Wet van 24 april 1991, houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen
aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op de artikelen 237b van de gemeentewet (Stb. 1931, 89) en 144b van de Provinciewet (Stb. 1962, 17), gewenst is bij wet regels te stellen met betrekking tot enkele specifieke
uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: