Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen, mede namens Onze
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 15 juli 1991, nummer 91051208,
directie Arbeidsvoorwaardenbeleid;
Gelet op artikel 20, tweede lid van de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256), artikel 28, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet
speciaal onderwijs (Stb. 1987, 164), artikel 23, tweede lid, van de Wet op het leerlingwezen (Stb. 1966,
215), de artikelen 39 en 61 van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552), artikel 55, tweede lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs
(Stb. 1986, 289), artikel 58 van de Wet op de onderwijsverzorging (Stb. 1986, 635),
artikel 4 van de Experimentenwet onderwijs (Stb. 1970, 370), artikel 9 van de Kaderwet volwasseneneducatie (Stb. 1985, 532);
De Raad van State gehoord (advies van 15 augustus 1991, nummer W05.91.0389);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen, uitgebracht
mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 24 september
1991, nummer 91074169, directie Arbeidsvoorwaardenbeleid;
Hebben goedgevonden en verstaan: