Wet van 12 december 1991, houdende regeling van het vervoer van goederen en personen
met binnenschepen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bevordering van een in sociaal-economische
opzicht goede bedrijfsuitoefening in het vervoer van goederen en personen met binnenschepen
en gelet op de internationale ontwikkelingen op het terrein van het vervoer van goederen
en personen met binnenschepen wenselijk is, een nieuwe regeling tot stand te brengen
voor het vervoer met binnenschepen, waarbij mede uitvoering wordt gegeven aan Aanvullend
Protocol nr. 2 bij de Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1980, 7), goedgekeurd bij de wet van 1 juli 1981 (Stb. 424), Verordening (EEG) nr. 2919/85 van de Raad van 17 oktober 1985 houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan
moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor het regime dat door de Herziene
Rijnvaartakte wordt gereserveerd voor vaartuigen die tot de Rijnvaart behoren (PbEG L 280), alsmede aan Richtlijn (EEG) nr. 87/540 van de Raad van 9 november 1987 betreffende de toegang tot het beroep van ondernemer
van nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren en inzake de
onderlinge erkenning van dit beroep betreffende diploma's, certificaten en andere
titels ( PbEG L 322), en die mede kan dienen ter uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke
organisaties:
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: