Besluit van 6 juni 1990 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur krachtens
artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Besluit biologische afbreekbaarheid
oppervlakte-actieve stoffen in wasmiddelen Wet milieugevaarlijke stoffen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 29 juni 1989, nr. MJZ29689043, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Overwegende dat het - ten einde volledig uitvoering te geven aande Richtlijn van de
Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 november 1973 betreffende de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake detergentia 73/404 (PbEG L 347),
gewijzigd bij de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 maart
198686/94 (PbEG L 80), alsmede aan de daarmee samenhangende Richtlijnen inzake de
controlemethoden met betrekking tot de biologische afbreekbaarheid van anionactieve
en niet-ionische oppervlakte-actieve stoffen 73/405 (PbEG L 347), 82/242 en 82/243
(PbEG L 109) - noodzakelijk is de geldende regels ter bescherming van het milieu tegen
verontreiniging door oppervlakte-actieve stoffen in wasmiddelen aan te vullen en opnieuw
vast te stellen;
Gelet op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1985, 639) en op artikel 34 van de Wet chemische afvalstoffen (Stb. 1976, 214);
Gezien het advies van de Centrale raad voor de milieuhygiëne (advies van 16 januari
1989, nr. S-89/66);
De Raad van State gehoord (advies van 11 oktober 1989, nr. W08.89.0364);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 30 mei 1990, nr. MJZ30590063, Centrale Directie Juridische Zaken,
Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan: