Stb. 2004, 194, datum inwerkingtreding 14-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.
Ongevraagd ontslag
[Regeling vervallen per 29-12-2007]
1 Anders dan op eigen aanvraag kan aan de voorzitter ontslag worden verleend op grond
van:
-
a. ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte;
-
b. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan uit hoofde
van ziekte;
-
c. opheffing van het waterschap;
-
d. andere gronden.
2 Het ontslag op grond van het eerste lid, onder a, b en c van dit artikel wordt eervol verleend. Het ontslag op grond van het eerste lid, onder
d, van dit artikel wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister
zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.
3 Een ontslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan slechts plaatsvinden indien:
-
a. er sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende
een ononderbroken periode van twee jaar,
-
b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel
a genoemde termijn van twee jaar te verwachten is, en
-
c. na een zorgvuldig onderzoek het niet mogelijk is gebleken om de voorzitter binnen
het gezagsbereik van Onze Minister andere arbeid aan te bieden, dan wel indien de
voorzitter geweigerd heeft deze arbeid te aanvaarden.
4 Onder arbeid als bedoeld in het derde lid, onder c, wordt gedurende het eerste jaar dat de voorzitter ongeschikt is tot het verrichten
van zijn arbeid wegens ziekte passende, en gedurende de periode daarna gangbare arbeid
verstaan.
5 Voor het bepalen van het in het derde lid, onder a, bedoelde tijdvak van twee jaar worden tijdvakken van ongeschiktheid tot het verrichten
van zijn arbeid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking
van minder dan vier weken opvolgen.
6 Om te beoordelen of er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen
a en b, vraagt het dagelijks bestuur van het waterschap het oordeel van een arts, aangewezen
door de uitvoeringsinstelling die de WAO uitvoert ten aanzien van de voorzitters.
Deze arts betrekt bij zijn beoordeling een door het dagelijks bestuur van het waterschap
aangewezen arts en, indien de voorzitter dit wenst, een door de voorzitter aangewezen
arts.
7 Het dagelijks bestuur stelt de voorzitter er schriftelijk van in kennis dat de procedure,
bedoeld in het zesde lid, wordt ingesteld. Daarbij wordt de voorzitter gewezen op
de mogelijkheid om een arts van zijn keuze te laten deelnemen aan de procedure.
8 De kennisgeving, bedoeld in het zevende lid, geschiedt niet eerder dan nadat de voorzitter
gedurende een onafgebroken periode van 18 maanden ongeschikt is geweest tot het verrichten
van zijn arbeid wegens ziekte. Het vijfde lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.
9 De in het zesde lid bedoelde arts stelt naar aanleiding van zijn bevindingen een rapport
op. Hij zendt dit rapport aan het dagelijks bestuur van het waterschap. Tevens zendt
hij een afschrift van dit rapport aan de voorzitter.