Artikel 1.
Algemene bepalingen
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
3 In deze regeling wordt onder een niet-vrijvarende veerpont verstaan: een veerpont
die tijdens de vaart niet volkomen vrij zijn vaarweg kan kiezen, doch door kabels,
kettingen of anderszins aan een bepaalde vaarweg is gebonden.
Artikel 2.
Toepassing van bijlage III Binnenschepenbesluit
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Met inachtneming van het bepaalde in deze regeling zijn onderstaande regelen van bijlage III van het Binnenschepenbesluit niet van toepassing op veerponten:
artikel 2.01,
artikel 4.01, tweede tot en met vierde lid,
artikel 4.02, eerste en tweede lid,
artikel 4.04, echter uitsluitend voor niet-vrijvarende veerponten,
artikel 4.05,
artikel 5.01,
artikel 5.02,
artikel 5.03,
artikel 6.01, eerste lid,
artikel 7.05,
artikel 8.01, tweede lid, eerste zin,
artikel 8.04, echter uitsluitend voor veerponten in de zones 3 of 4,
artikel 9.08, echter uitsluitend voor veerponten in de zone 4,
artikel 9.09,
artikel 10.05.
Artikel 3.
Toepassing van bijlage II van het Binnenschepenbesluit
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.02, derde en vierde lid, van bijlage III van het Binnenschepenbesluit en met inachtneming van het bepaalde in deze regeling, zijn onderstaande regelen
van bijlage II van het Binnenschepenbesluit niet van toepassing op veerponten:
artikel 3.01 tot en met 3.14, echter uitsluitend voor niet-vrijvarende veerponten,
artikel 5.04, tweede lid, derde zin,
artikel 7.02, eerste lid, onder d, e, f, en k voor veerponten waarvan de voortstuwingsmotor buiten staat opgesteld.
Artikel 4.
Waterdichte indeling
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
2 De regel van het eerste lid, is niet van toepassing op veerponten die zijn gebouwd
of bestemd voor het vervoer van uitsluitend personen met inbegrip van voertuigen op
twee wielen, met een lengte Lwl van minder dan 15 m in de zone 3 en met een lengte
Lwl van minder dan 25 m in de zone 4.
Artikel 5.
Stabiliteit algemeen
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
4 Voor veerponten die zijn gebouwd of bestemd voor het vervoer van uitsluitend personen
met inbegrip van voertuigen op twee wielen, met een lengt Lwl van ten hoogste 25 m
kan voldoende stabiliteit in plaats van door het rekenkundig bewijs worden aangetoond
door een stabiliteitsproef als bedoeld in artikel 4.01 van bijlage III van het Binnenschepenbesluit.
-
5 De in artikel 4.01, vierde lid, van bijlage III van het Binnenschepenbesluit bedoelde criteria voor het resterend vrijboord en de resterende veiligheidsafstand
zijn van toepassing op veerponten in de zones 3 en 4. Bij veerponten in de zone 2
mogen het daar bedoelde resterend vrijboord en de daar bedoelde resterende veiligheidsafstand
niet kleiner zijn dan respectievelijk 0,05 Bwl + 0,25 m en 0,05 Bwl + 0,15 m.
Artikel 6.
Beladingstoestanden
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
2 Bij veerponten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, sub b, moet het voor de in artikel 5, eerste lid, bedoelde berekening aan te nemen gewicht van voertuigen en hun lading worden bepaald
door het in artikel 12, tweede lid, genoemde laadvermogen te verminderen met het gewicht van de volledige
uitrusting, alle bemanningsleden, het ten hoogste toegestane aantal passagiers en
de maximale inhoud van brandstof- en drinkwatertanks.
-
5 Voor de hoogte van het zwaartepunt van voertuigen en hun lading moet boven het rijdek
worden gerekend met 0,80 m voor personenauto's en met 2,00 m voor vrachtauto's, autobussen
en dergelijke.
Artikel 7.
Kenterende momenten
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Artikel 8.
Moment ten gevolge van verplaatsen van personen
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
2 Voor de berekening van het moment wordt een verplaatsing van alle passagiers vanuit
hart schip naar die zijde van het schip aangenomen, waarbij de arm van het moment
het grootst is. Daarbij moet worden gerekend met een dichtheid van 3,75 personen per
m² vrij dekoppervlak. Voor de bezetting van zitbanken moet per passagier met een breedte
van 0,50 m en een zitdiepte van 0,75 m worden gerekend.
-
3 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, moet bij veerponten met twee of meer
opstelstroken, indien dit aanleiding geeft tot ongunstiger resultaat, het verplaatsen
van personen worden gerekend naar dezelfde scheepszijde als het plaatsen van de voertuigen
zoals genoemd in artikel 9.
Artikel 9.
Moment tengevolge van belading met voertuigen
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Wanneer een veerpont als bedoeld in artikel 1, tweede lid, sub b, beschikt over twee of meer opstelstroken, moet voor de stabiliteit een percentage
van het maximaal toegestane gewicht van voertuigen en hun lading asymmetrisch opgesteld
in rekening worden gebracht afhankelijk van het aantal opstelstroken. Dit percentage
bedraagt:
-
a. bij twee opstelstroken: 50%, te rekenen op één der opstelstroken;
-
b. bij drie opstelstroken: 67%, gelijk verdeeld te rekenen over twee naast elkaar gelegen
opstelstroken;
-
c. bij vier opstelstroken: 75%, gelijk verdeeld te rekenen over drie naast elkaar gelegen
opstelstroken.
Bij meer dan vier opstelstroken bepaalt het hoofd van de scheepvaartinspectie het
in rekening te brengen percentage.
Artikel 10.
Resterend vrijboord en resterende veiligheidsafstand
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
2 Bij veerponten waarvan de patrijspoorten of ramen in de scheepshuid waterdicht en
voldoende sterk zijn en alle openingen in de scheepshuid tegen elk ongewenst binnendringen
van water zijn beveiligd, moet het resterende vrijboord tenminste 0,20 m bedragen.
Voor de getrimde toestand als bedoeld in artikel 6, zesde lid, mag het resterend vrijboord aan het uiteinde van de veerpont zijn verminderd tot
0,10 m.
-
3 Bij veerponten waarvan de patrijspoorten of ramen in de scheepshuid kunnen worden
geopend of waarbij onbeveiligde openingen in de scheepshuid aanwezig zijn, moet de
resterende veiligheidsafstand tot die openingen tenminste 0,10 m bedragen. In dit
geval geldt bovendien de regel, dat het resterende vrijboord tenminste 0,20 m moet
bedragen.
Artikel 11.
Vrijboord en veiligheidsafstand
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
1 Het vrijboord moet tenminste gelijk zijn aan de som van:
-
a. de inzinking, die door de volgens de artikelen 5, 6 en 7 berekende slagzij, gemeten langs de scheepshuid, ontstaat en
-
b. het resterend vrijboord als bedoeld in artikel 10.
Het vrijboord moet voor veerponten in de zones 3 en 4 evenwel tenminste 0,30 m bedragen.
Voor veerponten in de zone 2 moet het vrijboord tenminste 0,40 m bedragen.
Artikel 12.
Vlak van de grootste inzinking en laadvermogen
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
3 Het laadvermogen, behorend bij de in het eerste lid bedoelde grootste inzinking, moet
rekenkundig worden bepaald, gebaseerd op de resultaten van een hellingproef, of voor
veerponten als bedoeld in artikel 5, vierde lid, gebaseerd op de resultaten van een stabiliteitsproef.
Artikel 13.
Berekening van het ten hoogste toegestane aantal passagiers
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Artikel 14.
Constructie
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
4 Niet-vrijvarende veerponten moeten zodanig zijn gebouwd en ingericht dat de veiligheid
van de vaart is gewaarborgd. Zij moeten op veilige wijze onmiddellijk tot stoppen
gebracht kunnen worden.
De kabels, trommels, overbrengingen en dergelijke voorzieningen moeten zodanig zijn
geplaatst en afgeschermd dat zij geen gevaar voor de passagiers en de bemanning vormen.
-
6 a. De dekken die zijn bestemd voor voertuigen op meer dan twee wielen moeten tenminste
een beschikbare breedte b in mm hebben volgens onderstaande formules:
bij verhoogde voetpaden (stoepen, trottoirs) met een breedte van 0 tot 450 mm:
b = r . n + 500
b gemeten tussen de wanden, verschansingen of hekwerken,
- -
bij verhoogde voetpaden (stoepen, trottoirs) met een breedte van 450 mm of meer:
b = r . (n - 2) + 2 . s
b gemeten tussen de opstaande randen van de voetpaden (stoepen, trottoirs), met dien
verstande dat b voor slechts een enkele opstelstrook tussen de openstaande randen
5 mm bedraagt.
In deze formules betekent:
n: het aantal opstelstroken,
r: breedte opstelstrook voor personenauto's 2150 mm, voor vrachtauto's, bussen e.d.
3050 mm,
s: breedte opstelstrook voor personenauto's 1950 mm, voor vrachtauto's, bussen e.d.
2850 mm.
De maten r en s gelden voor een hoogte vanaf het rijdek van 2000 mm voor personenauto's
en 3000 mm voor vrachtauto's, bussen e.d.
-
a. Indien op de voor voertuigen bestemde dekken markeringsstrepen worden aangebracht,
moeten deze zijn aangebracht volgens de regelen onder c.
-
b. Indien een dek meer dan twee gemarkeerde opstelstroken heeft moeten de markeringsstrepen
van de buitenste opstelstroken zich op een afstand van tenminste 2400 mm voor personenauto's
en 3300 mm voor vrachtauto's, bussen e.d. van een wand, verschansing of hekwerk bevinden.
Bij aanwezigheid van een verhoogd voetpad (stoep, trottoir) moet echter tevens de
afstand van de markeringsstreep tot de opstaande rand tenminste 1950 respectievelijk
2850 mm bedragen. De breedte van de opstelstroken wordt gemeten op het hart van de
markeringsstrepen.
Mits de markeringsstrepen zich duidelijk onderscheiden, zijn verschillende indelingen
voor personenauto's en vrachtauto's, bussen e.d. mogelijk.
-
c. Op plaatsen waar door aanwezige constructies niet kan worden voldaan aan de onder
a bedoelde minst vereiste breedte geldt een opstelverbod. Dit moet door markeringen
op het dek zijn aangegeven.
Artikel 15.
Reddingmiddelen
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
2 In afwijking van de regelen van artikel 8.03, eerste lid, van bijlage III van het Binnenschepenbesluit wordt bepaald dat de inspecteur-generaal op veerponten in de zone 4, afhankelijk
van de aard van het vaarwater en van de verkeersomstandigheden, minder reddingmiddelen
kan aanvaarden. In elk geval moeten voor ten minste 25% van het ten hoogste toegelaten
aantal passagiers reddingmiddelen aan boord aanwezig zijn.
Artikel 16.
Uitgangen machinekamers en ketelruimten
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
In afwijking van de regelen van artikel 2.06, zesde lid, van bijlage II van het Binnenschepenbesluit kan worden volstaan met slechts één uitgang indien
- -
het vloeroppervlak van een machinekamer of een ketelruim in totaal niet meer dan 35
m² bedraagt, en
- -
de vluchtweg vanaf elke bedieningsplaats naar de uitgangsdeur die naar de buitenlucht
voert, niet meer dan 5 m lang is, en
- -
bij de plaats waar onderhoud moet worden verricht, die het verst van de uitgang is
verwijderd, een draagbaar blustoestel aanwezig is, ook indien het geïnstalleerde vermogen
niet meer dan 110 Kw bedraagt.
Artikel 18.
Luidsprekers
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Op veerponten met een lengte Lwl van 35 m of meer, moeten luidsprekers aanwezig zijn
waarmee alle passagiers kunnen worden bereikt.
Artikel 19.
Instructies voor passagiers
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
1 Op veerponten die bestemd zijn voor het vervoer van voertuigen op meer dan twee wielen
moeten duidelijk zichtbare borden zijn aangebracht, waarop instructies voor de bestuurders
van voertuigen goed leesbaar zijn geplaatst met betrekking tot het afzetten van de
motor, indien aanwezig, en het op de rem zetten van het voertuig.
Artikel 20.
Ankergerei
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Artikel 21.
Vrij uitzicht
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Op niet vrij-varende veerponten moet de opstelling van de voertuigen zodanig zijn
dat het uitzicht tijdens de vaart in alle richtingen voldoende is.
Artikel 23.
Overgangsbepalingen
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
-
1 In aanvulling op artikel 42 van het Binnenschepenbesluit zijn de artikelen 5, 6, 7, 8, 9, 13, 14, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, en 20 van deze regeling niet van toepassing bij het onderzoek van bestaande schepen, mits voorzieningen zijn
getroffen, die naar het redelijk oordeel van de inspecteur-generaal voldoende waarborg
bieden voor de veiligheid van het schip en opvarenden, dan wel naar het redelijk oordeel
van de inspecteur-generaal in overeenstemming met de bevoegde bedrijfstakdirecteur
van de Arbeidsinspectie voldoende waarborg bieden voor de veiligheid, de gezondheid
en het welzijn in verband met de arbeid aan boord.
-
2 In aanvulling op artikel 42 van het Binnenschepenbesluit is artikel 4.01, eerste lid, van bijlage III van het Binnenschepenbesluit met betrekking tot het bewijs van voldoende stabiliteit, en zijn de artikelen 10, 11 en 12 van deze regeling niet van toepassing bij het onderzoek van bestaande schepen, met dien verstande dat
het dek voldoende waterdicht is afgesloten en er bovendien naar het redelijk oordeel
van de inspecteur-generaal in overeenstemming met de bevoegde bedrijfstakdirecteur
van de Arbeidsinspectie geen reden tot twijfel bestaat aan de stabiliteit van de beladen
veerpont en dat de omstandigheden die op grond van de desbetreffende bestaande bepalingen
van algemene politieverordeningen en provinciale verordeningen, van kracht zijnde
tot het moment van inwerkingtreding van deze regeling, zijn aanvaard.
Artikel 24
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Met de in deze regeling vastgestelde technische eisen worden gelijkgesteld daaraan
gelijkwaardige technische eisen, vastgesteld door of vanwege een lid-staat van de
Europese Unie danwel door of vanwege een staat die partij is bij de overeenkomst inzake
de Europese Economische Ruimte.
Artikel 25.
Citeertitel
[Regeling vervallen per 01-07-2009]
Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling Veerponten.