Wet van 29 april 1991, houdende opneming in de Wet ziekenhuisvoorzieningen (Stb. 1971,
268) van enige bepalingen, waarbij aan Onze Minister de bevoegdheid wordt verleend
zelf het ontwerp-plan voor ziekenhuizen vast te stellen indien provinciale staten
niet binnen de gestelde termijn een ontwerp-plan hebben vastgesteld, en waarbij ten
aanzien van de ziekenhuizen, naast sluiting, enige minder ingrijpende maatregelen
worden mogelijk gemaakt teneinde de capaciteit van de ziekenhuizen met de plannen
in overeenstemming te kunnen brengen, alsmede opneming van enige daarmee verband houdende
bepalingen in de Ziekenfondswet (Stb. 1986, 347) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
(Stb. 1990, 176)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op een betere aanwending
van de voor de gezondheidszorg beschikbare middelen en met het oog op het beheersen
van de kosten van de gezondheidszorg noodzakelijk is in de Wet ziekenhuisvoorzieningen enige bepalingen op te nemen die het mogelijk maken de totstandkoming van plannen
voor ziekenhuizen te bevorderen en ten aanzien van de ziekenhuizen, naast sluiting,
enige minder ingrijpende maatregelen te treffen teneinde de capaciteit van de ziekenhuizen
met die plannen in overeenstemming te kunnen brengen, alsmede enige daarmee verband
houdende wijzigingen aan te brengen in de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: