Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990

[Regeling vervallen per 01-07-2014.]
Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-06-2004 en zichtdatum 15-06-2004.
Geldend van 01-01-2002 t/m 30-06-2004

Wet van 21 maart 1990, houdende regelen met betrekking tot de uitoefening van de diergeneeskunde

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is nieuwe regelen te stellen met betrekking tot de uitoefening van de diergeneeskunde, en tevens voorzieningen te treffen inzake de tuchtrechtspraak voor personen die de diergeneeskunde, al dan niet in volle omvang, uitoefenen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij;

    Onze Ministers: Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Justitie gezamenlijk;

    dierenarts: degene die krachtens de Wet op het wetenschappelijk onderwijs (Stb. 1985, 562) de hoedanigheid van dierenarts heeft verkregen;

    para-veterinair: degene die krachtens artikel 4 is toegelaten tot de uitoefening van de diergeneeskunde in beperkte omvang;

    dierverloskundige: degene die ingevolge artikel 5 is toegelaten tot de daarbedoelde handelingen;

    kastreur: degene die ingevolge artikel 6 is toegelaten tot de daarbedoelde handelingen;

    onvruchtbaar maken: het tijdelijk of blijvend opheffen van het vermogen van een mannelijk of vrouwelijk dier tot voortplanting;

    operatie: instrumentele ingreep bij dieren, gepaard gaande met verbreking van de natuurlijke samenhang van levende weefsels, het afnemen van bloed daaronder begrepen;

    diergeneesmiddel en biologisch diagnosticum: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Diergeneesmiddelenwet;

    houder van dieren: eigenaar, houder of hoeder van dieren;

    uitoefening van de diergeneeskunde: het als beroep verrichten van een of meer der navolgende handelingen:

    • a. het onderzoeken van een dier, het voorschrijven of toepassen van een behandeling, operatie daaronder begrepen, bij een dier, één en ander voor zover zulks strekt ter voorkoming of genezing van een infectieziekte of een parasitaire ziekte bij dat dier dan wel ter genezing, leniging, onderkenning of opheffing van een aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, in- of uitwendig letsel, pijn of gebrek bij dat dier;

    • b. het toepassen bij een dier van algemene of plaatselijke verdoving, bedwelming in slachterijen of slachthuizen daaronder niet begrepen;

    • c. het verlenen van hulp met betrekking tot de geboorte of verwijdering van een vrucht van een dier, waaronder begrepen het verrichten van daarmede verband houdende operaties;

    • d. het onvruchtbaar maken van een dier;

    • e. het verrichten op een gezond dier van andere operaties dan die welke behoren tot de onder c en d genoemde handelingen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat voor toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen met uitoefening van de diergeneeskunde wordt gelijkgesteld het als beroep verrichten van bij of krachtens die maatregel aangewezen handelingen met betrekking tot het transplanteren van eicellen of embryo’s van dieren.

  • 3 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt het verrichten van dierproeven of proeven in de zin van de Wet op de dierproeven (Stb. 1977, 67) niet als "uitoefening van de diergeneeskunde" aangemerkt, tenzij deze handelingen plaatsvinden op verzoek van de houder van het desbetreffende dier met het oog op dat dier zelf.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen in die maatregel aangewezen handelingen, verricht bij daarbij aangewezen dieren of door daarbij aangewezen categorieën van personen, niet als "uitoefening van de diergeneeskunde" worden aangemerkt.

Hoofdstuk II. Uitoefening van de diergeneeskunde

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Tot de uitoefening van de diergeneeskunde zijn, onverminderd het bepaalde in de artikelen 3, 4, 5 en 6, slechts dierenartsen toegelaten.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Onze Minister kan personen of groepen van personen, die buiten Nederland de bevoegdheid tot uitoefening van de diergeneeskunde in haar volle omvang hebben verkregen, tot de uitoefening van de diergeneeskunde toelaten.

  • 2 Aan de toelating kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kan onder beperkingen worden verleend.

  • 3 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn de krachtens het eerste lid toegelaten personen met dierenartsen gelijkgesteld.

  • 4 Alvorens een beslissing op grond van het eerste lid wordt genomen, wordt de faculteit der diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit te Utrecht gehoord, tenzij de toelating voortvloeit uit verplichtingen opgelegd op grond van internationale overeenkomsten.

  • 5 Degenen die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunst (Stb. 1954, 572) zijn toegelaten tot de uitoefening van de diergeneeskunde, worden geacht onder dezelfde voorwaarden te zijn toegelaten krachtens het eerste lid van dit artikel.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent de toelating van anderen dan dierenartsen tot de uitoefening van de diergeneeskunde in beperkte omvang.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde regelen bevatten in elk geval een omschrijving van de aard van de werkzaamheden waartoe een toelating zich kan uitstrekken. Zij kunnen voorts onder meer betrekking hebben op:

    • a. een voor een toelating af te leggen examen, de voorwaarden voor het afleggen van dat examen en een voor het afleggen van dat examen te volgen opleiding;

    • b. de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgeoefend, waarbij kan worden bepaald dat deze slechts onder leiding, op aanwijzing of onder controle van een dierenarts mogen geschieden;

    • c. een nadere omschrijving van de verhouding van degene die is toegelaten, tot die dierenarts;

    • d. de geldigheidsduur van een toelating;

    • e. de gevallen waarin een toelating kan worden ingetrokken;

    • f. het verbinden van voorschriften en beperkingen aan een toelating.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Degenen die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel in het bezit zijn van een geldige, hun ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning tot uitoefening van de verloskunde, zijn toegelaten tot het als beroep verlenen van hulp met betrekking tot de geboorte of verwijdering van een vrucht van dieren van in die vergunning genoemde soorten, voor zover deze hulp bestaat uit:

  • a. het zonder operatie of verdoving van het moederdier mogelijk maken van de geboorte van de vrucht, dan wel het verkleinen van de vrucht en het verwijderen ervan in gedeelten zonder operatie of verdoving, niet zijnde epiduraal anesthesie, van het moederdier;

  • b. het door hem die de onder a bedoelde hulp verleent, op het moederdier vóór of onmiddellijk na de geboorte of verwijdering van de vrucht toepassen van door Onze Minister aangewezen handelingen welke direct met die geboorte of verwijdering verband houden.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Degenen die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel in het bezit zijn van een geldige, hun ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning tot het kastreren, zijn toegelaten tot het als beroep verrichten van een of meer der navolgende handelingen:

    • a. het onvruchtbaar maken van mannelijke biggen en ramlammeren en, voor zover de in de aanhef genoemde vergunning zich hiertoe uitstrekt, van andere mannelijke varkens en mannelijke schapen en hengsten, stieren, bokken, reuen en katers, een en ander mits de primaire geslachtsklieren bij deze dieren op de normale plaats aanwezig zijn en geen afwijkingen vertonen;

    • b. het langs de weg van een operatie behandelen van scrotaalbreuken bij varkens, voor zover deze ingreep tegelijkertijd met het onvruchtbaar maken plaatsvindt;

    • c. het toepassen van plaatselijke verdoving bij de onder a en b genoemde ingrepen;

    • d. het behandelen met wondpoeders van wonden welke een direct gevolg zijn van de onder a en b genoemde ingrepen.

  • 2 Onze Minister kan regelen stellen omtrent de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde personen de aldaar onder a en b genoemde ingrepen mogen verrichten alsmede omtrent de diergeneesmiddelen die zij daarbij mogen toepassen en de wijze waarop zij deze mogen toepassen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Het onvruchtbaar maken van dieren, het verrichten van operaties bij dieren en het toepassen bij dieren van diergeneesmiddelen aangewezen krachtens artikel 29 van de Diergeneesmiddelenwet is, voor zover een en ander niet als beroep geschiedt, aan anderen dan dierenartsen verboden.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:

    • a. voor zover een handeling, als daar bedoeld, wordt verricht in het kader van onderzoekingen in daarvoor door Onze Minister aangewezen diergeneeskundige instellingen en instellingen van wetenschap of onderzoek;

    • b. voor zover een handeling, als daar bedoeld, wordt verricht door hen, die ingevolge de artikelen 4, 5 en 6 diezelfde handeling als beroep mogen verrichten;

    • c. voor het onvruchtbaar maken van mannelijke biggen door de houders van die dieren voor zover en voor zolang zulks door Onze Minister is toegestaan en met inachtneming van de daarbij gestelde regelen;

    • d. voor het toepassen bij dieren van de in het eerste lid bedoelde diergeneesmiddelen, met uitzondering van die welke krachtens artikel 30, vierde lid, van de Diergeneesmiddelenwet zijn aangewezen, door de houder van dieren, voor zover en voor zolang de dierenarts die de dieren behandelt, dit noodzakelijk acht.

  • 3 Onze Minister kan geheel of gedeeltelijk van het in het eerste lid gestelde verbod vrijstelling of ontheffing verlenen. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Het is aan anderen dan dierenartsen verboden in het openbaar aan te kondigen, dat zij de diergeneeskunde uitoefenen, of de titel te voeren van dierenarts dan wel een andere titel, aanduiding of vermelding te bezigen die bij het publiek redelijkerwijs de indruk kan vestigen dat zij de hoedanigheid van dierenarts bezitten.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is het degenen die ingevolge de artikelen 4, 5 of 6 zijn toegelaten, toegestaan in het openbaar aan te kondigen dat zij de werkzaamheden uitoefenen waarvoor zij zijn toegelaten.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Alvorens werkzaam te zijn op het gebied van de uitoefening van de diergeneeskunde is een dierenarts, behoudens het bepaalde in het zesde lid, gehouden zich aan te melden bij een door Onze Minister aangewezen ambtenaar.

  • 2 Dierenartsen, dierverloskundigen en kastreurs die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel reeds werkzaam zijn op het gebied van de uitoefening van de diergeneeskunde, zijn gehouden zich onverwijld aan te melden bij de in het eerste lid bedoelde ambtenaar.

  • 3 Onze Minister stelt regelen omtrent de wijze waarop de aanmelding dient te geschieden en omtrent de gegevens die met betrekking tot de aanmelding moeten worden verstrekt. Van de aanmelding wordt een bewijs afgegeven.

  • 4 Indien na de aanmelding, bedoeld in het eerste en tweede lid, de daarbij verstrekte gegevens zijn gewijzigd, is de dierenarts, dierverloskundige of kastreur gehouden deze wijzigingen onverwijld op de door Onze Minister bepaalde wijze ter kennis te brengen van de in het eerste lid bedoelde ambtenaar.

  • 5 De dierenarts, dierverloskundige of kastreur is gehouden, om wanneer hij ophoudt werkzaam te zijn op het gebied van de uitoefening van de diergeneeskunde, van dat feit onverwijld schriftelijk kennis te geven aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaar.

  • 6 Onze Minister kan van het bepaalde in het eerste lid vrijstelling verlenen. Aan een vrijstelling kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Onze Minister draagt zorg dat dierenartsen, dierverloskundigen en kastreurs die werkzaam zijn op het gebied van de uitoefening van de diergeneeskunde, worden ingeschreven in een register van praktizerende dierenartsen, onderscheidenlijk een register van dierverloskundigen en kastreurs.

  • 2 Inschrijving vindt echter niet plaats zolang de betrokkene krachtens een onherroepelijk geworden rechterlijke of tuchtrechtelijke beslissing de bevoegdheid tot de uitoefening van de diergeneeskunde mist.

  • 3 Een inschrijving wordt doorgehaald, indien de betrokkene in de in het tweede lid genoemde omstandigheid is komen te verkeren dan wel anderszins is opgehouden werkzaam te zijn op het gebied van de uitoefening van de diergeneeskunde.

  • 4 In het register worden ten minste de naam van de dierenarts, dierverloskundige of kastreur en het adres of de adressen waar deze de praktijk uitoefent, vermeld alsmede de aard van de praktijk.

  • 5 Onze Minister stelt regelen omtrent:

    • a. de inrichting van het register;

    • b. de wijze waarop kennis kan worden genomen van de in het register opgenomen gegevens.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent de erkenning van specialismen in de uitoefening van de diergeneeskunde, omtrent de aan de erkenning als specialist te verbinden titels en omtrent de aanwijzing van en het stellen van eisen aan organisaties of instellingen die zich met de regeling van en de opleiding tot specialismen in de uitoefening van de diergeneeskunde hebben belast.

  • 2 Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid

    wordt in elk geval bepaald dat:

    • a. de organisatie of instelling naar het oordeel van Onze Minister representatief moet zijn voor de beoefenaren van het beroep;

    • b. de door de organisatie of instelling vastgestelde reglementen die het specialisme regelen de goedkeuring van Onze Minister behoeven;

    • c. de specialisten-opleiding moet voldoen aan door Onze Minister te stellen regelen;

    • d. de erkenning als specialist en het verwerven van de daaraan verbonden titel te voeren niet afhankelijk mag zijn van het lidmaatschap van de organisatie of instelling;

    • e. dat de erkenning als specialist kan worden ingetrokken, indien de betrokkene gedurende een bepaalde tijd het specialisme niet daadwerkelijk heeft beoefend.

  • 3 Het is aan anderen dan degenen die als specialist zijn erkend, verboden in het openbaar aan te kondigen dat zij als specialist werkzaam zijn of de daaraan verbonden titel te voeren, dan wel enige andere aanduiding of vermelding te bezigen die bij het publiek redelijkerwijs de indruk kan vestigen dat zij als specialist zijn erkend.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent:

  • a. de beschikking over en de inrichting van praktijkruimten, de inrichting van klinieken en ziekenhuizen voor dieren, alsmede omtrent de technische uitrusting en apparatuur;

  • b. verplichte deelneming aan bij- of nascholing.

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld omtrent het brengen in Nederland, gebruiken, voorhanden hebben, in voorraad hebben, verkopen, te koop aanbieden, kopen en afleveren van bij die maatregel aangewezen elektromedische apparaten die bij de uitoefening van de diergeneeskunde worden gebruikt.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de artikelen 4 en 11, wordt gelijktijdig in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt en aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.

  • 2 Gedurende 30 dagen vanaf de dag waarop de bekendmaking is geschied, kan een ieder wensen en bezwaren met betrekking tot het ontwerp ter kennis brengen van Onze Minister.

  • 3 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid treedt niet eerder in werking dan een maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst.

Hoofdstuk III. Tuchtrechtspraak

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Titel 1. Tuchtvergrijpen en maatregelen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Op een dierenarts kunnen een of meer van de maatregelen, bedoeld in artikel 16, worden toegepast, indien:

  • a. hij door enig handelen of nalaten te kort schiet in de zorg die hij in zijn hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van een of meer dieren met betrekking tot welke zijn hulp is ingeroepen, wordt verleend of in geval van nood behoort te worden verleend;

  • b. hij op andere wijze in zodanige mate te kort schiet in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde mag worden verwacht, dat daardoor voor de gezondheidszorg voor dieren ernstige schade kan ontstaan.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Op een para-veterinair, een dierverloskundige of een kastreur kunnen een of meer van de maatregelen, bedoeld in artikel 16, worden toegepast, indien:

  • a. hij door enig handelen of nalaten te kort schiet in de zorg die hij in zijn hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van een of meer dieren met betrekking tot welke zijn hulp is ingeroepen, wordt verleend of in geval van nood behoort te worden verleend;

  • b. hij op andere wijze in zodanige mate te kort schiet in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde in beperkte omvang mag worden verwacht, dat daardoor voor de gezondheidszorg voor dieren ernstige schade kan ontstaan.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De maatregelen die op grond van de artikelen 14 en 15 kunnen worden opgelegd, zijn:

    • a. waarschuwing;

    • b. berisping;

    • c. geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van strafrecht;

    • d. gehele of gedeeltelijke schorsing voor ten hoogste een jaar van een dierenarts, para-veterinair, dierverloskundige of kastreur in de hem bij of krachtens deze wet verleende bevoegdheid tot uitoefening van de diergeneeskunde;

    • e. gehele of gedeeltelijke ontzegging aan een dierenarts, para-veterinair, dierverloskundige of kastreur van de hem bij of krachtens deze wet verleende bevoegdheid tot uitoefening van de diergeneeskunde.

  • 2 De in het eerste lid, onder c, vermelde maatregel kan gelijktijdig worden opgelegd met een der maatregelen, vermeld onder d en e.

  • 3 Bij oplegging van de maatregelen, vermeld in het eerste lid, onder a-d, kan tevens worden bevolen dat de beslissing in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan in de beslissing aangewezen tijdschriften of nieuwsbladen ter bekendmaking zal worden aangeboden, al dan niet met weglating van de namen of de woonplaatsen van de daarin genoemde personen, alsmede van andere gegevens welke omtrent die personen aanwijzingen bevatten.

  • 4 Een beslissing waarbij de maatregel, vermeld in het eerste lid, onder e, is opgelegd, wordt steeds bekendgemaakt op de in het derde lid omschreven wijze.

  • 5 De geldboete komt ten bate van de Staat. In de beslissing kunnen twee of meer termijnen worden vastgesteld waarin zij moet worden voldaan. Degene aan wie een boete is opgelegd, wordt door een door Onze Minister aan te wijzen ambtenaar bij gedagtekende brief uitgenodigd de verschuldigde geldboete binnen de gestelde termijn dan wel met inachtneming van de gestelde termijnen te betalen, onder kennisgeving dat de schuldenaar anders door de middelen bij de wet bepaald tot betaling zal worden gedwongen.

  • 6 Indien de schuldenaar niet binnen de gestelde termijn betaalt, maant de ambtenaar hem schriftelijk aan om alsnog binnen tien dagen na de dagtekening van de aanmaning te betalen.

  • 7 Indien de schuldenaar na de aanmaning in gebreke blijft, kan de invordering van de verschuldigde geldboete en de aanmaningskosten geschieden bij een door de ambtenaar uit te vaardigen dwangbevel.

  • 10 De ontvanger kan zolang hij met de zorg voor de invordering is belast onder door hem te stellen voorwaarden aan een schuldenaar voor een bepaalde tijd schriftelijk uitstel van betaling verlenen. Gedurende het uitstel wordt de dwanginvordering geschorst. Het uitstel kan tussentijds schriftelijk worden beëindigd.

  • 11 Met betrekking tot het verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel is artikel 17 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in dat artikel voor "de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd" telkens moet worden gelezen: de met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel belaste ontvanger.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Bij de oplegging van de maatregelen, vermeld in artikel 16, eerste lid, onder c en d, kan worden bevolen dat daaraan geheel of voor een bepaald gedeelte geen uitvoering zal worden gegeven, tenzij bij latere beslissing anders mocht worden gelast op grond dat de betrokkene voor het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd van ten hoogste drie jaren zich heeft schuldig gemaakt aan een gedraging, bedoeld in artikel 14, onderscheidenlijk in artikel 15, dan wel gedurende die proeftijd een bijzondere voorwaarde, welke in de beslissing mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd.

  • 2 Bij de beslissing bedoeld in het eerste lid kan als bijzondere voorwaarde worden gesteld dat de betrokken dierenarts, para-veterinair, dierverloskundige of kastreur de door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of tot een bij de beslissing te bepalen gedeelte binnen een daarbij te stellen termijn, korter dan de proeftijd, vergoedt.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 In bijzondere gevallen kunnen Wij, het veterinaire tuchtcollege gehoord, de dierenarts, para-veterinair, dierverloskundige of kastreur, aan wie de hem bij of krachtens deze wet verleende bevoegdheid tot uitoefening van de diergeneeskunde geheel of gedeeltelijk is ontzegd, op zijn verzoek in die bevoegdheid herstellen.

  • 2 Herstel kan onder beperkingen worden verleend.

Titel 2. Met tuchtrechtspraak belaste organen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Afdeling 1. Veterinair tuchtcollege

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Er is een veterinair tuchtcollege dat is gevestigd te 's-Gravenhage.

  • 2 Het veterinair tuchtcollege is belast met de behandeling in eerste aanleg van zaken, de artikelen 14 en 15 betreffende.

  • 3 Het veterinair tuchtcollege bestaat uit de volgende leden:

    • a. een rechtsgeleerde die voorzitter is;

    • b. vier dierenartsen en een door Onze Ministers te bepalen aantal para-veterinairen, dierverloskundigen en kastreurs.

  • 4 De in het derde lid bedoelde dierenartsen, para-veterinairen, dierverloskundigen en kastreurs dienen werkzaam te zijn op het gebied van de uitoefening van de diergeneeskunde.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De voorzitter en de overige leden, alsmede voor elk hunner een of meer plaatsvervangers, worden voor de tijd van zes jaren door Onze Ministers benoemd. Zij zijn bij hun aftreden weder benoembaar. Op eigen verzoek kunnen zij door Onze Ministers worden ontslagen. De benoemingstermijn van hem die wordt benoemd ter vervulling van een tussentijdse vacature, eindigt bij het verstrijken van de benoemingstermijn van degene in wiens plaats hij is getreden.

  • 2 Voor de in het eerste lid bedoelde plaatsvervangers gelden dezelfde vereisten van benoembaarheid als voor de leden die zij vervangen.

  • 3 Het veterinair tuchtcollege heeft een secretaris en zo nodig een plaatsvervangend secretaris die rechtsgeleerden zijn. Zij worden door Onze Ministers benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4 Onze Ministers verlenen aan de leden en hun plaatsvervangers ontslag met ingang van de maand, volgend op die, waarin de betrokkenen de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt. Zij verlenen aan de leden en hun plaatsvervangers eveneens ontslag bij verlies van een vereiste voor hun benoembaarheid.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Tussen de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten, geregistreerde partners” [tekstcorrectie :“partners”” moet zijn “partners,”] bloed- en aanverwanten tot de derde graad ingesloten, een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen van de diergeneeskunde of de verhouding van werkgever tot werknemer.

  • 2 Indien het huwelijk of het geregistreerd partnerschap eerst mocht worden aangegaan na de benoeming, zal de jongstbenoemde der echtgenoten of geregistreerde partners zijn ambt niet kunnen behouden.

  • 3 Indien de aanverwantschap eerst mocht zijn ontstaan na de benoeming, zal degene, die haar veroorzaakte, zijn ambt niet kunnen behouden, behoudens door Onze Ministers te verlenen vergunning.

  • 4 De aanverwantschap houdt op door de ontbinding van het huwelijk dat haar veroorzaakte.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Het in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, 46m, 46oen 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor de leden van de rechterlijke macht bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden van het veterinair tuchtcollege en hun plaatsvervangers.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De voorzitter is bevoegd ambtshalve aan de leden en hun plaatsvervangers, die de waardigheid van hun ambt, hun ambtsbezigheden of ambtsplichten verwaarlozen of die zich schuldig maken aan overtreding van artikel 24, de nodige waarschuwing te doen, na hen in de gelegenheid te hebben gesteld om te worden gehoord.

  • 2 De voorzitter van het veterinair beroepscollege, bedoeld in artikel 26, heeft gelijke bevoegdheid ten aanzien van de voorzitter van het veterinair tuchtcollege en diens plaatsvervangers.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Zij die deel uitmaken van het veterinair tuchtcollege en hun plaatsvervangers mogen zich noch direct noch indirect over enige aangelegenheid, welke door hen behandeld wordt of waarvan zij weten of vermoeden dat deze door hen behandeld zal worden, in enig bijzonder onderhoud of gesprek inlaten met partijen of hun raadslieden of gemachtigden, noch daarover enige bijzondere inlichting of schriftelijk stuk aannemen.

  • 2 Het is hun die deel uitmaken van het veterinair tuchtcollege, en hun plaatsvervangers verboden hetgeen zij als zodang te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie gevorderd wordt. De verplichting tot geheimhouding geldt niet tegenover ambtenaren van politie of justitie, voor zover mededeling aan hen op grond van een wettelijk voorschrift is vereist.

  • 3 Zij die deel uitmaken van het veterinair tuchtcollege en hun plaatsvervangers zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent de gevoelens die in de raadkamer over aanhangige zaken zijn geuit.

  • 4 Het bepaalde in het tweede en derde lid geldt ook voor de secretaris van het veterinair tuchtcollege en zijn plaatsvervanger.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De voorzitter, de overige leden en hun plaatsvervangers, ontvangen een vacatiegeld, alsmede van reis- en verblijfkosten en van verdere verschotten, volgens door Onze Ministers te stellen regelen.

Afdeling 2. Veterinair beroepscollege

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Er is een veterinair beroepscollege dat is gevestigd te 's-Gravenhage.

  • 2 Het veterinair beroepscollege is, onverminderd het in artikel 27 bepaalde, belast met de behandeling in beroep van zaken, de artikelen 14 en 15 betreffende.

  • 3 Het veterinair beroepscollege bestaat uit de volgende leden:

    • a. drie rechtsgeleerden waarvan één voorzitter is;

    • b. twee dierenartsen en een door Onze Ministers te bepalen aantal para-veterinairen, dierverloskundigen en kastreurs.

  • 4 De in het derde lid bedoelde dierenartsen, para-veterinairen, dierverloskundigen en kastreurs dienen werkzaam te zijn op het gebied van de uitoefening van de diergeneeskunde.

  • 5 Het lidmaatschap van het veterinair beroepscollege is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het veterinair tuchtcollege. Het bepaalde in de artikelen 20-23, eerste lid, 24 en 25 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Het veterinair beroepscollege waakt tegen nodeloze vertraging van het onderzoek door het veterinair tuchtcollege.

  • 2 Het veterinair beroepscollege kan zich de stukken doen overleggen en een termijn stellen, binnen welke de beslissing moet zijn genomen.

  • 3 Indien het veterinair tuchtcollege hieraan niet voldoet, kan het veterinair beroepscollege de behandeling van de zaak aan zich trekken en in hoogste ressort beslissen.

Titel 3. Rechtsgang in eerste aanleg

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Het veterinair tuchtcollege houdt zitting in een samenstelling bestaande uit vijf leden, te weten de voorzitter, alsmede:

  • a. indien de klacht gericht is tegen een dierenarts: vier dierenartsen;

  • b. indien de klacht is gericht tegen een para-veterinair: twee para-veterinairen en twee dierenartsen;

  • c. indien de klacht gericht is tegen een dierverloskundige: twee dierverloskundigen en twee dierenartsen;

  • d. indien de klacht gericht is tegen een kastreur: twee kastreurs en twee dierenartsen.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Een zaak, artikel 14 of artikel 15 betreffende, wordt bij het veterinair tuchtcollege aanhangig gemaakt door een schriftelijke klacht van degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen, dan wel van een door Onze Minister aangewezen ambtenaar.

  • 2 Zodra een klacht is ingekomen, stelt de voorzitter een voorlopig onderzoek in. De ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, verleent daarbij desgevraagd medewerking.

  • 3 Blijkt dat de klacht is ingediend door iemand die daartoe niet ingevolge het eerste lid bevoegd is, dan verklaart het veterinair tuchtcollege de klager zonder nader onderzoek bij met reden omklede beslissing schriftelijk niet ontvankelijk. Blijkt dat de klacht kennelijk ongegrond is in die zin, dat de feiten waarop zij berust niet tot toepassing van artikel 14 of artikel 15 kunnen leiden, dan kan het veterinair tuchtcollege zonder verder onderzoek de klacht bij met reden omklede beslissing schriftelijk afwijzen.

  • 4 Intrekken van de klacht, nadat deze is ingekomen, of staking van de werkzaamheden door de persoon over wie geklaagd is, heeft op de verdere behandeling geen invloed, wanneer naar het oordeel van de in het eerste lid bedoelde ambtenaar het algemeen belang vordert, dat de behandeling wordt voortgezet of wanneer de persoon over wie geklaagd is, schriftelijk heeft verklaard voortzetting van de behandeling van de klacht te verlangen.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Zij die deel uitmaken van het veterinair tuchtcollege kunnen zich verschonen en kunnen worden gewraakt, indien te hunnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

  • 2 Over wraking of verschoning wordt ten spoedigste beslist door hen die deel uitmaken van het veterinair tuchtcollege, met uitzondering van degene die wordt gewraakt of die verlangt zich te verschonen. Bij staking van stemmen wordt de wraking onderscheidenlijk de verschoning toegewezen.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De behandeling van een zaak, artikel 14 of artikel 15 betreffende, door het veterinair tuchtcollege geschiedt in een openbare zitting, tenzij het veterinair tuchtcollege om gewichtige redenen beveelt, dat de behandeling van de zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren zal plaatsvinden. Het bevel daartoe houdt de overwegingen in waarop het steunt.

  • 2 De beslissing in een door het veterinair tuchtcollege behandelde zaak wordt in het openbaar uitgesproken.

  • 3 Tijd en plaats van een openbare zitting of van een openbare uitspraak worden ten minste veertien dagen en ten hoogste een maand tevoren in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Behoudens in de gevallen, bedoeld in artikel 29, derde lid, neemt het veterinair tuchtcollege geen beslissing aangaande een ingediende klacht dan na verhoor, althans behoorlijke oproeping van de persoon over wie geklaagd is en van de klager.

  • 2 De persoon over wie geklaagd is kan - tenzij het veterinair tuchtcollege beveelt dat hij in persoon zal verschijnen - zich ter terechtzitting doen vertegenwoordigen door een daartoe gemachtigde. Hij kan zich door een raadsman doen bijstaan.

  • 3 Het veterinair tuchtcollege kan weigeren bepaalde personen die geen advocaat zijn, als gemachtigde of als raadsman toe te laten. Bij zodanige weigering houdt het veterinair tuchtcollege de zaak tot een volgende zitting aan.

  • 4 De persoon over wie geklaagd is en zijn raadsman worden in de gelegenheid gesteld ten minste 14 dagen vóór de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting van de processtukken kennis te nemen.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Het veterinair tuchtcollege kan, hetzij ten verzoeke van de persoon over wie geklaagd is, hetzij ten verzoeke van de klager, hetzij ambtshalve, getuigen en deskundigen oproepen en horen. De oproeping geschiedt bij aangetekende brief. Ieder die als getuige of deskundige is opgeroepen, is verplicht aan de oproeping gevolg te geven.

  • 2 Verschijnt een getuige of een deskundige op de oproeping niet, dan doet de officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op verzoek van het veterinair tuchtcollege hem dagvaarden. Hij is verplicht na dagvaarding te verschijnen.

  • 3 Verschijnt een getuige of deskundige op de dagvaarding niet, dan doet de officier van justitie, bedoeld in het vorige lid, op verzoek van het veterinair tuchtcollege hem andermaal dagvaarden, desverzocht met bevel tot medebrenging.

  • 5 De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen, de deskundigen hun diensten als zodanig te verlenen.

  • 7 De getuigen en deskundigen ontvangen desverkiezende op vertoon van hun oproeping of dagvaarding schadeloosstelling overeenkomstig het bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken (Stb. 1963, 130) bepaalde.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gesteld met betrekking tot de rechtsgang, welke waarborgen geven voor een deugdelijke berechting.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De beslissing van het veterinair tuchtcollege aangaande een ingediende klacht houdt de overweging in waarop zij steunt en wordt op schrift gesteld.

  • 2 De secretaris van het veterinair tuchtcollege zendt van de beslissing onverwijld bij aangetekende brief afschrift:

    • a. aan de persoon over wie geklaagd is;

    • b. aan de klager;

    • c. aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 29, eerste lid.

  • 3 De secretaris van het veterinair tuchtcollege verstrekt desgevraagd aan de gerechten en het openbaar ministerie inlichtingen omtrent onherroepelijke beslissingen.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Beslissingen van het veterinair tuchtcollege, genomen met een ander aantal personen of in een andere samenstelling, dan is voorgeschreven, zijn nietig.

Titel 4. Beroep

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Tegen een beslissing van het veterinair tuchtcollege aangaande een ingediende klacht kan binnen twee maanden na de dag van verzending van de in artikel 35, tweede lid, bedoelde aangetekende brief beroep worden ingesteld bij het veterinair beroepscollege:

    • a. door de persoon over wie geklaagd is, indien de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond verklaard is;

    • b. door de klager, indien zijn klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond verklaard is dan wel indien ingevolge artikel 29, derde lid, de klager niet-ontvankelijk is verklaard of zijn klacht is afgewezen;

    • c. door de ambtenaar, bedoeld in artikel 29, eerste lid.

  • 2 Het beroep wordt ingesteld bij een met redenen omkleed beroepschrift, te zamen met een gewaarmerkt afschrift van de beslissing, waartegen het beroep gericht is. Het beroep schorst de beslissing.

  • 3 Het veterinair beroepscollege kan degene die beroep heeft ingesteld niet-ontvankelijk verklaren, het beroep verwerpen of het beroep gegrond verklaren.

  • 4 Indien het veterinair beroepscollege het beroep gegrond verklaart dan wel bij de behandeling van het beroep op andere dan de in het beroepschrift aangevoerde gronden tot het oordeel komt, dat de in eerste aanleg gegeven beslissing niet kan worden gehandhaafd, vernietigt het deze beslissing en doet de zaak alsdan zelf af.

  • 5 Het veterinair beroepscollege kan het veterinair tuchtcollege uitnodigen inlichtingen te verstrekken.

  • 6 Indien alleen de persoon over wie geklaagd is, beroep heeft ingesteld, kan het veterinair beroepscollege slechts met eenparigheid van stemmen een beslissing geven die een wijziging te zijnen nadele brengt in hetgeen door het veterinair tuchtcollege was beslist.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Het veterinair beroepscollege houdt zitting in een samenstelling bestaande uit vijf leden, te weten de drie rechtsgeleerden waaronder de voorzitter, alsmede:

  • a. indien de klacht gericht is tegen een dierenarts: twee dierenartsen;

  • b. indien de klacht gericht is tegen een para-veterinair: een para-veterinair en een dierenarts;

  • c. indien de klacht gericht is tegen een dierverloskundige: een dierverloskundige en een dierenarts;

  • d. indien een klacht gericht is tegen een kastreur: een kastreur en een dierenarts.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Het bepaalde in de artikelen 30-34 en 36 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 De beslissing in beroep houdt de overweging in waarop zij steunt en wordt op schrift gesteld.

  • 2 De secretaris van het veterinair beroepscollege zendt van de beslissing onverwijld bij aangetekende brief afschrift:

    • a. aan de persoon over wie geklaagd is;

    • b. aan de klager;

    • c. aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 29, eerste lid;

    • d. aan het veterinair tuchtcollege.

  • 3 Hij verstrekt desgevraagd aan de gerechten en het openbaar ministerie inlichtingen omtrent beslissingen van het veterinair beroepscollege.

Titel 5. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld inzake:

Hoofdstuk IV. Straf- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde ambtenaren die in de uitoefening van hun taak kennis bekomen van een tuchtvergrijp als bedoeld in de artikelen 14 en 15, doen daarvan onverwijld mededeling aan de krachtens artikel 29, eerste lid, aangewezen ambtenaar.

  • 4 Van een besluit als bedoeld in dit artikel wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De in artikel 42, tweede lid, bedoelde ambtenaren hebben toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De in artikel 42, tweede lid, bedoelde ambtenaren zijn voorts te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 2 Overtreding van het bepaalde bij artikel 46 en bij of krachtens artikel 9 wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De bij artikel 47 strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

Het bepaalde in artikel 195 van het Wetboek van Strafrecht vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van een persoon, bedoeld in de artikelen 14 en 15,

  • 1°. die, hoewel hij bij onherroepelijk geworden uitspraak geheel of gedeeltelijk is geschorst in de uitoefening van de hem bij of krachtens deze wet verleende bevoegdheid tot uitoefening van de diergeneeskunde, tijdens die schorsing de diergeneeskunde of het onderdeel ervan waarop die uitspraak betrekking heeft, uitoefent;

  • 2°. die, hoewel hem bij onherroepelijk geworden uitspraak de hem bij of krachtens deze wet verleende bevoegdheid tot uitoefening van de diergeneeskunde geheel of gedeeltelijk is ontzegd, de diergeneeskunde of het onderdeel ervan waarop die uitspraak betrekking heeft, uitoefent.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De krachtens deze wet vastgestelde regelen van algemene aard worden, voor zover zij niet zijn vervat in een algemene maatregel van bestuur, bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

De Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunst (Stb. 1954, 372) wordt ingetrokken.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-07-2014]

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als: Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde, met bijvoeging van het jaartal van het Staatsblad waarin zij is geplaatst.

  • 2 Zij treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen van artikelen verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 maart 1990

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. J. M. Braks

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de tweeëntwintigste mei 1990

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin