Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen

[Regeling vervallen per 29-12-2007.]
Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014.
Geldend van 11-05-2007 t/m 28-12-2007

Besluit van 17 oktober 1991, houdende bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van voorzitters van waterschappen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 juli 1991, nr. RJW 94645, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Overwegende dat op grond van artikel 49 van de Waterschapswet (Stb. 1991, 444) regels dienen te worden vastgesteld omtrent enkele onderwerpen betreffende de rechtspositie van voorzitters van waterschappen;

De Raad van State gehoord (advies van 11 september 1991, nr. W 09.91.0352);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 oktober 1991, nr. RJW 104978, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    • b. voorzitter: voorzitter van een waterschap;

    • c. FPU-uitkering: de uitkering op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 3 van de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel en artikel 1.5 van het Pensioenreglement van de Stichting pensioenfonds ABP, waarbij onder de Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel wordt verstaan de overeenkomst die is aangegaan op grond van artikel 2 van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel en onder het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP wordt verstaan het reglement van die stichting dat is vastgesteld met inachtneming van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP;

    • d. bezoldiging: bedrag per maand waarop een voorzitter aanspraak kan maken;

    • e. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

    • f. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de WAO;

    • g. passende arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 30 van de Ziektewet;

    • h. gangbare arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid, van de WAO;

    • i. budget: het totaalbedrag aan exploitatielasten van het waterschap in een begrotingsjaar, zoals dat blijkt uit de begroting van het waterschap, uitgedrukt in miljoenen euro’s;

    • j. salarisschaal: een als zodanig in bijlage B van Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vermelde reeks van genummerde salarissen;

    • k. tijdsbestedingsnorm: het deel van de werkweek dat de voorzitter in staat dient te worden gesteld aan het voorzitterschap te besteden, uitgedrukt in een percentage van een voltijdsfunctie.

  • 2 In dit besluit wordt onder het provinciaal bestuur onderscheidenlijk (het college van) gedeputeerde staten verstaan het provinciaal bestuur onderscheidenlijk (het college of de colleges van) gedeputeerde staten van de provincie of de provincies waarin het waterschap is gelegen.

Hoofdstuk II. Benoeming, schorsing en ontslag

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Artikel 2. Reis- en verblijfkosten

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Indien een kandidaat voor het ambt van voorzitter reis- en verblijfkosten heeft gemaakt ter zake van het gevolg geven aan een uitnodiging voor een bezoek aan het waterschapsbestuur, het provinciaal bestuur of Onze Minister, worden die kosten door en voor rekening van het waterschap vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 29.

Artikel 3. Toezending bescheiden ten aanzien van de rechtspositie

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 Aan de voorzitter wordt door Onze Minister kosteloos een exemplaar van het Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen verstrekt.

  • 2 Tevens wordt hem door het waterschap schriftelijk mededeling gedaan van zijn bezoldiging.

Artikel 4. Schorsing

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

De voorzitter die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt kan op verzoek van het waterschapsbestuur of van het college van gedeputeerde staten bij koninklijk besluit worden geschorst. Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval:

  • a. een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat;

  • b. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur der schorsing.

Artikel 5. Verbod betreding dienstgebouwen gedurende schorsing

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Gedurende een schorsing is het de voorzitter als zodanig niet toegestaan de dienstgebouwen van het waterschap te betreden.

Artikel 6. Ontslag op eigen aanvraag/FPU

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 De voorzitter wordt op zijn aanvraag ontslagen of na afloop van de benoemingstermijn niet herbenoemd.

  • 2 Aan de voorzitter die ontslag vraagt met het oog op een FPU-uitkering, wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig uittreden overheidspersoneel en het bestuur van de Stichting pensioenfonds ABP op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na het ontslag recht bestaat op de FPU-uitkering. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op de FPU-uitkering ontstaat. Met een aanvraag tot ontslag wordt gelijkgesteld een verzoek om niet te worden herbenoemd.

  • 3 Het ontslag op grond van dit artikel wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

Artikel 7. Ontslag op 70-jarige leeftijd

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Aan de voorzitter wordt bij koninklijk besluit met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin hij de leeftijd van zeventig jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend.

Artikel 8. Ongevraagd ontslag

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 Anders dan op eigen aanvraag kan aan de voorzitter ontslag worden verleend op grond van:

    • a. ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte;

    • b. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan uit hoofde van ziekte;

    • c. opheffing van het waterschap;

    • d. andere gronden.

  • 3 Een ontslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan slechts plaatsvinden indien:

    • a. er sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van twee jaar,

    • b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar te verwachten is, en

    • c. na een zorgvuldig onderzoek het niet mogelijk is gebleken om de voorzitter binnen het gezagsbereik van Onze Minister andere arbeid aan te bieden, dan wel indien de voorzitter geweigerd heeft deze arbeid te aanvaarden.

  • 4 Onder arbeid als bedoeld in het derde lid, onder c, wordt gedurende het eerste jaar dat de voorzitter ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte passende, en gedurende de periode daarna gangbare arbeid verstaan.

  • 5 Voor het bepalen van het in het derde lid, onder a, bedoelde tijdvak van twee jaar worden tijdvakken van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 6 Om te beoordelen of er sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a en b, vraagt het dagelijks bestuur van het waterschap het oordeel van een arts, aangewezen door de uitvoeringsinstelling die de WAO uitvoert ten aanzien van de voorzitters. Deze arts betrekt bij zijn beoordeling een door het dagelijks bestuur van het waterschap aangewezen arts en, indien de voorzitter dit wenst, een door de voorzitter aangewezen arts.

  • 7 Het dagelijks bestuur stelt de voorzitter er schriftelijk van in kennis dat de procedure, bedoeld in het zesde lid, wordt ingesteld. Daarbij wordt de voorzitter gewezen op de mogelijkheid om een arts van zijn keuze te laten deelnemen aan de procedure.

  • 8 De kennisgeving, bedoeld in het zevende lid, geschiedt niet eerder dan nadat de voorzitter gedurende een onafgebroken periode van 18 maanden ongeschikt is geweest tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Het vijfde lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 9 De in het zesde lid bedoelde arts stelt naar aanleiding van zijn bevindingen een rapport op. Hij zendt dit rapport aan het dagelijks bestuur van het waterschap. Tevens zendt hij een afschrift van dit rapport aan de voorzitter.

Hoofdstuk IIA. Bezoldiging, uitkeringen en ambtstoelage

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Artikel 8a. Bezoldigingsklassen

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Waterschappen worden, ten behoeve van de vaststelling van de bezoldiging van de voorzitter, naar gelang het budget en het aantal en de soort van taken, ingedeeld in de volgende klassen:

Budget per 1 januari 2002

Zonder kwaliteitsbeheer (1 taak)

Zonder kwaliteitsbeheer (> 1 taak)

Met kwaliteitsbeheer (1 taak)

Met kwaliteitsbeheer (> 1 taak)

0  – 4,54

Klasse 1

Klasse 2

   

4,54 – 11,34

Klasse 2

Klasse 3

Klasse 3

Klasse 4

11,34 – 20,42

 

Klasse 4

Klasse 4

Klasse 5

20,42 – 45,38

 

Klasse 5

Klasse 5

Klasse 6

  > 45,38

 

Klasse 6

Klasse 6

Klasse 7

Artikel 8b. Overgang in bezoldigingsklasse

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 Overgang van een waterschap naar een hogere klasse in verband met de toeneming van het budget vindt plaats met ingang van het jaar waarin het budget op 1 januari voor de tweede achtereenvolgende maal boven de maximumgrens van de klasse, waarin het waterschap tot dusverre ingedeeld was, gestegen is.

  • 2 Overgang van een waterschap naar een lagere klasse in verband met de vermindering van het budget vindt plaats met ingang van het jaar waarin het budget op 1 januari voor de tweede achtereenvolgende maal beneden de minimumgrens van de klasse, waarin het waterschap tot dusverre ingedeeld was, gedaald is.

Artikel 8c. Inschaling en tijdsbestedingsnorm

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 De bezoldiging van de voorzitter wordt bepaald op grondslag van de klasse waarin het waterschap op grond van artikel 8a onderscheidenlijk 8b is ingedeeld.

  • 2 De diverse klassen corresponderen met de diverse salarisschalen zoals aangegeven in onderstaande tabel:

    Klasse

    salarisschaal

    1

    12

    2

    13

    3

    14

    4

    15

    5

    16

    6

    17

    7

    18

  • 3 De bezoldiging van de voorzitter is gelijk aan het maximum van de van toepassing zijnde salarisschaal, tenzij ten aanzien van een waterschap een tijdsbestedingsnorm is vastgesteld die lager ligt dan 100%. Alsdan is de bezoldiging gelijk aan het bedrag dat naar rato van de tijdsbestedingsnorm is bepaald.

  • 4 Op verzoek van het algemeen bestuur van het waterschap kan Onze Minister, gedeputeerde staten gehoord, een tijdsbestedingsnorm vaststellen.

  • 5 De overgang van een waterschap naar een lagere klasse in verband met de vermindering van het budget is niet van invloed op de hoogte van de bezoldiging van de op dat tijdstip in dienst zijnde voorzitter.

Artikel 8d. Aanvang en beëindiging bezoldiging

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

De aanspraak op de bezoldiging begint op de dag dat de benoeming ingaat en eindigt met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of met ingang van de dag, volgende op die van het overlijden.

Artikel 8e. Eenmalige uitkering

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt de voorzitter een uitkering op gelijke voet.

Artikel 8f. Vakantie-uitkering

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

De voorzitter heeft aanspraak op een vakantie-uitkering overeenkomstig de regels die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

Artikel 8g. Eindejaarsuitkering

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 De voorzitter heeft recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig de regels die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld.

  • 2 De eindejaarsuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december betaald.

  • 3 Bij ontslag van de voorzitter vindt betaling plaats over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover de eindejaarsuitkering is betaald en de datum van het ontslag.

Artikel 8h. Ambtstoelage

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 Bij besluit van het algemeen bestuur van een waterschap kan de voorzitter een bijdrage in de bijzondere kosten worden toegekend tot een bedrag dat maximaal 6,25% bedraagt van het maximum van de voor de voorzitter van toepassing zijnde salarisschaal.

  • 2 Wanneer een voorzitter buitengewoon verlof verzoekt en de duur daarvan een aaneengesloten periode van zes weken te boven gaat, kan het algemeen bestuur bepalen dat gedurende die langere periode de ambtstoelage geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden.

Hoofdstuk III. Bezoldiging bij afwezigheid, ziekte of schorsing

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Artikel 9. Behoud van bezoldiging

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 Een voorzitter die wegens geoorloofde afwezigheid verhinderd is zijn ambt te vervullen, behoudt gedurende deze verhindering zijn bezoldiging.

  • 2 Een voorzitter die geschorst is behoudt gedurende de schorsing zijn bezoldiging.

Artikel 10. Inhouding van bezoldiging

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Wanneer een voorzitter buitengewoon verlof verzoekt en de duur daarvan een aaneengesloten periode van zes weken te boven gaat, kan het algemeen bestuur bij het verlenen van het verlof bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden.

Artikel 11. Bezoldiging bij ziekte

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 De voorzitter die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte geniet vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt, gedurende een termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging en daarna tot zijn ontslag 80% van zijn bezoldiging. Hij geniet ook na afloop van de in de eerste volzin genoemde termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging indien de ziekte, uit hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan het ambt van voorzitter verbonden werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.

  • 2 Voor het vaststellen van het tijdstip waarop de in het eerste lid genoemde termijn van 18 maanden verstreken is, worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 3 Indien de voorzitter, bedoeld in het eerste lid, ter zake van het ambt waaruit het recht op doorbetaling van bezoldiging voortvloeit, recht heeft op een WAO-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge het eerste lid recht heeft.

  • 4 Indien de in het derde lid bedoelde voorzitter uit hoofde van twee of meer ambten recht heeft op één WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van het derde lid toegerekend aan het ambt ter zake waarvan zijn bezoldiging wordt doorbetaald naar rato van de bezoldiging uit hoofde van de desbetreffende ambten.

  • 5 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de in het derde lid bedoelde voorzitter geen WAO-uitkering kan worden toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een WAO-uitkering zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.

  • 6 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de in het derde lid bedoelde voorzitter de WAO-uitkering vermindering ondergaat, dan wel het recht daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt bedoelde uitkering voor de toepassing van dit artikel steeds geacht onverminderd te zijn genoten.

Artikel 12. Staking bezoldiging, uitbetaling aan derden en hervatting uitbetaling

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing gedurende de eerste 52 weken waarin de voorzitter ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.

  • 2 Voor het berekenen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.

  • 3 Op aanwijzing van het algemeen bestuur van het waterschap wordt de doorbetaling van bezoldiging gestaakt wanneer en voor zolang de voorzitter:

    • a. weigert zich te onderwerpen aan een door het algemeen bestuur van het waterschap noodzakelijk geacht onderzoek vanwege een door het dagelijks bestuur van het waterschap aangewezen bedrijfsarts of, na voor een dergelijk onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;

    • b. zich zodanig gedraagt dat zijn genezing naar het oordeel van het algemeen bestuur van het waterschap ernstig wordt belemmerd of vertraagd.

  • 4 In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan het algemeen bestuur van het waterschap op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de ingehouden bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de voorzitter zal worden uitbetaald.

  • 5 Voor zover het algemeen bestuur van het waterschap van zijn bevoegdheid, bedoeld in het vierde lid, geen gebruik heeft gemaakt wordt de ingevolge het derde lid ingehouden bezoldiging alsnog aan de voorzitter uitbetaald wanneer uit een verklaring van een (of meer) aangewezen arts(en) blijkt dat het geval op grond waarvan doorbetaling van bezoldiging werd gestaakt, zich niet of niet meer voordoet.

Artikel 13. Verplichtingen- en sanctieregime WAO

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 Na de periode van 52 weken, bedoeld in artikel 12, is op de voorzitter wiens bezoldiging wegens ziekte geheel of gedeeltelijk wordt doorbetaald, het verplichtingen- en sanctieregime van hoofdstuk II van de WAO van toepassing.

  • 2 Indien ten aanzien van de WAO-uitkering die de voorzitter geniet, een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, legt het dagelijks bestuur van het waterschap die verplichting eveneens op dan wel past het die sanctie op overeenkomstige wijze toe op het bedrag waarop de voorzitter recht heeft ingevolge artikel 11, eerste lid, na toepassing van artikel 11, derde lid.

Artikel 14. Ziekmelding

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Indien een voorzitter langer dan acht dagen wegens ziekte zijn arbeid niet kan verrichten geeft hij daarvan kennis aan het dagelijks bestuur van het waterschap.

Artikel 15. Uitkering bij ziekte en overlijden gewezen voorzitter

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op voorzitters die geen overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP zijn.

Artikel 16. Suppletieregeling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid na ontslag

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 Ten aanzien van de voorzitter, aan wie ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a , en die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is, is de voor het waterschapspersoneel geldende suppletieregeling voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op voorzitters die geen overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP zijn.

Artikel 17. Bedrijfsgeneeskundige begeleiding

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

De voorzitter geniet bedrijfsgeneeskundige begeleiding overeenkomstig de voor het waterschapspersoneel geldende voorschriften.

Artikel 18. Vakantie en verlof

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Ten aanzien van vakantie en verlof is de regeling die geldt voor de ambtenaren van het waterschap van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19. Vergoeding bij waarneming

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de waarneming van het ambt van voorzitter is belast geweest, geniet voor die tijd, ten laste van het waterschap, een vergoeding ten bedrage van de voor het ambt vastgestelde minimum- of vaste bezoldiging. Indien de waarneming geschiedt door een lid van het dagelijks bestuur wordt de vergoeding verminderd met hetgeen als lid van het dagelijks bestuur wegens wedde wordt ontvangen.

Hoofdstuk IV. Ziektekostenvoorzieningen

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Artikel 20. Deelneming aan van waterschapswege getroffen ziektekostenvoorziening

[Vervallen per 20-12-2006]

Artikel 21. 1%-Regeling bij deelneming aan de ziektekostenvoorziening van het waterschap

[Vervallen per 20-12-2006]

Artikel 22. 1%-Regeling bij niet-deelname aan ziektekostenvoorziening van het waterschap

[Vervallen per 20-12-2006]

Artikel 23. Vergoeding ziektekosten bij dienstongeval

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

In geval van ziekte, welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan het ambt van voorzitter verbonden werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, worden hem voor rekening van het waterschap vergoed de te zijnen laste blijvende, naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging.

Hoofdstuk V. Uitkeringen

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Artikel 25. Gratificatie

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Aan de voorzitter wordt een ambtsjubileumgratificatie toegekend overeenkomstig de regeling die geldt voor de ambtenaren van het waterschap.

Artikel 26. Uitkering bij ontslag of niet-herbenoeming anders dan op eigen aanvraag

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 De voorzitter heeft ten laste van het waterschap recht op een uitkering bij eervol ontslag of niet-herbenoeming anders dan op eigen aanvraag.

  • 3 Het verplichtingen- en sanctieregime van de Werkloosheidswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien de voorzitter ter zake van het ontslag, bedoeld in het eerste lid, recht heeft op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet wordt de in het eerste lid bedoelde uitkering met die uitkering verminderd.

  • 5 Het eerste tot en met het vierde lid is niet van toepassing op voorzitters die geen overheidswerknemer in de zin van Wet privatisering ABP zijn.

Artikel 26a. Uitkering bij benoeming ander waterschap

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 De voorzitter heeft ten laste van het waterschap recht op een aanvulling op de bezoldiging bij eervol ontslag wegens benoeming tot voorzitter van een ander waterschap, indien daaraan een lagere bezoldiging is verbonden.

  • 2 De aanvulling, bedoeld in het eerste lid, bedraagt het verschil tussen de laatstgenoten bezoldiging, aangepast volgens de algemene salariswijzigingen van het personeel in de sector Rijk, en de bezoldiging, verbonden aan de benoeming tot voorzitter van het andere waterschap.

Artikel 26b. Uitkering bij ontslag of niet-herbenoeming op eigen aanvraag

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 De voorzitter heeft ten laste van het waterschap recht op een uitkering bij eervol ontslag of niet-herbenoeming op eigen aanvraag als ook bij een eervol ontslag op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel d, indien naar het oordeel van Onze Minister de reden van de aanvraag tot ontslag of niet-herbenoeming dan wel de reden van het ontslag is gelegen in een verstoorde verhouding tussen de voorzitter en het algemeen bestuur.

  • 2 Onze Minister wint ter voorbereiding van zijn oordeel advies in van gedeputeerde staten en hij stelt vervolgens de voorzitter in kennis van zijn voornemen omtrent het oordeel.

  • 3 De uitkering ingevolge het eerste lid is gelijk aan het totaalbedrag van de uitkeringen berekend op basis van de Werkloosheidswet en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid sector Rijk. Het verplichtingen- en sanctieregime van de Werkloosheidswet is van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de verplichting, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van die wet.

  • 4 Indien de voorzitter ter zake van het ontslag of de niet-herbenoeming, bedoeld in het eerste lid, recht heeft op een uitkering op de grond van de Werkloosheidswet wordt de in het eerste lid bedoelde uitkering met die uitkering verminderd.

  • 5 Het eerste tot en met het vierde lid is niet van toepassing op voorzitters die geen overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP zijn.

Artikel 27. Uitkering bij overlijden

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

  • 1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de voorzitter wordt aan de achterblijvende levenspartner ten laste van het waterschap een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de bezoldiging waarop de overleden voorzitter op de dag van het overlijden recht had, over een tijdvak van drie maanden, vermeerderd met de vakantietoelage. Op het bedrag, bedoeld in de eerste volzin, wordt in mindering gebracht een uitkering overeenkomstig artikel 53 van de WAO en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen. Het gestelde in artikel 102b, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de overledene geen levenspartner nalaat, geschiedt de in het eerste lid bedoelde uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige kinderen of natuurlijke kinderen, dan wel pleegkinderen. Ontbreken ook deze, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broers of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.

  • 3 De uitkering wordt als een netto-bedrag aan belanghebbenden uitbetaald.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder levenspartner verstaan de echtgenoot, echtgenote of de geregistreerde partner van de voorzitter dan wel degene met wie de niet gehuwde voorzitter samenwoont en met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract, bevattende de wederzijdse rechten en plichten ter zake daarvan. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als levenspartner worden aangemerkt. Het dagelijks bestuur van het waterschap kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in de eerste volzin is gesloten.

Hoofdstuk VI. Andere aangelegenheden

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Artikel 29. Overige rechtspositionele onderwerpen

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Op de voorzitter zijn van overeenkomstige toepassing de regelingen ten behoeve van de ambtenaren van het waterschap ten aanzien van verplaatsingskosten, reis- en verblijfkosten en vergoeding van telefoonkosten, alsmede andere aangelegenheden de rechtspositie betreffende, voor zover zij niet voor de voorzitter zijn geregeld bij bij wet of bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 31. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum waarop de Waterschapswet in werking treedt.

Artikel 32. Citeertitel

[Regeling vervallen per 29-12-2007]

Dit besluit wordt aangehaald als "Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen".

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage , 17 oktober 1991

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de veertiende november 1991

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin