Paspoortwet

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-02-2010 en zichtdatum 04-02-2010.
Geldend van 28-06-2009 t/m 09-10-2010

Rijkswet van 26 september 1991, houdende het stellen van regelen betreffende de verstrekking van reisdocumenten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat in verband met het recht het land te verlaten, zoals neergelegd in voor het Koninkrijk geldende verdragen, in verband met artikel 2, vierde lid, van de Grondwet en gelet op artikel 3, eerste lid, onder b, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, bij rijkswet regelen dienen te worden gesteld met betrekking tot de aanspraken op paspoorten en andere reisdocumenten en de beperkingen van deze aanspraken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. aanvraag: het verzoek tot verstrekking van een reisdocument, tot bijschrijving van kinderen als bedoeld in artikel 17 of tot wijziging van gegevens vermeld in een eerder verstrekt reisdocument;

  • b. aanvrager: degene die een aanvraag als bedoeld in onderdeel a indient of op wie een dergelijke aanvraag betrekking heeft;

  • c. weigering: de afwijzende beslissing op de aanvraag, die in behandeling is genomen;

  • d. verstrekking: de beslissing tot uitreiking van een nieuw reisdocument;

  • e. uitreiking: het feitelijk ter beschikking van de aanvrager stellen van het op zijn naam gesteld reisdocument;

  • f. houder: degene op wiens naam het reisdocument is gesteld en ten behoeve van wie het is uitgereikt;

  • g. wijziging: het in overeenstemming met het bij of krachtens deze wet bepaalde aanbrengen van een of meer aantekeningen in een reisdocument, strekkende tot verandering dan wel aanvulling van daarin vermelde gegevens;

  • h. inhouding: het feitelijk aan de beschikking van de houder onttrekken van een op zijn naam gesteld reisdocument;

  • i. vervallen of vervallenverklaring: het ongeldig worden of de beslissing tot het ongeldig verklaren van een reisdocument;

  • j. vermissing: ieder geval waarin de houder niet meer de feitelijke beschikking heeft over een op zijn naam gesteld reisdocument, anders dan door of ten behoeve van handelingen van een daartoe bevoegde autoriteit;

  • k. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk;

  • l. Onze Minister die het aangaat: Onze Minister in Nederland, respectievelijk Onze Minister in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk in Aruba die het aangaat;

  • m. de Gouverneur: de Gouverneur van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba.

Artikel 2

  • 1 Reisdocumenten van het Koninkrijk der Nederlanden zijn:

    • a. nationaal paspoort;

    • b. diplomatiek paspoort;

    • c. dienstpaspoort;

    • d. reisdocument voor vluchtelingen;

    • e. reisdocument voor vreemdelingen;

    • f. nooddocument;

    • g. andere reisdocumenten, door Onze Minister vast te stellen.

  • 2 Reisdocument van Nederland is de Nederlandse identiteitskaart, geldig voor de landen die partij zijn bij de op 13 december 1957 te Parijs tot stand gekomen Europese Overeenkomst nopens het verkeer van personen tussen de Lid-Staten van de Raad van Europa (Trb. 1960, 103). Onze Minister kan de territoriale geldigheid van de Nederlandse identiteitskaart uitbreiden.

  • 3 Onze Minister stelt met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde de geldigheidsduur, de territoriale geldigheid en het model van de in het eerste en tweede lid bedoelde reisdocumenten vast en draagt zorg voor de vervaardiging van die documenten.

Artikel 3

  • 1 Elk reisdocument vermeldt de volgende persoonsgegevens van de houder: geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, geslacht, woonplaats, adres en lengte. Onze Minister kan bepalen in welke gevallen kan worden afgezien van vermelding van respectievelijk geboorteplaats, woonplaats, adres en lengte.

  • 2 Indien in een reisdocument een minderjarige jonger dan zestien jaren wordt bijgeschreven worden van deze vermeld: geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geslacht. Elke bijschrijving is voorzien van de gezichtsopname van de bijgeschreven persoon, volgens nadere door Onze Minister te stellen regels.

  • 3 Een reisdocument is voorzien van de gezichtsopname, twee vingerafdrukken en de handtekening van de houder volgens nader door Onze Minister te stellen regels. Bij algemene maatregel van rijksbestuur kunnen reisdocumenten worden aangewezen die niet worden voorzien van een of meer van deze gegevens en kunnen regels worden gesteld over de gevallen waarin kan worden afgezien van het opnemen van de gezichtsopname, vingerafdrukken of de handtekening in het aangevraagde reisdocument indien deze gegevens niet van de houder kunnen worden verkregen.

  • 5 Elk reisdocument vermeldt het documentnummer, de autoriteit die het document heeft verstrekt, de datum van verstrekking en het einde van de geldigheidsduur, alsmede de territoriale geldigheid.

  • 6 In reisdocumenten die aan Nederlanders worden verstrekt, wordt de Nederlandse nationaliteit vermeld. In reisdocumenten voor vluchtelingen en in reisdocumenten die aan staatlozen worden verstrekt, wordt de status van de houder vermeld.

  • 7 Op verzoek van de houder kan in diens reisdocument tevens de geslachtsnaam worden vermeld van de echtgenoot, echtgenote of geregistreerde partner, dan wel, indien de houder geen echtgenoot, echtgenote of geregistreerde partner meer heeft, de geslachtsnaam van de gewezen echtgenoot, echtgenote of geregistreerde partner met wie het huwelijk of het geregistreerd partnerschap laatstelijk is geëindigd, voor zover het model van het reisdocument daartoe voldoende ruimte bevat. Onze Minister stelt nadere regels met betrekking tot de wijze waarop de naamsvermelding plaatsvindt.

  • 8 De tot uitreiking bevoegde autoriteiten houden een administratie bij met betrekking tot uitgereikte reisdocumenten en daarin bijgeschreven personen. Deze administratie bevat de gegevens bedoeld in het eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel, alsmede de documentnummers. In deze administratie kunnen voorts ten hoogste de gegevens die bij de aanvraag zijn overgelegd, worden opgenomen. De foto en de handtekening worden bewaard door de autoriteit die het reisdocument heeft verstrekt, in een administratie die zowel op naam als op documentnummer toegankelijk is.

Artikel 4

Elk reisdocument blijft na uitreiking rijkseigendom. Onze Minister oefent het eigendomsrecht uit.

Artikel 4a

  • 1 Er is een basisregister reisdocumenten. Onze Minister is verantwoordelijk voor de verwerking van gegevens in dit register.

  • 2 Het register heeft tot doel het voorkomen en bestrijden van fraude met en misbruik van reisdocumenten door het vastleggen van gegevens met betrekking tot de in het derde lid bedoelde documenten en de verstrekking van die gegevens aan daartoe ingevolge deze wet bevoegde autoriteiten en derden.

  • 4 De in het register op te nemen gegevens, bedoeld in het derde lid, worden verstrekt door de autoriteiten, belast met de uitvoering van deze wet.

  • 5 In het register kunnen in verband met een reisdocument de volgende gegevens worden vermeld:

    • a. de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 3, eerste, vierde en zesde lid;

    • b. het administratienummer waarmee de houder in een basisadministratie persoonsgegevens in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba is vermeld;

    • c. het soort reisdocument, het documentnummer en de andere documentgegevens, bedoeld in artikel 3, vijfde lid;

    • d. de reden van de opneming van gegevens met betrekking tot het reisdocument in het register, de datum waarop het reisdocument is ontvreemd, anderszins is vermist of van rechtswege is vervallen, de autoriteit die de gegevens heeft verstrekt en de datum waarop de gegevens zijn verstrekt;

    • e. andere bij regeling van Onze Minister te bepalen administratieve gegevens die noodzakelijk zijn voor de gegevensverwerking in het register.

  • 6 De in het register opgenomen gegevens worden verstrekt aan instellingen en personen, belast met een publiekrechtelijke taak, voor zover de gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taak.

  • 7 Onze Minister kan andere instellingen en personen aanwijzen die een gerechtvaardigd belang hebben bij verstrekking van gegevens uit het register. De gegevensverstrekking beperkt zich in dat geval uitsluitend tot de mededeling of in het register gegevens zijn opgenomen met betrekking tot een reisdocument, waarvan de instelling of persoon het documentnummer heeft opgegeven.

  • 8 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot de in het register op te nemen gegevens, de vastlegging van gegevens in het register, de verwijdering van gegevens uit het register en de verstrekking van gegevens.

  • 9 Onze Minister treft maatregelen met betrekking tot het beheer en de beveiliging van het register.

Artikel 4b

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 5

Een ieder die, anders dan voor ambtelijke doeleinden of ter voldoening aan een wettelijk voorschrift, in het bezit is van een reisdocument waarvan hij niet de houder is, draagt zorg dat het onverwijld ter beschikking komt van een ingevolge deze wet tot inhouding bevoegde autoriteit.

Artikel 6

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet in de Nederlandse Antillen en in Aruba en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 7

  • 1 Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regels vastgesteld omtrent:

    • a. de door een gemeente dan wel een eilandgebied van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba aan het Rijk verschuldigde kosten, de afdracht daarvan en de wijze waarop deze dient te geschieden, terzake van reisdocumenten indien de aanvraag bij de burgemeester dan wel de daartoe door de Gouverneur aangewezen autoriteit is ingediend;

    • b. de door de aanvrager aan het Rijk verschuldigde rechten en de wijze waarop deze moeten worden voldaan, wegens handelingen ten behoeve van de uitreiking van reisdocumenten indien de aanvraag bij een andere daartoe bevoegde autoriteit dan die, bedoeld onder a is ingediend;

    • c. de gevallen waarin van de plicht tot betaling van de kosten, bedoeld in onderdeel a, onderscheidenlijk van de rechten bedoeld in onderdeel b, geheel of gedeeltelijk ontheffing kan worden verleend.

  • 2 Het tarief van de gemeentelijke rechten kan verschillen al naar gelang de leeftijd van de persoon op wiens naam het reisdocument wordt gesteld, het soort reisdocument en de geldigheidsduur van het reisdocument.

  • 3 Bij algemene maatregel van rijksbestuur kan met betrekking tot een in Nederland aangevraagd reisdocument worden bepaald dat de door de burger bij de aanvraag aan het rijk dan wel aan de gemeente verschuldigde rechten of leges een in die algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen bedrag niet te boven gaan.

Artikel 8

  • 1 Onze Minister van Buitenlandse Zaken wijst de consulaire posten aan die belast zijn met de uitoefening van bevoegdheden ingevolge deze wet.

  • 2 Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken in bijzondere omstandigheden voor de uitoefening van bevoegdheden ingevolge deze wet, mandaat verlenen aan autoriteiten van met het Koninkrijk bevriende mogendheden. Het desbetreffende besluit vermeldt de redenen van deze bevoegdheidsverlening en de termijn waarvoor zij geldt. Onze Minister stelt nadere regels omtrent de uitoefening van de bevoegdheden, waarbij het bepaalde in deze wet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing is.

Hoofdstuk II. Aanspraken op reisdocumenten

§ 1. Paspoorten voor Nederlanders

Artikel 9

Iedere Nederlander heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een nationaal paspoort, geldig voor vijf jaren en voor alle landen.

Artikel 10

Aan Nederlanders die zich ten behoeve van het Koninkrijk of een der landen van het Koninkrijk naar het buitenland begeven wordt, binnen de grenzen bij deze wet bepaald, een diplomatiek paspoort dan wel een dienstpaspoort verstrekt indien en voor zolang Onze Minister van Buitenlandse Zaken zulks noodzakelijk acht.

§ 2. Reisdocumenten voor niet-Nederlanders

Artikel 11

  • 1 Iedere vreemdeling die ingevolge artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 tot Nederland dan wel iedere vluchteling die als zodanig tot de Nederlandse Antillen of Aruba is toegelaten, heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een reisdocument voor vluchtelingen, geldig voor vijf jaren.

  • 2 Iedere vreemdeling die ingevolge artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 tot Nederland is toegelaten, heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een reisdocument voor vluchtelingen, geldig voor ten minste een jaar en ten hoogste drie jaren.

Artikel 12

Aan de erkende vluchteling die niet als zodanig tot de Nederlandse Antillen of Aruba is toegelaten, kan binnen de grenzen bij deze wet bepaald, een reisdocument voor vluchtelingen worden verstrekt.

Artikel 13

Iedere vreemdeling die als staatloze tot een der landen van het Koninkrijk is toegelaten, heeft binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een reisdocument voor vreemdelingen, geldig voor ten minste drie maanden en voor alle landen.

Artikel 14

Aan andere in een der landen van het Koninkrijk toegelaten vreemdelingen dan bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13, die geen reisdocument van een ander land kunnen verkrijgen dan wel die kunnen aantonen dat van hen redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat zij van een ander land een reisdocument aanvragen, kan binnen de grenzen bij deze wet bepaald, een reisdocument voor vreemdelingen worden verstrekt.

Artikel 15

  • 1 In bijzondere gevallen kan een reisdocument als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 14 worden verstrekt aan een tot een der landen van het Koninkrijk toegelaten vreemdeling, die tijdelijk buiten een der landen van het Koninkrijk verblijft.

  • 2 In bijzondere gevallen kan aan een vreemdeling die zich tijdelijk op het grondgebied van een der landen van het Koninkrijk mag bevinden en niet in aanmerking komt voor verstrekking van een reisdocument op grond van artikel 14, een nooddocument dan wel een reisdocument voor vreemdelingen worden verstrekt.

§ 3. Andere reisdocumenten

Artikel 16

  • 1 Aan degene die ingevolge deze wet recht heeft op een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen en op het moment van vertrek niet in het bezit blijkt van een geldig of voor de reis bruikbaar reisdocument, wordt indien hij aantoont zwaarwegende belangen te hebben bij de reis, na een daartoe strekkende aanvraag binnen de grenzen bij deze wet bepaald een nooddocument verstrekt met een zodanige tijdelijke en territoriale geldigheid als daarvoor vereist is.

  • 2 Ten aanzien van elke categorie van reisdocumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder g, stelt Onze Minister vast aan wie en onder welke voorwaarden deze documenten, onder overeenkomstige toepassing van deze wet, kunnen worden verstrekt.

§ 3A. Nederlandse identiteitskaart

Artikel 16a

Iedere Nederlander die als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente is ingeschreven, of die woonachtig is in een land waarvoor de Nederlandse identiteitskaart geldig is, heeft binnen de grenzen van deze wet bepaald, recht op verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart, geldig voor vijf jaren.

§ 4. Bijschrijving

Artikel 17

  • 1 Op verzoek van de houder kan het kind over wie hij het gezag uitoefent in zijn reisdocument worden bijgeschreven, voor zover het kind nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, niet reeds over een Nederlands reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, beschikt en evenals de houder Nederlander is dan wel evenals de houder vreemdeling is met dezelfde status of verblijfstitel als de houder.

  • 2 Bijschrijving vindt bij gezamenlijke uitoefening van het gezag niet plaats dan nadat de andere persoon die het gezag uitoefent, daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven.

Hoofdstuk III. Gronden tot weigering of vervallenverklaring

§ 1. De gronden

Artikel 18

Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van het openbaar ministerie, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon,

  • a. die wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis is toegelaten, of

  • b. die onherroepelijk veroordeeld is tot een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel van zes maanden of meer, of een geldboete in Nederland van de derde categorie of hoger, dan wel een daarmee overeenkomende geldboete in de Nederlandse Antillen of Aruba, of

  • c. die de bijzondere voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijke veroordeling, een voorwaardelijke terbeschikkingstelling of een voorwaardelijke gratieverlening niet naleeft,

zich door verblijf buiten de grenzen van een der landen van het Koninkrijk aan vervolging dan wel tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken.

Artikel 19

Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van de rechter-commissaris, indien de betrokken persoon in staat van faillissement verkeert dan wel op hem het bepaalde in artikel 106 van de Faillissementswet (Stb. 1893, 140) of een overeenkomstige regeling in de Nederlandse Antillen of Aruba van toepassing is.

Artikel 20

Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon zich door verblijf buiten het Koninkrijk zal onttrekken aan zijn militaire verplichtingen, dan wel zijn vervangende dienstplicht.

Artikel 21

Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon ten aanzien van wie in buitengewone omstandigheden krachtens de wet of landsverordening een verbod geldt het land te verlaten, dit verbod zal overtreden.

Artikel 22

Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten, het eilandbestuur dan wel een ander tot invordering bevoegd orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, dat het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon,

  • a. die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot betaling van in een der landen van het Koninkrijk verschuldigde belastingen of premies inzake sociale verzekeringen, of

  • b. die nalatig is in het nakomen van zijn verplichting tot terugbetaling van door de overheid aan hem verstrekte geldleningen, subsidies of renteloze voorschotten, of

  • c. die nalatig is in het nakomen van een wettelijk op hem rustende dan wel bij uitspraak van een rechter in het Koninkrijk vastgestelde verplichting tot betaling van op hem verhaalbare uitkeringen, door de overheid gemaakte, op hem verhaalbare kosten, dan wel voorgefinancierde of anderszins verstrekte gelden, of

  • d. die nalatig is in het nakomen van een wettelijk op hem rustende onderhoudsverplichting dan wel een bij uitspraak van een rechter in het Koninkrijk vastgestelde onderhoudsverplichting,

zich door verblijf buiten de grenzen van een der landen van het Koninkrijk aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering van de verschuldigde gelden zal onttrekken.

Artikel 23

Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, indien het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon buiten het Koninkrijk handelingen zal verrichten, die een bedreiging vormen voor de veiligheid en andere gewichtige belangen van het Koninkrijk of een of meerdere landen van het Koninkrijk dan wel de veiligheid van met het Koninkrijk bevriende mogendheden.

Artikel 24

Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister die het aangaat, onderscheidenlijk een met de uitvoering van deze wet belaste autoriteit die het aangaat, indien:

  • a. het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon zich schuldig zal maken aan gedragingen welke naar Nederlands, Nederlands-Antilliaans onderscheidenlijk Arubaans recht misdrijven opleveren en tot de strafbaarstelling waarvan een het Koninkrijk bindend verdrag verplicht en hij binnen of buiten het Koninkrijk in de voorafgaande tien jaar wegens zodanige gedragingen of medeplichtigheid daaraan onherroepelijk is veroordeeld;

  • b. het gegronde vermoeden bestaat dat de betrokken persoon handelingen heeft verricht of zal verrichten met of met betrekking tot reisdocumenten die het vertrouwen in reisdocumenten hebben geschaad of zullen schaden dan wel opzettelijk een ander in de gelegenheid heeft gesteld of zal stellen om zulke handelingen te verrichten met of met betrekking tot een aan de betrokken persoon verstrekt reisdocument.

§ 2. Registratie

Artikel 25

  • 1 De autoriteiten, bedoeld in de artikelen 18 tot en met 24, richten het verzoek tot weigering onderscheidenlijk vervallenverklaring onder vermelding van de bezwaren die tegen een persoon bestaan en de gronden die hebben geleid tot het vermoeden, bedoeld in artikel 18 en de artikelen 20 tot en met 24, aan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur.

  • 2 Indien deze gronden zijn vervallen, geeft de autoriteit die een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, daarvan onverwijld kennis. De Gouverneur draagt zorg, dat de aan hem gedane mededeling dat de gronden zijn vervallen, onverwijld ter kennis komt van Onze Minister.

  • 3 Onze Minister onderscheidenlijk de Gouverneur vermeldt, indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de voorwaarden van een van de artikelen 18 tot en met 24, de persoon op wie het verzoek betrekking heeft dan wel de persoon ten aanzien van wie bij hem, onderscheidenlijk de Gouverneur, gronden tot weigering of vervallenverklaring bestaan, in een door Onze Minister bij te houden register. In dat geval vermeldt dit register geen andere gegevens van de betrokken persoon dan die, bedoeld in artikel 3, vanwege welke autoriteit, krachtens welke bepaling van paragraaf 1 van dit hoofdstuk en om welke reden de betrokken persoon in het register is vermeld, alsmede de datum van vermelding in het register.

  • 4 Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, deelt de autoriteiten die bevoegd zijn een reisdocument te verstrekken dan wel in te houden, mede, aan welke personen die ingevolge het bepaalde in het derde lid in het register zijn vermeld, een reisdocument kan worden geweigerd, dan wel van wie het reisdocument moet worden ingehouden. De autoriteiten die bevoegd zijn een reisdocument te verstrekken dan wel in te houden, houden een administratie bij van de mededelingen die zij op grond van de vorige volzin ontvangen.

  • 5 Onze Minister verwijdert onverwijld een vermelding als bedoeld in het derde lid uit het register, indien hij een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft ontvangen of indien twee jaar nadat een verzoek als bedoeld in het eerste lid is gedaan een zodanige kennisgeving niet is ontvangen, dan wel zodra de gronden ten aanzien van de betrokken personen bij Onze Minister onderscheidenlijk de Gouverneur niet meer bestaan. Hij geeft daarvan terstond kennis aan de autoriteiten aan wie hij de mededeling als bedoeld in het vierde lid heeft gedaan. Deze autoriteiten verwijderen terstond nadat zij een kennisgeving als bedoeld in de vorige volzin hebben ontvangen de vermelding uit de administratie, bedoeld in het vierde lid.

Hoofdstuk IV. Aanvraag

§ 1. Algemeen

Artikel 26

  • 1 Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor nationale paspoorten, reisdocumenten voor vluchtelingen en reisdocumenten voor vreemdelingen, zijn:

    • a. in Nederland: de burgemeester, voor zover het personen betreft die als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens van zijn gemeente zijn ingeschreven;

    • b. in de Nederlandse Antillen en Aruba: de Gouverneur en, voor zover het personen betreft die in de basisadministratie persoonsgegevens van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen dan wel van Aruba zijn opgenomen, de door de Gouverneur na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten;

    • c. in het buitenland: het hoofd van de daartoe aangewezen consulaire post, voor zover het personen betreft die zich in zijn ressort of in het ressort van een onder zijn verantwoordelijkheid staande consulaire post bevinden;

    • d. Onze Minister en de door hem onderscheidenlijk de door de Gouverneur na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten, in bijzondere door Onze Minister te bepalen gevallen.

  • 2 Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor diplomatieke paspoorten en voor dienstpaspoorten is Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

  • 3 Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor reisdocumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f en g, zijn Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten, de Gouverneur van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba en de door hem na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten en in het buitenland het hoofd van de daartoe aangewezen consulaire post.

  • 4 Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor Nederlandse identiteitskaarten zijn de in het eerste lid, onder a en d bedoelde autoriteiten en, voor zover het personen betreft die in hun ressort of in het ressort van een onder hun verantwoordelijkheid staande consulaire post woonachtig zijn, de onder c bedoelde autoriteiten, die daartoe in overeenstemming met Onze Minister zijn aangewezen.

Artikel 27

  • 1 Een reisdocument wordt slechts verstrekt, nadat een aanvraag is ingediend bij de krachtens artikel 26 bevoegde autoriteit. Deze draagt zorg dat een aanvraag volgens door Onze Minister te stellen regelen op schrift wordt gesteld.

  • 2 Een aanvraag ingediend bij een krachtens artikel 26 bevoegde autoriteit in de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk in Aruba, wordt slechts in behandeling genomen als is voldaan aan het bepaalde in dit hoofdstuk. De aanvrager wordt van het niet in behandeling nemen van de aanvraag terstond verwittigd.

Artikel 28

  • 1 De in artikel 26 bedoelde autoriteit verschaft zich de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van de aanvrager, en indien deze geen Nederlander is, tevens met betrekking tot diens verblijfstitel.

  • 2 De aanvrager kan worden verzocht in verband met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de nodige bewijsstukken over te leggen.

  • 3 De aanvrager dient persoonlijk voor de bovenbedoelde autoriteit te verschijnen, tenzij zulks om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden gevergd en de betreffende autoriteit van oordeel is dat op andere wijze voldoende zekerheid kan worden verkregen over de identiteit, de nationaliteit en de verblijfstitel van de aanvrager.

Artikel 29

  • 1 De aanvrager dient bij zijn aanvraag alle Nederlandse of buitenlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld ter inzage over te leggen, ongeacht of hun geldigheidsduur is verstreken.

  • 2 De aanvrager die in een ander Nederlands of buitenlands reisdocument staat vermeld, doet hiervan bij zijn aanvraag mededeling.

Artikel 30

  • 1 De aanvrager die houder wenst te blijven van een geldig Nederlands reisdocument naast het aangevraagde reisdocument, kan daartoe een verzoek doen aan de autoriteit die bevoegd is de aanvraag in ontvangst te nemen. Deze autoriteit beslist op het verzoek volgens nader door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken te stellen regelen.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid behoeft niet te worden gedaan, indien hetzij het aangevraagde reisdocument hetzij het geldig Nederlands reisdocument waarvan de aanvrager houder wenst te blijven, een Nederlandse identiteitskaart is.

  • 3 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan niet worden gedaan, indien zowel het aangevraagde reisdocument als het geldig Nederlands reisdocument waarvan de aanvrager houder wenst te blijven, een Nederlandse identiteitskaart is.

Artikel 31

  • 1 De aanvrager wiens eerder uitgereikt reisdocument is vermist, legt bij het indienen van zijn aanvraag een schriftelijke verklaring af omtrent de vermissing.

  • 2 Indien de aanvraag in Nederland onderscheidenlijk de Nederlandse Antillen of Aruba wordt ingediend, legt de aanvrager tevens een gewaarmerkte kopie over van het proces-verbaal dat terzake van de vermissing op ambtseed is opgemaakt door een opsporingsambtenaar van de Nederlandse onderscheidenlijk Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse politie.

  • 3 Onze Minister stelt nadere regels met betrekking tot de af te leggen verklaring omtrent de vermissing. Hij stelt deze regels in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken, voor zover zij betrekking hebben op de verklaring omtrent de vermissing die bij een aanvraag in het buitenland moet worden afgelegd.

  • 4 De aanvrager wiens eerder uitgereikt reisdocument is ingenomen door een daartoe bevoegde autoriteit, legt bij het indienen van zijn aanvraag een door de desbetreffende autoriteit afgegeven schriftelijke verklaring over omtrent de inname.

Artikel 32

  • 1 De aanvrager dient alle Nederlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld in te leveren, tenzij artikel 30 of 31 van toepassing is.

  • 2 De inlevering als bedoeld in het eerste lid dient te geschieden bij de uitreiking.

Artikel 33

De rechten die in verband met de aanvraag, verstrekking, uitreiking, wijziging of vermissing van een reisdocument zijn verschuldigd, worden bij de indiening van de aanvraag voldaan.

§ 2. Aanvragen door of ten behoeve van handelingsonbekwamen

Artikel 34

  • 1 Bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige wordt een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Indien de minderjarige onder voorlopige voogdij van een voogdij-instelling in Nederland is geplaatst onderscheidenlijk voorlopig is toevertrouwd aan een Voogdijraad in de Nederlandse Antillen of Aruba, wordt evenwel een verklaring van toestemming van de desbetreffende voogdij-instelling dan wel van de desbetreffende Voogdijraad overgelegd.

  • 2 Indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening een van de personen die het gezag uitoefenen, weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, af te geven, kan deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen de beide personen beproeft.

  • 3 Indien een persoon die het gezag uitoefent, de desbetreffende voogdij-instelling of de desbetreffende Voogdijraad een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid weigert, kan deze op verzoek van de minderjarige van zestien jaren of ouder worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter.

  • 4 Indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening het als gevolg van oorlog, oproer, natuurrampen of daaraan verwante dan wel daarmee samenhangende omstandigheden feitelijk onmogelijk is een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, te verkrijgen van de andere persoon die het gezag uitoefent, kan deze in afwijking van het eerste lid worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter.

  • 5 De rechter geeft in de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij kan als voorwaarde worden gesteld dat de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het aangevraagde reisdocument wordt beperkt.

  • 6 Een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, behoeft niet te worden overgelegd bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart door of ten behoeve van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt.

Artikel 35

Aan de minderjarige die in werkelijke militaire dienst is, wordt een reisdocument verstrekt indien en voor zolang de daartoe aangewezen militaire autoriteit verklaart, dat zulks in het belang van de dienst is. Dit reisdocument geldt uiterlijk tot het tijdstip waarop de dienst wordt verlaten.

Artikel 36

  • 1 Bij een aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, kan, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd.

  • 2 De rechter kan een verklaring van toestemming afgeven op verzoek van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 254, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in Nederland of een gezinsvoogdij-instelling in de Nederlandse Antillen of Aruba. De rechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij kan als voorwaarde worden gesteld dat de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het aangevraagde reisdocument wordt beperkt.

Artikel 37

  • 1 Bij een aanvraag door of ten behoeve van een onder curatele gestelde, wordt een verklaring van toestemming van de curator overgelegd.

  • 2 Een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid behoeft niet te worden overgelegd bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart.

  • 3 Indien de curator weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, af te geven, kan deze op verzoek van de onder curatele gestelde worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter. Deze neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de onder curatele gestelde wenselijk voorkomt. Daarbij kan als voorwaarde worden gesteld dat de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het aangevraagde reisdocument wordt beperkt.

Artikel 38

  • 3 [Red: Vervallen.]

  • 4 De bevoegde rechter, genoemd in artikel 37, derde lid, is in Nederland de kantonrechter, in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba de rechter in eerste aanleg.

  • 5 De rechter beslist met de meeste spoed.

  • 6 Bij een aanvraag ten behoeve van een handelingsonbekwame wordt deze als aanvrager beschouwd.

Artikel 39

Aan de handelingsonbekwame die zich buiten het Koninkrijk bevindt en bij wiens aanvraag geen verklaring van toestemming kan worden overgelegd als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 37, eerste lid, kan vooruitlopend op een rechterlijke uitspraak of beschikking ter zake van een vervangende verklaring van toestemming, in bijzondere gevallen een reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, worden verstrekt.

Hoofdstuk V. Verstrekking, wijziging en uitreiking

Artikel 40

  • 1 Bevoegd tot het verstrekken van nationale paspoorten, reisdocumenten voor vluchtelingen en reisdocumenten voor vreemdelingen, zijn:

    • a. in Nederland: de burgemeester, voor zover het personen betreft die als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens van zijn gemeente zijn ingeschreven;

    • b. in de Nederlandse Antillen en Aruba: de Gouverneur en, voor zover het om verstrekking van nationale paspoorten gaat aan personen die in de basisadministratie persoonsgegevens van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen dan wel van Aruba zijn opgenomen, de door de Gouverneur na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten;

    • c. in het buitenland: het hoofd van de daartoe aangewezen consulaire post, voor zover het personen betreft die zich in zijn ressort of in het ressort van een onder zijn verantwoordelijkheid staande consulaire post bevinden;

    • d. Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten, in bijzondere door hem te bepalen gevallen.

  • 2 Onze Minister, de burgemeester en het hoofd van de daartoe aangewezen consulaire post gaat niet over tot verstrekking van een reisdocument op grond van de artikelen 14 en 15 aan een in Nederland toegelaten vreemdeling, dan nadat Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor een aanspraak in de genoemde artikelen is voldaan.

  • 3 Het hoofd van de daartoe aangewezen consulaire post gaat niet over tot verstrekking van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen aan personen die in de Nederlandse Antillen of Aruba zijn toegelaten dan nadat de Gouverneur heeft medegedeeld dat aan de voorwaarden voor een aanspraak op grond van de artikelen 11 tot en met 15 is voldaan.

  • 4 Reisdocumenten voor vluchtelingen of reisdocumenten voor vreemdelingen worden door de Gouverneur verstrekt met inachtneming van de regels die Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie in zijn hoedanigheid van Minister van het Koninkrijk en met Onze Minister van Buitenlandse Zaken kan stellen alsmede nadat in de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba is vastgesteld dat aan de daar geldende voorwaarden ingevolge de artikelen 12, 14 en 15 is voldaan.

  • 5 Bevoegd tot het verstrekken van diplomatieke paspoorten en dienstpaspoorten is Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

  • 6 Bevoegd tot het verstrekken van reisdocumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f en g, zijn Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten, de Gouverneur van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba en de door hem na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten en in het buitenland het hoofd van de daartoe aangewezen consulaire post.

  • 7 Bevoegd tot het verstrekken van Nederlandse identiteitskaarten zijn de in het eerste lid, onder a en d bedoelde autoriteiten en, voor zover het personen betreft die in hun ressort of in het ressort van een onder hun verantwoordelijkheid staande consulaire post woonachtig zijn, de onder c bedoelde autoriteiten, die daartoe in overeenstemming met Onze Minister zijn aangewezen.

Artikel 41

  • 1 De krachtens artikel 40 bevoegde autoriteiten verstrekken het aangevraagde reisdocument zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dag van de aanvraag, tenzij de aanvraag een persoon betreft op wie een mededeling als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van toepassing is.

  • 2 De termijn genoemd in het eerste lid, kan in bijzondere gevallen met hoogstens vier weken worden verlengd. De aanvrager wordt daarvan zo spoedig mogelijk doch in ieder geval voor de afloop van de eerste termijn, schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3 Indien de aanvraag een persoon betreft op wie een mededeling als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van toepassing is en de autoriteit van de Nederlandse Antillen en van Aruba die de aanvraag in ontvangst heeft genomen niet tevens de ingevolge artikel 40 tot verstrekking bevoegde autoriteit is, legt hij de aanvraag onverwijld voor aan de tot verstrekking van dat reisdocument bevoegde autoriteit. Van de voorlegging wordt de aanvrager terstond in kennis gesteld.

Artikel 41a

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 42

  • 1 Bevoegd tot uitreiking van reisdocumenten zijn de autoriteiten, die ingevolge artikel 26 bevoegd zijn de aanvragen daarvoor in ontvangst te nemen.

  • 2 De uitreiking volgt in het Koninkrijk uiterlijk binnen twee weken, buiten het Koninkrijk uiterlijk binnen vier weken na de verstrekking.

  • 3 Uitreiking van het reisdocument vindt niet plaats, indien:

    • a. de aanvrager niet, ingevolge het bepaalde in artikel 32, tweede lid, alle Nederlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld inlevert bij de uitreiking;

    • b. de tot uitreiking bevoegde autoriteit een mededeling heeft ontvangen tot inhouding als bedoeld in artikel 25, vierde lid;

    • c. ten aanzien van de aanvrager van het uit te reiken reisdocument zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, e, f of h, blijkt voor te doen.

  • 4 Het reisdocument dat niet binnen drie maanden nadat het voor uitreiking beschikbaar is gesteld, door de aanvrager in ontvangst is genomen, wordt door de daartoe bevoegde autoriteit definitief aan het verkeer onttrokken.

Artikel 43

De autoriteiten, bedoeld in artikel 42, eerste lid, alsmede andere door Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten zijn, volgens nadere door hem te stellen regelen, bevoegd tot:

  • a. bijschrijving van kinderen als bedoeld in artikel 17, alsmede tot wijziging of verwijdering daarvan;

  • b. wijziging als bedoeld in artikel 1, onder f.

Hoofdstuk VI. Weigering of vervallenverklaring

Artikel 44

  • 1 Bevoegd tot weigering of vervallenverklaring van reisdocumenten op de gronden genoemd in hoofdstuk III zijn in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba de autoriteiten die ingevolge artikel 40 bevoegd zijn tot verstrekking daarvan en in het buitenland Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

  • 2 Zodra een tot weigering of vervallenverklaring bevoegde autoriteit een aanvraag in behandeling neemt betreffende een persoon ten aanzien van wie een mededeling als bedoeld in artikel 25, vierde lid, is gedaan, dan wel een ingevolge artikel 52 of 53 ingehouden reisdocument heeft ontvangen, overtuigt hij zich ervan of de gronden tot weigering of vervallenverklaring ten aanzien van betrokkene nog bestaan.

  • 3 Op verzoek van de tot weigering of vervallenverklaring bevoegde autoriteit zendt Onze Minister onderscheidenlijk de Gouverneur aan deze de in het register opgenomen gegevens van de betrokkene toe.

  • 4 Indien de gronden tot weigering of vervallenverklaring nog blijken te bestaan, deelt de tot weigering of vervallenverklaring bevoegde autoriteit de aanvrager respectievelijk de houder terstond doch in ieder geval binnen vier weken na de aanvraag onderscheidenlijk de inhouding mede dat hij voornemens is de verstrekking van het aangevraagde reisdocument te weigeren dan wel het ingehouden reisdocument vervallen te verklaren, tenzij de aanvrager respectievelijk de houder hem binnen twee weken verzoekt de beslissing gedurende acht weken aan te houden, ten einde met de autoriteit bij wie de gronden bestaan een zodanige overeenstemming te bereiken dat tot verstrekking van het aangevraagde reisdocument of teruggave van het ingehouden reisdocument dan wel verstrekking van een reisdocument, waarvan de geldigheidsduur onderscheidenlijk de territoriale geldigheid beperkter is dan de bij of krachtens de wet vastgestelde, kan worden overgegaan.

Artikel 45

  • 1 Indien binnen de periode van acht weken, bedoeld in artikel 44, vierde lid, door de autoriteit bij wie de gronden tot weigering of vervallenverklaring bestaan aan de tot weigering of vervallenverklaring bevoegde autoriteit wordt medegedeeld, dat overeenstemming is bereikt met de aanvrager respectievelijk de houder, dan wel indien de gronden bij de tot weigering of vervallenverklaring bevoegde autoriteit zelf bestaan, door deze een dergelijke overeenstemming is bereikt, wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken overeenkomstig de bereikte overeenstemming het aangevraagde reisdocument verstrekt of het ingehouden reisdocument teruggegeven dan wel het reisdocument, waarvan de geldigheidsduur onderscheidenlijk de territoriale geldigheid beperkter is dan de bij of krachtens de wet vastgestelde, verstrekt.

  • 2 Indien binnen de periode van acht weken, bedoeld in artikel 44, vierde lid, geen mededeling wordt gedaan als bedoeld in het eerste lid, dan wel de aanvrager respectievelijk de houder geen verzoek doet als bedoeld in artikel 44, vierde lid, gaat de tot weigering of vervallenverklaring bevoegde autoriteit tot weigering of vervallenverklaring over, tenzij hij van oordeel is dat de aanvrager respectievelijk de houder door deze beslissing onevenredig zou worden benadeeld. In dat geval verstrekt de tot weigering of vervallenverklaring bevoegde autoriteit na overleg met de autoriteit bij wie de gronden tot weigering of vervallenverklaring bestaan het aangevraagde reisdocument of geeft hij het ingehouden reisdocument terug dan wel verstrekt hij een reisdocument, waarvan de geldigheidsduur onderscheidenlijk de territoriale geldigheid beperkter is dan de bij of krachtens de wet vastgestelde.

  • 3 De tot weigering of vervallenverklaring bevoegde autoriteit doet van zijn beslissing, bedoeld in het tweede lid, onverwijld mededeling aan Onze Minister onderscheidenlijk de Gouverneur. Bij deze mededeling vermeldt hij het oordeel van de autoriteit bij wie de gronden tot weigering of vervallenverklaring bestaan. De Gouverneur draagt zorg dat de aan hem gedane mededeling ter kennis komt van Onze Minister. Onze Minister neemt deze mededeling op in het register, bedoeld in artikel 25, derde lid.

Artikel 46

  • 1 De beschikking tot weigering of vervallenverklaring wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 45, tweede lid, gegeven. In de Nederlandse Antillen en in Aruba wordt de beschikking schriftelijk aan de aanvrager, onderscheidenlijk de houder bekendgemaakt.

  • 2 Aan de Nederlander buiten het Koninkrijk die voornemens is zich naar het Koninkrijk te begeven en aan wie de verstrekking van een reisdocument moet worden geweigerd respectievelijk wiens ingehouden reisdocument moet worden vervallen verklaard op grond van de voorgaande bepalingen, kan een reisdocument worden verstrekt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, met een zodanige tijdelijke en territoriale geldigheid als vereist is voor een rechtstreekse reis naar zijn land in het Koninkrijk.

  • 3 Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de vreemdelingen aan wie op grond van de artikelen 11 tot en met 15 een Nederlands reisdocument is verstrekt, voor zover zij nog beschikken over een geldige titel tot verblijf in een der landen van het Koninkrijk.

Artikel 46a

Een Nederlandse identiteitskaart kan niet worden geweigerd of vervallen verklaard.

Hoofdstuk VII. Verval van rechtswege

§ 1. Algemeen

Artikel 47

  • 1 Een reisdocument vervalt van rechtswege, indien:

    • a. de houder van het reisdocument, waarin staat vermeld dat deze de Nederlandse nationaliteit bezit, het Nederlanderschap heeft verloren;

    • b. de houder van het reisdocument voor vluchtelingen of van het reisdocument voor vreemdelingen niet meer beschikt over de status of verblijfstitel op grond waarvan hem het reisdocument is verstrekt, het Nederlanderschap dan wel de nationaliteit van een ander land heeft verkregen of, houder zijnde van een reisdocument als bedoeld in artikel 12, 14 of 15, door een ander land van een reisdocument is voorzien;

    • c. de redenen die tot de verstrekking van het diplomatiek paspoort, het dienstpaspoort of het reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f en g, hebben geleid, zijn vervallen;

    • d. de geldigheidsduur daarvan is verstreken;

    • e. de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum of het geslacht van de houder zijn gewijzigd;

    • f. de houder is overleden;

    • g. ingevolge artikel 31 schriftelijk is verklaard dat het is vermist of door een daartoe bevoegde autoriteit is ingenomen;

    • h. door een met de uitvoering van deze wet belaste autoriteit is vastgesteld dat bij de aanvraag gebruik is gemaakt van onjuiste gegevens, die hebben geleid tot het verstrekken van het reisdocument.

  • 2 De bijschrijving in een reisdocument vervalt van rechtswege, indien:

    • a. de minderjarige de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt of is overleden;

    • b. aan de bijgeschreven persoon een reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verstrekt;

    • c. in het bezit van de Nederlandse nationaliteit dan wel de status of verblijfstitel als bedoeld in artikel 17, van de minderjarige verandering is opgetreden;

    • d. de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum of het geslacht van de minderjarige zijn gewijzigd;

    • e. de houder van het reisdocument niet meer het gezag uitoefent;

    • f. de andere persoon die het gezag uitoefent bedoeld in artikel 17 zijn toestemming heeft ingetrokken. De intrekking geschiedt op de wijze bedoeld in artikel 48, eerste lid;

    • g. door een met de uitvoering van deze wet belaste autoriteit is vastgesteld dat bij de aanvraag gebruik is gemaakt van onjuiste gegevens, die hebben geleid tot de bijschrijving in het reisdocument.

  • 3 De houder van een reisdocument dat van rechtswege is vervallen ingevolge het bepaalde in het eerste lid, onder a, b, c, e of h, dan wel de houder van een reisdocument waarin een bijschrijving is opgenomen welke van rechtswege is vervallen, wordt hiervan op het moment van de inhouding in kennis gesteld door de tot inhouding van het reisdocument bevoegde autoriteit.

  • 4 Onze Minister onderscheidenlijk de Gouverneur kan, al dan niet op verzoek van een met de uitvoering van deze wet belaste autoriteit die het aangaat, besluiten dat de houder van een reisdocument dat op grond van het bepaalde in het eerste lid, onder a, b, c, e, g of h, van rechtswege is vervallen of van een reisdocument waarin een bijschrijving is opgenomen welke van rechtswege is vervallen, wordt vermeld in het register, bedoeld in artikel 25, derde lid. Deze vermelding kan geen andere gegevens van de betrokken persoon omvatten dan die, bedoeld in artikel 3. Artikel 25, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. De Gouverneur geeft van zijn besluit dat tot vermelding moet worden overgegaan onverwijld kennis aan Onze Minister.

  • 5 Onze Minister draagt zorg voor de vermelding, bedoeld in het vierde lid, alsmede voor de verwijdering daarvan, zodra het desbetreffende reisdocument door hem, de Gouverneur dan wel de met de uitvoering van deze wet belaste autoriteit die het verzoek tot de vermelding, bedoeld in het vierde lid, heeft gedaan, is ontvangen of ingehouden. De Gouverneur dan wel de autoriteit die het verzoek tot vermelding, bedoeld in het vierde lid, heeft gedaan, geeft van de ontvangst of de inhouding van het reisdocument onverwijld kennis aan Onze Minister.

§ 2. Reisdocumenten van handelingsonbekwamen

Artikel 48

  • 1 Degene, die de verklaring van toestemming als bedoeld in de artikelen 34, eerste lid en 37, eerste lid, intrekt, geeft hiervan onverwijld schriftelijk kennis aan de ten aanzien van de houder tot verstrekking bevoegde autoriteit dan wel, indien deze autoriteit niet bekend is, aan Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde autoriteit deelt de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger schriftelijk mede dat het reisdocument wegens intrekking van de verklaring van toestemming van rechtswege vervalt, indien:

    • a. de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger niet binnen vier weken na deze mededeling gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid tot het doen van het verzoek om een vervangende verklaring van toestemming ingevolge artikel 34, tweede of derde lid, of artikel 37, derde lid, en hem daarvan schriftelijke mededeling heeft gedaan, dan wel indien geen verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, is gedaan;

    • b. de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger het verzoek tot het verkrijgen van een vervangende verklaring van toestemming als bedoeld onder a, intrekt dan wel de afwijzende beschikking van de rechter op dit verzoek in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 49

  • 1 Bij de mededeling, bedoeld in artikel 48, tweede lid, wijst de in artikel 48, eerste lid, bedoelde autoriteit de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger erop, dat deze verplicht is het reisdocument bij hem in te leveren.

  • 2 Indien de houder een minderjarige is van zestien jaren of ouder, dan wel een onder curatele gestelde, kan de in artikel 48, eerste lid, bedoelde autoriteit in bijzondere gevallen bepalen, dat het reisdocument in afwachting van de rechterlijke uitspraak of beschikking terzake, niet ingeleverd behoeft te worden.

  • 3 De in artikel 48, eerste lid, bedoelde autoriteit draagt zorg dat de houder wiens reisdocument ingevolge het eerste lid moet worden ingeleverd onverwijld in het register, bedoeld in artikel 25, derde lid, wordt vermeld. Deze vermelding kan geen andere gegevens van de betrokken persoon omvatten dan die, bedoeld in artikel 3. Artikel 25, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, draagt zorg dat het ingevolge artikel 53 ingehouden reisdocument onverwijld wordt toegezonden aan de in artikel 48, eerste lid, bedoelde autoriteit.

Artikel 50

  • 2 Indien het eerder uitgereikte reisdocument buiten schuld van de houder niet is ingeleverd of ingehouden, wordt hem met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid op zijn aanvraag een nieuw reisdocument verstrekt. Het eerder uitgereikte reisdocument vervalt in dat geval van rechtswege.

  • 3 De in artikel 48, eerste lid, bedoelde autoriteit draagt zorg voor de verwijdering van de vermelding van de houder uit het daarbedoelde register, zodra ingevolge het eerste lid het reisdocument aan de houder is teruggegeven, dan wel ingevolge het tweede lid aan de houder een nieuw reisdocument is verstrekt en het eerder uitgereikt reisdocument door hem is ontvangen. Artikel 25, vijfde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VIII. Inhouding en inlevering

Artikel 51

  • 1 Een reisdocument kan worden ingehouden door het hoofd van een Nederlandse consulaire post onderscheidenlijk van het kabinet van de Gouverneur, die aan de houder een geldlening heeft verstrekt of ten behoeve van de houder kosten heeft gemaakt. Het ingehouden reisdocument wordt onverwijld toegezonden aan Onze Minister van Buitenlandse Zaken. De houder wordt hiervan terstond in kennis gesteld. Het reisdocument wordt teruggegeven wanneer de betrokken houder in zijn woonplaats is teruggekeerd.

  • 2 Aan de houder wordt een reisdocument als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, verstrekt met een zodanige tijdelijke en territoriale geldigheid als vereist is voor een rechtstreekse reis naar zijn woonplaats.

Artikel 52

Een reisdocument kan worden ingehouden door de autoriteiten, bedoeld in de artikelen 18 en 19 op het moment dat zij het verzoek doen ingevolge artikel 25, eerste lid. Het ingehouden reisdocument wordt uiterlijk binnen twee weken toegezonden aan de tot vervallenverklaring bevoegde autoriteit, dan wel aan de houder teruggegeven. Van de doorzending wordt de houder terstond in kennis gesteld.

Artikel 53

  • 1 Een reisdocument dat vervallen kan worden verklaard, wordt door de tot inhouding bevoegde autoriteiten ingehouden, indien zij van Onze Minister een mededeling hebben ontvangen als bedoeld in artikel 25, vierde lid. Indien de autoriteit die het reisdocument heeft ingehouden niet tevens de tot vervallenverklaring bevoegde autoriteit is, zendt hij het ingehouden reisdocument onverwijld aan laatstgenoemde autoriteit toe. De houder wordt hiervan terstond in kennis gesteld.

Artikel 54

  • 1 Een reisdocument wordt ingehouden, indien:

    • a. het van rechtswege is vervallen ingevolge artikel 47 of 48;

    • b. het zodanig is beschadigd dat daarin opgenomen beveiligingskenmerken zijn aangetast, gegevens niet meer leesbaar zijn of een deel ervan ontbreekt;

    • c. in of aan het document wijzigingen zijn aangebracht of aantekeningen zijn gesteld door een onbevoegde;

    • d. de gezichtsopname van de houder niet langer voldoende gelijkenis vertoont;

    • e. blijkt dat daarin abusievelijk verkeerde gegevens zijn vermeld dan wel anderszins fouten zijn gemaakt bij de vervaardiging van het reisdocument.

  • 2 Indien de autoriteit die het reisdocument heeft ingehouden, niet bevoegd is tot definitieve onttrekking van reisdocumenten aan het verkeer, zendt hij het ingehouden reisdocument onverwijld aan een daartoe wel bevoegde autoriteit. De houder wordt hiervan terstond in kennis gesteld.

  • 3 De daartoe bevoegde autoriteit onttrekt het ingehouden reisdocument definitief aan het verkeer, tenzij nog een beroepstermijn openstaat, een beroepsprocedure aanhangig is of het reisdocument anderszins in een gerechtelijke procedure nodig is.

  • 4 Een reisdocument waarin een bijschrijving is opgenomen die van rechtswege is vervallen ingevolge artikel 47, tweede lid, wordt ingehouden door de autoriteit die bevoegd is tot het verwijderen van die bijschrijving. Deze autoriteit maakt de bijschrijving ongedaan en geeft het reisdocument terstond terug aan de houder.

  • 5 Indien het van rechtswege vervallen reisdocument is ingehouden naar aanleiding van een mededeling van Onze Minister als bedoeld in artikel 25, vierde lid, wordt Onze Minister van de inhouding onverwijld in kennis gesteld.

Artikel 55

Bevoegd tot het inhouden van reisdocumenten, voor zover niet reeds in deze wet voorzien, zijn:

  • a. de autoriteiten, die bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van een aanvraag voor reisdocumenten;

  • b. de autoriteiten belast met de grensbewaking, de politie en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen.

Artikel 56

De houder van een reisdocument levert dit zo spoedig mogelijk in bij een tot inhouding bevoegde autoriteit, indien het reisdocument of een daarin opgenomen bijschrijving van rechtswege is vervallen dan wel deze autoriteit om inlevering daarvan ter inhouding als bedoeld in de artikelen 49, 51, 52, 53 en 54 verzoekt.

Artikel 57

Bevoegd tot het definitief aan het verkeer onttrekken van reisdocumenten volgens door Onze Minister te stellen regelen zijn de autoriteiten die bevoegd zijn tot verstrekking, weigering of vervallenverklaring van reisdocumenten.

Hoofdstuk IX. Toezicht

Artikel 58

Het toezicht op de uitvoering van deze wet berust bij Onze Minister. Aan hem en aan door hem aangewezen ambtenaren worden door de autoriteiten belast met de uitvoering van deze wet alle inlichtingen verstrekt welke zij in verband met de uitoefening van hun taak nodig hebben en wordt inzage verleend in alle bescheiden die verband houden met de uitvoering van deze wet.

Artikel 59

Onze Minister stelt regelen met betrekking tot de administratie en de beveiliging van reisdocumenten aan de autoriteiten belast met de uitvoering van deze wet. Hij stelt deze regelen in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, indien dit uit de aard van de te regelen zaak voortvloeit.

Hoofdstuk X. Strafbepalingen

Artikel 60

  • 1 Het is een ieder verboden een reisdocument valselijk op te maken of te vervalsen, of een zodanig stuk op grond van valse gegevens te doen verstrekken dan wel een aan hem of een ander verstrekt reisdocument ter beschikking te stellen van derden, met het oogmerk het door dezen te doen gebruiken als ware het aan hen verstrekt.

  • 2 Het is een ieder verboden in het bezit te zijn van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is, dan wel opzettelijk gebruik te maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.

Artikel 61

Het is een ieder verboden drukwerken of andere voorwerpen in een vorm die ze op reisdocumenten doet gelijken, te vervaardigen, te verspreiden of ter verspreiding in voorraad te hebben.

Artikel 62

Ieder is verplicht een reisdocument dat in zijn bezit is, maar waarvan hij niet de houder is, of dat ingevolge het bepaalde in artikel 56 moet worden ingeleverd, terstond wanneer hem dit mondeling door een tot inhouding bevoegde ambtenaar is bevolen, dan wel binnen veertien dagen, nadat hem dit bij aangetekend schrijven in persoon is medegedeeld, in te leveren.

Artikel 63

Bij wet onderscheidenlijk bij landsverordening wordt overtreding van het in de artikelen 60, 61 en 62 bepaalde strafbaar gesteld.

Hoofdstuk XI. Administratieve rechtsbescherming in de Nederlandse Antillen en Aruba

Artikel 64

Bij landsverordening wordt geregeld de mogelijkheid voorziening te vragen tegen de op grond van deze wet genomen beschikkingen.

Hoofdstuk XII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 65

  • 1 De autoriteit die het reisdocument verstrekt, bewaart in de administratie, bedoeld in artikel 3, achtste lid, tweede volzin:

    • a. de in artikel 3, derde lid, bedoelde vingerafdrukken;

    • b. twee andere, door Onze Minister aan te wijzen vingerafdrukken van de aanvrager van een reisdocument.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde gegevens worden uitsluitend verstrekt aan autoriteiten, instellingen en personen die belast zijn met de uitvoering van deze wet, voor zover zij de gegevens nodig hebben voor die uitvoering.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde gegevens, alsmede de in artikel 3, achtste lid, bedoelde gegevens, worden, bij de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen D en E, van het bij koninklijke boodschap van 21 januari 2008 ingediende voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie (Kamerstukken II 2007/08, 31 324 (R1844), nr. 2), nadat dit voorstel tot wet is verheven, overgebracht naar de reisdocumentenadministratie, bedoeld in artikel 4a, zoals dit luidt na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van genoemd voorstel van rijkswet.

  • 4 Onze Minister kan met het oog op de verwerking van de in het eerste lid bedoelde gegevens nadere regels stellen met betrekking tot de administratieve uitvoering van deze wet en de beveiliging van het aangifte- en uitgifteproces van reisdocumenten. Deze regels kunnen afwijken van het bepaalde krachtens artikel 59.

  • 5 Tot het moment waarop artikel I, onderdeel B, onder 3, van het in het derde lid genoemde voorstel van rijkswet, nadat dit tot wet is verheven, in werking treedt, kan Onze Minister een afwijkende geldigheidsduur vaststellen voor reisdocumenten, waarin als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken kunnen worden opgenomen.

  • 6 Tot het moment waarop artikel I, onderdelen D en E, van het in het derde lid genoemde voorstel van rijkswet, nadat dit tot wet is verheven, in werking treedt, wordt in de in artikel 3, derde lid, tweede volzin, bedoelde bij algemene maatregel van rijksbestuur te stellen regels voorzien bij ministeriële regeling.

Artikel 67

Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kunnen verschillende tijdstippen worden vastgesteld, waarop artikel 3, eerste lid, voor zover het betreft de vermelding van het geslacht als persoonsgegeven van de houder, respectievelijk artikel 56, voor zover het betreft de inlevering van reisdocumenten die ingevolge artikel 47, eerste lid, onder d, van rechtswege zijn vervallen, in werking treden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 september 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. van den Broek

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de tiende oktober 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin