Wet van 21 maart 1990, houdende regelen met betrekking tot de uitoefening van de diergeneeskunde
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is nieuwe regelen te stellen
met betrekking tot de uitoefening van de diergeneeskunde, en tevens voorzieningen
te treffen inzake de tuchtrechtspraak voor personen die de diergeneeskunde, al dan
niet in volle omvang, uitoefenen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: