Stb. 2009, 304, datum inwerkingtreding 16-07-2009, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 29-06-2009.
Werkt terug tot en met 12:00 uur.
5 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het verlenen van
uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting die
is verschuldigd door de toepassing van de artikelen 3.83, eerste lid of tweede lid,
3.133, tweede lid, onderdelen h of j, 3.136, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde
lid, of 7.2, achtste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het in de eerste volzin
bedoelde uitstel wordt verleend tot uiterlijk het begin van het tiende jaar na afloop
van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. De in de eerste
volzin bedoelde regels kunnen mede betrekking hebben op het stellen van voldoende
zekerheid. Het uitstel wordt beëindigd indien zich een omstandigheid voordoet als
genoemd in artikel 19b, eerste lid, of tweede lid, eerste volzin, van de Wet op de
loonbelasting 1964, artikel 3.133, tweede lid, onderdelen a tot en met g, i en k,
of artikel 3.135, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.