Wet D'gemeenten en D'provincies

[Regeling vervallen per 14-11-2007.]
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-1994 en zichtdatum 01-01-1994.
Geldend van 01-01-1994 t/m 13-11-2007

Wet van 29 augustus 1991, houdende regels betreffende door gemeenten en provincies uit te voeren experimenten op het gebied van decentralisatie en deregulering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ten behoeve van gemeenten en provincies experimenten mogelijk te maken gericht op de vereenvoudiging van regelgeving en de vergroting van gemeentelijke en provinciale beleidsvrijheid;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

In deze wet en de daaruit voortvloeiende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. D'gemeente: een gemeente aangewezen krachtens artikel 2, waarvoor experimentele bepalingen gelden;

  • b. D'provincie: een provincie aangewezen krachtens artikel 2, waarvoor experimentele bepalingen gelden;

  • c. experimentele bepalingen: aangepaste regels gesteld ter vereenvoudiging van regelgeving of vergroting van gemeentelijke of provinciale beleidsvrijheid;

  • d. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 Het aantal D'gemeenten bedraagt ten hoogste vijftien, het aantal D'provincies ten hoogste drie.

  • 2 Onze Minister wijst, in overeenstemming met de besturen van de betrokken gemeenten en provincies, D'gemeenten en D'provincies aan, onder vermelding van de voor hun geldende experimentele bepalingen.

  • 3 De aanwijzingen, bedoeld in het tweede lid, worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 De experimentele bepalingen gelden gedurende twee jaren en zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2 Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde periode zenden de D'gemeenten en de D'provincies een rapport aan Onze Minister en aan Onze Minister wie het mede aangaat waarin zij verslag doen van hun bevindingen.

  • 3 Uiterlijk bij het verstrijken van de in het eerste lid genoemde periode dient een regeringsstandpunt openbaar gemaakt te worden omtrent de bevindingen bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Indien een regeringsstandpunt inhoudt dat aanpassing van wettelijke voorschriften zal worden bevorderd, besluiten Onze Minister en Onze Minister wie het mede aangaat tegelijk met de openbaarmaking van het regeringsstandpunt tot verlenging van de in het eerste lid genoemde periode tot de inwerkingtreding van de desbetreffende aanpassing van wettelijke voorschriften. Indien de omstandigheden zulks vorderen, kunnen Onze Minister en Onze Minister wie het mede aangaat de verlenging op een eerder tijdstip beëindigen.

  • 5 Een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt te zamen met een regeringsstandpunt bedoeld in het derde lid door Onze Minister in de Staatscourant gepubliceerd.

Hoofdstuk 2. Experimentele bepalingen

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

De gemeentewet (Stb. 1931, 89) wordt als volgt gewijzigd:

  • A. [Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

  • B.

    • 1. In afwijking van de artikelen 217 en 218 van de Gemeentewet (Stb. 1992, 96) gelden de volgende bepalingen voor de krachtens artikel 2 aangewezen D'provincies en de daarin gelegen gemeenten, niet zijnde D'gemeenten, gedurende de in artikel 3, eerste lid, genoemde periode.

    • 2. Bij ministeriële regeling worden met betrekking tot gemeentelijke belastingen standaardverordeningen vastgesteld die in besluiten als bedoeld in artikel 216 van de Gemeentewet van toepassing kunnen worden verklaard, en wordt tevens bepaald hetgeen in deze besluiten overigens wordt of kan worden geregeld.

    • 3. Indien een besluit als bedoeld in artikel 216 van de Gemeentewet is ingericht overeenkomstig de ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, behoeft het de goedkeuring van gedeputeerde staten.

    • 4. Gedeputeerde staten zenden hun besluit tot goedkeuring dan wel tot onthouding van goedkeuring ter kennisneming aan Onze Minister, vergezeld van een afschrift van het desbetreffende raadsbesluit.

    • 5. Indien de raad geen termijn heeft gesteld waarvoor zijn besluit zal gelden, kunnen gedeputeerde staten bij hun besluit een zodanige termijn stellen.

    • 6. Een beslissing als bedoeld in het vijfde lid wordt niet genomen dan nadat het betrokken gemeentebestuur door gedeputeerde staten in de gelegenheid is gesteld daarover overleg te plegen.

    • 7. Artikel 263, derde lid, van de Gemeentewet is niet van toepassing op de goedkeuring van besluiten als bedoeld in het derde lid.

  • C.

  • D.

    • 1. In afwijking van artikel 218 van de Gemeentewet gelden de volgende bepalingen voor de krachtens artikel 2 aangewezen D'provincies en de daarin gelegen gemeenten, niet zijnde D'gemeenten, gedurende de in artikel 3, eerste lid, genoemde periode.

    • 2. Een besluit als bedoeld in artikel 216 van de Gemeentewet behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. Gedeputeerde staten zenden hun besluit tot goedkeuring dan wel tot onthouding van goedkeuring ter kennisneming aan Onze Minister, vergezeld van een afschrift van het desbetreffende raadsbesluit.

    • 3. Indien de raad geen termijn heeft gesteld waarvoor zijn besluit zal gelden, kunnen gedeputeerde staten bij hun beslissing een zodanige termijn bepalen.

    • 4. Een beslissing als bedoeld in het derde lid wordt niet genomen dan nadat het betrokken gemeentebestuur door gedeputeerde staten in de gelegenheid is gesteld daarover overleg te voeren.

    • 5. Artikel 263, derde lid, van de Gemeentewet is niet van toepassing op de goedkeuring van besluiten als bedoeld in het tweede lid.

Hoofdstuk 3. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 1 Op besluiten die ingevolge artikel 271a of 271c van de gemeentewet aan de goedkeuring van gedeputeerde staten zijn onderworpen, doch waaromtrent gedeputeerde staten voor de inwerkingtreding van deze wet reeds overeenkomstig artikel 271, eerste lid, van de gemeentewet hun gevoelen ter kennis van Onze Minister van Binnenlandse Zaken hebben gebracht, blijft artikel 271 van toepassing.

  • 2 Besluiten die ingevolge artikel 271b van de gemeentewet aan Onze goedkeuring zijn onderworpen, doch voor de inwerkingtreding van deze wet overeenkomstig artikel 271, eerste lid, van de gemeentewet aan gedeputeerde staten zijn toegezonden, worden, indien gedeputeerde staten hun gevoelen omtrent deze besluiten nog niet aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken ter kennis hebben gebracht, door hen onverwijld aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken doorgezonden.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

  • 2 Zodra onderdeel C van artikel 4 ophoudt te gelden, blijft dat onderdeel van toepassing op besluiten die ingevolge dat onderdeel aan goedkeuring bij koninklijk besluit waren onderworpen en reeds aan Onze Minister waren gezonden.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 14-11-2007]

Deze wet kan worden aangehaald als "Wet D'gemeenten en D'provincies".

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 29 augustus 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Uitgegeven de zeventiende september 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin