Bemanningseisenbesluit

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2007.
Geldend van 01-11-2004 t/m 31-12-2013

Besluit van 12 november 1991, houdende uitvoering van artikel 4, eerste lid, van de Wet op de zeevaartdiploma's en artikel 5 van de Schepenwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 5 juni 1991, nr. S/J 30.890./91, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;

Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Wet op de zeevaartdiploma's (Stb. 1935, 456) en artikel 5 van de Schepenwet (Stb. 1932, 86);

Gelet op het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144);

De Raad van State gehoord (advies van 11 september 1991, WO9.91.0292);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 november 1991, nr. S/J31.956/91, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De definities, vermeld in artikel 1 van het Besluit zeevaartdiploma's (Stb. 1988, 260) zijn van toepassing.

  • 2 In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a. maritiem officier specialisatie navigatie: de maritieme officier, gediplomeerd door een instelling voor hoger beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet op het hoger beroepsonderwijs (Stb. 1986, 289), studierichting maritiem officier, met specialisatie navigatie, tevens houder van ten minste het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het diploma A als scheepswerktuigkundige;

    • b. maritiem officier specialisatie werktuigkunde: de maritieme officier, gediplomeerd door een instelling voor hoger beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet op het hoger beroepsonderwijs, studierichting maritiem officier, met specialisatie werktuigkunde, tevens houder van ten minste het diploma A als scheepswerktuigkundige en het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart;

    • c. middelbaar maritiem officier A: de houder van ten minste het diploma als stuurman voor de kleine handelsvaart tezamen met het aanvullingsdiploma als stuurman voor de kleine handelsvaart en het diploma A als scheepswerktuigkundige;

    • d. middelbaar maritiem officier M: de houder van ten minste het diploma als stuurman voor de kleine handelsvaart tezamen met het aanvullingsdiploma als stuurman voor de kleine handelsvaart en het diploma als motordrijver.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Dit besluit is niet van toepassing op gesleepte schepen en op zeilschepen.

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit wordt het diploma als stuurman voor de kleine handelsvaart tezamen met het aanvullingsdiploma als stuurman voor de kleine handelsvaart, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de zeevaartdiploma's (Stb. 1935, 456), gelijk gesteld met het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart.

Hoofdstuk II. Scheepstechnicus

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Scheepstechnicus is de houder van een getuigschrift als scheepstechnicus, afgegeven door de inspecteur-generaal.

  • 2 De adspirant scheepstechnicus dient:

    • a. 18 jaar of ouder te zijn;

    • b. in het bezit te zijn van het diploma scheepstechnicus, afgegeven op grond van de door Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen en Onze Minister goedgekeurde Eindexamenregeling van het project scheepstechnicus en het bijbehorende examenprogramma, dan wel van een overeenkomstig artikel 4, eerste lid, erkend bewijsstuk;

    • c. na het behalen van het onder b bedoelde diploma of bewijsstuk negen maanden diensttijd te hebben behaald aan boord van schepen met een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer en

    • d. gedurende die diensttijd ten genoegen van de inspecteur-generaal een praktijkboek te hebben bijgehouden.

  • 3 De diensttijd, bedoeld in het tweede lid, onder c, mag ook zijn behaald aan boord van schepen met een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW, mits aan boord van deze schepen een middelbaar maritiem officier M dienst doet.

  • 4 Indien het praktijkboek niet in alle opzichten naar behoren is bijgehouden kan de inspecteur-generaal de adspirant scheepstechnicus een of meer aanvullende opdrachten geven, die binnen een daarbij te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Onze Minister kan andere bewijsstukken dan het diploma scheepstechnicus erkennen, indien zij worden afgegeven op grond van een examen dat naar zijn oordeel voldoende overeenkomt met een examen, afgelegd op grond van de Eindexamenregeling van het project scheepstechnicus en het bijbehorende examenprogramma.

  • 2 Onze Minister kan de erkenning intrekken indien naar zijn oordeel de voldoende overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, niet meer aanwezig is.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Ter verkrijging van het getuigschrift als scheepstechnicus wendt de adspirant scheepstechnicus zich tot de inspecteur-generaal onder overlegging van:

  • a. het geldig paspoort of het monsterboekje van de aanvrager;

  • b. het in artikel 3, tweede lid, onder b, bedoelde diploma scheepstechnicus of bewijsstuk;

  • c. het bewijs dat hij de voorgeschreven diensttijd heeft behaald;

  • d. het gedurende de diensttijd bijgehouden praktijkboek en

  • e. een bewijs van betaling van de in artikel 7 bedoelde kosten.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Een duplikaat van het getuigschrift als scheepstechnicus wordt, indien het verloren gaan van het getuigschrift aannemelijk wordt gemaakt, op verzoek van belanghebbende door of namens de inspecteur-generaal afgegeven, nadat een bewijs van betaling van de in artikel 7 bedoelde kosten is overgelegd.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Onze Minister stelt de tarieven vast voor de te berekenen kosten van de behandeling van de aanvraag van het getuigschrift alsmede van een duplikaat van het getuigschrift als scheepstechnicus.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Het model van het getuigschrift als scheepstechnicus en het model van het praktijkboek worden door de inspecteur-generaal vastgesteld.

Hoofdstuk III. Bemanningseisen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 In afwijking van het daaromtrent bepaalde in het Besluit zeevaartdiploma's en in de artikelen 110, 111 en 112 van het Schepenbesluit 1965 (Stb. 367) kan een schip, indien het naar het redelijk oordeel van de inspecteur-generaal daartoe geschikt is, worden bemand overeenkomstig een van de in dit besluit opgenomen bemanningssamenstellingen. De reder dient daartoe, onder opgaaf van de bemanningssamenstelling die hij wenst, een verzoek in bij de inspecteur-generaal.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in de artikelen 10 tot en met 20 met betrekking tot het bezit van diploma's en bewijzen van diensttijd, kan worden volstaan met het bezit van een verklaring van geschiktheid en bekwaamheid, uitgereikt op grond van artikel 119 van het Schepenbesluit 1965, waaruit blijkt dat de houder bevoegd is de desbetreffende functie te vervullen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Aan boord van een vrachtschip met een bruto-tonnage van 9000 of meer kan de volgende bemanning dienst doen:

    • a. bemanningssamenstelling I

      • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

      • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

      • 3°. een tweede stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

      • 4°. een derde stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart;

      • 5°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma C als scheepswerktuigkundige;

      • 6°. een tweede scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma B als scheepswerktuigkundige;

      • 7°. een derde scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma A als scheepswerktuigkundige;

      • 8°. een vierde scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver, met dien verstande dat deze vervangen mag worden door een scheepstechnicus en dat de vierde scheepswerktuigkundige niet vereist is aan boord van schepen met een voortstuwingsvermogen van minder dan 8000 kW en

      • 9°. vier ongediplomeerde scheepsgezellen;

      of

    • b. bemanningssamenstelling II

      • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

      • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

      • 3°. een tweede stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

      • 4°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma C als scheepswerktuigkundige;

      • 5°. een tweede scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma B als scheepswerktuigkundige;

      • 6°. twee maritieme officieren specialisatie navigatie dan wel specialisatie werktuigkunde;

      • 7°. een scheepstechnicus en

      • 8°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen;

      of

    • c. bemanningssamenstelling III

      • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

      • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

      • 3°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma C als scheepswerktuigkundige;

      • 4°. een maritiem officier specialisatie werktuigkunde in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 17, in verband met artikel 22;

      • 5°. twee maritieme officieren specialisatie navigatie of specialisatie werktuigkunde, waarvan één een diensttijd heeft behaald van ten minste twee jaren als maritiem officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer;

      • 6°. twee scheepstechnici en

      • 7°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

      of

    • d. bemanningssamenstelling IV

      • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

      • 2°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma C als scheepswerktuigkundige;

      • 3°. een maritiem officier specialisatie navigatie die een diensttijd heeft behaald van ten minste vier jaren als maritiem officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer;

      • 4°. een maritiem officier specialisatie werktuigkunde in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

      • 5°. twee maritieme officieren specialisatie navigatie dan wel specialisatie werktuigkunde, waarvan één een diensttijd heeft behaald van ten minste twee jaren als maritiem officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer;

      • 6°. twee scheepstechnici en

      • 7°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

      of

    • e. bemanningssamenstelling V

      • 1°. een kapitein, zijnde maritiem officier specialisatie werktuigkunde, dan wel specialisatie navigatie in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 23;

      • 2°. een eerste officier, zijnde maritiem officier specialisatie navigatie, dan wel specialisatie werktuigkunde en in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 25, met dien verstande dat de specialisatie van de eerste officier een andere dient te zijn dan de specialisatie van de kapitein;

      • 3°. een maritiem officier specialisatie werktuigkunde in het bezit van het bewijs van diensttijd bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

      • 4°. een maritiem officier specialisatie navigatie in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

      • 5°. twee maritieme officieren specialisatie navigatie dan wel specialisatie werktuigkunde;

      • 6°. twee scheepstechnici en

      • 7°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen.

  • 2 De maritieme officieren specialisatie navigatie dan wel specialisatie werktuigkunde, genoemd in het eerste lid, onder b, 6°, onder c, 5°, onder d, 5°, en onder e, 5°, mogen worden vervangen door een middelbaar maritiem officier A, met dien verstande dat aan boord van schepen met een voortstuwingsvermogen van minder dan 8000 kW ook een middelbaar maritiem officier M dienst mag doen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan boord van een vrachtschip met een bruto-tonnage van 6000 of meer, doch minder dan 9000 en een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer, doch minder dan 8000 kW kan de volgende bemanning dienst doen:

  • a. bemanningssamenstelling I

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als tweede stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 3°. een tweede stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 4°. een derde stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 5°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma B als scheepswerktuigkundige en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 6°. een tweede scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma A als scheepswerktuigkundige en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 18 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 7°. een derde scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver, met dien verstande dat in plaats van een derde scheepswerktuigkundige ook een scheepstechnicus dienst mag doen en

    • 8°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • b. bemanningssamenstelling II

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als tweede stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 3°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma B als scheepswerktuigkundige en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 4°. een tweede scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma A als scheepswerktuigkundige en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 18 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 5°. twee middelbaar maritieme officieren M, waarvan één een diensttijd heeft behaald van ten minste twee jaren als maritiem officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer;

    • 6°. een scheepstechnicus en

    • 7°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • c. bemanningssamenstelling III

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als eerste stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als tweede stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 3°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma B als scheepswerktuigkundige en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 4°. een middelbaar maritiem officier A in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22 in verband met artikel 27;

    • 5°. twee middelbaar maritieme officieren M, waarvan één in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 6°. een scheepstechnicus en

    • 7°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • d. bemanningssamenstelling IV

    • 1°. een kapitein, zijnde maritiem officier specialisatie werktuigkunde, dan wel specialisatie navigatie in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 23;

    • 2°. een eerste officier, zijnde maritiem officier met specialisatie navigatie, dan wel met specialisatie werktuigkunde in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 25, met dien verstande dat de specialisatie van de eerste officier een andere dient te zijn dan de specialisatie van de kapitein;

    • 3°. een middelbaar maritiem officier A in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 4°. twee middelbaar maritieme officieren M, waarvan een in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 5°. een scheepstechnicus en

    • 6°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan boord van een vrachtschip met een bruto-tonnage van 4000 of meer, doch minder dan 6000 en een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer, doch minder dan 6000 kW kan de volgende bemanning dienst doen:

  • a. bemanningssamenstelling I

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een tweede stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 4°. een derde stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 5°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma A als scheepswerktuigkundige en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 6°. een tweede scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma A als scheepswerktuigkundige en

    • 7°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • b. bemanningssamenstelling II

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma A als scheepswerktuigkundige en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 4°. een middelbaar maritiem officier A in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 5°. een middelbaar maritiem officier M;

    • 6°. een scheepstechnicus en

    • 7°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • c. bemanningssamenstelling III

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma A als scheepswerktuigkundige en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. twee middelbaar maritieme officieren A, beiden in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 4°. een middelbaar maritiem officier M;

    • 5°. een scheepstechnicus en

    • 6°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • d. bemanningssamenstelling IV

    • 1°. een kapitein, zijnde middelbaar maritiem officier A, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 23;

    • 2°. een eerste officier, zijnde middelbaar maritiem officier A, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 25;

    • 3°. een middelbaar maritiem officier A in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 4°. een middelbaar maritiem officier M;

    • 5°. een scheepstechnicus en

    • 6°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan boord van een vrachtschip met een bruto-tonnage van 4000 of meer, doch minder dan 6000 en een voortstuwingsvermogen van minder dan 3000 kW kan de volgende bemanning dienst doen:

  • a. bemanningssamenstelling I

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een tweede stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 4°. een derde stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 5°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 6°. een tweede scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver, met dien verstande dat de tweede scheepswerktuigkundige niet vereist is aan boord van schepen met een voortstuwingsvermogen van minder dan 1500 kW en

    • 7°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • b. bemanningssamenstelling II

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 4°. twee middelbaar maritieme officieren M, waarvan een in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 5°. een scheepstechnicus en

    • 6°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • c. bemanningssamenstelling III

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. drie middelbaar maritieme officieren M, waarvan twee in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 4°. een scheepstechnicus en

    • 5°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • d. bemaningssamenstelling IV

    • 1°. een kapitein, zijnde middelbaar maritiem officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 23;

    • 2°. een eerste officier, zijnde middelbaar maritiem officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 25;

    • 3°. twee middelbaar maritieme officieren M, waarvan een in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 4°. een scheepstechnicus en

    • 5°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan boord van een vrachtschip met een bruto-tonnage van 2000 of meer, doch minder dan 4000 en een voortstuwingsvermogen van minder dan 3000 kW kan de volgende bemanning dienst doen:

  • a. bemanningssamenstelling I

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een tweede stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart;

    • 4°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 5°. een tweede scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver, met dien verstande dat de tweede scheepswerktuigkundige niet vereist is aan boord van schepen met een voortstuwingsvermogen van minder dan 1500 kW en

    • 6°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • b. bemanningssamenstelling II

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 4°. een middelbaar maritiem officier M;

    • 5°. een scheepstechnicus en

    • 6°. een ongediplomeerde scheepsgezel;

    of

  • c. bemanningssamenstelling III

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. twee middelbaar maritieme officieren M, waarvan een in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 4°. een scheepstechnicus en

    • 5°. een ongediplomeerde scheepsgezel;

    of

  • d. bemanningssamenstelling IV

    • 1°. een kapitein, zijnde middelbaar maritiem officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 23;

    • 2°. een eerste officier, zijnde middelbaar maritiem officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 25;

    • 3°. een middelbaar maritiem officier M in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 4°. een scheepstechnicus en

    • 5°. een ongediplomeerde scheepsgezel.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan boord van een vrachtschip met een bruto-tonnage van minder dan 2000 en een voortstuwingsvermogen van 1500 kW of meer doch minder dan 3000 kW kan de volgende bemanning dienst doen:

  • a. bemanningssamenstelling I

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 4°. een tweede scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en

    • 5°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • b. bemanningssamenstelling II

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een middelbaar maritiem officier M in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27;

    • 4°. een scheepstechnicus en

    • 5°. een ongediplomeerde scheepsgezel;

    of

  • c. bemanningssamenstelling III

    • 1°. een kapitein, zijnde middelbaar maritiem officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 23;

    • 2°. een eerste officier, zijnde middelbaar officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 25;

    • 3°. een middelbaar maritiem officier M;

    • 4°. een scheepstechnicus en

    • 5°. een ongediplomeerde scheepsgezel.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan boord van een vrachtschip met een bruto-tonnage van minder dan 2000 en een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer doch minder dan 1500 kW kan de volgende bemanning dienst doen:

  • a. bemanningssamenstelling I

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's en

    • 4°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • b. bemanningssamenstelling II

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste scheepswerktuigkundige in het bezit van het diploma als motordrijver en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 17 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 3°. een middelbaar maritiem officier M in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27 en

    • 4°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • c. bemanningssamenstelling III

    • 1°. een kapitein, zijnde middelbaar maritiem officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 23;

    • 2°. een eerste officier, zijnde middelbaar maritiem officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 25;

    • 3°. een middelbaar maritiem officier M en

    • 4°. twee ongediplomeerde scheepsgezellen.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan boord van een vrachtschip met een bruto-tonnage van minder dan 2000 en een voorststuwingsvermogen van minder dan 750 kW kan de volgende bemanning dienst doen:

  • a. bemanningssamenstelling I

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's en

    • 3°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen, waarvan een scheepsgezel in het bezit van een verklaring als bedoeld in artikel 112 van het Schepenbesluit 1965;

    of

  • b. bemanningssamenstelling II

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een middelbaar maritiem officier M in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27 en

    • 3°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • c. bemanningssamenstelling III

    • 1°. een kapitein, zijnde middelbaar maritiem officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 23;

    • 2°. een middelbaar maritiem officier M in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 27 en

    • 3°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan boord van een bevoorradingsschip of een sleepboot met een bruto-tonnage van minder dan 2000 en een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW kan de volgende bemanning dienst doen:

  • a. bemanningssamenstelling I

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een eerste stuurman in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 16 van het Besluit zeevaartdiploma's en

    • 3°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen, waarvan een scheepsgezel in het bezit van een verklaring als bedoeld in artikel 112 van het Schepenbesluit 1965;

    of

  • b. bemanningssamenstelling II

    • 1°. een kapitein in het bezit van het diploma als derde stuurman voor de grote handelsvaart en het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 14, in verband met artikel 15 van het Besluit zeevaartdiploma's;

    • 2°. een middelbaar maritiem officier M in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 28 en

    • 3°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen;

    of

  • c. bemanningssamenstelling III

    • 1°. een kapitein, zijnde middelbaar maritiem officier M, in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 24;

    • 2°. een middelbaar maritiem officier M in het bezit van het bewijs van diensttijd, bedoeld in artikel 22, in verband met artikel 28 en

    • 3°. drie ongediplomeerde scheepsgezellen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Onze Minister kan, na overleg met de naar zijn oordeel representatieve organisaties van werkgevers en werknemers in de zeevaart, zonodig onder nader te stellen voorschriften of beperkingen, het bezit van een ander bewijs van bekwaamheid toestaan.

  • 2 De inspecteur-generaal kan aanvulling van de bemanning ingevolge dit besluit voorschrijven, indien de inrichting, de uitrusting, de bruto-tonnage, het voortstuwingsvermogen of de bestemming van het schip hem daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk IV. Diensttijd

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De kapitein, eerste officieren en maritieme officieren die overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 23 tot en met 28 diensttijd hebben behaald, verkrijgen op een daartoe gedaan verzoek een bewijs van diensttijd.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde diensttijd dient te zijn doorgebracht als lid van de bemanning van een voor de vaart ter zee gebezigd schip en te zijn behaald na het verkrijgen van het voor de betreffende functie vereiste diploma.

  • 3 Ter verkrijging van een bewijs van diensttijd dient een belanghebbende een verzoek in bij de inspecteur-generaal onder overlegging van bewijsstukken met betrekking tot de behaalde diensttijd.

§ 2. Diensttijd kapitein

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Voor de toelating als kapitein op een vrachtschip met een bruto-tonnage van 6000 of meer dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste zes jaren waarvan ten minste een jaar als eerste officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer.

  • 2 Voor de toelating als kapitein op een vrachtschip met een bruto-tonnage van 2000 of meer, doch minder dan 6000 dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste vier jaren waarvan ten minste een jaar als eerste officier aan boord van vrachtschepen met een bruto-tonnage van 2000 of meer en een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer.

  • 3 Voor de toelating als kapitein op een vrachtschip met een bruto-tonnage van minder dan 2000 dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste drie jaren als maritiem officier dan wel van ten minste twee jaren als maritiem officier, waarvan een jaar als eerste officier of als enig maritiem officier.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Voor de toelating als kapitein op een bevoorradingsschip of een sleepboot met een bruto-tonnage van minder dan 4000 dan wel een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer, dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste vier jaren waarvan ten minste een jaar als eerste officier aan boord van bevoorradingsschepen of sleepboten met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer.

  • 2 Voor de toelating als kapitein op een bevoorradingsschip of een sleepboot met een bruto-tonnage van minder dan 2000 en een voortstuwingsvermogen van minder dan 3000 kW dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste drie jaren als maritiem officier dan wel van ten minste twee jaren als maritiem officier waarvan een jaar als eerste officier of enig maritiem officier aan boord van bevoorradingsschepen of sleepboten.

  • 3 Van de in het eerste en tweede lid bedoelde diensttijd mag ten hoogste de helft behaald worden aan boord van schepen geen bevoorradingsschip of sleepboot zijnde.

§ 3. Diensttijd eerste officieren

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Voor de toelating als eerste officier op een vrachtschip met een bruto-tonnage van 6000 of meer dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste vijf jaren als maritiem officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer.

  • 2 Voor de toelating als eerste officier op een vrachtschip met een bruto-tonnage van 2000 of meer, doch minder dan 6000 dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste drie jaren als maritiem officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer.

  • 3 Voor de toelating als eerste officier op een vrachtschip met een bruto-tonnage van minder dan 2000 dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste een jaar als maritiem officier aan boord van vrachtschepen, met dien verstande dat voor toelating als eerste officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW volstaan kan worden met een diensttijd van ten minste zes maanden als maritiem officier aan boord van vrachtschepen.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Voor de toelating als eerste officier op een bevoorradingsschip of een sleepboot met een bruto-tonnage van minder dan 4000 dan wel een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer, dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald als maritiem officier van ten minste drie jaren aan boord van bevoorradingsschepen of sleepboten met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer.

  • 2 Voor de toelating als eerste officier op een bevoorradingsschip of een sleepboot met een bruto-tonnage van minder dan 2000 dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste een jaar als maritiem officier aan boord van bevoorradingsschepen of sleepboten, met dien verstande dat voor toelating als eerste officier aan boord van bevoorradingsschepen of sleepboten met een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW volstaan kan worden met een diensttijd van ten minste zes maanden als maritiem officier aan boord van bevoorradingsschepen of sleepboten.

§ 4. Diensttijd maritieme officieren

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Voor de toelating als maritiem officier op een vrachtschip met een bruto-tonnage van 6000 of meer dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste drie jaren als maritiem officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer.

  • 2 Voor de toelating van maritiem officier op een vrachtschip met een bruto-tonnage van 2000 of meer doch minder dan 6000 dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste twee jaren als maritiem officier aan boord van vrachtschepen met een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer.

  • 3 Voor de toelating als maritiem officier op een vrachtschip met een bruto-tonnage van minder dan 2000 en een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste een jaar als maritiem officier aan boord van vrachtschepen.

  • 4 Voor de toelating als maritiem officier op een vrachtschip met een bruto-tonnage van minder dan 2000 en een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste zes maanden als maritiem officier aan boord van vrachtschepen.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Voor de toelating als maritiem officier op een bevoorradingsschip of een sleepboot met een bruto-tonnage van minder dan 4000 dan wel een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer, doch minder dan 8000 kW dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste twee jaren als maritiem officier aan boord van bevoorradingsschepen of sleepboten met een voortstuwingsvermogen van 3000 kW of meer.

  • 2 Voor de toelating als maritiem officier op een bevoorradingsschip of een sleepboot met een bruto-tonnage van minder dan 2000 en een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer, doch minder dan 3000 kW dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste een jaar als maritiem officier aan boord van bevoorradingsschepen of sleepboten.

  • 3 Voor de toelating als maritiem officier op een bevoorradingsschip of een sleepboot met een bruto-tonnage van minder dan 2000 en een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW dient de bezitter van het diploma maritiem officier een diensttijd te hebben behaald van ten minste zes maanden als maritiem officier aan boord van bevoorradingsschepen of sleepboten.

Hoofdstuk V. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld, met dien verstande dat dat tijdstip niet eerder is dan een maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Bemanningseisenbesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 12 november 1991

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de derde december 1991

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin