimetrische bepalingsmethode
volgens NEN 3104-1 respectievelijk de titrimetrische bepalingsmethode volgens NEN
6470. De bepalingsdrempel ligt voor elke stof afzonderlijk bij 10 mg/l respectievelijk
1 mg/l. De methode voor het meten van calcium is atomaire absorptiespectrometrie,
NEN 6446, na destructie van het monster volgens NEN 6465. De bepalingsdrempel ligt
voor calcium bij 0,1 mg/l. Hierbij wordt onder de bepalingsdrempel verstaan de kleinste
met een gegeven werkwijze in een monster kwantitatief bepaalbare hoeveelheid die nog
van nul kan worden onderscheiden. De analyse wordt zodanig uitgevoerd dat wordt voldaan
aan de volgende eisen ten aanzien van de precisie en de systematische afwijking:
-
a. de precisie: tweemaal de waarde van de standaardafwijking van een serie meetuitkomsten
is kleiner dan, of gelijk aan 50% bij een concentratie van tweemaal de bepalingsdrempel;
-
b. de systematische afwijking: het verschil tussen de werkelijke waarde en de waarde
van het rekenkundig gemiddelde van een serie meetuitkomsten is kleiner dan, of gelijk
aan 50% bij een concentratie van tweemaal de bepalingsdrempel.
Voor de vaststelling van de precisie en de systematische afwijking van de toegepaste
meetmethode wordt gebruik gemaakt van een oplossing waarin sulfaat onderscheidenlijk
chloride voorkomt in nauwkeurig bekende concentraties die ten hoogste 10% mogen afwijken
van tweemaal de bepalingsdrempel. Deze oplossing dient qua matrix zoveel mogelijk
overeen te komen met het te onderzoeken monster. De serie meetuitkomsten als bedoeld
onder a. en b. bestaat uit ten minste 10 enkelvoudige meetuitkomsten. Deze meetuitkomsten worden
verkregen uit metingen, verricht nadat steeds de gehele analytische opwerking is doorlopen
(volgens een gelijke procedure, door dezelfde waarnemer, met dezelfde middelen en
dezelfde hulpstoffen) en onder zoveel mogelijk gelijke omstandigheden als bij de behandeling
van het monster.
Met behulp van de verkregen meetgegevens kan door middel van onderstaande formules
worden bepaald of de lozingen onder de in de bijlagen I en II voorgeschreven grenswaarden blijven. De formules leveren hiervoor de toetswaarde
(kg/ton).
De hoeveelheid sulfaat in de afvalstoffen per geproduceerde hoeveelheid titaandioxide
wordt als volgt berekend:
De in deze formules gebruikte symbolen hebben de volgende betekenis:
i = een meetdag van de betreffende maand
n = aantal dagen in de betreffende maand
j = een sulfaat bevattende effluentstroom gemeten op de grens van het bedrijfsterrein
k = totaal aantal sulfaat bevattende effluentstromen gemeten op de grens van het bedrijfsterrein
Csij = concentratie aan totaal sulfaat over een periode van 24 uur in een debiet proportioneel
monster op de dag i van de betreffende maand in stroom j, gemeten op de grens van
het bedrijfsterrein (kg/m3)
Ccij = concentratie aan calcium over een periode van 24 uur in een debiet proportioneel
monster op de dag i van de betreffende maand in stroom j, gemeten op de grens van
het bedrijfsterrein (kg/m3)
Aij = volume effluent op de dag i van de betreffende maand in stroom j, gemeten op
de grens van het bedrijfsterrein (m3)
K = totale gewichtshoeveelheid titaandioxide die geproduceerd is per jaar gedeeld
door het aantal dagen in dat jaar (1000 kg)
De hoeveelheid chloride in de afvalstoffen per geproduceerde hoeveelheid titaandioxide
wordt als volgt berekend:
De in deze formules gebruikte symbolen hebben de volgende betekenis:
i = een meetdag van de betreffende maand
n = aantal dagen in de betreffende maand
j = een chloride bevattende effluentstroom gemeten op de grens van het bedrijfsterrein
k = totaal aantal chloride bevattende effluentstromen gemeten op de grens van het
bedrijfsterrein
Cclij = concentratie aan totaal chloride over een periode van 24 uur in een debiet
proportioneel monster op de dag i van de betreffende maand in stroom j gemeten op
de grens van het bedrijfsterrein (kg/m3)
Ccij = concentratie aan calcium over een periode van 24 uur in een debiet proportioneel
monster op de dag i van de betreffende maand in stroom j gemeten op de grens van het
bedrijfsterrein (kg/m3)
Aij = volume effluent op de dag i van de betreffende maand in stroom j gemeten op
de grens van het bedrijfsterrein(m3)
K = totale gewichtshoeveelheid titaandioxide die geproduceerd is per jaar gedeeld
door het aantal dagen in dat jaar ( 1000 kg).