Besluit van 13 november 1991, houdende regelen tot uitvoering van de artikelen 8,
negende lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1986,
386) en 10, vijfde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
(Stb. 1984, 94)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 10
juni 1991, DVVB/WUP-U-91890;
Gelet op artikel 8, negende lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1986, 386) en artikel 10, vijfde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1984, 94);
Gehoord de Pensioen- en Uitkeringsraad, de Stichting Joods Maatschappelijk Werk, de
Stichting Pelita, de Stichting 1940-1945 en de Stichting Burger-oorlogsgetroffenen;
De Raad van State gehoord (advies van 21 augustus 1991, no. W13.91.0296);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 6 november 1991, DVVB/WUP-U-911542;
Hebben goedgevonden en verstaan: