Besluit paspoortgelden

Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2013 en zichtdatum 25-11-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 17-01-2014

Besluit van 8 november 1991, houdende regels met betrekking tot de aan het Rijk verschuldigde kosten en rechten terzake van reisdocumenten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 30 augustus 1991, Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur, IBI91/1223-RD, gedaan mede namens Onze Ministers van Financiën, van Buitenlandse Zaken en voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken;

Overwegende, dat het wenselijk is de afdracht van de aan het Rijk verschuldigde kosten en de heffing van de aan het Rijk verschuldigde rechten terzake van reisdocumenten nader te regelen en daarvoor bedragen vast te stellen;

Gelet op artikel 7, eerste lid, van de Paspoortwet (Stb. 1991, 498);

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 14 oktober 1991, no. WO.4.91 0477/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 31 oktober 1991, Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur, IBI91/1659/RD, uitgebracht mede namens Onze Ministers van Financiën, van Buitenlandse Zaken a.i. en voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. aanvrager: degene die een aanvraag als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Paspoortwet (Stb. 1991, 498) indient;

  • b. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • c. de Gouverneur: de Gouverneur van Aruba, Curaçao of Sint Maarten;

  • d. kosten: de kosten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Paspoortwet;

  • e. rechten: de rechten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, van de Paspoortwet;

  • f. leverancier: het bedrijf dat in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast is met het verrichten van diensten in verband met de verstrekking van reisdocumenten, waaronder de vervaardiging en levering van reisdocumenten;

  • g. spoedlevering: de versnelde aflevering van een gepersonaliseerd reisdocument, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • h. openbaar lichaam: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Hoofdstuk II. Kosten, verschuldigd terzake van reisdocumenten

§ 1. In Nederland aan het Rijk verschuldigde kosten

Artikel 2

  • 1 Een gemeente is aan het Rijk de in artikel 6, eerste lid, vastgelegde kosten verschuldigd in verband met door de leverancier geleverde reisdocumenten en door de leverancier verrichte spoedleveringen. Van een spoedlevering als bedoeld in dit artikel is sprake, indien naar aanleiding van een daartoe vanuit de gemeente verstrekte opdracht, die de leverancier op werkdagen vóór 16.00 uur heeft bereikt, een gepersonaliseerd reisdocument de daarop volgende werkdag uiterlijk 16.00 uur is afgeleverd bij de in de aanvraag opgegeven uitgiftelocatie.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde kosten zijn niet dan wel gedeeltelijk verschuldigd naar rato van de aan de aanvrager verleende kwijtschelding van de rechten, die op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening voor de desbetreffende handeling geheven kunnen worden, indien de kwijtschelding is verleend overeenkomstig de krachtens artikel 255, tweede lid, van de Gemeentewet gestelde regels.

  • 3 De in artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met d, vastgelegde kosten zijn niet verschuldigd in verband met de levering van een reisdocument ter vervanging van een eerder geleverd reisdocument, indien:

    • a. het eerder geleverde reisdocument door toedoen van de leverancier niet op de juiste wijze was vervaardigd, of

    • b. bij de uitreiking van het eerder geleverde reisdocument een verificatie van de vingerafdrukken heeft plaatsgevonden en bij deze verificatie anders dan door toedoen van de aanvrager niet kon worden vastgesteld dat diens vingerafdrukken overeenkomen met de vingerafdrukken, opgenomen in het reisdocument. In laatstgenoemde situatie wordt het verschil tussen het toepasselijke bedrag, genoemd in artikel 6, eerste lid, en het toepasselijke bedrag, genoemd in artikel 6, tweede lid, gerestitueerd aan de betreffende gemeente.

  • 4 De in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, vastgelegde kosten zijn niet verschuldigd, indien de spoedlevering door toedoen van de leverancier niet binnen de gestelde periode heeft plaatsgevonden, dan wel de met spoed geleverde reisdocumenten door toedoen van de leverancier niet op de juiste wijze blijken te zijn vervaardigd.

Artikel 2a

  • 1 Een openbaar lichaam is aan het Rijk de in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, vastgelegde kosten verschuldigd in verband met door de leverancier geleverde reisdocumenten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde kosten zijn niet dan wel gedeeltelijk verschuldigd naar rato van de aan de aanvrager verleende kwijtschelding van de rechten, die op grond van de toepasselijke eilandsverordening voor de desbetreffende handeling geheven kunnen worden, indien de kwijtschelding is verleend overeenkomstig de krachtens artikel 8.58, eerste lid, van de Belastingwet BES gestelde regels.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde kosten zijn niet verschuldigd in verband met de levering van een reisdocument, die plaatsvindt ter vervanging van een eerder geleverd reisdocument, dat door toedoen van de leverancier niet op de juiste wijze was vervaardigd.

Artikel 3

  • 1 Onze Minister stelt maandelijks het bedrag vast van de kosten die door een gemeente of een openbaar lichaam aan het Rijk moeten worden afgedragen. Deze vaststelling geschiedt:

    • a. voor een gemeente: aan de hand van de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten en verrichte spoedleveringen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, verminderd met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 2, derde lid;

    • b. voor een openbaar lichaam: aan de hand van de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, verminderd met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 2a, derde lid.

  • 2 Onze Minister zendt voor het einde van elke kalendermaand een factuur aan de gemeente of het openbaar lichaam, waarin het bedrag van de overeenkomstig het eerste lid vastgestelde kosten die aan het Rijk moeten worden afgedragen, wordt vermeld.

  • 3 Onze Minister stelt het bedrag vast van de kosten die aan een gemeente of een openbaar lichaam worden gerestitueerd en maakt, tegelijk met het verzenden van de factuur, bedoeld in het tweede lid, schriftelijk aan de gemeente of het openbaar lichaam bekend welk bedrag wordt gerestitueerd en op welke wijze de betaling daarvan zal plaatsvinden. De vaststelling van het te restitueren bedrag geschiedt:

    • a. voor een gemeente op basis van de door de gemeente verstrekte afschriften van de beschikkingen, inhoudende gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, en de van de gemeente ontvangen en bij de leverancier geverifieerde mededelingen omtrent gevallen waarin een spoedlevering niet binnen de gestelde periode heeft plaatsgevonden dan wel de met spoed geleverde reisdocumenten niet op de juiste wijze blijken te zijn vervaardigd, als bedoeld in artikel 2, vierde lid;

    • b. voor een openbaar lichaam op basis van de door het openbaar lichaam verstrekte afschriften van de beschikkingen, inhoudende gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als bedoeld in artikel 2a, tweede lid.

  • 4 De afdracht van de aan het Rijk verschuldigde kosten, bedoeld in het tweede lid, geschiedt:

    • a. door een gemeente in het kader van de rijksverrekening op grond van het Koninklijk Besluit van 28 maart 1925 (Stb. 1925, 125) tot regeling van de betalingen tusschen Rijk en Gemeenten, waarbij automatische verrekening bij de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten dient plaats te vinden, uiterlijk binnen vier weken na de verzending van de factuur, bedoeld in het tweede lid;

    • b. door een openbaar lichaam door middel van automatische incasso van een door het openbaar lichaam daartoe geopende bankrekening.

  • 5 Onze Minister regelt op welke wijze de juistheid van de bedragen die terzake van de verschuldigde kosten aan het Rijk zijn afgedragen, wordt vastgesteld.

§ 2. In Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan het Rijk verschuldigde kosten

Artikel 4

  • 1 Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn aan het Rijk de in artikel 6, eerste lid, onderdeel a vastgelegde kosten verschuldigd in verband met door de leverancier geleverde reisdocumenten, indien de aanvraag voor de desbetreffende handeling bij de ingevolge artikel 26 van de Paspoortwet door de Gouverneur aangewezen autoriteit is ingediend.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde kosten zijn niet verschuldigd in verband met de levering van een reisdocument, als bedoeld in artikel 2, derde lid.

Artikel 5

  • 1 De Gouverneur stelt maandelijks het bedrag vast van de kosten die door Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan het Rijk moeten worden afgedragen. Deze vaststelling geschiedt aan de hand van de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, verminderd met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, bedoeld in artikel 4, tweede lid en, indien het in artikel 2, derde lid, onderdeel b, bedoelde geval zich heeft voorgedaan, verminderd met een overeenkomstig bedrag, als bedoeld in artikel 2, derde lid, laatste volzin.

  • 2 De Gouverneur zendt voor het einde van elke kalendermaand een factuur aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten, waarin het bedrag van de aan het Rijk af te dragen kosten in verband met de in de voorafgaande maand geleverde reisdocumenten, wordt vermeld.

  • 3 De afdracht van de aan het Rijk verschuldigde kosten geschiedt uiterlijk binnen vier weken na de verzending van de factuur, bedoeld in het tweede lid, door overmaking van het daarin genoemde bedrag op de daartoe aangewezen rekening van het kabinet van de Gouverneur.

  • 4 De Gouverneur kan, na overleg met de bevoegde autoriteiten, bepalen dat de overmaking van de aan het Rijk verschuldigde kosten plaats vindt door middel van automatische incasso van een door Aruba, Curaçao of Sint Maarten, daartoe speciaal geopende bankof girorekening.

§ 3. De kosten

Artikel 6

  • 1 De aan het Rijk verschuldigde kosten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen, een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat (zakenpaspoort) of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

      20,80

      USD

      26,00

      ANG

      46,55

      AWG

      46,55;

    • b. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt

      15,35;

    • c. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

      5,30;

    • d. voor de spoedlevering van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met c, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

      46,60;

  • 2 De van de aanvrager op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening of eilandsverordening ten hoogste te heffen rechten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld

      50,35 in een gemeentelijke verordening

      USD

      91,05 in een eilandsverordening;

    • b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort)

      50,35 in een gemeentelijke verordening

      USD

      114,30 in een eilandsverordening;

    • c. voor een Nederlandse identiteitskaart

      41,90;

    • d. voor een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

      31,85;

    • e. voor de versnelde uitreiking van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zijnde een toeslag op de in die onderdelen genoemde bedragen

      46,60.

  • 4 De rechten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a tot en met d, en het derde lid, worden niet geheven in verband met de levering van een eerder geleverd reisdocument als bedoeld in artikel 2, derde lid, of artikel 2a, derde lid.

Hoofdstuk III. Rechten, verschuldigd terzake van reisdocumenten

§ 1. Heffing van rechten in Nederland en buiten het Koninkrijk

Artikel 7

Bevoegd tot het heffen van de in artikel 12 vastgelegde rechten, dan wel tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding daarvan zijn:

  • a. in het Europese deel van Nederland: Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten, voor zover de aanvraag niet bij een burgemeester is ingediend;

  • b. in het Caribische deel van Nederland: Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten, voor zover de aanvraag betrekking heeft op verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer;

  • c. buiten het Koninkrijk: de hoofden van de door Onze Minister van Buitenlandse Zaken aangewezen consulaire posten;

  • d. Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

Artikel 8

Aan de aanvrager in het buitenland die woonachtig is in het ressort van de consulaire post waar hij zijn aanvraag indient en niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de door hem aan het Rijk verschuldigde rechten geheel of gedeeltelijk te betalen kan geheel of gedeeltelijk kwijtschelding van deze rechten worden verleend.

Artikel 9

Met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijtschelding zijn de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door Onze Minister van Financiën gestelde regels betreffende de kwijtschelding van rijksbelastingen in de privé-sfeer van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10

De vaststelling van de valuta waarin de betaling van de in artikel 12 vastgelegde rechten in het buitenland plaatsvindt en de herleiding van deze rechten in de vastgestelde valuta geschieden overeenkomstig artikel 6 van de Rijkswet op de consulaire tarieven

§ 2. Heffing van rechten in Aruba, Curaçao en Sint Maarten

Artikel 11

  • 1 In Aruba, Curaçao en Sint Maarten vindt heffing dan wel kwijtschelding van de in artikel 12 vastgelegde rechten plaats door of namens de Gouverneur, voor zover de aanvraag niet bij een ingevolge artikel 26 van de Paspoortwet door de Gouverneur aangewezen autoriteit is ingediend.

  • 2 Aan de aanvrager in Aruba, Curaçao of Sint Maarten die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de door hem aan het Rijk verschuldigde rechten geheel of gedeeltelijk te voldoen omdat hij geen of geringe betalingscapaciteit bezit, kan op zijn schriftelijk verzoek geheel of gedeeltelijk kwijtschelding van deze rechten worden verleend.

§ 3. De rechten

Artikel 12

  • 1 De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager binnen het Koninkrijk kunnen worden geheven, bedragen:

    • a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen, een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat (zakenpaspoort), een diplomatiek paspoort, een dienstpaspoort of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

      60,33

      ANG

      135,00

      AWG

      135,00;

    • b. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer

      46,15

      USD

      57,70

      ANG

      103,25

      AWG

      103,25;

  • 2 De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager buiten het Koninkrijk kunnen worden geheven, bedragen:

    • a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen, een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat (zakenpaspoort) of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)

      84,80;

    • b. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart

      79,35;

    • c. voor de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart, ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt

      69,30;

    • d. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer

      46,15.

  • 3 De in het eerste en tweede lid genoemde rechten die door de aanvrager zijn voldaan, worden aan deze gerestitueerd indien de gevraagde handeling niet wordt verricht.

  • 4 De in het eerste en tweede lid genoemde rechten worden niet geheven, indien de verstrekking van het reisdocument of de wijziging plaatsvindt in verband met een ambtelijke fout of indien de verstrekking plaatsvindt in verband met de vervanging van een eerder geleverd document als bedoeld in artikel 2, derde lid, of artikel 2a, derde lid.

  • 5 Het in het eerste lid, onderdeel a, dan wel tweede lid, onderdeel a, genoemde recht wordt niet geheven voor de verstrekking van diplomatieke paspoorten of dienstpaspoorten ten behoeve van personen die bij een Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland zijn tewerkgesteld, hun inwonende huwelijkspartner, geregistreerde partner of levenspartner als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken en bij hen inwonende minderjarige kinderen.

Artikel 13

De in artikel 12 bedoelde rechten worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State van het Koninkrijk en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 8 november 1991

Beatrix

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

De Minister van Financiën,

W. Kok

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

R. F. M. Lubbers

De Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de veertiende november 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin