Besluit vaststelling regeling betaling Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 bij onderwijsinstellingen

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2006.
Geldend van 18-06-2003 t/m heden

Besluit van 8 oktober 1991, houdende vaststelling van regeling betaling IZK bij onderwijsinstellingen (gewijzigde betaalmaanden Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen, mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 15 juli 1991, nummer 91051208, directie Arbeidsvoorwaardenbeleid;

Gelet op artikel 20, tweede lid van de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256), artikel 28, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 164), artikel 23, tweede lid, van de Wet op het leerlingwezen (Stb. 1966, 215), de artikelen 39 en 61 van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552), artikel 55, tweede lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs (Stb. 1986, 289), artikel 58 van de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635), artikel 4 van de Experimentenwet onderwijs (Stb. 1970, 370), artikel 9 van de Kaderwet volwasseneneducatie (Stb. 1985, 532);

De Raad van State gehoord (advies van 15 augustus 1991, nummer W05.91.0389);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 24 september 1991, nummer 91074169, directie Arbeidsvoorwaardenbeleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. belanghebbende: degene die belanghebbende is in de zin van het besluit als bedoeld onder c en die in dienst is van een lichaam als bedoeld onder b dan wel een uitkering geniet op grond van of overeenkomstig de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden (Stb. 1984, 458) uit hoofde van een betrekking aan een lichaam als bedoeld onder b;

  • b. lichaam: een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Rechtspositiebesluit WPO/WEC;

  • c. besluit: de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 (Stb. 1982, 173).

Artikel 2

  • 1 In afwijking van artikel 6, eerste lid, eerste volzin, en artikel 7 van het besluit geschiedt de betaling aan de belanghebbende voor wat betreft de tegemoetkoming over het vierde kwartaal van enig jaar en het eerste kwartaal van het daaropvolgende jaar niet in de maand juni doch in de maand mei, dan wel op verzoek van de belanghebbende in de maand december van hetzelfde jaar.

  • 2 In afwijking van artikel 6, eerste lid, eerste volzin, en artikel 7 van het besluit geschiedt de betaling aan de belanghebbende voor wat betreft het tweede en derde kwartaal van enig jaar niet in de maand december doch in de daarop volgende maand januari.

Artikel 3

Bij de toepassing van artikel 9, eerste volzin, van het besluit wordt door het lichaam artikel 2 uitgevoerd over de volledige aanspraak op de tegemoetkoming die de belanghebbende heeft. Bij de toepassing van artikel 9, tweede volzin, van het besluit is artikel 2 van toepassing op het gedeelte van de tegemoetkoming waarop de belanghebbende bij het lichaam aanspraak heeft.

Artikel 4

  • 1 Indien voor de belanghebbende over al zijn inkomsten bij het lichaam in de maand december dan wel in geval van ontslag of overlijden in de maand waarin de laatste dag van het dienstverband valt, het maximum jaarbedrag van de overhevelingstoeslag blijkt te zijn berekend, wordt in die maand een uitkering toegekend ter grootte van het verschil tussen:

    • a. enerzijds het bruto bedrag van de in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming welke in januari is berekend, en

    • b. anderzijds het bruto bedrag van de in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming zoals dat zou worden vastgesteld indien de betaling niet in januari doch in december dan wel de laatste maand van het dienstverband zou hebben plaatsgevonden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde uitkering maakt geen deel uit van het ambtelijk inkomen als bedoeld in artikel C1 van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540).

    Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen datum.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

’s-Gravenhage, 8 oktober 1991

Beatrix

De Minister van Onderwijs en Wetenschappen

J.M.M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

P. Bukman

Uitgegeven de vierentwintigste oktober 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin