Wet op de accijns

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-11-2010 en zichtdatum 31-10-2024.
Geldend van 01-04-2010 t/m 31-12-2010

Wet van 31 oktober 1991, houdende vereenvoudiging en uniformering van de accijnswetgeving

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de accijnswetgeving te moderniseren, te vereenvoudigen en op een aantal punten technisch te herzien en dat het voorts wenselijk is de heffing van de accijnzen onder te brengen in één heffingswet en het stelsel zodanig te uniformeren dat een einde wordt gemaakt aan de grote verscheidenheid in regelgeving welke kenmerkend is voor de huidige accijnswetgeving;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Afdeling 1. Belastbaar feit

Artikel 1

  • 1 Onder de naam accijns wordt een belasting geheven van:

    • a. bier;

    • b. wijn;

    • c. tussenprodukten;

    • d. overige alcoholhoudende produkten;

    • e. minerale oliën; en

    • f. tabaksprodukten.

  • 2 De accijns wordt verschuldigd ter zake van de uitslag tot verbruik van de in het eerste lid bedoelde goederen.

Artikel 1a

  • 1 In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:

    • a. accijnsgoed: een goed als bedoeld in artikel 1;

    • b. accijnsgoederenplaats: iedere plaats in Nederland waar op grond van de bepalingen van deze wet accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden;

    • c. accijnsschorsingsregeling: belastingregeling die geldt voor het onder schorsing van accijns produceren, verwerken, voorhanden hebben en overbrengen van niet onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen;

    • d. belastingentrepot: iedere plaats op het grondgebied van de Gemeenschap buiten Nederland waar op grond van de wettelijke bepalingen van de lidstaat waar de plaats zich bevindt, accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden vervaardigd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden;

    • e. derde land: elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap niet van toepassing is;

    • f. derdelandsgebieden: de gebieden die in artikel 5, tweede en derde lid, van Richtlijn nr. 2008/118/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 (PbEU L 9) worden genoemd;

    • g. douaneschorsingsregeling: iedere in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) vastgestelde bijzondere procedure inzake douanetoezicht ter zake van niet-communautaire goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, tijdelijke opslag, vrije zones of vrije entrepots, en iedere in artikel 84, eerste lid, onderdeel a, van die verordening bedoelde regeling;

    • h. elektronisch administratief document: een document dat op grond van de bepalingen van deze wet dan wel op grond van de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat moet worden opgesteld ten behoeve van het onder een accijnsschorsingsregeling overbrengen van accijnsgoederen;

    • i. Gemeenschap en grondgebied van de Gemeenschap: het geheel van de grondgebieden van de lidstaten in de zin van onderdeel n;

    • j. geregistreerde afzender: een natuurlijke of rechtspersoon die op grond van een ingevolge deze wet afgegeven vergunning dan wel ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat van invoer alleen toestemming heeft gekregen om, onder de door de inspecteur onderscheidenlijk de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vastgestelde voorwaarden, bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling te verzenden wanneer zij overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) in het vrije verkeer worden gebracht;

    • k. geregistreerde geadresseerde: een natuurlijke of rechtspersoon die op grond van een ingevolge deze wet dan wel een ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat afgegeven vergunning gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen in ontvangst te nemen die vanuit een andere lidstaat onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht;

    • l. GN-code: de code als bedoeld in verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256), zoals deze luidt op 19 oktober 1992 onderscheidenlijk, indien het minerale oliën betreft, op 1 januari 2002;

    • m. invoer van accijnsgoederen: het in Nederland binnenbrengen van accijnsgoederen die bij hun binnenkomst in Nederland niet onder een douaneschorsingsregeling worden geplaatst, alsmede het in Nederland vrijgeven van onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen;

    • n. lidstaat en grondgebied van een lidstaat: het grondgebied van iedere lidstaat van de Gemeenschap waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap overeenkomstig artikel 299 van dat verdrag van toepassing is, met uitzondering van derdelandsgebieden;

    • o. ondernemer: een ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968;

    • p. plaats van invoer: de plaats waar de goederen zich bevinden wanneer zij overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) in het vrije verkeer worden gebracht;

    • q. plaats van rechtstreekse aflevering: een plaats die op grond van een ingevolge deze wet afgegeven vergunning door de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats of door de geregistreerde geadresseerde is aangewezen als plaats waarnaar accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling mogen worden overgebracht;

    • r. plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten: het douanekantoor van uitgang, bedoeld in artikel 793, tweede lid, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993, houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 253) of het kantoor waar de douaneformaliteiten worden vervuld die van toepassing zijn op de uitgang van accijnsgoederen uit de Gemeenschap naar een in artikel 5, tweede lid, van Richtlijn nr. 2008/118/EG van de Raad van de Europese Unie van 16 december 2008 (PbEU L 9) bedoeld gebied;

    • s. vervaardigen van een accijnsgoed: elk handelen waarbij of waardoor een accijnsgoed ontstaat of de samenstelling van een accijnsgoed wordt gewijzigd.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen de GN-codes, genoemd in de artikelen 5, vierde lid, 25, eerste lid, 26, tweede tot en met zevende lid, 66, eerste lid, onderdeel b, en 71d, eerste lid, worden aangepast indien de overeenkomstige GN-codes zoals opgenomen in de richtlijn nr. 2003/96/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PbEG L 283), in overeenstemming met artikel 2, vijfde lid, van die richtlijn zijn aangepast. In dat geval kan bij ministeriële regeling eveneens de laatstgenoemde datum in het eerste lid, onderdeel l, worden vervangen door de datum van de versie van de in dat onderdeel bedoelde verordening die aan de wijziging van de GN-codes ten grondslag heeft gelegen.

Artikel 2

  • 1 In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder uitslag tot verbruik:

    • a. het aan een accijnsschorsingsregeling onttrekken, daaronder begrepen het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen;

    • b. het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving;

    • c. de productie, met inbegrip van onregelmatige productie, van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling;

    • d. de invoer, met inbegrip van onregelmatige invoer, van accijnsgoederen die niet onmiddellijk bij invoer onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst.

  • 2 Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het verbruik, anders dan als grondstof, van een accijnsgoed binnen een plaats die voor dat soort accijnsgoed als accijnsgoederenplaats is aangewezen.

  • 3 Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het verbruik, anders dan als grondstof, in Nederland van een accijnsgoed dat onder een douaneschorsingsregeling is geplaatst.

  • 4 Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het in strijd met wettelijke bepalingen voorhanden hebben of gebruiken van minerale oliën waaraan herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, zijn toegevoegd.

  • 5 De algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van onder een accijnsschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies van de inspecteur dan wel van de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat, wordt niet aangemerkt als uitslag tot verbruik. Voor de toepassing van deze bepaling worden goederen geacht totaal vernietigd of onherstelbaar verloren te zijn wanneer zij als accijnsgoed onbruikbaar zijn geworden.

  • 6 De algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van de accijnsgoederen in kwestie wordt aangetoond ten genoegen van de inspecteur dan wel, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies zich heeft voorgedaan of, indien niet is vast te stellen waar het verlies zich heeft voorgedaan, van de lidstaat waar het verlies is geconstateerd.

  • 7 Het vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot accijnsgoederen die onder een douaneschorsingsregeling zijn geplaatst.

  • 8 Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, verbruik van minerale oliën als brandstof voor het vervaardigen van minerale oliën in een accijnsgoederenplaats.

  • 9 Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het vervaardigen en het voorhanden hebben van een accijnsgoed, bedoeld in artikel 5, tweede en derde lid.

  • 10 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 2a

  • 1 Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, brengen van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar:

    • a. een andere accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;

    • b. een belastingentrepot;

    • c. een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde geadresseerde;

    • d. een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten;

    • e. een in een andere lidstaat gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel 69.

  • 2 Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, brengen van een accijnsgoed vanuit een belastingentrepot of door een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde afzender naar:

    • a. een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;

    • b. een in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde;

    • c. een in Nederland gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel 69.

  • 3 Als uitslag tot verbruik wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, door een in Nederland gevestigde geregistreerde afzender brengen van een accijnsgoed van de plaats van invoer naar:

    • a. een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;

    • b. een belastingentrepot;

    • c. een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde geadresseerde;

    • d. een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten;

    • e. een in een andere lidstaat gevestigde geadresseerde als bedoeld in artikel 69.

  • 4 De voorwaarden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, hebben betrekking op formaliteiten waaraan bij de overbrenging van accijnsgoederen moet worden voldaan.

  • 5 In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, tweede lid, onderdelen a en b, en derde lid, onderdeel a, kan, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, worden toegestaan dat de accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht naar een plaats van rechtstreekse aflevering in Nederland.

  • 6 Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden, voor minerale oliën waarvoor in artikel 27 geen tarief is vermeld, ontheffing worden verleend van de formaliteiten, bedoeld in het vierde lid.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 2b

  • 1 De overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling vangt aan, in de in artikel 2a, eerste en tweede lid, bedoelde gevallen, wanneer de accijnsgoederen de accijnsgoederenplaats onderscheidenlijk het belastingentrepot van verzending verlaten en, in de in artikel 2a, derde lid, bedoelde gevallen, wanneer zij overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) in het vrije verkeer worden gebracht.

Artikel 2c

  • 1 Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in Nederland een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze goederen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, vindt de uitslag tot verbruik plaats in Nederland.

  • 2 Indien in Nederland wordt geconstateerd dat zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen als bedoeld in het eerste lid een onregelmatigheid heeft voorgedaan die resulteerde in uitslag tot verbruik van deze goederen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, en er niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland op het tijdstip waarop de onregelmatigheid werd geconstateerd.

  • 3 Indien vanuit Nederland onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte accijnsgoederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen en er tijdens de overbrenging geen onregelmatigheid is geconstateerd die resulteerde in uitslag tot verbruik van de accijnsgoederen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt de onregelmatigheid geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland op het tijdstip van aanvang van de overbrenging, tenzij binnen een termijn van vier maanden na de aanvang van de overbrenging als bedoeld in artikel 2b, eerste lid, ten genoegen van de inspecteur wordt aangetoond dat de overbrenging is geëindigd overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, of dat is vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond.

  • 4 Indien de persoon die de in artikel 56 bedoelde zekerheid heeft gesteld, niet op de hoogte was of mogelijk niet op de hoogte was van het feit dat de goederen niet ter bestemming zijn aangekomen, wordt hem een termijn van een maand, te rekenen vanaf het tijdstip van de verstrekking van die informatie door de inspecteur, gegund om het eindigen van de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, of de plaats waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, aan te tonen.

  • 5 Indien in de in het tweede en derde lid bedoelde situaties binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, eerste lid, is aangevangen, wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in een andere lidstaat, is de accijns in die lidstaat verschuldigd.

  • 6 Indien de accijns in een andere lidstaat verschuldigd is geworden op grond van het feit dat de onregelmatigheid werd geacht te hebben plaatsgevonden in die lidstaat en binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de overbrenging overeenkomstig artikel 2b, eerste lid, is aangevangen, wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in Nederland, is het eerste lid van toepassing.

  • 7 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder onregelmatigheid verstaan, een andere dan de in artikel 2, vijfde lid, bedoelde situatie die zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling voordoet en als gevolg waarvan een overbrenging of een onderdeel van een overbrenging van accijnsgoederen niet overeenkomstig artikel 2b, tweede lid, is geëindigd.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 2d

  • 1 Ter zake van door particulieren voor eigen behoeften verkregen en door henzelf vanuit een andere lidstaat naar Nederland vervoerde accijnsgoederen wordt geen accijns verschuldigd.

  • 2 Indien de hoeveelheid accijnsgoederen een bij ministeriële regeling vastgestelde hoeveelheid overschrijdt, worden de goederen geacht anders dan voor eigen behoeften voorhanden te worden gehouden, tenzij het tegendeel wordt aangetoond.

  • 3 Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het door de particulier, bedoeld in het eerste lid, voorhanden hebben van voor eigen behoeften verkregen accijnsgoederen, die hij heeft laten vervoeren vanuit een andere lidstaat naar Nederland.

  • 4 Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt de verkrijging door particulieren van minerale oliën die in een andere lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen, indien deze producten op een atypische wijze worden vervoerd door particulieren of voor hun rekening.

  • 5 Voor de toepassing van het vierde lid wordt onder atypisch vervoer verstaan het vervoer van brandstof anders dan in de tank van voertuigen of in een passend reserveblik, alsmede het vervoer van vloeibare verwarmingsproducten anders dan in tankwagens die voor rekening van bedrijven worden gebruikt.

Artikel 2e

  • 1 Onverminderd artikel 2f wordt als uitslag tot verbruik mede aangemerkt het in Nederland, om aldaar te worden geleverd of gebruikt, voor commerciële doeleinden voorhanden hebben van accijnsgoederen die in een andere lidstaat reeds tot verbruik zijn uitgeslagen.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder voor commerciële doeleinden voorhanden hebben verstaan het voorhanden hebben van accijnsgoederen door anderen dan particulieren of het voorhanden hebben door een particulier anders dan voor eigen behoeften van door hem vervoerde accijnsgoederen als bedoeld in artikel 2d, tweede lid.

  • 3 Het eerste lid vindt geen toepassing tijdens de overbrenging van de accijnsgoederen, bedoeld in het eerste lid, van een andere lidstaat naar Nederland, indien die overbrenging geschiedt overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden, ter verzekering van de heffing, regels gesteld met betrekking tot de verplichtingen waaraan degene die de accijnsgoederen voor commerciële doeleinden voorhanden heeft, moet voldoen.

  • 5 Accijnsgoederen die aan boord van een schip of een vliegtuig dat een verbinding tussen een andere lidstaat en Nederland verzorgt, voorhanden worden gehouden maar die niet beschikbaar zijn voor de verkoop wanneer dit schip of vliegtuig zich op het grondgebied van Nederland bevindt, worden niet geacht in Nederland voor commerciële doeleinden voorhanden te worden gehouden.

  • 6 In afwijking van het eerste lid wordt niet als uitslag tot verbruik aangemerkt het voorhanden hebben van minerale oliën die in een andere lidstaat zijn uitgeslagen tot verbruik, in de normale reservoirs van bedrijfsmotorrijtuigen en die bestemd zijn als brandstof voor deze motorrijtuigen of in de normale reservoirs van containers voor speciale doeleinden en die bestemd zijn voor de werking tijdens het vervoer van specifieke systemen die tot de uitrusting van deze containers behoren.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 2f

  • 1 Als uitslag tot verbruik wordt mede aangemerkt het kopen door een in Nederland gevestigde persoon, niet zijnde een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats, een geregistreerde geadresseerde of een zelfstandig bedrijf, van in een andere lidstaat reeds tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen, die door de in een andere lidstaat gevestigde verkoper of voor diens rekening direct of indirect naar Nederland worden verzonden of vervoerd.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 3

  • 1 Indien in de situaties als bedoeld in de artikelen 2e en 2f, de accijnsgoederen tijdens het vervoer in Nederland of in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen, algeheel vernietigd of onherstelbaar verloren gegaan zijn door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies van de inspecteur dan wel, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat, is geen sprake van uitslag tot verbruik als bedoeld in de artikelen 2e en 2f.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel worden goederen geacht totaal vernietigd of onherstelbaar verloren te zijn wanneer zij als accijnsgoed onbruikbaar zijn geworden.

  • 3 De algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van de accijnsgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond ten genoegen van de inspecteur dan wel, indien van toepassing, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies zich heeft voorgedaan of, indien niet is vast te stellen waar het verlies zich heeft voorgedaan, van de lidstaat waar het verlies is geconstateerd.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 4

  • 1 Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 2e of 2f, in Nederland een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, is artikel 2e, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 2f, eerste lid, van toepassing.

  • 2 Indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen overeenkomstig artikel 2e of 2f, in Nederland een onregelmatigheid is geconstateerd, en er niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze geacht te hebben plaatsgevonden in Nederland.

  • 3 Indien in de in het tweede lid bedoelde situatie binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de accijnsgoederen zijn verkregen, wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in een andere lidstaat, is de accijns in die lidstaat verschuldigd.

  • 4 Indien de accijns in een andere lidstaat verschuldigd is geworden op grond van het feit dat de onregelmatigheid werd geacht te hebben plaatsgevonden in die lidstaat en binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum waarop de accijnsgoederen zijn verkregen, wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in Nederland, is het eerste lid van toepassing.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder onregelmatigheid verstaan een niet onder artikel 3 vallende situatie die zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen als bedoeld in het eerste lid voordoet en als gevolg waarvan een overbrenging of een onderdeel van een overbrenging van accijnsgoederen niet op regelmatige wijze is geëindigd.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Afdeling 2. Algemene verbodsbepalingen

Artikel 5

  • 1 Het is niet toegestaan:

    • a. een accijnsgoed te vervaardigen buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;

    • b. een accijnsgoed voorhanden te hebben dat niet overeenkomstig de bepalingen van deze wet in de heffing is betrokken.

  • 3 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt ontheffing verleend van de in het eerste lid bedoelde verboden voor:

    • a. het vervaardigen van accijnsgoederen uit andere accijnsgoederen, waarbij het accijnsbedrag dat de eerstbedoelde accijnsgoederen vertegenwoordigen niet hoger is dan het accijnsbedrag dat de accijnsgoederen vertegenwoordigen waaruit zij zijn vervaardigd;

    • b. het vervaardigen van accijnsgoederen waarvoor een vrijstelling van accijns geldt op de voet van artikel 65;

    • c. het thuis vervaardigen van bier en wijn door particulieren, voor zover die goederen worden aangewend voor eigen gebruik;

    • d. het vervaardigen en het voorhanden hebben van andere minerale oliën dan bedoeld in het vierde lid, mits deze minerale oliën niet op grond van artikel 28 worden gelijkgesteld met minerale oliën waarvoor in artikel 27 een tarief is vastgesteld.

  • 4 De in het derde lid, onderdeel d, bedoelde minerale oliën zijn de produkten van de GN-codes:

    • a. 1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming;

    • b. 2707 10, 2707 20, 2707 30 en 2707 50;

    • c. 2710 11 tot en met 2710 19 69; codes 2710 11 21, 2710 11 25 en 2710 19 29, indien deze in bulk worden vervoerd;

    • d. 2711, met uitzondering van de producten van de GN-codes 2711 11, 2711 21 en 2711 29;

    • e. 2901 10;

    • f. 2902 20, 2902 30, 2902 41, 2902 42, 2902 43 en 2902 44;

    • g. 2905 11 00, die niet langs synthetische weg zijn verkregen en die zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming;

    • h. 3824 90 99, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming.

Hoofdstuk II. Definities van de accijnsgoederen en tarieven

Afdeling 1. Bier

Artikel 6

Onder bier wordt verstaan:

  • a. elk produkt van GN-code 2203; en

  • b. elk produkt van GN-code 2206 dat een mengsel van bier als bedoeld in onderdeel a en niet-alcoholhoudende dranken bevat;

voor zover deze produkten een alcoholgehalte hebben van meer dan 0,5%vol.

Artikel 7

  • 1 De accijns bedraagt per hectoliter voor bier met een extractgehalte, uitgedrukt in percenten Plato, van:

    • a. minder dan 7 € 5,50;

    • b. 7 tot 11 € 24,49;

    • c. 11 tot 15 € 32,64;

    • d. 15 en meer € 40,82.

  • 2 Met betrekking tot bier als bedoeld in artikel 6, onderdeel b, met een alcoholgehalte van niet meer dan 1,2%vol wordt het tarief van het eerste lid, onderdeel a, toegepast.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid bedraagt de accijns voor bier dat is vervaardigd in een accijnsgoederenplaats waar in het voorafgaande kalenderjaar niet meer dan 200 000 hl bier is vervaardigd 92,5/100 deel van de in de onderdelen b, c en d vermelde bedragen.

  • 4 Het derde lid vindt slechts toepassing met betrekking tot een accijnsgoederenplaats die:

    • a. juridisch en economisch onafhankelijk is van een andere accijnsgoederenplaats waar bier wordt vervaardigd;

    • b. gebruik maakt van installaties die in fysiek opzicht losstaan van die van een andere accijnsgoederenplaats waar bier wordt vervaardigd; en

    • c. geen bier vervaardigt onder licentie, tenzij het onder licentie vervaardigde bier slechts een klein gedeelte van de totale produktie betreft, met dien verstande dat het derde lid geen toepassing vindt met betrekking tot het onder licentie vervaardigde bier.

  • 5 Voor de toepassing van het derde en vierde lid wordt een samenwerkingsverband van twee of meer accijnsgoederenplaatsen waar gezamenlijk in het voorafgaande kalenderjaar niet meer dan 200 000 hl bier is vervaardigd, aangemerkt als één accijnsgoederenplaats.

  • 6 Onder extractgehalte wordt verstaan het gehalte van de in de stamwort opgeloste niet-vluchtige stoffen, vermeerderd met het gehalte van de na de gisting aan het bier toegevoegde stoffen.

  • 7 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de toepassing van het derde en vierde lid.

  • 8 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het bepalen van het extractgehalte.

  • 9 Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels, het volume van bier in geconcentreerde vorm herleid tot het volume van voor gebruik gereed bier.

  • 10 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot bier dat afkomstig is uit een belastingentrepot waar bier wordt vervaardigd of uit een in een derde land gelegen brouwerij.

Afdeling 2. Wijn

Artikel 8a

  • 1 Onder niet-mousserende wijn worden verstaan alle produkten van GN-codes 2204 en 2205, met uitzondering van mousserende wijn als bedoeld in artikel 9, eerste lid, met:

    • a. een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 15%vol, voor zover de alcohol in het eindprodukt volledig door gisting is verkregen; of

    • b. een alcoholgehalte van meer dan 15%vol maar niet meer dan 18%vol, voor zover zij zonder enige verrijking zijn geproduceerd en de alcohol in het eindprodukt volledig door gisting is verkregen.

  • 2 Onder niet-mousserende wijn worden mede verstaan alle niet in het eerste lid bedoelde produkten van GN-codes 2204 en 2205, alsmede produkten van GN-code 2206, die ingevolge artikel 6 niet als bier en ingevolge artikel 9, tweede lid, niet als mousserende wijn worden aangemerkt, met:

    • a. een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 10%vol; of

    • b. een alcoholgehalte van meer dan 10%vol maar niet meer dan 15%vol, voor zover de alcohol in het produkt volledig door gisting is verkregen.

Artikel 9

  • 1 Onder mousserende wijn worden verstaan alle produkten van GN-codes 2204 10, 2204 21 10, 2204 29 10 en 2205, die:

    • a. zijn verpakt in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, ofwel een overdruk van 3 bar of meer hebben die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing; en

    • b. een alcoholgehalte hebben van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 15%vol voor zover de alcohol in het eindprodukt volledig door gisting is verkregen.

  • 2 Onder mousserende wijn worden mede verstaan alle produkten van GN-code 2206 00 91, alsmede de niet in het eerste lid genoemde produkten van GN-codes 2204 10, 2204 21 10, 2204 29 10 en 2205, die:

    • a. zijn verpakt in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, ofwel een overdruk van 3 bar of meer hebben die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing; en

    • b. een alcoholgehalte hebben van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 13%vol, dan wel een alcoholgehalte hebben van meer dan 13%vol maar niet meer dan 15%vol voor zover de alcohol in het eindprodukt volledig door gisting is verkregen.

Artikel 10

  • 1 De accijns bedraagt per hectoliter voor niet-mousserende wijn met een alcoholgehalte van:

    • a. niet meer dan 8,5% vol € 35,28;

    • b. meer dan 8,5%vol, maar niet meer dan 15%vol € 70,56;

    • c. meer dan 15%vol € 122,75.

  • 2 De accijns bedraagt per hectoliter voor mousserende wijn met een alcoholgehalte van:

    • a. niet meer dan 8,5%vol € 45,63;

    • b. meer dan 8,5%vol € 240,58.

Afdeling 2a. Tussenprodukten

Artikel 11a

Tussenprodukten worden onderscheiden in niet-mousserende tussenprodukten en mousserende tussenprodukten.

Artikel 11b

Onder niet-mousserende tussenprodukten worden verstaan alle niet als bier of wijn aan te merken produkten van GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 22%vol, die ingevolge artikel 11c niet als mousserende tussenprodukten worden aangemerkt.

Artikel 11c

Onder mousserende tussenprodukten worden verstaan alle niet als bier of wijn aan te merken produkten van GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol maar niet meer dan 22%vol, die zijn verpakt in flessen met een champignonvormige stop die door draden of banden of anderszins is geborgd, ofwel een overdruk van 3 bar of meer hebben die is teweeggebracht door koolzuurgas in oplossing.

Artikel 11d

  • 1 De accijns bedraagt per hectoliter voor niet-mousserende tussenprodukten met een alcoholgehalte van:

    • a. niet meer dan 15%vol € 87,14;

    • b. meer dan 15%vol € 122,75.

  • 2 De accijns bedraagt per hectoliter voor mousserende tussenprodukten € 240,58.

Afdeling 3. Overige alcoholhoudende produkten

Artikel 12

  • 1 Onder overige alcoholhoudende produkten worden verstaan:

    • a. alle produkten van GN-codes 2207 en 2208 met een alcoholgehalte van meer dan 1,2%vol, ook wanneer deze produkten bestanddeel zijn van een produkt van een GN-code uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur;

    • b. produkten van GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een alcoholgehalte van meer dan 22%vol.

  • 2 Onder overige alcoholhoudende produkten worden mede verstaan gedistilleerde dranken als bedoeld in het eerste lid, wanneer deze dranken andere produkten, al dan niet in oplossing, bevatten.

Artikel 13

De accijns bedraagt voor overige alcoholhoudende produkten per hectoliter bij een temperatuur van 20°C per volume-percent alcohol € 15,04.

Artikel 14

Voor de toepassing van artikel 13 wordt het volume van overige alcoholhoudende produkten die bestaan uit een vloeistof waarin zich bestanddelen in vaste vorm bevinden, gesteld op het volume van het gehele produkt.

Afdeling 6. Minerale oliën

Artikel 25

  • 1 Onder minerale oliën worden verstaan de producten van de GN-codes:

    • a. 1507 tot en met 1518, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming;

    • b. 2706 tot en met 2710;

    • c. 2711, met uitzondering van aardgas;

    • d. 2712 tot en met 2715;

    • e. 2901 en 2902;

    • f. 2905 11 00, die niet langs synthetische weg zijn verkregen en zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming;

    • g. 3403;

    • h. 3811;

    • i. 3817;

    • j. 3824 90 99, indien deze zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming.

  • 2 Als minerale oliën worden mede aangemerkt:

    • a. andere produkten dan minerale oliën als bedoeld in het eerste lid, die zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt als motorbrandstof, als additief of als vulstof in motorbrandstoffen;

    • b. andere koolwaterstoffen dan bedoeld in het eerste lid of in onderdeel a, die zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden, met uitzondering van steenkool, bruinkool, turf, andere soortgelijke vaste koolwaterstoffen en aardgas.

Artikel 26

  • 1 Voor de toepassing van het tarief worden minerale oliën onderscheiden in lichte olie, halfzware olie, gasolie, zware stookolie, vloeibaar gemaakt petroleumgas en methaan.

  • 2 Lichte olie wordt onderscheiden in gelode lichte olie en ongelode lichte olie.

    Onder gelode lichte olie worden verstaan de producten van GN-codes 2710 11 31, 2710 11 51 en 2710 11 59. Onder ongelode lichte olie worden verstaan de producten van GN-codes 2710 11 41, 2710 11 45 en 2710 11 49.

  • 3 Onder halfzware olie worden verstaan de producten van GN-codes 2710 19 21 en 2710 19 25.

  • 4 Onder gasolie worden verstaan de producten van GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49.

  • 5 Onder zware stookolie worden verstaan de producten van GN-codes 2710 19 61 tot en met 2710 19 69.

  • 6 Onder vloeibaar gemaakt petroleumgas worden verstaan de produkten van GN-codes 2711 12 11 tot en met 2711 19 00.

  • 7 Onder methaan worden verstaan de produkten van GN-code 2711 29 00.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het bepalen van het loodgehalte van lichte olie.

Artikel 27

  • 1 De accijns bedraagt voor:

    • a. lichte olie, per 1000 L bij een temperatuur van 15°C € 795,11 indien het gelode lichte olie betreft en € 713,99 indien het ongelode lichte olie betreft;

    • b. halfzware olie en gasolie, per 1000 L bij een temperatuur van 15 °C € 421,07 indien het zwavelvrije halfzware olie en gasolie betreft en € 431,75 indien het andere halfzware olie en gasolie betreft;

    • c. zware stookolie, per 1 000 kg € 33,69;

    • d. vloeibaar gemaakt petroleumgas, per 1000 kg € 154,12;

    • e. methaan nihil.

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, bedraagt de accijns voor halfzware olie en gasolie die zijn bestemd voor de voortstuwing van luchtvaartuigen, per 1000 L bij een temperatuur van 15 °C € 220,45.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, bedraagt de accijns voor halfzware olie en gasolie die zijn bestemd voor ander gebruik dan voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen of voor de voortstuwing van luchtvaartuigen en die daartoe zijn voorzien van bij ministeriële regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden, voorgeschreven herkenningsmiddelen, per 1 000 L bij een temperatuur van 15 °C € 253,01.

  • 4 [Red: Vervallen.]

  • 5 Voor de toepassing van deze wet en de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:

    • a. weg: elke voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten;

    • b. motorrijtuig: een voertuig dat is bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig aanwezig;

    • c. pleziervaartuig: een vaartuig dat wordt gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten tegen betaling, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

  • 6 Voor de toepassing van deze wet en de daarop gebaseerde regelingen wordt het toevoegen van herkenningsmiddelen als bedoeld in het derde lid aan minerale oliën, alsmede het afscheiden van die herkenningsmiddelen of bestanddelen daarvan van de minerale oliën waaraan zij zijn toegevoegd, het opheffen of veranderen van de werking daarvan daaronder begrepen, aangemerkt als het vervaardigen van een accijnsgoed.

  • 7 Voor de toepassing van het tarief als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, het tweede lid en het derde lid, worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de herleiding van de actuele hoeveelheden minerale oliën naar hoeveelheden bij een temperatuur van 15°C.

  • 8 Onder zwavelvrije halfzware olie en gasolie wordt verstaan halfzware olie en gasolie met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg.

Artikel 28

  • 4 Minerale oliën die kunnen worden gelijkgesteld met meer dan één soort minerale olie worden voor de toepassing van het tarief gelijkgesteld met de soort minerale olie die van de desbetreffende soorten het eerst is vermeld in artikel 26, eerste lid.

Afdeling 7. Tabaksprodukten

Artikel 29

Onder tabaksprodukten wordt verstaan tot verbruik bereide tabak in de vorm van sigaren, sigaretten en rooktabak.

Artikel 30

  • 1 Onder sigaren worden verstaan voor roken geschikte tabaksrolletjes:

    • a. met een dekblad van natuurlijke tabak;

    • b. bestaande uit een gebroken melange, met een dekblad met normale sigaarkleur van gereconstitueerde tabak dat het product volledig omhult, in voorkomend geval met inbegrip van het filter maar met uitzondering van het mondstuk, alsmede een omblad van gereconstitueerde tabak, en waarvan de massa, zonder filter of mondstuk, ten minste 1,2 gram bedraagt en het dekblad schuin is gewikkeld volgens een lijn die met de lengteas van het rolletje een scherpe hoek van ten minste 30° maakt; of

    • c. bestaande uit een gebroken melange, met een dekblad met normale sigaarkleur van gereconstitueerde tabak dat het product volledig omhult, in voorkomend geval met inbegrip van het filter maar met uitzondering van het mondstuk, alsmede een omblad van gereconstitueerde tabak, en waarvan de massa, zonder filter of mondstuk, ten minste 2,3 gram bedraagt en de omtrek over ten minste een derde van de lengte 34 mm of meer bedraagt.

  • 2 Als sigaren worden mede aangemerkt producten die gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, doch overigens voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, mits deze producten zijn voorzien van een dekblad van natuurlijke tabak of van gereconstitueerde tabak.

Artikel 31

  • 1 Onder sigaretten worden verstaan niet als sigaren aan te merken tabaksrolletjes die geschikt zijn om als zodanig te worden gerookt, alsmede tabaksrolletjes die door middel van een eenvoudige niet-industriële handeling in een huls van sigarettenpapier worden geschoven of met sigarettenpapier worden omhuld.

  • 2 Als sigaretten worden mede aangemerkt produkten die geheel of gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, doch overigens voldoen aan het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 32

  • 1 Onder rooktabak wordt verstaan niet als sigaren of als sigaretten aan te merken voor roken geschikte tabak.

  • 2 Als rooktabak worden mede aangemerkt produkten die geheel of gedeeltelijk uit andere stoffen dan tabak bestaan, doch overigens voldoen aan het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 35

  • 1 De accijns bedraagt in percenten van de kleinhandelsprijs voor:

    • a. sigaren 5;

    • b. sigaretten 20,56 [Red: per 1 augustus 2009: 20,52] benevens per 1000 stuks € 67,21 [Red: per 1 maart 2010: € 92,17] , met dien verstande dat het totale bedrag van de accijns per 1000 stuks ten minste € 101,89 [Red: per 1 maart 2010: € 144,00] bedraagt;

    • c. rooktabak 14,60 [Red: per 1 april 2010: 16,33] benevens per kilogram € 28,13 [Red: per 1 april 2010: € 39,48] , met dien verstande dat het totale bedrag van de accijns per kilogram ten minste € 40,31 [Red: per 1 april 2010: € 59,44] bedraagt.

  • 2 Onder de kleinhandelsprijs van een tabaksprodukt wordt verstaan de prijs waarvoor dat produkt aan anderen dan wederverkopers wordt verkocht, met inbegrip van alle belastingen en de kosten van de verpakking.

  • 3 Voor de berekening van de accijns wordt voor tabaksprodukten die worden verbruikt binnen een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten de kleinhandelsprijs gesteld op die van gelijke dan wel soortgelijke produkten die worden verbruikt buiten de accijnsgoederenplaats.

  • 4 Voor de berekening van de accijns wordt een sigaret aangemerkt als zoveel sigaretten als het aantal malen dat het tabaksrolletje zonder filter en mondstuk een lengte heeft van 9 cm. Dit aantal wordt naar boven afgerond op een geheel getal.

Artikel 35a

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de in artikel 35, eerste lid, onderdelen b en c, vermelde tarieven aangepast bij wijziging van de meest gevraagde prijsklasse van sigaretten onderscheidenlijk rooktabak.

  • 2 Onder de meest gevraagde prijsklasse wordt verstaan de combinatie van de verpakkingseenheid waarin en de kleinhandelsprijs waartegen in een kalenderjaar de meeste sigaretten of grammen rooktabak worden verkocht.

  • 3 De meest gevraagde prijsklasse wordt jaarlijks bepaald aan de hand van de in een kalenderjaar aangevraagde accijnszegels. Hierbij wordt een verpakkingseenheid waarvan in het kalenderjaar de kleinhandelsprijs een of meer keren is gewijzigd, met die verschillende prijzen tezamen als één combinatie in de zin van het tweede lid aangemerkt.

  • 4 Indien de meest gevraagde prijsklasse is gewijzigd treedt de in het eerste lid bedoelde ministeriële regeling tot aanpassing van de tarieven in werking met ingang van 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de vaststelling van de meest gevraagde prijsklasse is gebaseerd.

  • 5 De aanpassing van de tarieven geschiedt zodanig dat het tarief van het specifieke gedeelte van de accijns voor de gewijzigde meest gevraagde prijsklasse wordt gebracht op 50 percent van de som van het bedrag van de accijns en het bedrag van de omzetbelasting van die prijsklasse. De aanpassing van de bedragen die in artikel 35, eerste lid, onderdelen b en c, zijn opgenomen als de ten minste te betalen accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak, geschiedt zodanig dat deze accijns na de aanpassing van de tarieven gelijk is aan het totale bedrag van de accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse.

  • 6 Bij de aanpassing van de tarieven voor rooktabak dient het totale bedrag van de accijns voor de gewijzigde meest gevraagde prijsklasse na de aanpassing gelijk te blijven aan het totale bedrag van de accijns dat zonder aanpassing verschuldigd zou zijn voor die prijsklasse.

  • 7 Bij de aanpassing van de tarieven voor sigaretten dient het totale bedrag van de accijns van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse na de aanpassing ten minste 57 percent van de kleinhandelsprijs van die prijsklasse te bedragen.

  • 8 Bij de aanpassing wordt het tarief van het percentuele gedeelte van de accijns op honderdsten van een percent afgerond.

  • 9 Indien krachtens dit artikel de accijns op sigaretten wordt verhoogd, wordt bij ministeriële regeling tevens de accijns op rooktabak verhoogd. De verhoging van de accijns op rooktabak is per pakje van de meest gevraagde prijsklasse gelijk aan de verhoging van de accijns voor sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse zoals die van toepassing was op 31 december van het jaar voorafgaande aan de wijziging van de meest gevraagde prijsklasse.

Artikel 36

  • 1 Bij ministeriële regeling worden de in artikel 35, eerste lid, onderdelen b en c, vermelde tarieven aangepast bij wijziging van de kleinhandelsprijs van sigaretten onderscheidenlijk rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse.

  • 2 De aanpassing van de tarieven geschiedt zodanig dat het tarief van het specifieke gedeelte van de accijns wordt gebracht op 50 percent van de som van het bedrag van de accijns en het bedrag van de omzetbelasting van de meest gevraagde prijsklasse. De aanpassing van de bedragen die in artikel 35, eerste lid, onderdelen b en c, zijn opgenomen als de ten minste te betalen accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak, geschiedt zodanig dat deze accijns na de aanpassing van de tarieven gelijk is aan het totale bedrag van de accijns voor 1000 stuks sigaretten respectievelijk 1 kilogram rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse.

  • 3 Bij de aanpassing van de tarieven voor rooktabak dient het totale bedrag van de accijns voor rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse na de aanpassing gelijk te blijven aan het totale bedrag van de accijns dat zonder aanpassing verschuldigd zou zijn na de wijziging van de kleinhandelsprijs.

  • 4 Bij de aanpassing van de tarieven voor sigaretten dient het totale bedrag van de accijns van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse na de aanpassing ten minste 57 percent van de gewijzigde kleinhandelsprijs van die prijsklasse te bedragen.

  • 5 Bij de aanpassing wordt het tarief van het percentuele gedeelte van de accijns op honderdsten van een percent afgerond.

Afdeling 8. Alcoholgehalte en volume

Artikel 37

  • 1 Voor de toepassing van deze wet en de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder:

    • a. alcoholgehalte van een accijnsgoed: het aantal volumepercenten alcohol daarin bij een temperatuur van 20 °C;

    • b. alcohol: ethanol en de alcoholen die bij het vervaardigen van ethanol zijn ontstaan voor zover zij niet zijn afgescheiden van de ethanol.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het bepalen van het alcoholgehalte.

Artikel 38

Bij ministeriële regeling kan met betrekking tot bier, wijn, tussenprodukten, overige alcoholhoudende produkten en tabaksprodukten in kleinhandelsverpakking worden bepaald dat voor de berekening van de accijns het volume of de massa van die goederen dat is vermeld op die verpakking in aanmerking wordt genomen.

Hoofdstuk III. Uitslag tot verbruik

Afdeling 1. Accijnsgoederenplaats

Artikel 39

Een plaats kan alleen als accijnsgoederenplaats worden gebruikt indien daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur.

Artikel 40

  • 1 Als accijnsgoederenplaats kan in aanmerking komen een plaats waar:

    • a. accijnsgoederen worden vervaardigd;

    • b. geen accijnsgoederen worden vervaardigd maar die dient voor de opslag van accijnsgoederen, indien de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld over een jaar voorhanden is meer bedraagt dan een bij ministeriële regeling per soort accijnsgoed vast te stellen hoeveelheid.

  • 2 Een plaats van waaruit accijnsgoederen worden geleverd aan een verbruiker kan niet in aanmerking komen als accijnsgoederenplaats.

  • 3 In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen kunnen plaatsen in afwijking van het bepaalde in het eerste en in het tweede lid in aanmerking komen als accijnsgoederenplaats.

Artikel 41

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing, regels worden gesteld waaraan met betrekking tot een accijnsgoederenplaats moet worden voldaan ten aanzien van:

    • a. de administratie en de administratieve organisatie;

    • b. de locatie en de inrichting; en

    • c. het stelsel van toezicht.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Afdeling 2. Vergunning voor een accijnsgoederenplaats

Artikel 42

  • 1 In het verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats worden gegevens verstrekt met betrekking tot:

    • a. de soort of de soorten accijnsgoederen waarvoor de accijnsgoederenplaats is bestemd;

    • b. de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar de soort, die naar verwachting in de accijnsgoederenplaats per jaar zal worden vervaardigd dan wel gemiddeld over een jaar zonder verschuldigdheid van accijns voorhanden zal zijn;

    • c. de persoon op wiens naam de vergunning dient te worden gesteld;

    • d. de administratie en de administratieve organisatie met betrekking tot de als accijnsgoederenplaats aan te merken plaats; en

    • e. de locatie en de inrichting van de als accijnsgoederenplaats aan te wijzen plaats.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de gegevens die het verzoek moet bevatten.

Artikel 42a

  • 1 In afwijking van artikel 40, eerste lid, kan, indien degene die een vergunning voor een accijnsgoederenplaats wil verkrijgen niet beschikt over een plaats waar accijnsgoederen worden vervaardigd dan wel opgeslagen, een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats door de inspecteur worden toegewezen, indien deze persoon in Nederland is gevestigd en in de uitoefening van zijn bedrijf optreedt als:

    • a. handelaar in minerale oliën, maar de door hem gekochte minerale oliën niet zelf in opslag neemt;

    • b. tussenpersoon ten behoeve van vergunninghouders van een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën waar minerale oliën worden vervaardigd dan wel opgeslagen;

    • c. bunkerhandelaar in minerale oliën, die de door hem gekochte minerale oliën uitsluitend aflevert aan boord van schepen in het kader van de bevoorrading van schepen, bedoeld in artikel 66, eerste lid, onderdeel a.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden voorwaarden en beperkingen gesteld waaronder de vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend.

  • 3 In het verzoek om een vergunning, bedoeld in het eerste lid, worden gegevens verstrekt met betrekking tot:

    • a. de soort of de soorten minerale oliën waarvoor de accijnsgoederenplaats zal worden gebruikt;

    • b. de hoeveelheid minerale oliën, onderscheiden naar soort, die naar verwachting via de accijnsgoederenplaats per jaar zal worden verhandeld of waarvoor als tussenpersoon zal worden opgetreden;

    • c. de persoon op wiens naam de vergunning moet worden gesteld;

    • d. de administratie en administratieve organisatie van de persoon, bedoeld in onderdeel c.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 43

  • 1 Een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats wordt door de inspecteur toegewezen tenzij hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat niet zal worden voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 2 Een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats kan worden geweigerd aan degene die in de vijf aan het verzoek voorafgaande jaren onherroepelijk is veroordeeld wegens het niet nakomen van een wettelijke bepaling inzake de accijns.

Artikel 44

  • 1 De vergunning vermeldt voor welke soort of voor welke soorten accijnsgoederen de accijnsgoederenplaats als zodanig is aangewezen.

  • 2 In de vergunning bepaalt de inspecteur zo nodig nader op welke wijze aan de bij of krachtens deze wet gestelde voorwaarden moet worden voldaan.

  • 3 De inspecteur kan in de vergunning nadere voorwaarden opnemen ter verzekering van een juiste toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel 45

  • 1 De inspecteur kan de in de vergunning opgenomen voorwaarden aanpassen ter verzekering van de heffing.

  • 2 Alvorens over te gaan tot aanpassing van de voorwaarden deelt de inspecteur de vergunninghouder mee welke omstandigheden naar zijn oordeel de door hem aan te geven aanpassing van de voorwaarden rechtvaardigen.

Artikel 46

De vergunninghouder die een aanpassing van de in de vergunning opgenomen voorwaarden wenst, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

Artikel 47

Degene die een accijnsgoederenplaats wil overnemen, dient gezamenlijk met de vergunninghouder een verzoek in bij de inspecteur tot een zodanige aanpassing van de vergunning voor die accijnsgoederenplaats dat hij voor alle uit de vergunning voortvloeiende rechten en verplichtingen in de plaats treedt van de vergunninghouder.

Artikel 48

De vergunning voor een accijnsgoederenplaats kan door de inspecteur worden ingetrokken ingeval:

  • a. niet wordt voldaan aan de in de vergunning opgenomen voorwaarden;

  • b. geen of niet voldoende zekerheid is gesteld;

  • c. misbruik van de vergunning is gemaakt of een poging daartoe is gedaan;

  • d. de vergunninghouder onherroepelijk is veroordeeld wegens het niet nakomen van een wettelijke bepaling inzake de accijns;

  • e. de vergunninghouder in staat van faillissement verkeert of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is;

  • f. de vergunninghouder daarom verzoekt.

Artikel 49

  • 1 Het intrekken van een vergunning ingevolge artikel 48, onderdeel a of b, kan niet eerder geschieden dan één maand nadat de inspecteur de vergunninghouder schriftelijk in kennis heeft gesteld van de omstandigheden die naar zijn oordeel het intrekken rechtvaardigen.

Artikel 50

  • 1 Het verlenen, het aanpassen en het intrekken van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats alsmede het afwijzen van een verzoek daartoe geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 2 Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek geeft de inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking op dat verzoek, dan wel zendt hij de in het derde lid bedoelde kennisgeving.

  • 3 Indien de inspecteur de voor bezwaar vatbare beschikking niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn kan geven, stelt hij belanghebbende daarvan onder opgaaf van redenen in kennis en noemt hij de termijn waarop de voor bezwaar vatbare beschikking wel zal worden gegeven.

Afdeling 2a. Geregistreerde geadresseerde en geregistreerde afzender

Artikel 50a

  • 1 Een onderneming wordt alleen als geregistreerde geadresseerde aangemerkt indien daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur.

  • 2 Een vergunning als geregistreerde geadresseerde wordt met betrekking tot tabaksproducten uitsluitend verleend, indien deze producten in een andere lidstaat van Nederlandse accijnszegels zijn voorzien.

  • 3 Voor een geregistreerde geadresseerde die slechts incidenteel accijnsgoederen ontvangt, wordt de vergunning, bedoeld in het eerste lid, verleend voor een welomschreven hoeveelheid accijnsgoederen, één afzender en een welomschreven tijdvak. De inspecteur kan de vergunning beperken tot één overbrenging.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 50b

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing, regels worden gesteld waaraan een geregistreerde geadresseerde moet voldoen ten aanzien van:

    • a. de administratie; en

    • b. het stelsel van toezicht.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 50c

  • 1 Degene die een vergunning als geregistreerde geadresseerde wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

  • 2 In het verzoek worden gegevens verstrekt met betrekking tot:

    • a. de soort of de soorten accijnsgoederen waarvoor de vergunning is bestemd;

    • b. de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar soort, die naar verwachting door de geregistreerde geadresseerde per jaar uit een andere lidstaat zal worden ontvangen;

    • c. de persoon op wiens naam de vergunning dient te worden gesteld;

    • d. de administratie van de desbetreffende accijnsgoederen; en

    • e. de locatie van het bedrijf.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 50d

  • 1 Een onderneming wordt alleen als geregistreerde afzender aangemerkt indien daartoe een vergunning is verstrekt door de inspecteur.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing, regels worden gesteld waaraan een geregistreerde afzender moet voldoen ten aanzien van:

    • a. de administratie; en

    • b. het stelsel van toezicht.

  • 3 Degene die een vergunning voor een geregistreerde afzender wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

  • 4 In het verzoek worden gegevens verstrekt met betrekking tot:

    • a. de soort of de soorten accijnsgoederen waarvoor de vergunning is bestemd;

    • b. de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar soort, die naar verwachting door de geregistreerde afzender per jaar zal worden verzonden;

    • c. de persoon op wiens naam de vergunning moet worden gesteld; en

    • d. de administratie van de desbetreffende accijnsgoederen.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 50e

De artikelen 43, 44, 45, 46, 48, 49 en 50 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de in de artikelen 50a en 50d bedoelde vergunning.

Afdeling 2b. Verkopen op afstand

Artikel 50f

  • 1 Voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen moet de verkoper, bedoeld in artikel 2f, eerste lid, een fiscaal vertegenwoordiger in Nederland aanstellen, die niet de geadresseerde van de accijnsgoederen is.

  • 2 De fiscaal vertegenwoordiger moet in het bezit zijn van een vergunning van de inspecteur.

  • 3 Degene die een vergunning als fiscaal vertegenwoordiger wil verkrijgen, dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing, regels worden gesteld met betrekking tot de verplichtingen waaraan de in het eerste lid bedoelde fiscaal vertegenwoordiger moet voldoen ten aanzien van de administratie.

  • 5 In het verzoek worden gegevens verstrekt met betrekking tot:

    • a. de soort of de soorten accijnsgoederen waarvoor de vergunning is bestemd;

    • b. de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar soort, die naar verwachting door de verkoper die hij vertegenwoordigt per jaar naar Nederland zal worden verzonden;

    • c. de persoon op wiens naam de vergunning dient te worden gesteld;

    • d. de naam en het adres van de verkoper die hij vertegenwoordigt; en

    • e. de administratie van de in onderdeel b bedoelde accijnsgoederen.

  • 6 Bij het verzoek dient een verklaring van de verkoper te worden overgelegd waaruit blijkt dat degene die het verzoek indient door de verkoper is gemachtigd namens hem op te treden als fiscaal vertegenwoordiger.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Afdeling 3. Wijze van heffing en voldoening

Artikel 51

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De accijns wordt geheven van:

    • a. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel a:

      • 1°. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, de geregistreerde geadresseerde of enig andere persoon die de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling onttrekt of voor wiens rekening de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling worden onttrokken of, in geval van onregelmatige onttrekking aan de accijnsgoederenplaats, enig andere persoon die bij die onttrekking betrokken is geweest;

      • 2°. in geval van een onregelmatigheid tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in de zin van artikel 2c, eerste, tweede en derde lid: de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, de vergunninghouder van het belastingentrepot, de geregistreerde afzender, de vervoerder of de eigenaar van de accijnsgoederen, bedoeld in artikel 56, derde lid, of enig andere persoon die ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat zekerheid heeft gesteld en alle personen die bij de onregelmatige onttrekking betrokken zijn geweest terwijl zij wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze geschiedde;

    • b. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel b: de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft of enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is;

    • c. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel c: de persoon die de accijnsgoederen produceert of, in geval van onregelmatige productie, enig andere persoon die bij de productie ervan betrokken is geweest;

    • d. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel d: de persoon die de accijnsgoederen bij invoer aangeeft of voor wiens rekening de goederen bij invoer worden aangegeven of, in geval van onregelmatige invoer, enig andere persoon die bij de invoer betrokken is geweest;

    • e. bij toepassing van artikel 2, vierde lid: de persoon die de minerale oliën voorhanden heeft of gebruikt;

    • f. bij toepassing van artikel 2d, derde lid: de particulier, bedoeld in artikel 2d, derde lid;

    • g. bij toepassing van artikel 2d, vierde lid: de particulieren, bedoeld in artikel 2d, vierde lid;

    • h. bij toepassing van artikel 2e, eerste lid: de persoon die de levering verricht, die de voor levering bestemde goederen voorhanden heeft of aan wie de goederen worden geleverd in Nederland, of de particulier, bedoeld in artikel 2e, tweede lid;

    • i. bij toepassing van artikel 2f, eerste lid: de door de verkoper, bedoeld in artikel 2f, eerste lid, aangewezen fiscaal vertegenwoordiger;

    • j. bij toepassing van artikel 4, eerste en tweede lid: de personen, bedoeld in onderdeel h en i, en eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is geweest.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt, in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen en onder daarbij te stellen voorwaarden, de accijns van accijnsgoederen die zijn uitgeslagen uit een accijnsgoederenplaats in opdracht van een vergunninghouder van een andere accijnsgoederenplaats voor dezelfde soort accijnsgoederen, geheven van de vergunninghouder van die andere accijnsgoederenplaats.

  • 3 Indien er voor eenzelfde accijnsschuld verscheidene schuldenaren zijn, zijn zij hoofdelijk tot betaling van deze schuld gehouden.

Terugwerkende kracht

Stb. 2011, 640, datum inwerkingtreding 01-01-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2010.

1 De accijns wordt geheven van:

  • a. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel a:

    • 1°. de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, de geregistreerde geadresseerde of enig andere persoon die de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling onttrekt of voor wiens rekening de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling worden onttrokken en, in geval van onregelmatige onttrekking aan de accijnsgoederenplaats, enig andere persoon die bij die onttrekking betrokken is geweest;

    • 2°. in geval van een onregelmatigheid tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling in de zin van artikel 2c, eerste, tweede en derde lid: de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats, de vergunninghouder van het belastingentrepot, de geregistreerde afzender, de vervoerder of de eigenaar van de accijnsgoederen, bedoeld in artikel 56, derde lid, of enig andere persoon die ingevolge de wettelijke bepalingen van een andere lidstaat zekerheid heeft gesteld en alle personen die bij de onregelmatige onttrekking betrokken zijn geweest terwijl zij wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze geschiedde;

  • b. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel b: de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft en enig andere persoon die bij het voorhanden hebben ervan betrokken is;

  • c. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel c: de persoon die de accijnsgoederen produceert, en in geval van onregelmatige productie, enig andere persoon die bij de productie ervan betrokken is geweest;

  • d. bij toepassing van artikel 2, eerste lid, onderdeel d: de persoon die de accijnsgoederen bij invoer aangeeft of voor wiens rekening de goederen bij invoer worden aangegeven en, in geval van onregelmatige invoer, enig andere persoon die bij de invoer betrokken is geweest;

  • e. bij toepassing van artikel 2, vierde lid: de persoon die de minerale oliën voorhanden heeft of gebruikt;

  • f. bij toepassing van artikel 2d, derde lid: de particulier, bedoeld in artikel 2d, derde lid;

  • g. bij toepassing van artikel 2d, vierde lid: de particulieren, bedoeld in artikel 2d, vierde lid;

  • h. bij toepassing van artikel 2e, eerste lid: de persoon die de levering verricht, die de voor levering bestemde goederen voorhanden heeft of aan wie de goederen worden geleverd in Nederland, of de particulier, bedoeld in artikel 2e, tweede lid;

  • i. bij toepassing van artikel 2f, eerste lid: de door de verkoper, bedoeld in artikel 2f, eerste lid, aangewezen fiscaal vertegenwoordiger;

  • j. bij toepassing van artikel 4, eerste en tweede lid: de personen, bedoeld in onderdeel h en i, en eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is geweest.

Artikel 52

  • 1 De accijns wordt verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt de accijns verschuldigd:

    • a. bij toepassing van artikel 2, vierde lid: op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben of het gebruik van de minerale oliën;

    • b. bij toepassing van artikel 2d, derde lid: op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben van de accijnsgoederen in Nederland;

    • c. bij toepassing van artikel 2d, vierde lid: op het tijdstip van de verkrijging van de minerale oliën in Nederland;

    • d. bij toepassing van artikel 2e, eerste lid: op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben van de accijnsgoederen in Nederland;

    • e. bij toepassing van artikel 2f, eerste lid: op het tijdstip van de levering van de accijnsgoederen;

    • f. bij toepassing van artikel 4: op het tijdstip van de vaststelling van de in artikel 4 bedoelde onregelmatigheid.

Artikel 53

  • 1 De in een tijdvak verschuldigd geworden accijns moet op aangifte worden voldaan.

  • 2 Aangifte dient te worden gedaan voor elke accijnsgoederenplaats afzonderlijk.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan bij ministeriële regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden, worden toegestaan dat voor accijnsgoederenplaatsen waarvan de vergunningen op naam zijn gesteld van dezelfde vergunninghouder één aangifte voor die plaatsen te zamen wordt gedaan.

Artikel 53a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid doet de geregistreerde geadresseerde aangifte van de in een week op de voet van artikel 52, tweede lid, onderdelen c en e, verschuldigd geworden accijns uiterlijk op de vrijdag van de week daaropvolgend. De verschuldigd geworden accijns wordt op aangifte voldaan.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdeel f, de accijns op aangifte voldaan binnen één maand na het in artikel 52, derde lid, onderdeel f, bedoelde tijdstip.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 871, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2010.

1 Bij toepassing van artikel 52, tweede lid, onderdelen a tot en met d en, voor zover het een geregistreerde geadresseerde betreft, onderdeel e, en derde lid, onderdelen a, b, c, d en f, wordt in afwijking van artikel 53, eerste lid, en van artikel 10, tweede lid, en artikel 19, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen uiterlijk op de dag na het in artikel 52, tweede lid, onderdelen a tot en met e, en derde lid, onderdelen a, b, c, d en f, bedoelde tijdstip de accijns op aangifte voldaan.

2 In afwijking in zoverre van het eerste lid doet de geregistreerde geadresseerde aangifte van de in een week op de voet van artikel 52, tweede lid, onderdelen c en e, verschuldigd geworden accijns uiterlijk op de vrijdag van de week daaropvolgend. De verschuldigd geworden accijns wordt op aangifte voldaan.

3 In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdeel f, de accijns op aangifte voldaan binnen één maand na het in artikel 52, derde lid, onderdeel f, bedoelde tijdstip.

Artikel 54

  • 1 Bij intrekking van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats worden de accijnsgoederen waarvoor die accijnsgoederenplaats als zodanig is aangewezen, die binnen die plaats voorhanden zijn op de dag met ingang waarvan de vergunning wordt ingetrokken, aangemerkt als te zijn uitgeslagen tot verbruik en wordt het tijdvak waarover de accijns verschuldigd is, aangemerkt als te zijn geëindigd op die dag.

Artikel 55

  • 1 De accijns wordt berekend naar het tarief dat geldt op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.

  • 2 In de situatie, bedoeld in artikel 2, vierde lid, wordt de accijns berekend als het verschil tussen het bedrag aan accijns dat is geheven en het bedrag dat zou zijn geheven indien geen herkenningsmiddelen zouden zijn toegevoegd.

Afdeling 4. Zekerheid

Artikel 56

  • 1 De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats en de geregistreerde afzender stellen zekerheid voor de accijns die zij verschuldigd zijn of kunnen worden in Nederland dan wel in een andere lidstaat.

  • 2 De geregistreerde geadresseerde en de fiscaal vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 50f, stellen zekerheid voor de accijns die zij verschuldigd zijn of kunnen worden.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de inspecteur, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, toestaan dat de vervoerder of de eigenaar van de accijnsgoederen zekerheid stelt in plaats van de vergunninghouder en de geregistreerde afzender, bedoeld in het eerste lid. De zekerheid wordt gesteld voor het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die door of namens de vervoerder of de eigenaar wordt vervoerd naar de in artikel 2a, eerste en derde lid, bedoelde bestemmingen.

  • 4 Het stellen van zekerheid als bedoeld in het eerste lid kan op verzoek achterwege blijven voor minerale oliën die vanuit een accijnsgoederenplaats over zee of door middel van een pijpleiding worden overgebracht. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 5 Het bedrag van de zekerheid wordt vastgesteld door de inspecteur. De vaststelling geschiedt tot een zodanig bedrag dat de te verhalen accijns voldoende verzekerd kan worden geacht.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor het bepalen van de hoogte van het bedrag van de zekerheid.

  • 7 In de vergunning bepaalt de inspecteur zo nodig nader op welke wijze aan de bij of krachtens deze wet gestelde voorwaarden moet worden voldaan.

  • 8 De inspecteur kan in de vergunning nadere voorwaarden opnemen ter verzekering van een juiste toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel 57

  • 1 Het bedrag van de zekerheid kan door de inspecteur worden gewijzigd.

  • 2 Degene die op grond van artikel 56 zekerheid heeft gesteld kan een verzoek tot verlaging van het bedrag van de zekerheid indienen.

  • 3 Bij verhoging van het bedrag van de zekerheid draagt degene die zekerheid heeft gesteld zorg dat binnen een maand na de bekendmaking ervan de zekerheid is aangevuld.

Artikel 58

  • 1 Het vaststellen en het wijzigen van het bedrag van de zekerheid alsmede het afwijzen van een verzoek als bedoeld in artikel 57, tweede lid, geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 2 Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek geeft de inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking op dat verzoek, dan wel zendt hij de in het derde lid bedoelde kennisgeving.

  • 3 Indien de inspecteur de voor bezwaar vatbare beschikking niet binnen de in het tweede lid genoemde termijn kan geven, stelt hij belanghebbende daarvan onder opgaaf van redenen in kennis en noemt hij de termijn waarop de voor bezwaar vatbare beschikking wel zal worden gegeven.

Artikel 59

  • 1 De zekerheid wordt gesteld bij de ontvanger.

  • 2 De ontvanger beslist of de vorm van de zekerheid die degene die zekerheid moet stellen, aanbiedt, wordt aanvaard.

Artikel 60

  • 1 De aan het stellen, het wijzigen en het opheffen van de zekerheid verbonden kosten komen ten laste van degene die zekerheid moet stellen.

  • 2 Ingeval de zekerheid wordt gesteld in geld wordt daarover een rente vergoed die gelijk is aan de herfinancieringsrente, te weten de minimale biedrente die de Europese Centrale Bank hanteert voor basisherfinancieringstransacties.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt het over een kalendermaand te vergoeden rentebedrag berekend naar de rente die geldt bij de aanvang van die maand.

Afdeling 5. Voorrang

Artikel 61

  • 1 De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats heeft voor de accijns die is begrepen in de verkoopprijs van de door hem geleverde accijnsgoederen, zolang hij ter zake geen betaling heeft ontvangen doch niet langer dan een half jaar nadat hij die accijns verschuldigd is geworden, voorrecht op alle goederen van de koper.

Afdeling 6. Hoofdelijke aansprakelijkheid

Artikel 61a

De vervoerder van accijnsgoederen is hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die door hem wordt vervoerd vanuit een accijnsgoederenplaats of van de plaats van invoer, bedoeld in artikel 2a, derde lid, naar een andere accijnsgoederenplaats, naar een belastingentrepot, naar een geregistreerde geadresseerde in een andere lidstaat of naar een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten, indien tijdens dat vervoer door hem of door zijn toedoen een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk IV. Invoer

Artikel 62

Onverminderd artikel 51, eerste lid, onderdeel d, zijn ter zake van de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, met uitzondering van artikel 868 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 63

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen, onder daarbij te stellen voorwaarden, regels worden gesteld ingevolge welke de heffing van accijns van accijnsgoederen die in kleine zendingen dan wel door reizigers als bagage worden ingevoerd, geschiedt volgens daarbij vast te stellen forfaitaire tarieven.

  • 2 De forfaitaire tarieven zijn niet van toepassing met betrekking tot handelsgoederen.

Hoofdstuk V. Vrijstellingen en teruggaven

Afdeling 1. Vrijstellingen

Artikel 64

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van:

    • a. bier, wijn, tussenprodukten en overige alcoholhoudende produkten die rechtstreeks of als bestanddeel van een halffabrikaat worden aangewend voor de vervaardiging van levensmiddelen, gevuld of anderszins, waarvan het alcoholgehalte niet meer bedraagt dan 8,5 L absolute alcohol per 100 kg produkt voor chocola, en 5 L absolute alcohol per 100 kg produkt voor andere produkten;

    • b. overige alcoholhoudende produkten die kennelijk niet zijn bestemd voor inwendig gebruik door de mens;

    • c. overige alcoholhoudende producten die worden gebruikt voor de vervaardiging van geneesmiddelen als omschreven in de Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311) en de Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG L 311);

    • d. minerale oliën die kennelijk niet zijn bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als brandstof voor verwarming;

    • e. minerale oliën die in hoogovens met het oog op chemische reductie worden ingespoten als toevoeging aan de steenkool, die wordt gebruikt als voornaamste brandstof;

    • f. sigaretten en rooktabak die geheel uit andere stoffen dan tabak bestaan en die kennelijk zijn bestemd om te worden gebruikt voor medicinale doeleinden.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de aard van en de aanduiding op de verpakking van in het eerste lid bedoelde accijnsgoederen;

    • b. de stoffen waarmee in het eerste lid bedoelde accijnsgoederen moeten zijn vermengd;

    • c. de uitvoering van dit artikel.

Artikel 65

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen:

    • a. waarvan de in artikel 64 voor de desbetreffende accijnsgoederen aangegeven bestemming niet of niet voldoende blijkt uit de goederen als zodanig, indien degene die de goederen betrekt deze gebruikt voor het vervaardigen van accijnsgoederen als bedoeld in artikel 64 dan wel deze gebruikt overeenkomstig de in dat artikel voor het desbetreffende accijnsgoed bedoelde bestemming;

    • b. die door degene die de goederen betrekt, worden gebruikt als grondstof voor het vervaardigen van niet-accijnsgoederen.

  • 3 Om de accijnsgoederen met vrijstelling te kunnen betrekken dient degene die deze goederen betrekt in het bezit te zijn van een daartoe strekkende vergunning.

  • 4 De vergunning wordt op verzoek verleend door de inspecteur.

  • 5 Het verlenen, het aanpassen en het intrekken van een vergunning alsmede het afwijzen van een verzoek daartoe geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 6 Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek geeft de inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking op dat verzoek, dan wel zendt hij de in het zevende lid bedoelde kennisgeving.

  • 7 Indien de inspecteur de voor bezwaar vatbare beschikking niet binnen de in het zesde lid genoemde termijn kan geven, stelt hij belanghebbende daarvan onder opgaaf van redenen in kennis en noemt hij de termijn waarop de voor bezwaar vatbare beschikking wel zal worden gegeven.

  • 8 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 66

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van minerale oliën die worden gebruikt:

    • a. voor de aandrijving van schepen of als scheepsbehoeften aan boord van schepen;

    • b. voor de voortstuwing van luchtvaartuigen voor zover het betreft halfzware olie als bedoeld in GN-code 2710 19 21.

  • 2 De vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, is niet van toepassing met betrekking tot minerale oliën die worden gebruikt voor pleziervaartuigen of plezierluchtvaartuigen dan wel worden gebruikt aan boord van schepen die kennelijk niet worden gebruikt om te varen.

  • 3 De vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing met betrekking tot minerale olie die in Nederland in de brandstoftanks van het luchtvaartuig, niet zijnde een militair luchtvaartuig, is afgeleverd en die wordt gebruikt voor de voortstuwing van dat luchtvaartuig gedurende een binnenlandse vlucht. Onder binnenlandse vlucht wordt verstaan een vlucht die begint en eindigt binnen Nederland zonder dat een luchthaven buiten Nederland wordt aangedaan.

  • 4 Voor de toepassing van deze wet en de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder een plezierluchtvaartuig: een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins, voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van overheidsinstanties.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 66a

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 66, eerste en tweede lid, wordt onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen die worden gebruikt:

    • a. aan boord van schepen in het verkeer van Nederland naar een andere lid-staat, anders dan over de binnenwateren;

    • b. aan boord van luchtvaartuigen in het verkeer van Nederland naar een andere lid-staat.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 66b

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen uit een accijnsgoederenplaats, gelegen op een luchthaven of op een haventerrein, die worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die zich door de lucht of over zee naar een derdelandsgebied of een derde land begeven.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is mede van toepassing met betrekking tot de accijnsgoederen die aan boord van een luchtvaartuig of schip worden geleverd tijdens een vlucht of overtocht naar een derdelandsgebied of een derde land.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder reiziger die zich naar een derdelandsgebied of derde land begeeft, verstaan: iedere passagier die in het bezit is van een bewijs van vervoer door de lucht of over zee, waarop als definitieve bestemming een in een derdelandsgebied of derde land gelegen luchthaven of haven is vermeld.

  • 4 In afwijking van artikel 74 kunnen tabaksproducten worden opgeslagen in een accijnsgoederenplaats van waaruit de in het eerste lid bedoelde uitslag tot verbruik plaatsvindt.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 67

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van minerale oliën van de GN-codes 1507 tot en met 1518 alsmede van minerale oliën van GN-code 3824 90 99, wat hun van biomassa afkomstige bestanddelen betreft, die zijn bestemd voor gebruik, worden aangeboden voor verkoop of worden gebruikt voor verwarmingsdoeleinden.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 68

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen die worden gebruikt voor onderzoek, kwaliteitscontroles en smaaktesten buiten een accijnsgoederenplaats.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 69

  • 1 Onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen, die bestemd zijn om te worden gebruikt:

    • a. in het kader van diplomatieke of consulaire betrekkingen;

    • b. door internationale instellingen die door Nederland zijn erkend, alsmede door de leden van deze instellingen, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze instellingen of bij de vestigingsovereenkomsten;

    • c. door de strijdkrachten van alle staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, met uitzondering van Nederland, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines;

    • d. voor verbruik in het kader van een met derde landen of internationale instellingen gesloten overeenkomst voor zover een dergelijke overeenkomst wordt aanvaard of toegestaan op het gebied van vrijstelling van omzetbelasting.

  • 2 In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid wordt bij ministeriële regeling, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen, indien aanspraak op vrijstelling bestaat ingevolge het Koninkrijk verbindende verdragen en in al hun onderdelen verbindende besluiten van bij zodanige verdragen opgerichte volkenrechtelijke organisaties, alsmede in daarmee overeenkomende gevallen.

Afdeling 2. Teruggaven

Artikel 69a

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt teruggaaf van accijns verleend voor minerale oliën die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit in een installatie met een vermogen van minimaal 1 MW, voorzover de opgewekte elektriciteit wordt ingevoed op een Nederlands net dan wel, indien geen invoeding op een Nederlands net plaatsvindt, voorzover de opgewekte elektriciteit overeenkomstig artikel 50, vierde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag in de heffing van energiebelasting wordt betrokken.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 70

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van accijns verleend:

    • a. voor accijnsgoederen in gevallen waarin deze accijnsgoederen op de voet van artikel 65 zouden kunnen worden betrokken met vrijstelling;

    • b. ter zake van de levering van minerale oliën waarvoor op de voet van artikel 66 aanspraak op een vrijstelling zou bestaan;

    • c. ter zake van accijnsgoederen waarvoor op de voet van artikel 66a aanspraak op vrijstelling zou bestaan;

    • d. voor halfzware olie en gasolie die is belast naar het tarief als bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, indien de olie voor andere doeleinden is gebruikt dan voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen;

    • e. voor minerale oliën waarvoor op de voet van artikel 67 aanspraak op een vrijstelling zou bestaan.

  • 2 De teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verleend aan degene die een vergunning heeft ingevolge artikel 65, derde lid.

  • 3 De teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, wordt verleend aan degene die de levering heeft verricht.

  • 4 De teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt verleend aan degene die de halfzware olie of gasolie heeft gebruikt. De teruggaaf bedraagt per 1 000 L bij een temperatuur van 15 °C het verschil tussen het bedrag dat in artikel 27, eerste lid, onderdeel b, is vermeld voor zwavelvrije halfzware olie en gasolie, en het bedrag, vermeld in artikel 27, derde lid.

  • 5 De teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt verleend aan degene die de minerale oliën gebruikt voor verwarmingsdoeleinden.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 71

  • 1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van accijns verleend voor accijnsgoederen die:

    • a. zijn verloren gegaan;

    • b. zijn vernietigd onder ambtelijk toezicht;

    • c. zijn gebracht naar een derde land;

    • d. zijn gebracht binnen een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen;

    • e. door een ondernemer zijn overgebracht naar een andere lidstaat, en die aldaar voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden om er te worden geleverd of gebruikt, en waarvoor de in die lidstaat verschuldigde accijns is voldaan overeenkomstig de wettelijke bepalingen van die lidstaat;

    • f. zijn geleverd aan een in een andere lidstaat gevestigde persoon, niet zijnde een vergunninghouder van een belastingentrepot, een geregistreerde geadresseerde of een zelfstandig bedrijf, en die door een in Nederland gevestigde verkoper of voor diens rekening direct of indirect worden verzonden of vervoerd.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 71a

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 71b

  • 2 De teruggaaf bedraagt € 47,67 per 1000 kg.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld ter uitvoering van de teruggaaf.

Artikel 71c

  • 1 Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor vloeibaar gemaakt petroleumgas dat is belast naar het tarief, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel d, indien dat petroleumgas is afgeleverd in de brandstoftanks van en is gebruikt voor het aandrijven op de weg van motorrijtuigen die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt als vuilniswagen, kolkenzuiger of straatveegwagen.

  • 2 De teruggaaf bedraagt € 47,67 per 1 000 kg.

  • 3 De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het voor de vuilniswagen, kolkenzuiger of straatveegwagen opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994, op het tijdstip waarop het vloeibaar gemaakt petroleumgas is afgeleverd in de brandstoftank van de in het eerste lid bedoelde motorrijtuigen.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld ter uitvoering van de teruggaaf.

Artikel 71d

  • 1 Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor andere minerale oliën dan halfzware olie als bedoeld in GN-code 2710 19 21, indien die olie is afgeleverd in de brandstoftanks van en is gebruikt voor de voortstuwing van luchtvaartuigen, andere dan plezierluchtvaartuigen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt geen teruggaaf verleend voor minerale oliën die in Nederland in de brandstoftanks van luchtvaartuigen, niet zijnde militaire luchtvaartuigen, zijn afgeleverd en die worden gebruikt voor de voortstuwing van die luchtvaartuigen gedurende een binnenlandse vlucht. Onder binnenlandse vlucht wordt verstaan een vlucht die begint en eindigt binnen Nederland zonder dat een luchthaven buiten Nederland wordt aangedaan.

  • 3 De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het luchtvaartuig is geregistreerd in het register voor burgerluchtvaartuigen, bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet luchtvaart. Ingeval teruggaaf wordt verzocht voor een in het buitenland geregistreerd luchtvaartuig, wordt deze verleend aan de eigenaar van dit luchtvaartuig dan wel aan degene die daartoe door deze is gemachtigd.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld ter uitvoering van de teruggaaf en kan in bij die regeling aangewezen gevallen een ander dan de in het tweede lid bedoelde persoon worden aangewezen als degene aan wie de teruggaaf wordt verleend.

Artikel 71e

  • 1 Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten als bedoeld in post a 32 van de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende Tabel 1, indien geen aansluiting aanwezig is voor aardgas.

  • 2 De teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor:

    • a. halfzware olie en gasolie, per 1000 L € 155,04;

    • b. vloeibaar gemaakt petroleumgas, per 1000 kilogram € 131,90.

  • 3 De teruggaaf wordt verleend aan de tuinbouwer die de in het eerste lid bedoelde minerale oliën gebruikt voor het in het eerste lid bedoelde gebruik.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 71f

  • 1 Op verzoek wordt aan de verbruiker teruggaaf van accijns verleend met betrekking tot halfzware olie en gasolie, bedoeld in artikel 27, derde lid, en vloeibaar gemaakt petroleumgas, dat is bestemd voor ander gebruik dan voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg, of van pleziervaartuigen of voor de voortstuwing van luchtvaartuigen, mits de verbruiker de brandstoffen voor eigen verbruik heeft betrokken en voor zover de hoeveelheid die door de verbruiker is betrokken hoger is dan 159 000 L halfzware olie, 153 000 L gasolie onderscheidenlijk 119 000 kilogram vloeibaar gemaakt petroleumgas per kalenderjaar.

  • 2 De teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, bedraagt:

    • a. voor halfzware olie en gasolie, per 1000 L € 64;

    • b. voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, per 1000 kilogram € 75,72.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden voorwaarden en beperkingen gesteld waaronder de teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 71g

Artikel 71h

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor duurzaam geproduceerde E85 dat is belast naar het laatstgenoemde tarief, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onderdeel a.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder duurzaam geproduceerde E85 verstaan de vloeistof bestaande uit een combinatie van uitsluitend bio-ethanol (ethanol uit biomassa) en ongelode lichte olie waarbij de bio-ethanol tenminste zeventig percent en ten hoogste vijfentachtig percent uitmaakt van deze vloeistof mits de bio-ethanol in deze vloeistof aantoonbaar, door middel van een certificaat van een onafhankelijk geaccrediteerde certificeringinstelling, voldoet aan de eisen van duurzaamheid zoals vastgelegd in NTA 8080 of daaraan gelijkwaardig.

  • 3 De teruggaaf bedraagt 27 percent van het in het eerste lid bedoelde accijnstarief.

  • 4 De teruggaaf wordt verleend aan degene die de accijns ter zake van de uitslag of de invoer van E85 verschuldigd is geworden.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld ter uitvoering van de teruggaaf.

Terugwerkende kracht

Stb. 2010, 871, datum inwerkingtreding 01-01-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2010.

4 De teruggaaf wordt verleend aan degene die de accijns ter zake van de uitslag tot verbruik van E85 verschuldigd is geworden.

Artikel 72

De inspecteur beslist op een verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Hoofdstuk VI. Bijzondere bepalingen

Afdeling 1. Accijnszegels

Artikel 73

  • 1 Tabaksproducten moeten bij de uitslag tot verbruik zijn voorzien van het voor het desbetreffende tabaksproduct voorgeschreven accijnszegel.

  • 2 Tabaksproducten die zijn bestemd voor het verbruik, bedoeld in artikel 2, tweede lid, mogen niet zijn voorzien van een accijnszegel.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen, onder daarbij te stellen voorwaarden, gevallen worden aangewezen waarin het eerste lid niet van toepassing is.

Artikel 74

Een vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 40, eerste en tweede lid, en 41, uitsluitend worden verkregen door degene die:

  • a. tabaksproducten vervaardigt;

  • b. buiten Nederland vervaardigde tabaksproducten in Nederland van accijnszegels voorziet;

  • c. buiten Nederland vervaardigde tabaksproducten opslaat die buiten Nederland zijn voorzien van door hem aangevraagde Nederlandse accijnszegels;

  • d. tabaksproducten opslaat die zijn bestemd voor de in artikel 66a bedoelde bevoorrading van schepen en luchtvaartuigen of die vanuit die plaats worden overgebracht naar een belastingentrepot, naar een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde geadresseerde of naar een derde land.

Artikel 75

  • 1 Accijnszegels kunnen worden aangevraagd bij de inspecteur door:

    • a. de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten;

    • b. degene die buiten Nederland tabaksprodukten van accijnszegels voorziet.

  • 2 In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen kan, onder daarbij te stellen voorwaarden, worden bepaald dat door anderen dan degenen die zijn bedoeld in het eerste lid, accijnszegels kunnen worden aangevraagd.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het aanvragen, het verkrijgbaar stellen en het verstrekken van accijnszegels.

  • 4 De inspecteur beslist op de aanvraag om accijnszegels bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel 76

  • 1 Het bedrag aan accijns dat de accijnszegels blijkens de op de zegels aangebrachte gegevens vertegenwoordigen moet worden betaald bij de aanvraag om de accijnszegels.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan, indien daarvoor zekerheid is gesteld, de betaling uiterlijk worden gedaan op de laatste dag van de tweede maand volgende op die waarin de accijnszegels zijn aangevraagd, indien de accijnszegels zijn bestemd om te worden aangebracht op verpakkingen voor sigaretten of rooktabak, dan wel op de laatste dag van de derde maand volgende op die waarin de accijnszegels zijn aangevraagd, indien de accijnszegels zijn bestemd om te worden aangebracht op verpakkingen voor sigaren dan wel zijn bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren.

  • 3 Het bedrag van de zekerheid wordt vastgesteld door de inspecteur. De vaststelling geschiedt tot een zodanig bedrag dat het bedrag aan accijns dat de zegels vertegenwoordigen voldoende verzekerd kan worden geacht.

  • 5 Indien de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats zekerheid heeft gesteld op de voet van artikel 56 kan die zekerheid mede dienen als zekerheid als bedoeld in het tweede lid.

  • 6 Op de verschuldigd geworden betaling is de Invorderingswet 1990 van toepassing als ware de betaling accijns.

Artikel 76a

  • 1 Op verzoek wordt teruggaaf verleend van het bedrag dat overeenkomstig artikel 76 is betaald bij de aanvraag van de accijnszegels, indien accijnszegels op tabaksproducten zijn aangebracht en met betrekking tot deze tabaksproducten de accijns in een andere lidstaat verschuldigd geworden en geïnd is, en de verwijdering of de vernietiging van de accijnszegels ten genoegen van de inspecteur wordt aangetoond.

  • 2 De teruggaaf wordt verleend aan diegene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 75 de accijnszegels heeft aangevraagd.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van de teruggaaf.

Artikel 77

  • 1 Op het bedrag aan accijns dat over een tijdvak op aangifte moet worden voldaan wordt in mindering gebracht het bedrag dat is betaald dan wel verschuldigd is ter zake van de aanvraag om de accijnszegels die zijn aangebracht op de tabaksproducten waarvoor over dat tijdvak aangifte wordt gedaan wegens het buiten de accijnsgoederenplaats brengen van die producten.

  • 2 Op het bedrag aan accijns dat op aangifte, anders dan over een tijdvak, moet worden voldaan ter zake van de als uitslag tot verbruik aangemerkte ontvangst van tabaksproducten door de geregistreerde geadresseerde wordt in mindering gebracht het bedrag dat is betaald dan wel verschuldigd is ter zake van de aanvraag om de accijnszegels die zijn aangebracht op de binnen Nederland gebrachte tabaksproducten.

  • 3 Op het bedrag aan accijns dat moet worden voldaan ter zake van de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d van tabaksproducten wordt in mindering gebracht het bedrag dat is betaald dan wel verschuldigd is ter zake van de aanvraag om de accijnszegels die zijn aangebracht op de ingevoerde tabaksproducten.

Artikel 78

  • 1 De accijnszegels worden aangebracht op de kleinhandelsverpakking van tabaksprodukten.

  • 2 De accijnszegels voor sigaretten en rooktabak vermelden de kleinhandelsprijs, de soort en het aantal stuks of de massa van het tabaksproduct waarop de zegels worden aangebracht. De accijnszegels voor sigaren vermelden de kleinhandelsprijs en de soort van het tabaksproduct waarop de zegels worden aangebracht.

  • 3 In afwijking van het eerste lid mogen sigaren stuksgewijs van een accijnszegel worden voorzien.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. de vorm en de kleur van de accijnszegels alsmede de daarop te vermelden gegevens;

    • b. de wijze waarop de accijnszegels worden aangebracht en voor herhaald gebruik ongeschikt moeten worden gemaakt;

    • c. de wijze van verpakking, de grootte van de inhoud van de verpakking en de op de verpakking te vermelden gegevens.

Artikel 79

  • 1 Accijnszegels die niet of die verkeerd zijn aangebracht doch niet zijn beschadigd mogen door degene die de zegels heeft aangevraagd, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, worden teruggezonden aan de inspecteur.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, worden toegestaan dat accijnszegels worden vernietigd onder ambtelijk toezicht.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, regels gesteld met betrekking tot het verrekenen of teruggeven van het bedrag dat is betaald of nog verschuldigd is ter zake van de aanvraag om accijnszegels die:

    • a. zijn teruggezonden door degene die de zegels heeft aangevraagd;

    • b. zonder aangebracht te zijn geweest op tabaksproducten die zijn uitgeslagen tot verbruik, zijn verloren gegaan ten gevolge van overmacht of ongeval;

    • c. zijn vernietigd onder ambtelijk toezicht.

Afdeling 2. Controlebepalingen

Artikel 80

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing van accijns, regels worden gesteld met betrekking tot:

    • a. het vervoer van accijnsgoederen;

    • b. het leveren van accijnsgoederen;

    • c. het voorhanden hebben van accijnsgoederen buiten een accijnsgoederenplaats.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op accijnsgoederen die zijn geplaatst onder een douaneschorsingsregeling.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 81

In de vergunning voor een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten kan worden toegestaan dat de vergunninghouder onder daarbij te stellen voorwaarden gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak en tabaksproducten, al dan niet voorzien van accijnszegels, tijdelijk buiten de accijnsgoederenplaats bepaalde bewerkingen of verpakkingshandelingen kan laten ondergaan zonder dat het tijdelijk buiten de accijnsgoederenplaats brengen van die producten, in afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt aangemerkt als uitslag tot verbruik.

Artikel 82

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter verzekering van de heffing van de accijns van tabaksprodukten, regels worden gesteld met betrekking tot de handel in en het vervoer van ruwe tabak en van gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 83

  • 1 Accijnsgoederenplaatsen en plaatsen ten aanzien waarvan het aldaar vervaardigen of voorhanden hebben van accijnsgoederen is onderworpen aan beperkende bepalingen zijn onderworpen aan onderzoek.

  • 4 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is, overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels, op vordering van de inspecteur of een door hem aangewezen ambtenaar:

    • a. de gezagvoerder van een schip gehouden het schip terstond vaart te doen minderen, te doen bijdraaien of te doen stilhouden en aanleggen;

    • b. de bestuurder van een ander vervoermiddel dan een schip gehouden dit terstond te doen stilhouden en, indien het vervoermiddel door mechanische kracht wordt voortbewogen, de motor buiten werking te stellen.

  • 5 De in het vierde lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd een vervoermiddel, als bedoeld in het vierde lid, te brengen of te doen brengen naar een nabij gelegen plaats. De gezagvoerder of bestuurder is verplicht desgevorderd zijn voor het onderzoek en het vervoer noodzakelijke medewerking te verlenen en de ambtenaren met het vervoermiddel te vervoeren.

Artikel 84

  • 1 De inspecteur of een door hem aangewezen ambtenaar die het onderzoek verricht, kan vorderen dat van goederen één of meer monsters worden verstrekt.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het nemen van monsters.

Afdeling 2A. Wijziging van de accijns van minerale oliën

Artikel 84a

  • 1 In geval van verhoging van de accijns, bedoeld in artikel 27, eerste, tweede of derde lid, wordt ter zake van het bij het ingaan van die verhoging voorhanden hebben in een opslagplaats van de desbetreffende minerale oliën, accijns geheven, die per 1000 L bij een temperatuur van 15°C onderscheidenlijk per 1000 kg gelijk is aan de verhoging van het daarvoor in artikel 27, eerste, tweede of derde lid, vermelde bedrag.

    Onder het voorhanden hebben wordt mede begrepen het vervoer naar een opslagplaats.

  • 2 Aan de accijns, bedoeld in het eerste lid, zijn niet onderworpen minerale oliën:

    • a. waarvoor het tijdstip waarop de accijns, bedoeld in artikel 27, eerste, tweede of derde lid, verschuldigd wordt, is gelegen op of na het tijdstip van de in het eerste lid bedoelde verhoging;

    • b. waarvoor een vrijstelling van accijns geldt.

  • 3 Onder opslagplaats wordt verstaan elk gebouw of terrein waar minerale oliën als bedoeld in het eerste lid voor commerciële doeleinden voorhanden zijn. Opslagplaatsen in gebruik bij een zelfde persoon worden te zamen als één opslagplaats beschouwd.

  • 4 De accijns, bedoeld in het eerste lid, wordt geheven van de eigenaar van de in een opslagplaats voorhanden minerale oliën en moet op aangifte worden voldaan.

  • 6 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de aangifte.

  • 7 De heffing van accijns als bedoeld in het eerste lid blijft achterwege indien de te heffen accijns niet meer bedraagt dan € 91.

Artikel 84b

  • 1 In geval van verlaging van de accijns, bedoeld in artikel 27, eerste, tweede of derde lid, wordt voor de desbetreffende minerale oliën die bij het ingaan van de verlaging voorhanden zijn in een opslagplaats, op verzoek teruggaaf van accijns verleend, die per 1000 L bij een temperatuur van 15° C onderscheidenlijk per 1000 kg gelijk is aan de verlaging van het daarvoor in artikel 27, eerste, tweede of derde lid, vermelde bedrag.

    Onder voorhanden zijn wordt mede begrepen vervoer naar een opslagplaats.

  • 3 De eigenaar van de in de opslagplaats voorhanden minerale oliën dient uiterlijk de vijfde werkdag na het ingaan van de verlaging het verzoek om teruggaaf te doen bij de inspecteur.

  • 4 De inspecteur beslist op het verzoek om teruggaaf bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het verzoek om teruggaaf.

Artikel 84c

Bij wijziging van de accijns op grond van artikel 27a kan bij de daartoe strekkende ministeriële regeling worden bepaald dat artikel 84a of artikel 84b geen toepassing vindt.

Afdeling 3. Overige bepalingen

Artikel 85

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, worden bepaald dat accijnsgoederen voorhanden mogen zijn in een entrepot.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 89

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter verzekering van een juiste toepassing van de wet nadere regels worden gesteld ter aanvulling van de in deze wet geregelde onderwerpen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.

Hoofdstuk VII. Verbodsbepalingen en strafbepalingen

Afdeling 1. Verbodsbepalingen

Artikel 90

  • 1 Het is niet toegestaan een distilleertoestel te vervaardigen of voorhanden te hebben zonder een daartoe strekkende vergunning van de inspecteur.

  • 2 Onder een distilleertoestel wordt verstaan elk toestel - ook indien dit niet gereed is voor dadelijk gebruik - dat geschikt is voor het afscheiden van ethanol uit ethanolhoudende stoffen.

  • 3 De vergunning wordt op verzoek verleend.

  • 4 Het verlenen, het aanpassen en het intrekken van een vergunning alsmede het afwijzen van een verzoek daartoe geschieden bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 5 Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek geeft de inspecteur een voor bezwaar vatbare beschikking op dat verzoek, dan wel zendt hij de in het zesde lid bedoelde kennisgeving.

  • 6 Indien de inspecteur de voor bezwaar vatbare beschikking niet binnen de in het vijfde lid genoemde termijn kan geven, stelt hij belanghebbende daarvan onder opgaaf van redenen in kennis en noemt hij de termijn waarop de voor bezwaar vatbare beschikking wel zal worden gegeven.

  • 7 Bij ministeriële regeling kunnen:

    • a. regels worden gesteld met betrekking tot de in de vergunning op te nemen voorwaarden;

    • b. distilleertoestellen worden aangewezen waarvoor geen vergunning is vereist.

  • 8 Artikel 83 is van overeenkomstige toepassing op plaatsen waar distilleertoestellen worden vervaardigd of voorhanden zijn.

Artikel 91

  • 1 Het is niet toegestaan halfzware olie en gasolie die zijn voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, buiten een accijnsgoederenplaats voorhanden te hebben te zamen met middelen die de afscheiding, opheffing of verandering van de werking van die herkenningsmiddelen in deze oliën kunnen bewerkstelligen of bevorderen.

  • 2 Het is niet toegestaan halfzware olie en gasolie die zijn voorzien van herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, dan wel bestanddelen bevatten van die herkenningsmiddelen, voorhanden te hebben in:

    • a. de brandstoftank van een motorrijtuig of van een pleziervaartuig;

    • b. tanks behorende bij afleveringspompen waar minerale oliën in de brandstoftanks van motorrijtuigen of van schepen worden afgeleverd.

  • 3 Het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a, is niet van toepassing op:

    • a. motorrijtuigen die geen gebruik maken van de weg;

    • b. bij algemene maatregel van bestuur, onder daarbij te stellen voorwaarden, aan te wijzen motorrijtuigen die gewoonlijk niet worden gebruikt op de weg.

  • 4 Het bepaalde in het tweede lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien een tank minerale oliën bevat die uitsluitend worden afgeleverd in de brandstoftanks van motorrijtuigen, als bedoeld in het derde lid, en van andere schepen dan pleziervaartuigen die in het bezit zijn van en gebruikt worden door degene die de beschikking heeft over de tank.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan in bijzondere gevallen ontheffing worden verleend ten aanzien van een of meer van de in het eerste en het tweede lid bedoelde verboden.

Artikel 92

  • 1 Het is niet toegestaan herkenningsmiddelen als bedoeld in artikel 27, derde lid, toe te voegen aan lichte olie.

  • 2 Het is niet toegestaan lichte olie die is voorzien van die herkenningsmiddelen dan wel bestanddelen bevat van die herkenningsmiddelen, voorhanden te hebben.

Artikel 93

  • 1 Het is niet toegestaan tabaksproducten die zijn voorzien van accijnszegels te brengen vanuit een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten naar een andere accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten of te plaatsen onder een douaneschorsingsregeling.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. voor de in dat lid bedoelde accijnsgoederenplaats ingevolge artikel 53, derde lid, aangifte wordt gedaan door dezelfde vergunninghouder;

    • b. de accijnszegels zijn aangevraagd door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats waarin de tabaksproducten worden ingeslagen.

  • 3 De inspecteur kan in aanvulling op het bepaalde in het tweede lid, onderdeel b, nadere voorwaarden stellen.

Artikel 94

  • 1 Het is degene die op grond van artikel 75 accijnszegels kan aanvragen niet toegestaan een zelfde tabaksprodukt onder meer dan één kleinhandelsprijs in de handel te brengen of te doen brengen, tenzij in het merk of door een merk waaronder het is verpakt op duidelijke wijze een onderscheid is gemaakt.

  • 2 Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden, afwijking van het eerste lid worden toegestaan.

Artikel 95

  • 1 Het is niet toegestaan tabaksprodukten te verkopen, te koop aan te bieden of af te leveren indien de verpakking niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 78 gestelde voorwaarden of de accijnszegels niet ongeschonden op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht.

  • 2 Het is niet toegestaan tabaksprodukten aan anderen dan wederverkopers te verkopen, te koop aan te bieden of af te leveren voor:

    • a. een lagere prijs dan die is vermeld op de accijnszegels;

    • b. een hogere prijs dan die is vermeld op de accijnszegels, tenzij tevoren het verschil in accijns is voldaan overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden.

  • 3 Onder het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a, wordt mede begrepen het bij de verkoop aan anderen dan wederverkopers in enigerlei vorm verstrekken van geschenken, toegiften en bonnen alsmede het verlenen van medewerking aan handelingen die zijn gericht op de bevoordeling van derden.

  • 4 Bij ministeriële regeling kan, onder daarbij te stellen voorwaarden, afwijking van het eerste lid worden toegestaan.

Artikel 95a

  • 1 Ingeval er een autonome accijnsverhoging van de totale accijns van sigaretten of rooktabak plaatsvindt en er tussen de publicatiedatum van de als gevolg hiervan ontstane nieuwe accijnstarieven voor deze tabaksproducten en de ingangsdatum van deze nieuwe accijnstarieven ten minste twee maanden zijn gelegen, is het vanaf de eerste dag van de tweede kalendermaand volgend op de maand waarin de accijnsaanpassing plaatsvindt niet toegestaan dat tabaksproduct aan wederverkopers te verkopen, te koop aan te bieden of af te leveren indien de verpakking voorzien is van de vóór de ingangsdatum van de nieuwe accijnstarieven bij de uitslag tot verbruik voor het desbetreffende tabaksproduct voorgeschreven accijnszegel.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. autonome accijnsverhoging: aanpassing van de accijnstarieven, genoemd in artikel 35, die wat betreft de totale accijns tot een verhoging leidt, en die niet voortvloeit uit de artikelen 35a of 36;

    • b. rooktabak: rooktabak als bedoeld in artikel 32, pijptabak niet daaronder begrepen;

    • c. pijptabak: rooktabak als bedoeld in artikel 32, bestemd om te worden gerookt met een pijp.

  • 3 Onder een wederverkoper als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een verkoopautomaat bestemd voor de verkoop van tabaksproducten. Onder afleveren als bedoeld in het eerste lid aan een verkoopautomaat bestemd voor de verkoop van tabaksproducten wordt niet verstaan het afleveren van tabaksproducten die uit een andere verkoopautomaat van dezelfde eigenaar afkomstig zijn.

  • 4 Onder afleveren als bedoeld in het eerste lid wordt voor een bedrijf, waarvan het distributiecentrum en de detailhandel tot dezelfde rechtspersoon behoren, mede verstaan het afleveren door het distributiecentrum aan de detailhandel.

  • 5 Onder afleveren als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstaan het retourneren van sigaretten of rooktabak door wederverkopers aan diegenen die daaraan voorafgaand deze tabaksproducten aan deze wederverkopers hebben verkocht of afgeleverd.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

Artikel 96

Het is een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten niet toegestaan:

  • a. gebruikte accijnszegels voorhanden te hebben;

  • b. ongebruikte accijnszegels over te dragen aan anderen dan de inspecteur;

  • c. ongebruikte accijnszegels te betrekken van anderen dan de inspecteur.

Afdeling 2. Strafbepalingen

Artikel 97

Degene die opzettelijk een in artikel 5 opgenomen verbod overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven accijns.

Artikel 98

Degene die opzettelijk een accijnsgoed waarvoor vrijstelling of teruggaaf van accijns is verleend een bestemming geeft waarvoor geen vrijstelling of teruggaaf van accijns zou zijn verleend, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven accijns.

Artikel 99

  • 1 Degene die het in artikel 90, eerste lid, opgenomen verbod overtreedt, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

  • 2 Degene die het in artikel 90, eerste lid, opgenomen verbod overtreedt terwijl hij weet of redelijkerwijs kan weten dat het distilleertoestel bestemd is of zal worden bestemd om te worden gebruikt tot ontduiking van de accijns, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 100

  • 2 Degene die een van de in het eerste lid bedoelde verboden opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 101

  • 2 Degene die een van de in het eerste lid bedoelde verboden opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 102

  • 1 Degene die tabaksprodukten die in strijd met de wettelijke bepalingen niet zijn voorzien van de voorgeschreven accijnszegels uitslaat tot verbruik, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

  • 2 Degene die het in het eerste lid bedoelde verbod opzettelijk overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Afdeling 3. Bestuurlijke boete

Artikel 102a

  • 1 Degene die een in artikel 95a opgenomen verbod overtreedt, pleegt een verzuim ter zake waarvan de inspecteur hem een boete van € 4 920 kan opleggen of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste tweemaal het bedrag van de accijns dat geheven zou zijn indien de verpakking voorzien was geweest van het per ingangsdatum van de nieuwe accijnstarieven, bedoeld in artikel 95a, bij de uitslag tot verbruik voor het desbetreffende tabaksproduct voorgeschreven accijnszegel.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 31 oktober 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Uitgegeven de veertiende november 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin