Wet van 30 mei 1990, inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten
en accijnzen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van 22 mei 1845
(Stb. 1926, 334) op de invordering van ’s Rijks directe belastingen te vervangen door een
meer overzichtelijke en op verschillende punten herziene wet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: