Stb. 2010, 75, datum inwerkingtreding 03-03-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2009.
-
a. afstand:
-
b. ambts- of dienstwoning:
de door het bevoegde gezag aan de militair in verband met de uitoefening van zijn
functie toegewezen woning;
-
c. achtergebleven kind:
het buiten het land van plaatsing verblijf houdende ongehuwde kind van de militair,
dat minderjarig is of waarvoor aanspraak bestaat op kinderbijslag dan wel op studiefinanciering
in de zin van de Wet studiefinanciering 2000 ; het kind wordt geacht minderjarig te
zijn tot en met 31 december van het kalenderjaar waarin het de leeftijd van 18 jaar
bereikt;
-
d. berekeningsbasis:
de tot een jaarbedrag te herleiden inkomstenbestanddelen, die deel uitmaken van de
berekeningsgrondslag voor pensioenen ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire
pensioenen vastgestelde regelingen, die de militair op het berekeningstijdstip geniet
bij verhuizing naar of in een gebied buiten Nederland, te verhogen met de toelage
buitenland;
-
e. berekeningstijdstip:
de datum waarop de verhuizing aanvangt, met dien verstande dat daarvoor geldt:
-
f. bevoegd gezag:
de bij ministeriële regeling aan te wijzen functionarissen;
-
g. detachering: verandering van de standplaats die naar het oordeel van het bevoegde
gezag een tijdelijk karakter heeft;
-
h. een eigen huishouding voeren:
het zelfstandig bewonen van woonruimte, anders dan bij de eigen, stief- of pleegouders
van de militair of van zijn echtgenote, voorzien van eigen meubilair en stoffering;
-
i. Europa:
Europa inclusief Turkije;
-
j. gezinsleden: de echtgenote van de militair en de eigen, stief- of pleegkinderen van
de militair zelf of van zijn echtgenote, voor zover zij met hem samenwonen en in geval
van vestiging buiten Nederland ter zake goedkeuring is verkregen van de minister;
-
k. echtgenote: degene met de militair naar Nederlands recht is gehuwd, alsmede degene
die met inachtneming van artikel 1, derde tot en met vijfde lid, van het Algemeen
militair ambtenarenreglement mede onder dit begrip wordt verstaan;
-
l. militair (tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald):
-
1° de militair in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, ten eerste, van het
Algemeen militair ambtenarenreglement, daaronder begrepen hij die is aangesteld in
burgerlijke openbare dienst om in de krijgsmacht als geestelijk verzorger doorlopend
werkzaam te zijn;
-
2° Onder militair wordt mede begrepen de ambtenaar, bedoeld in artikel 8a, eerste lid,
van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (Bard) die als gevolg van een functiewisseling
in het kader van de mobiliteitsbevordering van standplaats verandert. Waar in dit
besluit wordt verwezen naar artikel 143 van het Algemeen militair ambtenarenreglement,
wordt voor deze ambtenaren gelezen: artikel 75 Bard.
-
m. minister:
Onze Minister van Defensie; n. plaats van legering:
de voor de militair gebruikelijke ingang van het gebouw, gebouwencomplex, terrein
of vaartuig waar hem door het bevoegde gezag nachtverblijf van rijkswege wordt geboden;
-
o. plaats van tewerkstelling:
de gebruikelijke ingang van het gebouw, gebouwencomplex, terrein of vaartuig waar
de militair gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht, dan wel een door het bevoegde
gezag aangewezen plaats;
-
p. standplaats:
de gemeente of het bij name genoemde deel van die gemeente, waar de plaats van tewerkstelling
van de militair is gelegen, dan wel indien de plaats van tewerkstelling een vaartuig
is, de door het bevoegde gezag aangewezen plaats;
-
q. toelage buitenland: de toelage ter zake van het verblijf van de militair buiten Nederland,
bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder c van het Inkomstenbesluit militairen;
-
r. verhuizen:
veranderen van woning;
-
s. verplaatsing:
verandering van standplaats die naar het oordeel van het bevoegde gezag een permanent
karakter heeft;
-
t. voor het eerst in dienst treden:
in dienst treden bij het Rijk of een van zijn diensten, bedrijven of instellingen,
anders dan in geval van overgang binnen een maand:
-
u. woning:
woonruimte anders dan van rijkswege waaronder mede te verstaan de ambts- of dienstwoning;
-
v. woongebied:
zodanig gebied dat de kortste gebruikelijke openbare weg van de woning naar de plaats
van tewerkstelling niet meer bedraagt dan 25 kilometer alsmede een door het bevoegde
gezag bepaalde limitatieve opsomming van goedgekeurde plaatsen van vestiging, behorende
bij een standplaats waarvan het woongebied in onvoldoende mate mogelijkheid biedt
tot vestiging.