Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van
6 juni 1991, VVP/L/U-690750, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische
Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Overwegende, dat uitvoering moet worden gegeven aan de Richtlijn van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 18 november 1988 (88/593/EEG) (PbEG L 318) tot wijziging van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen
van 24 juli 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten
betreffende vruchtenjam of -confituur, -gelei, -marmelade, alsmede kastanjepasta (79/693/EEG)
(PbEG L 205);
Overwegende, dat ter uitvoering daarvan de regels neergelegd in het Jam- en geconserveerde
vruchtenbesluit (Warenwet) 1982 (Stb. 693), zodanig moeten worden herzien, dat vervanging van dat besluit wenselijk is;
Gelet op de artikelen 1, vierde lid, 4, eerste lid, onderdeel a, 6, onderdeel a, 8, onderdelen a, b en c, 12, 13 en 14 van de Warenwet (Stb. 1988, 360);
De Adviescommissie Warenwet gehoord (advies van 21 maart 1990, nr 14 180/(16)5);
De Raad van State gehoord (advies van 11 september 1991, nr W13.91 0335);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
van 20 november 1991, VVP/L/U-692238, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister
van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Hebben goedgevonden en verstaan: