Uitvoeringsregeling accijns

Geraadpleegd op 01-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2012 en zichtdatum 28-11-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-05-2012

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Afdeling 1. Inleidende bepalingen

Afdeling 2. Overbrenging van accijnsgoederen

Artikel 3

  • 1 De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats doet van de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van accijnsgoederen door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, bedoeld in artikel 2, vijfde en zesde lid, van de wet, in zijn accijnsgoederenplaats onverwijld mededeling aan de inspecteur onder opgaaf van het tijdstip en de oorzaak van de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies.

  • 2 De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats, de geregistreerde afzender of de geregistreerde geadresseerde doet van de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van accijnsgoederen door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, bedoeld in artikel 2, vijfde en zesde lid, van de wet, tijdens het overbrengen van onder een accijnsschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen onverwijld mededeling aan de inspecteur onder opgaaf van het tijdstip en de oorzaak van het verloren gaan.

  • 3 Van een voorgenomen vernietiging van in een accijnsgoederenplaats voorhanden zijnde accijnsgoederen die onbruikbaar of onverkoopbaar zijn geworden, wordt uiterlijk twee werkdagen voor de voorgenomen vernietiging door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats mededeling gedaan aan de inspecteur, onder vermelding van het tijdstip waarop de vernietiging zal plaatsvinden.

  • 4 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van accijnsgoederen door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, bedoeld in artikel 3 van de wet.

Afdeling 3. Accijnsgoederen voor eigen verbruik

Artikel 3a

De in artikel 2d, tweede lid, van de wet, bedoelde hoeveelheden bedragen voor:

  • a. bier 110 L;

  • b. wijn 90 L;

  • c. tussenproducten 20 L;

  • d. overige alcoholhoudende producten 10 L;

  • e. tabaksproducten 800 stuks indien het sigaretten betreft, 400 stuks indien het sigaren betreft en 1 kg indien het rooktabak betreft.

Afdeling 4. Gebruik als brandstof in een accijnsgoederenplaats

Artikel 3b

Afdeling 5. Normale reservoirs van bedrijfsmotorrijtuigen

Artikel 3c

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2e, zesde lid, van de wet wordt verstaan onder normale reservoirs:

    • a. de door de fabrikant blijvend in of aan alle voertuigen van hetzelfde type als het betrokken voertuig aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van het voertuig als, in voorkomend geval, de werking van koelsystemen en andere systemen tijdens het vervoer. Als normale reservoirs gelden ook gasreservoirs die zijn aangepast voor gebruik in voertuigen en die het rechtstreeks verbruik van gas als brandstof mogelijk maken, alsmede de reservoirs die zijn aangesloten op andere systemen waarmee die voertuigen eventueel zijn uitgerust;

    • b. de door de fabrikant blijvend in of aan alle containers van hetzelfde type als de betrokken container aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt voor de werking, tijdens het vervoer, van koelsystemen en andere systemen waarmee containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust;

  • 2 Voor de toepassing van artikel 2e, zesde lid, van de wet wordt verstaan onder containers voor speciale doeleinden: alle containers die zijn uitgerust met aangepaste koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen.

Hoofdstuk II. Accijnsgoederen

Afdeling 1. Bier

Artikel 4

  • 2 Indien de inrichting waar het bier is vervaardigd, slechts gedurende een deel van het aan de in het eerste lid bedoelde uitslag tot verbruik voorafgaande kalenderjaar in werking is geweest, wordt voor de toepassing van artikel 7, derde lid, van de wet, de productie van het desbetreffende kalenderjaar vastgesteld door de feitelijke productie te vermenigvuldigen met twaalf, gedeeld door het aantal maanden dat de inrichting in werking is geweest.

Artikel 5

Het extractgehalte, uitgedrukt in grammen per 100 g bier, wordt aangeduid in percenten Plato en wordt bepaald volgens de in bijlage B bij deze regeling omschreven methode.

Artikel 6

  • 1 Het extractgehalte van bier in geconcentreerde vorm of in vaste vorm wordt berekend naar het volume van het bier, nadat dit voor rechtstreekse consumptie geschikt is gemaakt.

  • 2 Degene die het bier in geconcentreerde of in vaste vorm uitslaat dan wel invoert, is op verzoek van de inspecteur gehouden alle gegevens te verstrekken die het mogelijk maken op eenvoudige wijze het volume van het bier te herleiden tot het in het eerste lid bedoelde volume.

Afdeling 5. Minerale oliën

Artikel 12

Het loodgehalte van lichte olie wordt bepaald volgens de in bijlage MO.1 bij deze regeling omschreven methode.

Artikel 13

  • 1 Als herkenningsmiddel, bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet wordt aan halfzware olie toegevoegd: per 1 000 L ten minste 6 g en niet meer dan 9 g Solvent Yellow 124.

  • 2 Als herkenningsmiddel, bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet wordt aan gasolie toegevoegd: per 1 000 L ten minste 6 g en niet meer dan 9 g Solvent Yellow 124 en aan lichte gasolie mede een voldoende hoeveelheid kleursel om aan de gasolie een goed zichtbare en blijvende rode kleur te geven.

Artikel 14

  • 1 De herleiding tot een hoeveelheid bij een temperatuur van 15°C van een hoeveelheid lichte olie, halfzware olie of gasolie waarvan de dichtheid, gemeten met de areometer en uitgedrukt in grammen per milliliter bij een andere temperatuur is opgenomen, geschiedt aan de hand van de in bijlage MO.2 bij deze regeling opgenomen tabel, dan wel met gebruikmaking van de ASTM-IP tabellen 54A en 54B, genoemd in de gestandaardiseerde methoden ASTM-D1250/80 of NEN-ISO 91/1/1982.

  • 2 Indien de temperatuur waarbij de hoeveelheid van de minerale olie is opgenomen lager of hoger is dan 15°C wordt de door de tabel aangegeven correctie bijgeteld, onderscheidenlijk afgetrokken.

  • 3 Het verschil tussen de dichtheid, uitgedrukt in grammen per milliliter, bij de temperatuur waarbij de hoeveelheid is opgenomen en de dichtheid, bepaald bij de temperatuur van de proef, wordt verwaarloosd.

  • 4 Het bepaalde in het eerste tot en met derde lid is eveneens van toepassing op minerale oliën die ingevolge artikel 28 van de wet als lichte olie, halfzware olie of gasolie worden aangemerkt.

  • 5 In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kan met betrekking tot de in dat lid bedoelde mengsels, hetzij op verzoek van de belanghebbende, hetzij ambtshalve, een door laboratoriumonderzoek vastgestelde volumecorrectie worden toegepast.

Afdeling 6. Alcoholgehalte en volume

Artikel 15

  • 1 Het alcoholgehalte van wijn, tussenproducten en overige alcoholhoudende producten wordt bepaald volgens de in bijlage A.1 bij deze regeling omschreven methode.

  • 2 Indien wijn, tussenproducten en overige alcoholhoudende producten zijn verpakt in kleinhandelsverpakking, wordt het alcoholgehalte in aanmerking genomen dat op de verpakking is vermeld, mits de wijze waarop dat is vastgesteld en de aanduiding ervan voldoen aan de voorwaarden gesteld bij het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen.

Artikel 16

Indien bier, wijn, tussenproducten, overige alcoholhoudende producten en tabaksproducten zijn verpakt in kleinhandelsverpakking, wordt het volume of de massa in aanmerking genomen dat op de verpakking is vermeld, mits de wijze waarop dat is vastgesteld en de aanduiding ervan voldoen aan de voorwaarden gesteld bij het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet).

Hoofdstuk III. Uitslag

Afdeling 1. Accijnsgoederenplaats

Artikel 17

  • 1 Een plaats waar geen accijnsgoederen worden vervaardigd, kan uitsluitend als accijnsgoederenplaats voor de opslag van accijnsgoederen van een of meer soorten in aanmerking komen, indien de hoeveelheid die aldaar gemiddeld over een jaar van het desbetreffende soort accijnsgoed voorhanden is, meer bedraagt dan:

    • a. bier 40.000 L;

    • b. wijn 10.000 L;

    • c. tussenproducten 7500 L;

    • d. overige alcoholhoudende producten 5000 L;

    • e. minerale oliën 10.000 hl, dan wel 50.000 kg onderscheidenlijk 1.000.000 kg indien het vloeibaar gemaakt petroleumgas onderscheidenlijk zware stookolie betreft.

  • 2 De inspecteur kan, onder door hem te stellen voorwaarden, in afwijking van het eerste lid een vergunning voor een accijnsgoederenplaats verlenen indien de gemiddelde voorraad lager is dan de aldaar bedoelde hoeveelheden indien en voorzover de accijnsgoederen vanuit die plaats in belangrijke mate worden overgebracht naar een belastingentrepot, naar een in een andere lidstaat gevestigde geregistreerde geadresseerde of naar een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten.

Artikel 18

In afwijking van artikel 40, tweede lid, van de wet kunnen als accijnsgoederenplaats in aanmerking komen:

  • a. plaatsen van waaruit groothandelaren minerale oliën afleveren aan vliegtuigen en schepen, dan wel aan grootverbruikers van minerale oliën die per keer meer minerale oliën afnemen dan 50 hl;

  • b. plaatsen van waaruit accijnsgoederen worden geleverd met vrijstelling als bedoeld in artikel 32a;

  • c. plaatsen van waaruit groothandelaren in wijn rechtstreeks aan particulieren verkopen;

  • d. plaatsen van waaruit fabrikanten of groothandelaren vloeibaar gemaakt petroleumgas dat wordt bestemd om te worden gebruikt voor andere doeleinden dan het aandrijven van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen, rechtstreeks afleveren aan gebruikers;

  • e. plaatsen, gelegen op een luchthaven of op een haventerrein, van waaruit goederen worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van een reiziger die zich door de lucht of over zee naar een derdelandsgebied of een derde land begeeft;

  • f. plaatsen van waaruit de in artikel 67 van de wet bedoelde brandstoffen rechtstreeks worden geleverd aan gebruikers.

Artikel 19

  • 1 Indien de inspecteur op grond van artikel 9 van het besluit voorwaarden stelt voor een vergunning voor een accijnsgoederenplaats waar accijnsgoederen worden vervaardigd, kan daarbij worden bepaald dat ter zake van de vervaardiging werkaangiften moeten worden gedaan.

  • 2 De werkaangiften dienen ten minste twee werkdagen voor de aanvang van de vervaardiging te worden ingediend bij de inspecteur.

  • 3 In de werkaangifte dienen te worden vermeld:

    • a. de voorgenomen te vervaardigen hoeveelheden; en

    • b. de tijdstippen waarop de vervaardiging aanvangt en wordt beëindigd.

  • 4 De werkaangifte kan per werkweek geschieden.

  • 5 Indien overige alcoholhoudende produkten worden vervaardigd, kan de inspecteur het gebruik van een ambtelijk afgesloten opvangreservoir voorschrijven.

Artikel 20

  • 1 In een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats dienen met betrekking tot hetgeen in artikel 42 van de wet is bepaald, in elk geval te worden vermeld:

    • a. een omschrijving van de aard van het bedrijf waaruit onder meer moet blijken of de vergunning mede wordt gevraagd voor de vervaardiging van de desbetreffende accijnsgoederen of uitsluitend voor het voorhanden hebben van de desbetreffende accijnsgoederen;

    • b. het adres en de kadastrale aanduiding van de plaats waar de accijnsgoederenplaats wordt gevestigd;

    • c. een omschrijving van de administratie en de administratieve organisatie, alsmede het adres waar de administratie wordt gehouden;

    • d. met betrekking tot accijnsgoederenplaatsen waar overige alcoholhoudende producten worden vervaardigd, het aantal en de inhoud van de apparaten waarin de vervaardiging plaatsvindt; en

    • e. met betrekking tot accijnsgoederenplaatsen waar bier wordt vervaardigd, het aantal en de inhoud van de bierketels waarin het wort wordt gekookt.

Artikel 20a

In een verzoek om een vergunning voor een geregistreerde geadresseerde moeten met betrekking tot hetgeen in artikel 50c van de wet is bepaald, in ieder geval worden vermeld:

  • a. een omschrijving van de aard van het bedrijf en het btw-identificatienummer van het bedrijf waar de accijnsgoederen worden ontvangen;

  • b. het adres waar de geregistreerde geadresseerde wordt gevestigd;

  • c. een omschrijving van de administratie, alsmede het adres waar de administratie wordt gehouden.

Artikel 20b

In een verzoek om een vergunning als geregistreerde afzender moeten met betrekking tot hetgeen in artikel 50d van de wet is bepaald, in ieder geval worden vermeld:

  • a. een omschrijving van de aard van het bedrijf en het btw-identificatienummer van het bedrijf;

  • b. het adres waar de geregistreerde afzender wordt gevestigd;

  • c. een omschrijving van de administratie van de geregistreerde afzender, alsmede het adres waar deze administratie wordt gehouden.

Artikel 20c

In een verzoek om een vergunning als fiscaal vertegenwoordiger van de verkoper op afstand dienen met betrekking tot hetgeen in artikel 50f van de wet is bepaald, in ieder geval te worden vermeld.

  • a. de naam en het adres van de verkoper op afstand, een omschrijving van de aard van diens bedrijf, alsmede het adres waar de verkoper op afstand is gevestigd en het adres waar de administratie van de verkoper op afstand wordt gehouden;

  • b. de naam en het btw-identificatienummer van de fiscaal vertegenwoordiger van de verkoper op afstand en het adres waar deze wordt gevestigd;

  • c. een omschrijving van de administratie van de fiscaal vertegenwoordiger van de verkoper op afstand, alsmede het adres waar deze administratie wordt gehouden.

Artikel 20d

In een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 42a van de wet wordt met betrekking tot hetgeen in artikel 42a van de wet is bepaald, in ieder geval vermeld:

  • a. een omschrijving van de aard van het bedrijf en het btw-identificatienummer van het bedrijf;

  • b. het adres waar het bedrijf van de vergunninghouder wordt gevestigd;

  • c. een omschrijving van de administratie, alsmede het adres waar deze administratie wordt gehouden.

Afdeling 2. Aangifte

Artikel 21

  • 1 Een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats die tevens vergunninghouder is van één of meer andere accijnsgoederenplaatsen kan op verzoek één aangifte voor die plaatsen te zamen doen, indien:

    • a. de administratie van de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen op één centrale plaats wordt gevoerd;

    • b. de centrale administratie en de administratieve organisatie van de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen zodanig is dat het toezicht op de heffing is gewaarborgd en uit de administratie op duidelijke wijze blijkt op welke accijnsgoederenplaats de onderscheiden posten van die aangifte betrekking hebben.

  • 2 Het verzoek wordt ingediend bij de inspecteur onder wie de plaats ressorteert waar de centrale administratie wordt gevoerd. Een afschrift van het verzoek wordt gezonden naar de inspecteurs die de vergunningen voor de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen hebben verleend.

  • 3 De toestemming voor toepassing van het eerste lid wordt opgenomen in de vergunningen voor de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen. Daarbij kunnen aanvullende voorwaarden worden opgenomen omtrent het doen van de verzamelaangifte en de wijze waarop de administratie en de administratieve organisatie van de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen moeten zijn ingericht.

Afdeling 3. Zekerheid

Artikel 22

  • 1 Voor de accijns die de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats verschuldigd is of kan worden, stelt hij zekerheid. De zekerheid wordt bepaald op basis van het accijnsbelang.

  • 2 Het accijnsbelang is de som van het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die:

    • a. gemiddeld in de accijnsgoederenplaats voorhanden is;

    • b. gemiddeld in een aangiftetijdvak wordt uitgeslagen tot verbruik;

    • c. gemiddeld in een aangiftetijdvak met een e-AD of een ander daartoe aangewezen bescheid wordt overgebracht naar een accijnsgoederenplaats, een entrepot of het buitenland; en

    • d. gemiddeld in een aangiftetijdvak met toepassing van artikel 2a van het besluit wordt overgebracht naar een andere accijnsgoederenplaats.

  • 3 Indien zekerheid wordt gesteld ter verkrijging van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de wet van het bedrag aan accijns dat aangevraagde accijnszegels vertegenwoordigen, is het accijnsbelang gelijk aan het bedrag waarvoor gemiddeld uitstel van betaling wordt verleend.

  • 4 Indien op grond van artikel 21 toestemming is verleend voor het doen van één aangifte voor twee of meer accijnsgoederenplaatsen worden de afzonderlijke zekerheidstellingen voor de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen vervangen door één zekerheid die voor die accijnsgoederenplaatsen te zamen van toepassing is. Het hierbij in acht te nemen accijnsbelang wordt gevormd door het totale accijnsbelang dat op basis van het tweede lid en het derde lid voor de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen is vastgesteld.

  • 5 De zekerheid bedraagt ten minste 5 percent en ten hoogste 100 percent van het accijnsbelang met een maximum van € 9 000 000.

Artikel 22a

  • 1 De geregistreerde geadresseerde, de geregistreerde afzender dan wel de fiscaal vertegenwoordiger van een verkoper op afstand stelt zekerheid voor de accijns die hij verschuldigd is of kan worden. De zekerheid wordt bepaald op basis van het accijnsbelang.

  • 2 Met betrekking tot de geregistreerde geadresseerde geldt als accijnsbelang het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld per maand door de geregistreerde geadresseerde wordt ontvangen.

  • 3 Met betrekking tot de geregistreerde afzender geldt als accijnsbelang het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld per maand door de geregistreerde afzender wordt overgebracht.

  • 4 Met betrekking tot de fiscaal vertegenwoordiger van een verkoper op afstand geldt als accijnsbelang het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de accijnsgoederen die gemiddeld per maand door de in een andere lidstaat gevestigde verkoper op afstand of voor diens rekening direct of indirect naar Nederland worden verzonden of vervoerd.

  • 5 De zekerheid bedraagt ten minste 5 percent en ten hoogste 100 percent van het accijnsbelang met een maximum van € 2 250 000.

Artikel 22b

  • 1 De vervoerder of de eigenaar, bedoeld in artikel 56, derde lid, van de wet, stelt zekerheid in plaats van de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats en de geregistreerde afzender, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de wet, voor de accijns die hij verschuldigd is of kan worden. De zekerheid wordt bepaald op basis van het accijnsbelang.

  • 2 Het accijnsbelang, bedoeld in het eerste lid, is het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die door of namens de vervoerder of de eigenaar wordt vervoerd naar de in artikel 2a, eerste en derde lid, van de wet bedoelde bestemmingen.

  • 3 De zekerheid bedraagt ten minste 5 percent en ten hoogste 100 percent van het accijnsbelang met een maximum van € 2 250 000.

Artikel 22c

[Treedt in werking op 01-06-2012]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk IV. Vrijstellingen en teruggaven

Afdeling 1. Vrijstellingen

Artikel 25

De vrijstelling van accijns, als bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel b, van de wet is uitsluitend van toepassing op overige alcoholhoudende produkten die zijn vermengd op een wijze als is omschreven in bijlage A.2 bij deze regeling.

Artikel 27

De vrijstelling van accijns, als bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel d, van de wet is uitsluitend van toepassing op minerale oliën die zijn vermengd op een wijze die in overeenstemming met de algemeen directeur, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Uitvoeringsregeling belastingdienst 2003, is vastgesteld.

Artikel 28

  • 1 In het verzoek om een vergunning als bedoeld in artikel 65, vierde lid, van de wet, dienen te worden vermeld:

    • a. de persoon op wiens naam de vergunning dient te worden gesteld;

    • b. de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar de soort, die naar verwachting per jaar zal worden betrokken;

    • c. de locatie en de inrichting van het bedrijf;

    • d. de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar de soort, die naar verwachting per jaar met vrijstelling wordt vervaardigd of verbruikt;

    • e. de administratie en de administratieve organisatie met betrekking tot het bedrijf waarvoor de vergunning wordt gevraagd.

Artikel 29

  • 1 De verklaring als bedoeld in artikel 19 van het besluit bevat de volgende gegevens:

    • a. een uniek identificeerbaar nummer;

    • b. in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats, de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats;

    • c. in geval van invoer, de naam en het adres van degene die de accijnsgoederen levert;

    • d. de naam en het adres van de eigenaar of exploitant van het schip;

    • e. de naam van het schip en het registratienummer;

    • f. de plaats van levering;

    • g. de soort en hoeveelheid van de goederen die zijn geleverd;

    • h. de datum van levering;

    • i. de naam en handtekening van de eigenaar of exploitant van het schip of zijn vertegenwoordiger aan boord van het schip;

    • j. in geval van levering van de in artikel 19a van het besluit bedoelde accijnsgoederen, het reisdoel van het schip;

    • k. in geval van levering uit een schip, de naam en het registratienummer van het schip van waaruit is geleverd.

  • 2 De verklaring wordt in het Nederlands of in het Engels opgesteld.

Artikel 30a

  • 1 De verklaring als bedoeld in artikel 21a van het besluit bevat de volgende gegevens:

    • a. een uniek identificeerbaar nummer;

    • b. in geval van uitslag uit de accijnsgoederenplaats, de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats;

    • c. in geval van invoer, de naam en het adres van degene die de accijnsgoederen levert;

    • d. de naam en het adres van de eigenaar of exploitant van het vliegtuig;

    • e. het registratienummer van het luchtvaartuig waarvoor de accijnsgoederen zijn bestemd;

    • f. het vertrek- en eindpunt van de vlucht;

    • g. de plaats van levering;

    • h. de soort en de hoeveelheid van de accijnsgoederen die zijn geleverd;

    • i. de datum van levering;

    • j. de naam en handtekening van de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig of zijn vertegenwoordiger aan boord van het luchtvaartuig.

  • 2 De verklaring wordt in het Nederlands of in het Engels opgesteld.

Artikel 32

  • 1 Degene die in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van het besluit, dient in zijn administratie met betrekking tot de accijnsgoederen die worden gebruikt voor onderzoek, kwaliteitscontroles of smaaktesten buiten de accijnsgoederenplaats, op overzichtelijke wijze bij te houden:

    • a. de soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen;

    • b. het tijdstip van de overbrenging van de accijnsgoederen;

    • c. het tijdstip van de overbrenging van de na afloop van het onderzoek, de controle of de smaaktest resterende accijnsgoederen alsmede de plaats waar de accijnsgoederen naar worden overgebracht. In de administratie worden ingeval van overbrenging naar een andere accijnsgoederenplaats dan die van de in de aanhef bedoelde vergunninghouder de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van die andere accijnsgoederenplaats vermeld.

  • 2 Degene die de accijnsgoederen met vrijstelling uitslaat tot verbruik neemt in zijn administratie tevens op:

    • a. een afschrift van het ingevolge artikel 23, tweede lid, van het besluit gedane verzoek en van de daarbij overgelegde schriftelijke opdracht voor de onderzoeken, controles of testen;

    • b. ingeval de na afloop van het onderzoek, de controle of de smaaktest resterende accijnsgoederen worden overgebracht naar een derde land: elektronische of geprinte exemplaren van het uitvoergeleidedocument of de aangifte ten uitvoer alsmede van de bevestiging van uitgang, welke documenten zijn vereist op grond van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet;

    • c. ingeval de na afloop van het onderzoek, de controle of de smaaktest resterende accijnsgoederen worden overgebracht naar een andere lidstaat: een bescheid waaruit blijkt dat de accijnsgoederen hun bestemming hebben bereikt.

    • d. ingeval de na afloop van het onderzoek, de controle of de smaaktest resterende accijnsgoederen worden vernietigd onder ambtelijk toezicht: een afschrift van de ter zake opgemaakte ambtelijke verklaring.

  • 3 Degene die de accijnsgoederen met vrijstelling invoert neemt in zijn administratie tevens een elektronisch of geprint exemplaar op van de voor de desbetreffende accijnsgoederen ingevolge de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, gedane aangifte voor het vrije verkeer.

Artikel 32a

  • 1 Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag van accijnsgoederen uit een accijnsgoederenplaats wordt verleend in gevallen waarin bij invoer deze accijnsgoederen met toepassing van de artikelen 7:8, 7:9 of 7:11 van de Algemene douaneregeling met vrijstelling van rechten bij invoer zouden kunnen worden betrokken.

  • 2 Vóór de uitslag dient een vergunning van de inspecteur te zijn verkregen. De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

  • 3 De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Afdeling 2. Teruggaven

Artikel 32b

  • 1 Voor een verzoek om teruggaaf van accijns wordt gebruik gemaakt van een van rijkswege beschikbaar gesteld elektronisch formulier.

  • 2 Tenzij anders bepaald wordt een verzoek om teruggaaf van accijns ingediend bij de inspecteur uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin het recht op teruggaaf is ontstaan.

  • 3 Degene die verzoekt om teruggaaf van accijns neemt in zijn administratie de aankoopfacturen van de desbetreffende accijnsgoederen op alsmede alle andere bescheiden die in verband met het verzoek om teruggaaf zijn vereist.

  • 4 De administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns is voorts zodanig ingericht, dat daarin op overzichtelijke wijze alle van belang zijnde gegevens zijn opgenomen voor de beoordeling van het bedrag van de teruggaaf.

Artikel 33

  • 2 De verklaring, bedoeld in artikel 25 van het besluit, bevat in het geval van levering aan een schip de volgende gegevens:

    • a. een uniek identificeerbaar nummer;

    • b. de naam, het adres en in het geval van levering van minerale olie het nummer van de vergunning als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van degene die de accijnsgoederen levert;

    • c. de naam en het adres van de eigenaar of exploitant van het schip;

    • d. de naam van het schip en het registratienummer;

    • e. de plaats van levering;

    • f. de soort en de hoeveelheid van de accijnsgoederen die zijn geleverd;

    • g. de datum van levering;

    • h. de naam en handtekening van de eigenaar of exploitant van het schip of zijn vertegenwoordiger aan boord van het schip;

    • i. in geval van levering van de in artikel 19a van het besluit bedoelde accijnsgoederen, het reisdoel van het schip;

    • j. in geval van levering uit een schip, de naam en het registratienummer van het schip van waaruit is geleverd.

  • 3 De verklaring, bedoeld in artikel 25 van het besluit, bevat in het geval van levering aan een luchtvaartuig de volgende gegevens:

    • a. een uniek identificeerbaar nummer;

    • b. de naam, het adres en in het geval van levering van minerale olie het nummer van de vergunning als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van degene die de accijnsgoederen levert;

    • c. de naam en het adres van de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig;

    • d. het registratienummer van het luchtvaartuig waarvoor de accijnsgoederen zijn bestemd;

    • e. het vertrek- en eindpunt van de vlucht;

    • f. de plaats van levering;

    • g. de soort en de hoeveelheid van de accijnsgoederen die zijn geleverd;

    • h. de datum van levering;

    • i. de naam en handtekening van de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig of zijn vertegenwoordiger aan boord van het luchtvaartuig.

  • 4 De verklaring bedoeld in het tweede en derde lid wordt in het Nederlands of in het Engels opgesteld.

Artikel 34

  • 1 Een verzoek om teruggaaf van accijns als bedoeld in artikel 71, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet voor accijnsgoederen die zijn verloren gegaan of onder ambtelijk toezicht zijn vernietigd wordt gedaan uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin de accijnsgoederen zijn verloren gegaan of onder ambtelijk toezicht zijn vernietigd.

  • 2 In de administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns zijn de volgende gegevens opgenomen:

    • a. de soort en de hoeveelheid van de accijnsgoederen alsmede de waarde ervan of de andere voor de vaststelling van het bedrag van de teruggaaf van belang zijnde gegevens;

    • b. het tijdstip, de plaats en de oorzaak van het verloren gaan, dan wel de vermelding van de ambtelijke verklaring van de vernietiging;

    • c. wanneer mededeling is gedaan van het verloren gaan; en

    • d. de soort en de hoeveelheid alsmede de waarde van de restanten van verloren gegane goederen en andere van belang zijnde gegevens.

Artikel 35

Een verzoek om teruggaaf van accijns als bedoeld in artikel 71, eerste lid, onderdelen c, e en f, van de wet wordt gedaan uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin de accijnsgoederen hun bestemming hebben bereikt.

Artikel 35b

Uit de administratie van de verbruiker, bedoeld in artikel 71f, eerste lid, van de wet, blijkt:

  • a. het tijdvak waarover teruggaaf van accijns is verzocht;

  • b. de hoeveelheid en de soort minerale olie waarvoor teruggaaf van accijns is verzocht;

  • c. de datum van ontvangst van de desbetreffende minerale oliën; en

  • d. dat deze minerale oliën voor eigen verbruik zijn betrokken.

Artikel 35c

Artikel 26 van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag is van overeenkomstige toepassing op de teruggaafregeling, bedoeld in artikel 71g, eerste lid, van de wet, met dien verstande dat in artikel 26, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel c, voor ‘eindfactuur’ wordt gelezen: aankoopfactuur. De in artikel 26, eerste lid, onderdelen a en c, en tweede lid, onderdelen a, c en d, genoemde bescheiden moeten zijn opgenomen in de administratie. Hetgeen op grond van artikel 26, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, onderdeel b, moet worden verklaard wordt aangetoond aan de hand van de administratie.

Artikel 35d

  • 1 In de administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns op grond van artikel 71b, eerste lid, van de wet is opgenomen:

    • a. het kenteken van de autobus, dan wel de kentekens van de autobussen waarop het verzoek betrekking heeft;

    • b. de totale hoeveelheid vloeibaar gemaakt petroleumgas waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd en het bedrag waarvoor teruggaaf wordt gevraagd;

    • c. de periode waarop het verzoek om teruggaaf van accijns betrekking heeft;

    • d. per autobus, onder vermelding van het kenteken, de hoeveelheid vloeibaar gemaakt petroleumgas waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd; en

    • e. per autobus, onder vermelding van het kenteken, de kilometerstand bij aanvang van de periode waarover teruggaaf van accijns wordt gevraagd dan wel de kilometerstand bij ingebruikneming van de autobus gedurende die periode en het aantal gereden kilometers in die periode.

  • 2 Het verzoek om teruggaaf van accijns wordt ingediend uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin de desbetreffende afleveringen in de brandstoftanks van de autobussen hebben plaatsgevonden.

  • 3 Op de tankbonnen en de facturen met betrekking tot het vloeibaar gemaakt petroleumgas waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd, dienen te zijn vermeld het kenteken van de autobus die het vloeibaar gemaakt petroleumgas heeft getankt, de dag waarop is getankt, alsmede de per aflevering getankte hoeveelheid.

  • 4 Ingeval de afleveringen van vloeibaar gemaakt petroleumgas worden vastgelegd met behulp van een tankpas kan, in afwijking in zoverre van het derde lid, in plaats van het kenteken van de autobus een ander identificatienummer op de tankbescheiden worden vermeld, mits in de bedrijfsadministratie van degene die om teruggaaf vraagt op overzichtelijke wijze is aangegeven welk kenteken correspondeert met dat identificatienummer.

  • 5 Indien degene die teruggaaf van accijns vraagt de beschikking heeft over een eigen afleveringspomp voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, kan de teruggaaf worden verleend voor de hoeveelheden vloeibaar gemaakt petroleumgas die in de tank van deze afleveringspomp zijn geleverd voor zover:

    • a. dit vloeibaar gemaakt petroleumgas uitsluitend wordt afgeleverd in de brandstoftanks van de autobussen die worden gebruikt voor het openbaar vervoer en waarvan het voor die autobussen opgegeven kenteken op naam is gesteld van degene die teruggaaf van accijns vraagt, en

    • b. de afleveringspomp zodanig is ingericht en toegerust dat deze niet geschikt is voor de aflevering van vloeibaar gemaakt petroleumgas in de tanks van personenauto's als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

  • 6 Op het verzoek om teruggaaf bedoeld in het vijfde lid zijn het eerste lid, met uitzondering van onderdeel d, en het tweede lid van overeenkomstige toepassing. In de administratie van degene die verzoekt om teruggaaf zijn opgenomen de locatie van de afleveringspomp en de gemiddelde verbruikscijfers van de autobussen waarop het verzoek betrekking heeft.

Artikel 35e

  • 1 Op de in artikel 71c van de wet bedoelde teruggaaf van accijns voor vloeibaar gemaakt petroleumgas dat is afgeleverd in de brandstoftanks van en is gebruikt voor het aandrijven op de weg van motorrijtuigen die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt als vuilniswagen, kolkenzuiger of straatveegwagen, is artikel 35d van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien degene die beschikt over een eigen afleveringspomp voor vloeibaar gemaakt petroleumgas houder is van zowel de in artikel 35d, als de in dit artikel bedoelde motorrijtuigen, mag vanuit die afleveringspomp vloeibaar gemaakt petroleumgas aan beide categorieën motorrijtuigen worden afgeleverd. In dat geval wordt met toepassing van de artikelen 35d, zesde lid, en dit artikel één verzoek om teruggaaf gedaan.

Artikel 35f

  • 1 In de administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns op grond van artikel 71d, eerste lid, van de wet is opgenomen:

    • a. per luchtvaartuig waarop het verzoek om teruggaaf betrekking heeft de typeaanduiding en het registratienummer;

    • b. per luchtvaartuig, onder vermelding van het registratienummer, de soort en de hoeveelheid minerale oliën waarvoor teruggaaf wordt gevraagd;

    • c. per soort minerale olie de totale hoeveelheid en het bedrag waarvoor teruggaaf wordt gevraagd; en

    • d. de periode waarop het verzoek om teruggaaf betrekking heeft.

  • 2 Het verzoek om teruggaaf van accijns wordt ingediend uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin de desbetreffende afleveringen in de brandstoftanks van de luchtvaartuigen hebben plaatsgevonden.

  • 3 Het recht op teruggaaf van accijns wordt aangetoond aan de hand van de administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns, waartoe op de tankbonnen en facturen met betrekking tot minerale oliën waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd, per aflevering is vermeld:

    • a. het registratienummer van het luchtvaartuig, in de brandstoftanks waarvan de minerale olie is afgeleverd;

    • b. de datum waarop die aflevering heeft plaatsgevonden; en

    • c. de soort en hoeveelheid minerale olie die is afgeleverd in de brandstoftanks van dat luchtvaartuig.

  • 4 De administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns is voorts zodanig ingericht dat daaruit per luchtvaartuig op overzichtelijke wijze blijkt dat de vlucht waarvoor de minerale olie is gebruikt waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd, geen plezierluchtvaart betreft.

Artikel 35g

  • 1 Indien een luchtvaartuig feitelijk ter beschikking staat van een ander dan degene op wiens naam het is geregistreerd, kan de inspecteur op verzoek de teruggaaf verlenen aan degene die feitelijk de beschikking over het luchtvaartuig heeft gehad, indien deze in zijn administratie een machtiging heeft opgenomen die is ondertekend door degene op wiens naam het luchtvaartuig is geregistreerd.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde machtiging bevat de volgende gegevens:

    • a. het registratienummer van het luchtvaartuig waarop de machtiging betrekking heeft;

    • b. naam en adres van degene op wiens naam het luchtvaartuig is geregistreerd; en

    • c. de periode of perioden waarin het luchtvaartuig feitelijk ter beschikking heeft gestaan.

Artikel 35h

  • 1 Met betrekking tot door een in het buitenland geregistreerd luchtvaartuig in Nederland getankte minerale oliën wordt of worden, in afwijking in zoverre van artikel 32b, eerste lid, en van artikel 35f:

    • a. indien voor die levering teruggaaf van omzetbelasting wordt gevraagd, het verzoek om teruggaaf van accijns ingediend te zamen met en over dezelfde periode als het verzoek om teruggaaf van omzetbelasting voor deze motorbrandstoffen;

    • b. bij het verzoek de tankbonnen of de facturen meegezonden alsmede de bescheiden waaruit blijkt dat de vlucht waarvoor de minerale olie is gebruikt waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd een ander karakter heeft gehad dan plezierluchtvaart.

  • 2 Indien het verzoek om teruggaaf van accijns wordt ingediend door een ander dan de eigenaar van het luchtvaartuig wordt een door de eigenaar ondertekende machtiging bijgevoegd. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde machtiging bevat de volgende gegevens:

    • a. het registratienummer van het luchtvaartuig waarop de machtiging betrekking heeft;

    • b. naam en adres van de eigenaar; en

    • c. de periode of perioden waarover door de gemachtigde in plaats van de eigenaar teruggaaf van accijns wordt gevraagd.

Artikel 35i

  • 1 Het verzoek om teruggaaf van accijns, bedoeld in artikel 69a, eerste lid, van de wet, wordt ingediend uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin het gebruik voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een vermogen van minimaal 1 MW heeft plaatsgevonden.

  • 2 In de administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns is opgenomen:

    • a. het tijdvak waarover teruggaaf van accijns is verzocht;

    • b. de hoeveelheid en de soort minerale olie waarvoor teruggaaf van accijns is verzocht; en

    • c. de datum van ontvangst van de desbetreffende minerale oliën.

Artikel 35j

  • 1 Het verzoek om teruggaaf van accijns, bedoeld in artikel 71a, eerste lid, van de wet, wordt ingediend uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin de accijns door de andere lidstaat is geheven.

  • 2 In de administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns zijn opgenomen:

    • a. de soort en de hoeveelheid accijnsgoederen waarvoor teruggaaf van accijns is verzocht; en

    • b. bescheiden waarmee wordt aangetoond dat de accijns door de andere lidstaat is geheven en is geïnd.

Artikel 35k

  • 1 Het verzoek om teruggaaf van accijns, bedoeld in artikel 71h, eerste lid, van de wet, vermeldt:

    • a. naam en fiscaal nummer van degene die het verzoek om teruggaaf doet;

    • b. de soort en hoeveelheid duurzaam geproduceerde biobrandstof waarvoor teruggaaf van accijns wordt verzocht;

    • c. het bedrag aan accijns dat wordt teruggevraagd, berekend als bedoeld in artikel 71h, vierde lid, van de wet; en

    • d. de periode waarop het verzoek om teruggaaf betrekking heeft.

  • 2 Teruggaaf van accijns wordt slechts verleend indien uit de administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van accijns blijkt:

    • a. wat de energie-inhoud per volume is van de duurzaam geproduceerde biobrandstof en van de gelijkwaardige motorbrandstof waarvan het accijnstarief van toepassing is; en

    • b. dat de duurzaam geproduceerde biobrandstof is afgeleverd als motorbrandstof voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg.

Hoofdstuk V. Bijzondere bepalingen

Afdeling 1. Accijnszegels

Artikel 36

Tabaksproducten die door reizigers voor eigen behoeften als bagage worden meegenomen vanuit het buitenland, behoeven niet te zijn voorzien van accijnszegels.

Artikel 37

  • 1 De accijnszegels worden aangevraagd bij:

    • a. de inspecteur onder wie de accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten ressorteert;

    • b. de algemeen directeur, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Uitvoeringsregeling belastingdienst 2003 voor tabaksproducten die door of in opdracht van een ander dan een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten buiten Nederland van accijnszegels worden voorzien.

  • 2 Indien een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor tabaksproducten accijnszegels aanvraagt voor tabaksproducten die buiten Nederland van die zegels worden voorzien, dient hij daarvan afzonderlijk aantekening te houden in zijn administratie.

  • 3 Voor het aanvragen van accijnszegels dient gebruik te worden gemaakt van de formulieren die van rijkswege verkrijgbaar worden gesteld.

Artikel 38

  • 1 De accijnszegels worden verkrijgbaar gesteld bij G4S Value Services BV.

  • 2 De accijnszegels worden door G4S Value Services BV rechtstreeks aan de aanvrager gezonden, tenzij uit de aanvraag blijkt dat zij door de aanvrager of diens gemachtigde in ontvangst zullen worden genomen bij G4S Value Services BV.

Artikel 39

  • 1 De accijnszegels worden verkrijgbaar gesteld in hoeveelheden van één of meer vellen.

  • 2 Voor elk van de in artikel 40 vermelde soorten lint- en sluitzegels zijn twee vellen met een verschillend aantal zegels verkrijgbaar. Het aantal zegels per vel wordt vastgesteld door G4S Value Services BV na overleg met de desbetreffende organisaties van de tabaksbranche.

Artikel 40

  • 1 De accijnszegels als bedoeld in Hoofdstuk VI, afdeling 1, van de wet worden onderscheiden in de volgende soorten:

    • a. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van sigaren;

    • b. zegels, bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren;

    • c. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van sigaretten;

    • d. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van rooktabak, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen rooktabak, andere dan pijptabak, en pijptabak;

    • e. toeslagzegels, bestemd om te worden aangebracht op tabaksprodukten die zullen worden verkocht voor een hogere prijs dan die welke is vermeld op de aangebrachte zegels.

  • 2 De accijnszegels hebben de vorm van een rechthoek. De in het eerste lid, onderdelen a, c en d, bedoelde accijnszegels worden uitgevoerd èn als lintzegel èn als sluitzegel; de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde accijnszegels uitsluitend als lintzegel.

  • 3 De grootte van de zegels bedraagt:

    • a. voor lintzegels als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d onderscheidenlijk 1,8 × 25 cm, 1,5 × 7,2 cm, 1,5 × 17 cm en 2,5 × 26 cm;

    • b. voor sluitzegels 2,4 × 4,3 cm.

  • 4 Onder pijptabak wordt in dit verband verstaan rooktabak die blijkens de verpakking is bestemd om te worden gerookt anders dan in de vorm van tabaksrolletjes.

Artikel 41

  • 1 Lintzegels bestemd om te worden aangebracht op verpakkingen bevatten vier vakken met rechte hoeken. Drie van de vier vakken zijn bestemd voor de vermelding van de hoeveelheid (nettomassa of aantal stuks) en de soort van het tabaksprodukt, van de kleinhandelsprijs en van de naam van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, welke naam in het rechtervak wordt vermeld. Voor pijptabak kan voor deze vermeldingen met de twee vakken in het midden worden volstaan. Voor verpakkingen van sigaren zijn de vakken in de hoeken voorzien van vierkantjes. Voor verpakkingen van sigaretten zijn de vakken aan de korte zijden afgesloten met een dubbele lijn, waarvan de tussenruimte aan de boven- en de onderzijde is voorzien van een vierkantje.

  • 2 Lintzegels bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren bevatten twee vakken met rechte hoeken, die zijn voorzien van vierkantjes. Het rechtervak is bestemd voor de vermelding van de kleinhandelsprijs. Op de rugzijde van de zegels wordt de naam vermeld van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd.

  • 3 De sluitzegels bevatten geen open vakken. Voor sigaretten en rooktabak zijn onder het beeld van die zegels gedrukt de hoeveelheid (netto massa of aantal stuks) en de soort van het tabaksproduct en boven het beeld van die zegels de kleinhandelsprijs. Voor sigaren is onder het beeld van die zegels gedrukt de soort van het tabaksproduct en boven het beeld van de zegels de kleinhandelsprijs. De naam van degene die de accijnszegel heeft aangevraagd, wordt opgenomen onder de vermelding van de soort van het tabaksproduct.

Artikel 42

  • 1 De inspecteur kan op verzoek van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, toestaan dat op de accijnszegel in plaats van de naam een fabrieks- of handelsmerk of een door of namens het Ministerie van Financiën vastgesteld nummer wordt vermeld.

  • 2 De zegels worden afgeleverd zonder vermelding van de in artikel 41 bedoelde naam of van het in het eerste lid van dit artikel bedoelde fabrieks- of handelsmerk of nummer. Een van deze vermeldingen moet door degene die de accijnszegels heeft aangevraagd op duidelijke en onuitwisbare wijze worden aangebracht op de daarvoor aangewezen plaats op de zegels.

  • 3 Door degene die de accijnszegels heeft aangevraagd mag een code worden aangebracht, bestaande uit letters dan wel uit een nummer voorafgegaan door een letter. Deze code dient te worden vermeld op:

    • a. sluitzegels boven de kleinhandelsprijs;

    • b. lintzegels, andere dan voor pijptabak, in het linkervak;

    • c. lintzegels voor pijptabak in het rechter middenvak.

  • 4 Het is verboden op de zegels andere dan de in dit artikel voorgeschreven en toegestane vermeldingen aan te brengen.

Artikel 43

  • 1 Het beeld van de lintzegels bestaat uit een versieringsmotief waarin van links naar rechts de Belgische, de Nederlandse en de Luxemburgse Leeuw voorkomen. Bovendien zijn in de zegels tweemaal de letters B, N en L in monogramvorm opgenomen, behalve in de zegels bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren. De sluitzegels bestaan uit een ondergrond gevormd door een herhaling van het woord Benelux met aan beide korte zijden een ornament van tabaksbladeren. Bovendien zijn in deze ondergrond opgenomen de Belgische, de Nederlandse en de Luxemburgse Leeuw. Het zegelbeeld wordt gevormd door de letters B, N en L in monogramvorm, het geheel omgeven door een randmotief en bij rooktabak mede door vier ornamenten van tabaksbladeren.

  • 2 De zegels worden gedrukt in de volgende kleuren:

    • a. de zegels voor sigaren: de ondergrond in oker en het zegelbeeld alsmede de van rijkswege aangebrachte vermeldingen in roodbruin;

    • b. de zegels voor sigaretten: de ondergrond in groenachtig blauw en het zegelbeeld alsmede de van rijkswege aangebrachte vermeldingen in grijsblauw;

    • c. de zegels voor rooktabak, andere dan pijptabak: de ondergrond in grijs en het zegelbeeld alsmede de van rijkswege aangebrachte vermeldingen in diepblauw;

    • d. de zegels voor pijptabak: de ondergrond in lichtbruin en het zegelbeeld alsmede de van rijkswege aangebrachte vermeldingen in bordeaux rood.

  • 3 De zegels, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, c en d, worden voorzien van een code. De zegels voor sigaretten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden bedrukt met de code AQ10. De zegels voor rooktabak, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, worden bedrukt met de code BQ10. De zegels voor pijptabak, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, worden bedrukt met de code CQ10.

  • 4 De code, bedoeld in het derde lid, wordt als volgt op de zegels voor sigaretten en rooktabak vermeld:

    • op de lintzegel, bedoeld in artikel 41, eerste lid: horizontaal rechtsonder in het vak links naast de soort van het tabaksproduct;

    • op de sluitzegel, bedoeld in artikel 41, derde lid: verticaal linksonder tegen het randmotief naast de soort van het tabaksproduct.

Artikel 44

  • 1 Sluitzegels zijn toegestaan voor alle verpakkingen van sigaren en sigaretten, met uitzondering van schuifverpakkingen waarvan de onderklep van de schuif niet langer is dan de bovenklep en van andere verpakkingen die aan meer dan één kant kunnen worden geopend, behalve de slappe Amerikaanse cupverpakking voor sigaretten.

  • 2 Voor rooktabak mogen sluitzegels worden gebruikt voor plastic zakken (zogenoemde pouch-verpakkingen), doosjes met draaiend deksel, blikken busjes en verpakkingen welke zijn omgeven door een omhulsel van cellofaan voorzien van een zogenoemde tearstrip.

Artikel 45

  • 1 De accijnszegels bestemd om te worden aangebracht op de verpakking van tabaksprodukten moeten met kleefstof geheel op de verpakking worden bevestigd en wel zodanig dat de verpakking op de voor opening bestemde plaats of plaatsen niet kan worden geopend zonder dat de accijnszegels worden gescheurd of doorgesneden. De zegels bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren moeten op een afstand van ten minste een derde van de lengte van de sigaar, van beide einden gemeten, om de sigaar worden gelegd waarbij de uiteinden van de zegel met kleefstof zodanig aan elkaar worden gehecht dat de zegel een nauwsluitende band vormt.

  • 2 De accijnszegels moeten op de verpakking zodanig worden aangebracht dat de op de zegels voorkomende vermeldingen van de hoeveelheid en de soort van het tabaksprodukt, van de kleinhandelsprijs en van de naam van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd dan wel het fabrieks- of handelsmerk of het nummer als bedoeld in artikel 42, eerste lid, duidelijk leesbaar zijn.

  • 3 Indien lintzegels voor bepaalde verpakkingen te lang zijn, is inkorting van die zegels geoorloofd tot aan de monogrammen. Indien nog verdere inkorting nodig is, mogen het linkermonogram en het onmiddellijk daarnaast liggende vak tot aan het beeld van de linkerleeuw eveneens worden afgesneden. Met betrekking tot lintzegels voor het stuksgewijs zegelen van sigaren mag van het beeld van de beide buitenste leeuwen een gelijk gedeelte worden afgesneden. Indien verdere inkorting van het zegel nodig is, mag het beeld van die beide leeuwen worden afgesneden en indien zulks nog niet voldoende is, zoveel van het linkervak als nodig is.

Artikel 47

  • 1 De verpakking van tabaksprodukten moet de inhoud geheel omgeven en zonder beschadiging niet anders kunnen worden geopend dan op één of ten hoogste twee daarvoor bestemde en duidelijk herkenbare plaatsen. Het materiaal van de verpakking op de plaats waar de accijnszegel wordt bevestigd, dient zodanig te zijn dat een duurzame bevestiging wordt verkregen.

  • 2 Op de verpakking moeten de soort en de hoeveelheid van het tabaksprodukt worden vermeld, het merk waaronder het tabaksprodukt in de handel wordt gebracht en, ter keuze van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, zijn naam dan wel het fabrieks- of handelsmerk of het nummer als bedoeld in artikel 42, eerste lid.

  • 3 De verpakking mag geen andere voorwerpen bevatten dan tabaksprodukten. Evenmin mag de verpakking zodanig van aard en vorm zijn, dat daarmee tevens een later gebruik voor andere doeleinden wordt beoogd.

Artikel 48

  • 1 De verpakking van tabaksprodukten waarop accijnszegels worden aangebracht, mag uitsluitend één van de navolgende hoeveelheden tabaksprodukten bevatten:

    • a. sigaren: veelvouden van 5 stuks, alsmede 1 stuk, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 14, 16, 18, 19, 24, 28, 36 en 68 stuks;

    • b. sigaretten: veelvouden van 5 stuks met een minimum van 20 stuks, alsmede 19, 21 tot en met 24 en 26 tot en met 29 stuks;

    • c. rooktabak: veelvouden van 10 met een maximum van 200 g nettomassa en daarboven veelvouden van 50 g nettomassa, alsmede 12,5, 25, 28, 29, 35, 37,5, 38, 39, 42,5, 45, 47,5, 52,5, 55, 58, 65, 75, 95 g nettomassa en, voor zover het betreft pijptabak: 5 g nettomassa.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, zijn hoeveelheden van 10 en 12 stuks per verpakking toegestaan voorzover het betreft de kruidnagelsigaretten, genoemd in de Regeling kruidnagelsigaretten.

Artikel 49

Rooktabak die binnen Nederland wordt gebracht in verpakkingen waarvan de nettomassa afwijkt van hetgeen in artikel 48 is bepaald, mogen worden voorzien van zegels, mits de voldoening van de accijns plaats heeft naar de op 5 g afgeronde nettomassa, die de werkelijke massa het meest nabij komt en zegels worden gebruikt waarop de nettomassa niet is vermeld doch waarop voor de massa wordt verwezen naar de op de verpakking vermelde nettomassa. In het vak van de accijnszegel wordt alsdan in verticale stand het aantal grammen massa vermeld naar hetwelk de voldoening van de accijns heeft plaatsgevonden.

Artikel 50

  • 1 Degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, kan niet-beschadigde accijnszegels terugzenden aan G4S Value Services BV.

  • 2 Voor het terugzenden van accijnszegels dient gebruik te worden gemaakt van het formulier dat van rijkswege verkrijgbaar wordt gesteld.

Artikel 51

  • 1 Op verzoek van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, worden accijnszegels die zijn beschadigd of reeds zijn aangebracht op de verpakkingen of om sigaren die de accijnsgoederenplaats nog niet hebben verlaten onder ambtelijk toezicht vernietigd.

  • 2 Het eerste lid is ook van toepassing op tabaksprodukten die zijn uitgeslagen uit de accijnsgoederenplaats of binnen Nederland zijn gebracht indien de tabaksprodukten door degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, zijn teruggenomen.

Artikel 52

  • 1 Op verzoek van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, wordt teruggaaf verleend van het bedrag aan accijns dat accijnszegels vertegenwoordigen die:

    • a. door hem niet-beschadigd zijn teruggezonden;

    • b. zijn verloren gegaan ten gevolge van overmacht of ongeval;

    • c. onder ambtelijk toezicht zijn vernietigd;

    • d. buiten Nederland zijn aangebracht op tabaksproducten en met betrekking tot deze tabaksproducten wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 76a, eerste lid, van de wet.

  • 2 In de administratie van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd zijn alle benodigde bescheiden ter staving van het verzoek om teruggaaf opgenomen zoals een ambtelijk relaas van vernietiging of een door G4S Value Services BV verstrekt verrekenbewijs.

  • 3 Het verzoek om teruggaaf van accijns wordt ingediend uiterlijk drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin de accijnszegels zijn teruggezonden, zijn verloren gegaan of onder ambtelijk toezicht zijn vernietigd dan wel uiterlijk drie maanden na het tijdstip waarop de accijns, overeenkomstig artikel 76a, eerste lid, van de wet, in een andere lidstaat is geïnd.

  • 4 Degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, doet van het verloren gaan van de accijnszegels onverwijld mededeling aan de inspecteur onder opgaaf van het tijdstip, de plaats en de oorzaak van het verloren gaan.

  • 5 De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 6 Voor accijnszegels die zijn beschadigd of verloren zijn gegaan, vindt teruggaaf slechts plaats voor zover het bedrag van de accijns met zekerheid is vast te stellen.

Artikel 53

Tegen overlegging van de in artikel 52, vijfde lid, bedoelde beschikking aan de inspecteur door wiens bemiddeling de accijnszegels zijn aangevraagd, wordt, indien degene die de accijnszegels heeft aangevraagd op de voet van artikel 76 van de wet uitstel van betaling geniet, het in de beschikking vermelde bedrag aan accijns, voor zover mogelijk, verrekend met de openstaande bedragen, te beginnen met de jongste post; in andere gevallen geschiedt de teruggaaf door uitbetaling door de ontvanger.

Afdeling 2. Controlebepalingen

Artikel 54

  • 1 Als een in artikel 34, eerste lid, van het besluit bedoeld bescheid kan dienen een factuur of een vervoersbescheid. Indien het bescheid betrekking heeft op het vervoer van wijn kan, in plaats van de factuur of het vervoersbescheid, als bescheid tevens dienen een etiket dat op de andere verpakking dan de rechtstreekse verpakking van de wijn is aangebracht.

  • 2 Een kopie van het bescheid wordt bij de administratie bewaard.

  • 3 Op het bescheid worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. de plaats en dagtekening van afgifte;

    • b. de naam, het adres en de hoedanigheid van de afzender;

    • c. de naam, het adres en de hoedanigheid van de ontbieder en de plaats waar het pand zich bevindt waar de goederen naartoe worden vervoerd;

    • d. de soort van de accijnsgoederen naar de onderscheidingen van de wet en de hoeveelheid van de accijnsgoederen;

    • e. de merken en nummers, aantal en soort van de verpakkingen.

Artikel 55

Op het in artikel 35 van het besluit bedoelde bescheid van herkomst voor ruwe en voor gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak is artikel 54 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 55a

Met betrekking tot de vordering, bedoeld in artikel 83, vierde lid, van de wet is de regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie, bedoeld in de artikelen 1:24, vierde lid, en 1:27, tweede lid, van de Algemene douanewet van toepassing.

Artikel 56

Een op grond van artikel 84 van de wet gevorderd monster wordt:

  • a. genomen onder toezicht van de inspecteur of een door hem aangewezen ambtenaar;

  • b. zodanig verpakt, dat de identiteit van het monster is gewaarborgd; en

  • c. onderzocht in of in opdracht van het Laboratorium van de Belastingdienst met gebruikmaking van internationaal erkende onderzoeksmethoden.

Afdeling 2a. Wijziging van de accijns van minerale oliën

Artikel 56a

  • 1 In geval van verhoging van accijns, als bedoeld in artikel 84a, eerste lid, van de wet, worden in de aangifte, bedoeld in het vierde lid van dat artikel, de volgende gegevens vermeld:

    • a. de naam, het adres en de aard van het bedrijf van de aangever;

    • b. een nauwkeurige aanduiding van de plaats of plaatsen waar de aan de heffing van accijns onderworpen onderscheiden minerale oliën zich bevinden;

    • c. de hoeveelheid van de onderscheiden minerale oliën, per plaats;

    • d. de stand van het telwerk indien een voorraadtank is verbonden met een pompinstallatie met telwerk;

    • e. het bedrag aan belasting.

  • 2 De aangifte wordt gedaan in tweevoud.

Artikel 56b

  • 1 In geval van verlaging van accijns, als bedoeld in artikel 84b, eerste lid, van de wet, worden in het verzoek om teruggaaf van accijns, bedoeld in het derde lid van dat artikel, de volgende gegevens vermeld:

    • a. de naam, het adres en de aard van het bedrijf van de aangever;

    • b. een nauwkeurige aanduiding van de plaats of plaatsen waar de voor teruggaaf van accijns in aanmerking komende onderscheiden minerale oliën zich bevinden;

    • c. de hoeveelheid van de onderscheiden minerale oliën, per plaats;

    • d. de stand van het telwerk indien een voorraadtank is verbonden met een pompinstallatie met telwerk;

    • e. het bedrag van de teruggaaf.

  • 2 Het verzoek wordt gedaan in tweevoud.

Hoofdstuk VI. Ontheffing verbodsbepalingen

Artikel 58

  • 1 In een vergunning voor het vervaardigen van distilleertoestellen worden opgenomen:

    • a. de naam en het adres van degene aan wie de vergunning wordt verleend;

    • b. de plaats waar de vervaardiging plaatsvindt;

    • c. dat uit de administratie dient te blijken het gebruiksdoel en de naam en het adres van degene voor wie het toestel is bestemd, alsmede het adres waar het toestel zal worden gebruikt.

  • 2 In een vergunning voor het voorhanden hebben van een distilleertoestel worden opgenomen de naam en het adres van degene aan wie de vergunning wordt verleend, het gebruiksdoel van het toestel en het adres waar het toestel wordt gebruikt.

  • 3 In het verzoek om een vergunning dienen de in het eerste lid, onderdelen a en b, dan wel het tweede lid bedoelde gegevens te worden vermeld.

  • 4 De inspecteur is bevoegd distilleertoestellen te voorzien van ambtelijke herkenningsmerken.

Artikel 60

  • 1 In afwijking van artikel 91, tweede lid, letter b, van de wet kan de inspecteur op verzoek bij vergunning toestaan dat halfzware olie of gasolie, waarin zich krachtens de wet voorgeschreven herkenningsmiddelen bevinden of bestanddelen die daarvan afkomstig kunnen zijn, voorhanden zijn in tanks behorende bij afleveringspompen waar minerale oliën worden afgeleverd aan motorrijtuigen als bedoeld in artikel 40 van het besluit, of aan andere schepen dan pleziervaartuigen.

  • 2 In het verzoek om een vergunning dienen te worden vermeld:

    • a. de naam en het adres van het bedrijf van de belanghebbende; en

    • b. de plaats waar de afleveringspompen zich bevinden.

  • 3 Bij het verzoek dient te worden overlegd een schematisch overzicht van het pijpleidingnet naar en van de tanks en naar de op die tanks aangesloten afleveringspompen.

Artikel 61

  • 1 Artikel 94, eerste lid, van de wet is niet van toepassing ingeval een zelfde tabaksproduct onder hetzelfde merk in de handel wordt gebracht in verpakkingseenheden met verschillende inhoud en de kleinhandelsprijzen van die verpakkingseenheden, omgerekend tot een prijs van een hoeveelheid van 1000 stuks of 1 kg nettomassa, niet met elkaar overeenkomen voor zover dit het gevolg is van de afronding van de kleinhandelsprijzen per verpakkingseenheid naar boven of naar beneden op € 0,05.

  • 2 Artikel 94, eerste lid, van de wet is niet van toepassing bij wijziging van de kleinhandelsprijs van een tabaksprodukt gedurende een tijdvak van vier weken, dat aanvangt op het tijdstip met ingang waarvan het tabaksprodukt tegen de gewijzigde kleinhandelsprijs in de handel wordt gebracht.

Artikel 62

  • 1 In afwijking van artikel 95, eerste lid, van de wet mag in de detailhandelszaken rooktabak aanwezig zijn in verpakkingen met verbroken accijnszegels tot een aantal van 10 verpakkingen, mits de op de verpakking aangebrachte accijnszegels, hoewel doorgescheurd of doorgesneden, volledig aanwezig zijn. Die rooktabak mag met niet meer dan één verpakking tegelijk worden afgeleverd.

  • 2 In afwijking van artikel 95, eerste lid, van de wet mogen sigaren in de detailhandelszaken voorhanden zijn in de geopende oorspronkelijke verpakking tot het op die verpakking aangegeven aantal.

Hoofdstuk VII. Strafbepalingen

Artikel 63

Strafbare feiten zijn:

Hoofdstuk VIII. Slotbepaling

Artikel 64

  • 1 Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet op de accijns in werking treedt, met uitzondering van de artikelen 4, 5 en 6 die in werking treden met ingang van 1 januari 1993.

De

Staatssecretaris

van Financiën,

M.J.J. van Amelsvoort

Bijlage B. Methode voor het bepalen van het extractgehalte van bier, bedoeld in artikel 5

1.1. Alcoholgehalte

Het bier wordt door meermalen overschenken en daarna door filtreren zoveel mogelijk van koolzuur bevrijd.

Van 100 g van dit bier wordt ten minste 75 ml voorzichtig afgedestilleerd. Het destillaat wordt met gedestilleerd water tot 100 g aangevuld. Vervolgens wordt de relatieve dichtheid 20/20°C tot op een eenheid in het vijfde decimaal nauwkeurig bepaald en het bijbehorende alcoholgehalte in massapercenten (g/100 g) in tabel I.

1.2. Extractgehalte

Het bij de destillatie verkregen residu wordt tot 100 g aangevuld met gedestilleerd water. Van deze vloeistof wordt de relatieve dichtheid 20/20°C tot op een eenheid in het vijfde decimaal nauwkeurig bepaald en het bijbehorende werkelijke extractgehalte in massapercenten (g/100 g) in tabel II.

1.3. Berekening van het extractgehalte van de stamwort

Het extractgehalte (e) wordt berekend door middel van de formule:

e =

100 (2,0665 A + E)

100 + 1,0665 A

waarvan A het alcoholgehalte volgens § 1.1 en E het extractgehalte volgens § 1.2 voorstellen.

Het extractgehalte (e) wordt uitgedrukt in massapercenten (g/100 g) in tienden nauwkeurig.

Tabel I. Alcoholtabel

Relatieve dichtheid 20/20°C

Massapercent A

Interpolatiefactor voor 0.0001 in relatieve dichtheid massapercent A

Correctie aan te brengen op de relatieve t dichtheid 20 voor 1° temp. verschil, geldende tussen 15 en 20°C

1,0000

0

0,053

0,00018

0,9990

0,53

0,054

18

0,9980

1,07

0,054

18

0,9970

1,61

0,055

18

0,9960

2,16

0,056

18

0,9950

2,72

0,058

18

0,9940

3,30

0,058

18

0,9930

3,88

0,050

18

0,9920

4,48

0,062

18

0,9910

5,10

0,064

18

0,9900

5,74

0,065

19

0,9890

6,39

0,066

19

0,9880

7,05

0,068

20

0,9870

7,73

0,069

20

0,9860

8,42

0,060

21

0,9850

9,12

0,070

22

0,9840

9,82

0,072

23

0,9830

10,54

0,075

24

0,9820

11,29

0,078

25

0,9810

12,07

0,07

26

Tabel II. Extracttabel

Relative [tekstcorrectie :"Relative" moet zijn "Relatieve"] dichtheid 20/20°C

Massapercent E

Interpolatiefactor voor 0.0001 in relatieve dichtheid massapercent E

Correctie aan te brengen op de relatieve dichtheid t voor 1° temp. 20 verschil, geldende tussen 15 en 20°C

1,0000

0)

 

0,00018

1,0010

0,26)

 

18

1,0020

0,52)

 

18

1,0030

0,77)

0,026

18

1,0040

1,03)

 

18

1,0050

1,29)

 

18

1,0060

1,54)

 

18

1,0070

1,80)

 

18

1,0080

2,05)

0,026

18

1,0090

2,31)

 

18

1,0100

2,56)

 

18

1,0110

2,82)

 

18

1,0120

3,07)

 

18

1,0130

3,32)

 

19

1,0140

3,57)

 

19

1,0150

3,83)

 

19

1,0160

4,07)

 

19

1,0170

4,33)

 

20

1,0180

4,58)

 

20

1,0190

4,83)

 

20

1,0200

5,08)

 

20

1,0210

5,33)

 

20

1,0220

5,58)

0,025

20

1,0230

5,83)

 

20

1,0240

6,07)

 

20

1,0250

6,32)

 

21

1,0260

6,57)

 

21

1,0270

6,81)

 

21

1,0280

7,06)

 

21

1,0290

7,31)

 

21

1,0300

7,55)

 

21

1,0310

7,80)

 

21

1,0320

8,04)

 

21

1,0330

8,29)

 

22

1,0340

8,53)

 

22

1,0350

8,78)

 

22

1,0360

9,02)

 

22

1,0370

9,26)

 

22

1,0380

9,50)

 

22

1,0390

9,75)

0,024

22

1,0400

9,99

 

22

1,0410

10,23

 

22

1,0420

10,47

 

23

1,0430

10,71

 

23

1,0440

10,95

 

23

1,0450

11,19

 

23

1,0460

11,42

 

23

1,0470

11,66

 

23

1,0480

11,90

 

23

1,0490

12,14

 

24

1,0500

12,38

 

24

Bijlage MO.1. Methode voor het bepalen van het loodgehalte in lichte olie, bedoeld in artikel 12

  • 1. Voor de bemonstering van lichte olie wordt gebruik gemaakt van de methode van de American Society for Testing and Materials, ASTM D 4057.

  • 2. Indien het monster, dat is verkregen volgens de in het eerste lid bedoelde methode, gelode lichte olie betreft, wordt het loodgehalte van dat monster vastgesteld aan de hand van de ISO-norm 3830.

  • 3. Indien het monster dat is verkregen volgens de in het eerste lid bedoelde methode, ongelode lichte olie betreft, wordt het loodgehalte van dat monster vastgesteld aan de hand van de ASTM-norm D 3237 met gebruikmaking van atoomabsorbtie-spectrometrie.

  • 4. Interpretatie van de resultaten geschiedt aan de hand van ISO-norm 4259.

Bijlage MO.2. Correctietabel op het volume bedoeld in artikel 14

Dichtheid volgens areometer

 

van

tot

volumecorrectie per 1° Celsius en per liter

640

643

0,00150

643

647

0,00148

647

651

0,00146

651

655

0,00144

655

659

0,00142

59 [tekstcorrectie :"59" moet zijn "659"]

664

0,00140

664

668

0,00138

668

673

0,00136

673

678

0,00134

678

684

0,00132

684

690

0,00130

690

695

0,00128

695

701

0,00126

701

705

0,00124

705

708

0,00123

708

711

0,00122

711

713

0,00121

713

716

0,00120

716

718

0,00119

718

721

0,00118

721

724

0,00117

724

727

0,00116

727

730

0,00115

730

733

0,00114

733

736

0,00113

736

739

0,00112

739

742

0,00111

742

745

0,00110

745

748

0,00109

748

751

0,00108

751

754

0,00107

754

757

0,00106

757

759

0,00105

759

762

0,00104

762

765

0,00103

765

768

0,00102

768

771

0,00101

771

774

0,00100

774

777

0,00099

777

779

0,00098

779

782

0,00097

782

785

0,00096

785

789

0,00095

789

792

0,00094

792

795

0,00093

795

799

0,00092

799

802

0,00091

802

806

0,00090

806

811

0,00089

811

816

0,00088

816

820

0,00087

820

824

0,00086

824

829

0,00085

829

834

0,00084

834

839

0,00083

839

844

0,00082

844

849

0,00081

849

855

0,00080

855

860

0,00079

860

867

0,00078

867

875

0,00077

875

883

0,00076

883

892

0,00075

892

903

0,00074

903

913

0,00073

913

924

0,00072

924

938

0,00071

938

952

0,00070

952

965

0,00069

965

976

0,00068

976

987

0,00067

987

 

tot en met 0,00066

1000

   

Bijlage A.1. Methode voor het bepalen van het alcoholgehalte als bedoeld in artikel 15

  • 1. De bepaling van het alcoholgehalte van wijn en overige alcoholhoudende produkten kan na de noodzakelijke voorbewerkingen worden uitgevoerd met alcoholmeters en areometers voor alcohol die voldoen aan de kenmerken vermeld in de bijlage bij EEG-richtlijn 76/765 (Pb EG L 262) gewijzigd bij EEG-richtlijn 82/624 (Pb EG L 252) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lid-staten inzake alcoholmeters en areometers voor alcohol.

  • 2. De met de in punt 1 bedoelde dompellichamen verkregen waarden worden omgerekend in het alcoholgehalte bij 20°C met behulp van de Praktische alcoholtabellen uitgegeven door de Europese Gemeenschappen, zoals die zijn vastgesteld op basis van de formule, vermeld in de bijlage bij EEG-richtlijn 76/766 (Pb EG L 262).

  • 3. Bij de distillatie van wijn en overige alcoholhoudende produkten voor de vaststelling van het alcoholgehalte dient gebruik te worden gemaakt van een distilleertoestel, waarbij gecorrigeerd wordt voor een eventueel bij de destillatie optredend alcoholverlies.

Bijlage A.2. Vermengingsvoorschrift overige alcoholhoudende produkten als bedoeld in artikel 25

De overige alcoholhoudende produkten die niet zijn bestemd voor inwendig gebruik door de mens moeten per hectoliter ethanol zijn vermengd:

  • a. indien het parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische produkten betreft met tenminste één van de volgende stoffen in de daarbij aangegeven hoeveelheid:

    jasmijnolie:

    50 ml

    bergamotolie:

    250 ml

    terpeenvrije bergamotolie:

    125 ml

    parfumcompositie:

    180 ml

    lavendelolie:

    180 ml

    eucalyptusolie:

    250 ml

    methylsalicylaat:

    500 g

    muntoliën:

    250 ml

    4-acetyl-1,1-dimethyl-6-tert-butylindaan:

    40 g

    denatoniumbenzoaat: (benzyldiethyl-(2,6- xylylcarbamoylmethyl)ammoniumbenzoaat)

    2,5 g

    diethylftalaat

    500 ml
  • b. indien het brandspiritus betreft met 5 l van een mengsel van vloeistoffen dat bestaat uit 60%vol methanol, 11%vol foezelolie (concentraat van bijprodukten van alcoholische gisting), 20%vol aceton, 8%vol water, 0,5%vol butanon en 0,5%vol formaline (waterige oplossing van 37 gewichtspercenten formaldehyde), alsmede met een kleurstofoplossing waarvan de samenstelling en de hoeveelheid overeenkomen met de daaraan door dealgemeen directeur, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Uitvoeringsregeling belastingdienst 2003 te stellen eisen.

  • c. indien het andere dan de onder a en b genoemde overige alcoholhoudende producten betreft:

Bijlage A.3. Aanwijzing distilleertoestellen als bedoeld in artikel 59

  • 1. Als distilleertoestellen bedoeld in artikel 90, zevende lid, onderdeel b, van de wet worden aangewezen die distilleertoestellen die, na onderzoek door deskundigen van het Laboratorium van de Belastingdienst, worden aangemerkt als apparaten waarvan het aannemelijk mag worden geacht dat deze qua constructie niet geschikt zijn voor de distillatie van alcoholwatermengsels.

  • 2. Glazen distillatie-opzetten, aanwezig buiten inrichtingen van onderwijs, waarmee door distillatie een hoeveelheid alcoholhoudend produkt van ten minste 0,5 l met een alcoholgehalte van meer dan 50%vol per uur kan worden verkregen worden altijd aangemerkt als distilleertoestellen waarvoor een vergunning is vereist.