Uitvoeringsregeling accijns

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2005 en zichtdatum 01-01-2005.
Geldend van 01-01-2005 t/m 11-03-2005

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Afdeling 1. Inleidende bepalingen

Afdeling 2. Overbrenging van accijnsgoederen

Artikel 3

  • 1 Als geleidedocument, bedoeld in de artikelen 2, 2a, 3, 3a en 3c van het besluit, dient te worden gebruikt het in de Verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2719/92 van 11 september 1992, PbEG L 276) bedoelde document. Het document dient te worden opgemaakt en gebruikt volgens de in die verordening gegeven voorschriften.

  • 2 Als geleidedocument, bedoeld in de artikelen 3b, 31a en 34a van het besluit, dient te worden gebruikt het in de Verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (nr. 3649/92 van 17 december 1992, PbEG L 369) bedoelde document. Het document dient te worden opgemaakt en gebruikt volgens de in die verordening gegeven voorschriften.

  • 4 Op de als vervoersopdracht gebruikte bescheiden moet worden vermeld: vervoersopdracht.

  • 6 De derde exemplaren van de geleidedocumenten die overeenkomstig artikel 3c, vierde lid, van het besluit ter visering aan de inspecteur worden aangeboden, gaan vergezeld van een lijst waarin voor elk van de derde exemplaren wordt vermeld een volgnummer, zijnde het nummer dat door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats aan het geleidedocument is toegekend, het accijnsnummer van de vergunninghouder van het belastingentrepot en het referentienummer dat laatstgenoemde vergunninghouder aan het geleidedocument heeft toegekend. De lijst wordt ondertekend door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats. Er worden afzonderlijke lijsten opgemaakt en ingediend voor de geleidedocumenten waarvoor overeenstemming bestaat tussen de ontvangen accijnsgoederen en de gegevens met betrekking tot die accijnsgoederen op het geleidedocument en de geleidedocumenten waarvoor die overeenstemming ontbreekt.

Afdeling 3. Accijnsgoederen voor eigen verbruik

Artikel 3a

De in artikel 2c, derde lid, van de wet, bedoelde hoeveelheden bedragen voor:

  • a. bier 110 L;

  • b. wijn 90 L;

  • c. tussenprodukten 20 L;

  • d. overige alcoholhoudende produkten 10 L;

  • e. tabaksprodukten 800 stuks indien het sigaretten betreft, 400 stuks indien het sigaren betreft en 1 kg indien het rooktabak betreft.

Afdeling 4. Gebruik als brandstof in een accijnsgoederenplaats

Artikel 3b

Afdeling 5. Normale reservoirs van bedrijfsmotorrijtuigen

Artikel 3c

  • 1 Voor de toepassing van artikel 2b, vijfde lid, van de wet wordt verstaan onder normale reservoirs:

    • a. de door de fabrikant blijvend in of aan alle voertuigen van hetzelfde type als het betrokken voertuig aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt, zowel voor de voortbeweging van het voertuig als, in voorkomend geval, de werking van koelsystemen en andere systemen tijdens het vervoer. Als normale reservoirs gelden ook gasreservoirs die zijn aangepast voor gebruik in voertuigen en die het rechtstreeks verbruik van gas als brandstof mogelijk maken, alsmede de reservoirs die zijn aangesloten op andere systemen waarmee die voertuigen eventueel zijn uitgerust;

    • b. de door de fabrikant blijvend in of aan alle containers van hetzelfde type als de betrokken container aangebrachte reservoirs, waarvan de blijvende inrichting het rechtstreeks verbruik van brandstof mogelijk maakt voor de werking, tijdens het vervoer, van koelsystemen en andere systemen waarmee containers voor speciale doeleinden zijn uitgerust;

  • 2

Voor de toepassing van artikel 2b, vijfde lid, van de wet wordt verstaan onder containers voor speciale doeleinden: alle containers die zijn uitgerust met aangepaste koelsystemen, systemen voor zuurstoftoevoer, thermische isolatiesystemen of andere systemen.

Hoofdstuk II. Accijnsgoederen

Afdeling 1. Bier

Artikel 4

  • 2 Indien de inrichting waar het bier is vervaardigd, slechts gedurende een deel van het aan de in het eerste lid bedoelde uitslag dan wel invoer voorafgaande kalenderjaar in werking is geweest, wordt voor de toepassing van artikel 7, derde lid, van de wet, de produktie van het desbetreffende kalenderjaar vastgesteld door de feitelijke produktie te vermenigvuldigen met twaalf, gedeeld door het aantal maanden dat de inrichting in werking is geweest.

Artikel 5

Het extractgehalte, uitgedrukt in grammen per 100 g bier, wordt aangeduid in percenten Plato en wordt bepaald volgens de in bijlage B bij deze regeling omschreven methode.

Artikel 6

  • 1 Het extractgehalte van bier in geconcentreerde vorm of in vaste vorm wordt berekend naar het volume van het bier, nadat dit voor rechtstreekse consumptie geschikt is gemaakt.

  • 2 Degene die het bier in geconcentreerde of in vaste vorm uitslaat dan wel invoert, is op verzoek van de inspecteur gehouden alle gegevens te verstrekken die het mogelijk maken op eenvoudige wijze het volume van het bier te herleiden tot het in het eerste lid bedoelde volume.

Afdeling 5. Minerale oliën

Artikel 12

Het loodgehalte van lichte olie wordt bepaald volgens de in bijlage MO.1 bij deze regeling omschreven methode.

Artikel 13

  • 1 Als herkenningsmiddel, bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet wordt aan halfzware olie toegevoegd: per 1 000 L ten minste 6 g en niet meer dan 9 g Solvent Yellow 124.

  • 2 Als herkenningsmiddel, bedoeld in artikel 27, derde lid, van de wet wordt aan gasolie toegevoegd: per 1 000 L ten minste 6 g en niet meer dan 9 g Solvent Yellow 124 en aan lichte gasolie mede een voldoende hoeveelheid kleursel om aan de gasolie een goed zichtbare en blijvende rode kleur te geven.

Artikel 14

  • 1 De herleiding tot een hoeveelheid bij een temperatuur van 15°C van een hoeveelheid lichte olie, halfzware olie of gasolie waarvan de dichtheid, gemeten met de areometer en uitgedrukt in grammen per milliliter bij een andere temperatuur is opgenomen, geschiedt aan de hand van de in bijlage MO.2 bij deze regeling opgenomen tabel, dan wel met gebruikmaking van de ASTM-IP tabellen 53A en 53B, genoemd in de gestandaardiseerde methoden ASTM-D1250/80 of NEN-ISO 91/1/1982.

  • 2 Indien de temperatuur waarbij de hoeveelheid van de minerale olie is opgenomen lager of hoger is dan 15°C wordt de door de tabel aangegeven correctie bijgeteld, onderscheidenlijk afgetrokken.

  • 3 Het verschil tussen de dichtheid, uitgedrukt in grammen per milliliter, bij de temperatuur waarbij de hoeveelheid is opgenomen en de dichtheid, bepaald bij de temperatuur van de proef, wordt verwaarloosd.

  • 4 Het bepaalde in het eerste tot en met derde lid is eveneens van toepassing op minerale oliën die ingevolge artikel 28, van de wet als lichte olie, halfzware olie of gasolie worden aangemerkt.

  • 5 In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kan met betrekking tot de in dat lid bedoelde mengsels, hetzij op verzoek van de belanghebbende, hetzij ambtshalve, een door laboratoriumonderzoek vastgestelde volumecorrectie worden toegepast.

Afdeling 6. Alcoholgehalte en volume

Artikel 15

  • 1 Het alcoholgehalte van wijn, tussenprodukten en van overige alcoholhoudende produkten wordt bepaald volgens de in bijlage A.1 bij deze regeling omschreven methode.

  • 2 Indien wijn, tussenprodukten en overige alcoholhoudende produkten zijn verpakt in kleinhandelsverpakking, wordt het alcoholgehalte in aanmerking genomen dat op de verpakking is vermeld, mits de wijze waarop dat is vastgesteld en de aanduiding ervan voldoen aan de voorwaarden gesteld bij het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen alsmede bij de Verordening Akk Etikettering wijn 1986.

Artikel 16

Indien bier, wijn, tussenprodukten, overige alcoholhoudende produkten en tabaksprodukten zijn verpakt in kleinhandelsverpakking, wordt het volume of de massa in aanmerking genomen dat op de verpakking is vermeld, mits de wijze waarop dat is vastgesteld en de aanduiding ervan voldoen aan de voorwaarden gesteld bij het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet) (Stb. 1980, 223).

Hoofdstuk III. Uitslag

Afdeling 1. Accijnsgoederenplaats

Artikel 17

  • 1 Een plaats waar geen accijnsgoederen worden vervaardigd, kan uitsluitend als accijnsgoederenplaats voor de opslag van accijnsgoederen van een of meer soorten in aanmerking komen, indien de hoeveelheid die aldaar gemiddeld over een jaar van het desbetreffende soort accijnsgoed voorhanden is, meer bedraagt dan:

    • a. bier 40.000 L;

    • b. wijn 10.000 L;

    • c. tussenprodukten 7500 L;

    • d. overige alcoholhoudende produkten 5000 L;

    • e. minerale oliën 10.000 hl, dan wel 50.000 kg onderscheidenlijk 1.000.000 kg indien het vloeibaar gemaakt petroleumgas onderscheidenlijk zware stookolie betreft.

  • 2 De inspecteur kan, onder door hem te stellen voorwaarden, in afwijking van het eerste lid een vergunning voor een accijnsgoederenplaats verlenen indien de gemiddelde voorraad lager is dan de aldaar bedoelde hoeveelheden indien en voorzover de accijnsgoederen vanuit die plaats in belangrijke mate worden overgebracht naar een belastingentrepot, naar een in een andere lid-staat gevestigd geregistreerd bedrijf, naar een in een andere lid-staat gevestigd niet-geregistreerd bedrijf of naar een derde land.

Artikel 18

In afwijking van artikel 40, tweede lid, van de wet kunnen als accijnsgoederenplaats in aanmerking komen:

  • a. plaatsen van waaruit groothandelaren minerale oliën afleveren aan vliegtuigen en schepen, dan wel aan grootverbruikers van minerale oliën die per keer meer minerale oliën afnemen dan 50 hl;

  • b. plaatsen van waaruit accijnsgoederen worden geleverd met vrijstelling als bedoeld in artikel 32a;

  • c. plaatsen van waaruit groothandelaren in wijn rechtstreeks aan particulieren verkopen;

  • d. plaatsen van waaruit fabrikanten of groothandelaren vloeibaar gemaakt petroleumgas dat wordt bestemd om te worden gebruikt voor andere doeleinden dan het aandrijven van motorrijtuigen op de weg of van pleziervaartuigen, rechtstreeks afleveren aan gebruikers;

  • e. plaatsen, gelegen op een luchthaven of op een haventerrein, van waaruit goederen worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van een reiziger die zich door de lucht of over zee naar een derde land begeeft.

Artikel 19

  • 1 Indien de inspecteur op grond van artikel 9 van het besluit voorwaarden stelt voor een vergunning voor een accijnsgoederenplaats waar accijnsgoederen worden vervaardigd, kan daarbij worden bepaald dat ter zake van de vervaardiging werkaangiften moeten worden gedaan.

  • 2 De werkaangiften dienen ten minste twee werkdagen voor de aanvang van de vervaardiging te worden ingediend bij de inspecteur.

  • 3 In de werkaangifte dienen te worden vermeld:

    • a. de voorgenomen te vervaardigen hoeveelheden; en

    • b. de tijdstippen waarop de vervaardiging aanvangt en wordt beëindigd.

  • 4 De werkaangifte kan per werkweek geschieden.

  • 5 Indien overige alcoholhoudende produkten worden vervaardigd, kan de inspecteur het gebruik van een ambtelijk afgesloten opvangreservoir voorschrijven.

Artikel 20

  • 1 In een verzoek om een vergunning voor een accijnsgoederenplaats dienen met betrekking tot hetgeen in artikel 42 van de wet is bepaald, in elk geval te worden vermeld:

    • a. een omschrijving van de aard van het bedrijf waaruit onder meer moet blijken of de vergunning mede wordt gevraagd voor de vervaardiging van de desbetreffende accijnsgoederen of uitsluitend voor het voorhanden hebben van de desbetreffende accijnsgoederen;

    • b. het adres en de kadastrale aanduiding van de plaats waar de accijnsgoederenplaats wordt gevestigd;

    • c. een omschrijving van de administratie en de administratieve organisatie, alsmede het adres waar de administratie wordt gehouden;

    • d. met betrekking tot accijnsgoederenplaatsen waar overige alcoholhoudende produkten worden vervaardigd, het aantal en de inhoud van de apparaten waarin de vervaardiging plaatsvindt; en

    • e. met betrekking tot accijnsgoederenplaatsen waar bier wordt vervaardigd, het aantal en de inhoud van de bierketels waarin het wort wordt gekookt.

Artikel 20a

In een verzoek om een vergunning voor een geregistreerd bedrijf of een niet-geregistreerd bedrijf dienen met betrekking tot hetgeen in artikel 50c van de wet is bepaald, in ieder geval te worden vermeld:

  • a. een omschrijving van de aard van het bedrijf en het btw-identificatienummer van het bedrijf waar de accijnsgoederen worden ontvangen;

  • b. het adres waar het geregistreerde bedrijf of het niet-geregistreerde bedrijf wordt gevestigd;

  • c. een omschrijving van de administratie, alsmede het adres waar de administratie wordt gehouden.

Artikel 20b

In een verzoek om een vergunning als fiscaal vertegenwoordiger van de vergunninghouder van een belastingentrepot dienen met betrekking tot hetgeen in artikel 50d van de wet is bepaald, in ieder geval te worden vermeld:

  • a. de naam en het adres van de vergunninghouder van het belastingentrepot, een omschrijving van de aard van diens bedrijf, alsmede het adres waar het belastingentrepot is gevestigd en het adres waar de administratie van de vergunninghouder van het belastingentrepot wordt gehouden;

  • b. de naam en het btw-identificatienummer van de fiscaal vertegenwoordiger van het belastingentrepot, alsmede het adres waar deze wordt gevestigd;

  • c. een omschrijving van de administratie van de fiscaal vertegenwoordiger van het belastingentrepot, alsmede het adres waar deze administratie wordt gehouden.

Artikel 20c

In een verzoek om een vergunning als fiscaal vertegenwoordiger van de verkoper op afstand dienen met betrekking tot hetgeen in artikel 50f van de wet is bepaald, in ieder geval te worden vermeld.

  • a. de naam en het adres van de verkoper op afstand, een omschrijving van de aard van diens bedrijf, alsmede het adres waar de verkoper op afstand is gevestigd en het adres waar de administratie van de verkoper op afstand wordt gehouden;

  • b. de naam en het btw-identificatienummer van de fiscaal vertegenwoordiger van de verkoper op afstand en het adres waar deze wordt gevestigd;

  • c. een omschrijving van de administratie van de fiscaal vertegenwoordiger van de verkoper op afstand, alsmede het adres waar deze administratie wordt gehouden.

Afdeling 2. Aangifte

Artikel 21

  • 1 Een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats die tevens vergunninghouder is van één of meer andere accijnsgoederenplaatsen kan op verzoek één aangifte voor die plaatsen te zamen doen, indien:

    • a. de administratie van de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen op één centrale plaats wordt gevoerd;

    • b. de centrale administratie en de administratieve organisatie van de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen zodanig is dat het toezicht op de heffing is gewaarborgd en uit de administratie op duidelijke wijze blijkt op welke accijnsgoederenplaats de onderscheiden posten van die aangifte betrekking hebben.

  • 2 Het verzoek wordt ingediend bij de inspecteur onder wie de plaats ressorteert waar de centrale administratie wordt gevoerd. Een afschrift van het verzoek wordt gezonden naar de inspecteurs die de vergunningen voor de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen hebben verleend.

  • 3 De toestemming voor toepassing van het eerste lid wordt opgenomen in de vergunningen voor de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen. Daarbij kunnen aanvullende voorwaarden worden opgenomen omtrent het doen van de verzamelaangifte en de wijze waarop de administratie en de administratieve organisatie van de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen moeten zijn ingericht.

Afdeling 3. Zekerheid

Artikel 22

  • 1 Voor de accijns die de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats verschuldigd is of kan worden, stelt hij zekerheid. De zekerheid wordt bepaald op basis van het accijnsbelang.

  • 2 Het accijnsbelang is de som van het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die:

    • -

      gemiddeld in de accijnsgoederenplaats voorhanden is;

    • -

      gemiddeld in een aangiftetijdvak wordt uitgeslagen;

    • -

      gemiddeld in een aangiftetijdvak met een vervoersopdracht of een ander daartoe aangewezen bescheid wordt overgebracht naar een andere accijnsgoederenplaats, een entrepot of het buitenland;

    • -

      gemiddeld in een aangiftetijdvak met toepassing van artikel 2, vijfde lid, van het besluit wordt overgebracht naar een andere accijnsgoederenplaats;

    • -

      gemiddeld in een aangiftetijdvak met een vervoersopdracht vanuit het buitenland, vanuit een entrepot of vanuit een plaats voor tijdelijke opslag wordt overgebracht naar de accijnsgoederenplaats.

  • 3 Indien zekerheid wordt gesteld ter verkrijging van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de wet van het bedrag aan accijns dat aangevraagde accijnszegels vertegenwoordigen, is het accijnsbelang gelijk aan het bedrag waarvoor gemiddeld uitstel van betaling wordt verleend.

  • 4 Indien op grond van artikel 21 toestemming is verleend voor het doen van één aangifte voor twee of meer accijnsgoederenplaatsen worden de afzonderlijke zekerheidstellingen voor de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen vervangen door één zekerheid die voor die accijnsgoederenplaatsen te zamen van toepassing is. Het hierbij in acht te nemen accijnsbelang wordt gevormd door het totale accijnsbelang dat op basis van het tweede lid en het derde lid voor de desbetreffende accijnsgoederenplaatsen is vastgesteld.

  • 5 De zekerheid bedraagt ten minste 5 percent en ten hoogste 100 percent van het accijnsbelang met een maximum van € 9 000 000.

Artikel 22a

  • 1 De vergunninghouder van een geregistreerd bedrijf of van een niet-geregistreerd bedrijf, de fiscaal vertegenwoordiger van een belastingentrepot dan wel de fiscaal vertegenwoordiger van een verkoper op afstand stelt zekerheid voor de accijns die hij verschuldigd is of kan worden. De zekerheid wordt bepaald op basis van het accijnsbelang.

  • 2 Met betrekking tot de vergunninghouder van een geregistreerd bedrijf geldt als accijnsbelang het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld per maand door het geregistreerde bedrijf wordt ontvangen.

  • 3 Met betrekking tot de fiscaal vertegenwoordiger van een belastingentrepot geldt als accijnsbelang het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld per maand vanuit het belastingentrepot naar Nederland wordt overgebracht.

  • 4 Met betrekking tot de vergunninghouder van een niet-geregistreerd bedrijf geldt als accijnsbelang het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de vanuit een belastingentrepot overgebrachte hoeveelheid accijnsgoederen die naar verwachting zal worden ontvangen.

  • 5 Met betrekking tot de fiscaal vertegenwoordiger van een verkoper op afstand geldt als accijnsbelang het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de accijnsgoederen die gemiddeld per maand direct of indirect door of voor rekening van de verkoper op afstand vanuit een andere lid-staat naar Nederland worden overgebracht.

  • 6 De zekerheid bedraagt ten minste 5 percent en ten hoogste 100 percent van het accijnsbelang met een maximum van € 2 250 000.

Artikel 22b

  • 2 Het accijnsbelang, bedoeld in het eerste lid, is het bedrag aan accijns dat wordt vertegenwoordigd door de hoeveelheid accijnsgoederen die door hem of namens hem wordt vervoerd vanuit een accijnsgoederenplaats naar een andere accijnsgoederenplaats, naar een belastingentrepot, naar een geregistreerd bedrijf of naar een niet-geregistreerd bedrijf in een andere lidstaat.

  • 3 De zekerheid bedraagt ten minste 5 percent en ten hoogste 100 percent van het accijnsbelang met een maximum van € 2 250 000.

Hoofdstuk IV. Vrijstellingen en teruggaven

Afdeling 1. Vrijstellingen

Artikel 25

De vrijstelling van accijns, als bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel b, van de wet is uitsluitend van toepassing op overige alcoholhoudende produkten die zijn vermengd op een wijze als is omschreven in bijlage A.2 bij deze regeling.

Artikel 27

De vrijstelling van accijns, als bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel d, van de wet is uitsluitend van toepassing op minerale oliën die zijn vermengd op een wijze die in overeenstemming met de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Douane West is vastgesteld.

Artikel 28

  • 1 In het verzoek om een vergunning als bedoeld in artikel 65, vierde lid, van de wet, dienen te worden vermeld:

    • a. de persoon op wiens naam de vergunning dient te worden gesteld;

    • b. de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar de soort, die naar verwachting per jaar zal worden betrokken;

    • c. de locatie en de inrichting van het bedrijf;

    • d. de hoeveelheid accijnsgoederen, onderscheiden naar de soort, die naar verwachting per jaar met vrijstelling wordt vervaardigd of verbruikt;

    • e. de administratie en de administratieve organisatie met betrekking tot het bedrijf waarvoor de vergunning wordt gevraagd.

Artikel 29

  • 1 In de verklaring als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van het besluit dienen te worden vermeld:

    • a. de naam en het adres van de afnemer;

    • b. de naam en het adres van de leverancier;

    • c. de soort en de hoeveelheid van de minerale oliën;

    • d. de naam, het nummer van teboekstelling en het land van registratie van het schip waarvoor de minerale oliën zijn bestemd;

    • e. de naam en het adres van de gezagvoerder van het schip;

    • f. nummer en datum van de vergunning als is bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het besluit, alsmede de inspecteur die de vergunning heeft verleend.

  • 2 In geval van aflevering van minerale oliën aan een pleziervaartuig dat rechtstreeks naar een derde land gaat, dient in afwijking van artikel 19, vierde lid, van het besluit de aldaar bedoelde verklaring te worden ingeleverd bij de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, van het laatste kantoor, bedoeld in artikel 1 van het Douanebesluit.

Artikel 30

  • 1 De opgave, bedoeld in artikel 21, derde lid, van het besluit, wordt gedaan uiterlijk de vijftiende dag van de maand, volgende op die waarin de minerale olie in de brandstoftanks van het luchtvaartuig of de luchtvaartuigen is afgeleverd.

  • 3 In de opgave worden vermeld:

    • a. de naam en adres van de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig of de luchtvaartuigen waarin de minerale olie is afgeleverd;

    • b. het registratienummer van het luchtvaartuig of de registratienummers van de luchtvaartuigen waarin de minerale olie is afgeleverd;

    • c. per binnenlandse vlucht de plaats van vertrek en de plaats van landing, alsmede de datum en het tijdstip waarop die vlucht heeft plaatsgevonden;

    • d. per binnenlandse vlucht de hoeveelheid van de minerale olie;

    • e. de totale hoeveelheid minerale olie alsmede de periode waarop de opgave betrekking heeft.

Artikel 30a

In de verklaring, bedoeld in artikel 21a, eerste lid, van het besluit worden vermeld:

  • a. de naam en het adres van de afnemer;

  • b. de naam en het adres van de leverancier;

  • c. de soort en de hoeveelheid van de accijnsgoederen;

  • d. het registratienummer van het luchtvaartuig waarvoor de accijnsgoederen zijn bestemd;

  • e. de naam en het adres van de gezagvoerder van het luchtvaartuig, alsmede het vertrek- en eindpunt van de vlucht.

Artikel 32

  • 1 Degene die in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van het besluit, dient in zijn administratie met betrekking tot de accijnsgoederen die worden gebruikt voor onderzoek, kwaliteitscontroles of smaaktesten buiten de accijnsgoederenplaats, op overzichtelijke wijze bij te houden:

    • a. de soort, de hoeveelheid en de voor de accijnsheffing van belang zijnde samenstelling van de accijnsgoederen;

    • b. het tijdstip van de overbrenging van de accijnsgoederen;

    • c. het tijdstip van de overbrenging van de na afloop van het onderzoek, de controle of de smaaktest resterende accijnsgoederen alsmede de plaats waar de accijnsgoederen naar worden overgebracht. In de administratie worden ingeval van overbrenging naar een andere accijnsgoederenplaats dan die van de in de aanhef bedoelde vergunninghouder de naam, het adres en het vergunningnummer van de vergunninghouder van die andere accijnsgoederenplaats vermeld.

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde administratie bewaart degene die de accijnsgoederen met vrijstelling uitslaat dan wel invoert:

    • a. een afschrift van het ingevolge artikel 23, tweede lid, van het besluit gedane verzoek en van de daarbij overgelegde schriftelijke opdracht voor de onderzoeken, controles of testen;

    • b. ingeval de na afloop van het onderzoek, de controle of de smaaktest resterende accijnsgoederen worden overgebracht naar een entrepot of naar een derde land: een afschrift van de ingevolge de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Douanewet, gedane aangifte ten uitvoer waaruit blijkt dat de accijnsgoederen hun bestemming hebben bereikt;

    • c. ingeval de na afloop van het onderzoek, de controle of de smaaktest resterende accijnsgoederen worden overgebracht naar een andere lid-staat: een bescheid waaruit blijkt dat de accijnsgoederen hun bestemming hebben bereikt.

    • d. ingeval de na afloop van het onderzoek, de controle of de smaaktest resterende accijnsgoederen worden vernietigd onder ambtelijk toezicht: een afschrift van de ter zake opgemaakte ambtelijke verklaring.

  • 3 Degene die de accijnsgoederen met vrijstelling invoert bewaart bij de in het eerste lid bedoelde administratie tevens een afschrift van de voor de desbetreffende accijnsgoederen ingevolge de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Douanewet, gedane en ambtelijk afgetekende aangifte voor het vrije verkeer.

Artikel 32a

  • 1 Vrijstelling van accijns ter zake van de uitslag van accijnsgoederen uit een accijnsgoederenplaats wordt verleend in gevallen waarin bij invoer deze accijnsgoederen met toepassing van de artikelen 84 en 85 van de Douaneregeling met vrijstelling van rechten bij invoer zouden kunnen worden betrokken.

  • 2 Vóór de uitslag dient een vergunning van de inspecteur te zijn verkregen. De vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats dient daartoe een verzoek in bij de inspecteur.

  • 3 De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Afdeling 2. Teruggaven

Artikel 33

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt in de in artikel 26 van het besluit bedoelde gevallen het verzoek ingediend binnen drie maanden na afloop van de halfjaarlijkse perioden – aanvangende met ingang van 1 januari en 1 juli – waarin de minerale oliën de voor teruggaaf vereiste bestemming hebben gevolgd. In bijzondere gevallen kan de inspecteur toestaan dat de verzoeken overeenkomstig het eerste lid worden ingediend.

  • 3 In de verklaring bedoeld in artikel 27a van het besluit dienen te worden vermeld:

    • a. de naam en het adres van de gebruiker;

    • b. de naam en het adres van de leverancier;

    • c. de hoeveelheid van het vloeibaar gemaakt petroleumgas; en

    • d. de datum en het nummer van de factuur.

Artikel 34

  • 1 Een verzoek om teruggaaf van accijns als bedoeld in artikel 71, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet voor accijnsgoederen die zijn verloren gegaan of onder ambtelijk toezicht zijn vernietigd dient binnen één maand na de dag van het verloren gaan of van de vernietiging te worden ingediend bij de inspecteur onder wie de belanghebbende ressorteert.

  • 2 Het verzoek dient de volgende gegevens te bevatten:

    • a. de soort en de hoeveelheid van de accijnsgoederen alsmede de waarde ervan of de andere voor de vaststelling van het bedrag van de teruggaaf van belang zijnde gegevens;

    • b. het tijdstip, de plaats en de oorzaak van het verloren gaan, dan wel de vermelding van de ambtelijke verklaring van de vernietiging;

    • c. wanneer mededeling is gedaan van het verloren gaan; en

    • d. de soort en de hoeveelheid alsmede de waarde van de restanten van verloren gegane goederen en andere van belang zijnde gegevens.

Artikel 35

Een verzoek om teruggaaf van accijns als bedoeld in artikel 71, eerste lid, onderdelen c en f, van de wet dient binnen drie maanden nadat de accijnsgoederen hun bestemming hebben bereikt te worden ingediend bij de inspecteur onder wie de belanghebbende ressorteert.

Artikel 35d

  • 1 Het verzoek om teruggaaf van accijns als bedoeld in artikel 71b van de wet dient de volgende gegevens te bevatten:

    • a. naam en adres van degene die het verzoek om teruggaaf doet;

    • b. het kenteken van de autobus, dan wel de kentekens van de autobussen waarop het verzoek betrekking heeft;

    • c. de totale hoeveelheid vloeibaar gemaakt petroleumgas waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd en het bedrag waarvoor teruggaaf wordt gevraagd;

    • d. de periode waarop het verzoek om teruggaaf van accijns betrekking heeft;

    • e. per autobus, onder vermelding van het kenteken, de hoeveelheid vloeibaar gemaakt petroleumgas waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd; en

    • f. per autobus, onder vermelding van het kenteken, de kilometerstand bij aanvang van de periode waarover teruggaaf van accijns wordt gevraagd dan wel de kilometerstand bij ingebruikneming van de autobus gedurende die periode en het aantal gereden kilometers in die periode.

  • 2 Het verzoek om teruggaaf van accijns dient binnen drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin de desbetreffende afleveringen in de brandstoftanks van de autobussen hebben plaatsgevonden, te worden ingediend bij de inspecteur.

  • 3 Op de tankbonnen en de facturen met betrekking tot het vloeibaar gemaakt petroleumgas waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd en die overeenkomstig artikel 33 van het besluit bij het verzoek om teruggaaf van accijns worden overgelegd, dienen te zijn vermeld het kenteken van de autobus die het vloeibaar gemaakt petroleumgas heeft getankt, de dag waarop is getankt, alsmede de per aflevering getankte hoeveelheid.

  • 4 Ingeval de afleveringen van vloeibaar gemaakt petroleumgas worden vastgelegd met behulp van een tankpas kan, in afwijking in zoverre van het derde lid, in plaats van het kenteken van de autobus een ander identificatienummer op de tankbescheiden worden vermeld, mits in de bedrijfsadministratie van degene die om teruggaaf vraagt op overzichtelijke wijze is aangegeven welk kenteken correspondeert met dat identificatienummer.

  • 5 Indien degene die teruggaaf van accijns vraagt de beschikking heeft over een eigen afleveringspomp voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, kan de teruggaaf worden verleend voor de hoeveelheden vloeibaar gemaakt petroleumgas die in de tank van deze afleveringspomp zijn geleverd voor zover:

    • a. dit vloeibaar gemaakt petroleumgas uitsluitend wordt afgeleverd in de brandstoftanks van de autobussen die worden gebruikt voor het openbaar vervoer en waarvan het voor die autobussen opgegeven kenteken op naam is gesteld van degene die teruggaaf van accijns vraagt, en

    • b. de afleveringspomp zodanig is ingericht en toegerust dat deze niet geschikt is voor de aflevering van vloeibaar gemaakt petroleumgas in de tanks van personenauto's als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

  • 6 Op het verzoek om teruggaaf voor een eigen afleveringspomp als bedoeld in het vijfde lid zijn het eerste lid, met uitzondering van onderdeel e, en het tweede lid van overeenkomstige toepassing. Het verzoek om teruggaaf dient tevens een vermelding in te houden van de locatie van de afleveringspomp, alsmede van de gemiddelde verbruikscijfers van de autobussen waarop het verzoek betrekking heeft. Bij het verzoek dienen te worden gevoegd de facturen die betrekking hebben op de hoeveelheden vloeibaar gemaakt petroleumgas die in de tank van de eigen afleveringspomp zijn geleverd.

Artikel 35e

  • 1 Op de in artikel 71c van de wet bedoelde teruggaaf van accijns voor vloeibaar gemaakt petroleumgas dat is afgeleverd in de brandstoftanks van en is gebruikt voor het aandrijven op de weg van motorrijtuigen die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt als vuilniswagen, kolkenzuiger of straatveegwagen, is artikel 35d van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien degene die beschikt over een eigen afleveringspomp voor vloeibaar gemaakt petroleumgas houder is van zowel de in artikel 35d, als de in dit artikel bedoelde motorrijtuigen, mag vanuit die afleveringspomp vloeibaar gemaakt petroleumgas aan beide categorieën motorrijtuigen worden afgeleverd. In dat geval wordt met toepassing van de artikelen 35d, zesde lid, en dit artikel één verzoek om teruggaaf gedaan.

Artikel 35f

  • 1 Het verzoek om teruggaaf als bedoeld in artikel 71d van de wet bevat de volgende gegevens:

    • a. naam en adres van degene die het verzoek om teruggaaf doet;

    • b. per luchtvaartuig waarop het verzoek om teruggaaf betrekking heeft de typeaanduiding en het registratienummer;

    • c. per luchtvaartuig, onder vermelding van het registratienummer, de soort en de hoeveelheid minerale oliën waarvoor teruggaaf wordt gevraagd;

    • d. per soort minerale olie de totale hoeveelheid en het bedrag waarvoor teruggaaf wordt gevraagd; en

    • e. de periode waarop het verzoek om teruggaaf betrekking heeft.

  • 2 Het verzoek om teruggaaf wordt binnen drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin de desbetreffende afleveringen in de brandstoftanks van de luchtvaartuigen hebben plaatsgevonden, ingediend bij de inspecteur.

  • 3 Voor het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gebruik gemaakt van het formulier dat van rijkswege beschikbaar wordt gesteld.

  • 4 Het recht op teruggaaf dient aan de hand van boeken en bescheiden te kunnen worden aangetoond. Daartoe dient op de tankbonnen en facturen met betrekking tot de minerale oliën waarvoor teruggaaf wordt gevraagd, te worden vermeld het registratienummer van het luchtvaartuig in de brandstoftanks waarvan de minerale olie is afgeleverd, de dag waarop de aflevering heeft plaatsgevonden, alsmede de per aflevering getankte hoeveelheid. De administratie wordt voorts zodanig ingericht dat daaruit op overzichtelijke wijze, per luchtvaartuig, blijkt dat de vlucht waarvoor de minerale olie is gebruikt waarvoor teruggaaf wordt gevraagd:

Artikel 35g

  • 1 Indien een luchtvaartuig feitelijk ter beschikking staat van een ander dan degene op wiens naam het is geregistreerd, kan de inspecteur op verzoek de teruggaaf verlenen aan degene die feitelijk de beschikking over het luchtvaartuig heeft gehad, indien deze bij het verzoek om teruggaaf een machtiging overlegt die is ondertekend door degene op wiens naam het luchtvaartuig is geregistreerd.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde machtiging bevat de volgende gegevens:

    • a. het registratienummer van het luchtvaartuig waarop de machtiging betrekking heeft;

    • b. naam en adres van degene op wiens naam het luchtvaartuig is geregistreerd; en

    • c. de periode of perioden waarin het luchtvaartuig feitelijk ter beschikking heeft gestaan.

Artikel 35h

  • 1 Met betrekking tot door een in het buitenland geregistreerd luchtvaartuig in Nederland getankte minerale oliën wordt of worden, in afwijking in zoverre van artikel 35f:

    • a. indien voor die levering teruggaaf van omzetbelasting wordt gevraagd, het verzoek om teruggaaf van accijns ingediend te zamen met en over dezelfde periode als het verzoek om teruggaaf van omzetbelasting voor deze motorbrandstoffen;

    • b. bij het verzoek de tankbonnen of de facturen meegezonden alsmede de bescheiden waaruit blijkt dat de vlucht waarvoor de minerale olie is gebruikt waarvoor teruggaaf van accijns wordt gevraagd een ander karakter heeft gehad dan plezierluchtvaart.

  • 2 Indien het verzoek om teruggaaf van accijns wordt ingediend door een ander dan de eigenaar van het luchtvaartuig wordt een door de eigenaar ondertekende machtiging bijgevoegd. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde machtiging bevat de volgende gegevens:

    • a. het registratienummer van het luchtvaartuig waarop de machtiging betrekking heeft;

    • b. naam en adres van de eigenaar; en

    • c. de periode of perioden waarover door de gemachtigde in plaats van de eigenaar teruggaaf van accijns wordt gevraagd.

Artikel 35i

  • 1 Ten behoeve van de teruggaaf van accijns als bedoeld in artikel 69a van de wet wordt een verzoek om teruggaaf gedaan dat de volgende gegevens bevat:

    • a. naam en adres van degene die het verzoek om teruggaaf doet;

    • b. de onderscheiden hoeveelheden halfzware olie, gasolie en zware stookolie waarop het verzoek betrekking heeft;

    • c. de periode waarop het verzoek betrekking heeft.

  • 2 Het verzoek om teruggaaf wordt binnen drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal waarin het gebruik voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een vermogen van minimaal 20 MW heeft plaatsgevonden, ingediend bij de inspecteur.

Hoofdstuk V. Bijzondere bepalingen

Afdeling 1. Accijnszegels

Artikel 36

Tabaksprodukten die door reizigers voor eigen verbruik als bagage worden meegenomen vanuit het buitenland, daaronder begrepen het eigen verbruik als bedoeld in artikel 2b, derde lid, van de wet, behoeven niet te zijn voorzien van accijnszegels.

Artikel 37

  • 1 De accijnszegels worden aangevraagd bij:

    • a. de inspecteur onder wie de accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten ressorteert;

    • b. het hoofd van de voorzitter van het managementteam Belastingdienst/Douane West voor tabaksprodukten die door of in opdracht van een ander dan een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten buiten Nederland van accijnszegels worden voorzien.

  • 2 Indien een vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor tabaksprodukten accijnszegels aanvraagt voor tabaksprodukten die buiten Nederland van die zegels worden voorzien, dient hij daarvan afzonderlijk aantekening te houden in zijn administratie.

  • 3 Voor het aanvragen van accijnszegels dient gebruik te worden gemaakt van de formulieren die van rijkswege verkrijgbaar worden gesteld.

Artikel 38

  • 1 De accijnszegels worden verkrijgbaar gesteld bij Geldnet Services B.V. Business Unit Waardenlogistiek.

  • 2 De accijnszegels worden door Geldnet Services B.V. Business Unit Waardenlogistiek rechtstreeks aan de aanvrager gezonden, tenzij uit de aanvraag blijkt dat zij door de aanvrager of diens gemachtigde in ontvangst zullen worden genomen bij Geldnet Services B.V. Business Unit Waardenlogistiek.

Artikel 39

  • 1 De accijnszegels worden verkrijgbaar gesteld in hoeveelheden van één of meer vellen.

  • 2 Voor elk van de in artikel 40 vermelde soorten lint- en sluitzegels zijn twee vellen met een verschillend aantal zegels verkrijgbaar. Het aantal zegels per vel wordt vastgesteld door Geldnet Services B.V. Business Unit Waardenlogistiek na overleg met de desbetreffende organisaties van de tabaksbranche.

Artikel 40

  • 1 De accijnszegels als bedoeld in Hoofdstuk VI, afdeling 1, van de wet worden onderscheiden in de volgende soorten:

    • a. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van sigaren;

    • b. zegels, bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren;

    • c. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van sigaretten;

    • d. zegels, bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van rooktabak;

    • e. toeslagzegels, bestemd om te worden aangebracht op tabaksprodukten die zullen worden verkocht voor een hogere prijs dan die welke is vermeld op de aangebrachte zegels.

  • 2 De accijnszegels hebben de vorm van een rechthoek. De in het eerste lid, onderdelen a, c en d, bedoelde accijnszegels worden uitgevoerd èn als lintzegel èn als sluitzegel; de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde accijnszegels uitsluitend als lintzegel.

  • 3 De grootte van de zegels bedraagt:

    • a. voor lintzegels als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d onderscheidenlijk 1,8 × 25 cm, 1,5 × 7,2 cm, 1,5 × 17 cm en 2,5 × 26 cm;

    • b. voor sluitzegels bestemd om te worden aangebracht op de verpakkingen van:

      • -

        sigaretten 2,4 × 4,3 cm;

      • -

        rooktabak, andere dan pijptabak, 2,4 × 4,3 cm;

      • -

        pijptabak 2,4 x 4,3 cm;

      • -

        sigaren 2,4 x 4,3 cm.

      Onder pijptabak wordt in dit verband verstaan rooktabak die blijkens de verpakking is bestemd om te worden gerookt anders dan in de vorm van tabaksrolletjes.

Artikel 41

  • 1 Lintzegels bestemd om te worden aangebracht op verpakkingen bevatten vier vakken met rechte hoeken. Drie van de vier vakken zijn bestemd voor de vermelding van de hoeveelheid (nettomassa of aantal stuks) en de soort van het tabaksprodukt, van de kleinhandelsprijs en van de naam van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, welke naam in het rechtervak wordt vermeld. Voor pijptabak kan voor deze vermeldingen met de twee vakken in het midden worden volstaan. Voor verpakkingen van sigaren zijn de vakken in de hoeken voorzien van vierkantjes. Voor verpakkingen van sigaretten zijn de vakken aan de korte zijden afgesloten met een dubbele lijn, waarvan de tussenruimte aan de boven- en de onderzijde is voorzien van een vierkantje.

  • 2 Lintzegels bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren bevatten twee vakken met rechte hoeken, die zijn voorzien van vierkantjes. Het rechtervak is bestemd voor de vermelding van de kleinhandelsprijs. Op de rugzijde van de zegels wordt de naam vermeld van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd.

  • 3 De sluitzegels bevatten geen open vakken. Voor sigaretten en rooktabak, andere dan pijptabak, zijn over het beeld van die zegels heen gedrukt de hoeveelheid (nettomassa of aantal stuks) en de soort van het tabaksprodukt, alsmede de kleinhandelsprijs. De naam van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, wordt opgenomen onder de vermelding van de hoeveelheid en de soort van het tabaksprodukt.

    Voor pijptabak en sigaren zijn de hoeveelheid (nettomassa of aantal stuks) en de soort van het tabaksprodukt, alsmede de kleinhandelsprijs gedrukt links van het zegelbeeld. De naam van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, wordt opgenomen rechts van het zegelbeeld.

Artikel 42

  • 1 De inspecteur kan op verzoek van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, toestaan dat op de accijnszegel in plaats van de naam een fabrieks- of handelsmerk of een door of namens het Ministerie van Financiën vastgesteld nummer wordt vermeld.

  • 2 De zegels worden afgeleverd zonder vermelding van de in artikel 41 bedoelde naam of van het in het eerste lid van dit artikel bedoelde fabrieks- of handelsmerk of nummer. Een van deze vermeldingen moet door degene die de accijnszegels heeft aangevraagd op duidelijke en onuitwisbare wijze worden aangebracht op de daarvoor aangewezen plaats op de zegels.

  • 3 Door degene die de accijnszegels heeft aangevraagd mag een code worden aangebracht, bestaande uit letters dan wel uit een nummer voorafgegaan door een letter. Deze code dient te worden vermeld op:

    • a. sluitzegels voor sigaretten en rooktabak, andere dan pijptabak, boven de kleinhandelsprijs;

    • b. sluitzegels voor pijptabak en sigaren rechts van het zegelbeeld;

    • c. lintzegels, andere dan voor pijptabak, in het linkervak;

    • d. lintzegels voor pijptabak in het rechter middenvak.

  • 4 Het is verboden op de zegels andere dan de in dit artikel voorgeschreven en toegestane vermeldingen aan te brengen.

Artikel 43

  • 1 Het beeld van de lintzegels bestaat uit een versieringsmotief waarin van links naar rechts de Belgische, de Nederlandse en de Luxemburgse Leeuw voorkomen. Bovendien zijn in de zegels tweemaal de letters B, N en L in monogramvorm opgenomen, behalve in de zegels bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren. De sluitzegels bestaan uit een ondergrond gevormd door een herhaling van het woord Benelux met aan beide korte zijden een ornament van tabaksbladeren. Bovendien zijn in deze ondergrond opgenomen de Belgische, de Nederlandse en de Luxemburgse Leeuw. Het zegelbeeld wordt gevormd door de letters B, N en L in monogramvorm, het geheel omgeven door een randmotief en bij rooktabak, andere dan pijptabak, mede door vier ornamenten van tabaksbladeren.

  • 2 De zegels worden gedrukt in de volgende kleuren:

    • a. de zegels voor sigaren: de ondergrond in oker en het zegelbeeld alsmede de van rijkswege aangebrachte vermeldingen in roodbruin;

    • b. de zegels voor sigaretten: de ondergrond in groenachtig blauw en het zegelbeeld alsmede de van rijkswege aangebrachte vermeldingen in blauwgroen;

    • c. de zegels voor rooktabak, andere dan pijptabak: de ondergrond in grijs en het zegelbeeld alsmede de van rijkswege aangebrachte vermeldingen in blauw;

    • d. de zegels voor pijptabak: de ondergrond in lichtbruin en het zegelbeeld alsmede de van rijkswege aangebrachte vermeldingen in roodbruin.

Artikel 44

  • 1 Sluitzegels zijn toegestaan voor alle verpakkingen van sigaren en sigaretten, met uitzondering van schuifverpakkingen waarvan de onderklep van de schuif niet langer is dan de bovenklep en van andere verpakkingen die aan meer dan één kant kunnen worden geopend, behalve de slappe Amerikaanse cupverpakking voor sigaretten.

  • 2 Voor rooktabak mogen sluitzegels worden gebruikt voor plastic zakken (zogenoemde pouch-verpakkingen), doosjes met draaiend deksel, blikken busjes en verpakkingen welke zijn omgeven door een omhulsel van cellofaan voorzien van een zogenoemde tearstrip.

Artikel 45

  • 1 De accijnszegels bestemd om te worden aangebracht op de verpakking van tabaksprodukten moeten met kleefstof geheel op de verpakking worden bevestigd en wel zodanig dat de verpakking op de voor opening bestemde plaats of plaatsen niet kan worden geopend zonder dat de accijnszegels worden gescheurd of doorgesneden. De zegels bestemd voor het stuksgewijs zegelen van sigaren moeten op een afstand van ten minste een derde van de lengte van de sigaar, van beide einden gemeten, om de sigaar worden gelegd waarbij de uiteinden van de zegel met kleefstof zodanig aan elkaar worden gehecht dat de zegel een nauwsluitende band vormt.

  • 2 De accijnszegels moeten op de verpakking zodanig worden aangebracht dat de op de zegels voorkomende vermeldingen van de hoeveelheid en de soort van het tabaksprodukt, van de kleinhandelsprijs en van de naam van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd dan wel het fabrieks- of handelsmerk of het nummer als bedoeld in artikel 42, eerste lid, duidelijk leesbaar blijven, ook indien de verpakking op de daarvoor bestemde plaats of plaatsen is geopend.

  • 3 Indien lintzegels voor bepaalde verpakkingen te lang zijn, is inkorting van die zegels geoorloofd tot aan de monogrammen. Indien nog verdere inkorting nodig is, mogen het linkermonogram en het onmiddellijk daarnaast liggende vak tot aan het beeld van de linkerleeuw eveneens worden afgesneden. Met betrekking tot lintzegels voor het stuksgewijs zegelen van sigaren mag van het beeld van de beide buitenste leeuwen een gelijk gedeelte worden afgesneden. Indien verdere inkorting van het zegel nodig is, mag het beeld van die beide leeuwen worden afgesneden en indien zulks nog niet voldoende is, zoveel van het linkervak als nodig is.

Artikel 46

Het voor herhaald gebruik ongeschikt maken van een accijnszegel dient te geschieden door de zegel zo op de verpakking aan te brengen dat bij het openen van die verpakking het gedeelte van het accijnszegel waarop de kleinhandelsprijs is vermeld, wordt verwijderd van de verpakking dan wel wordt verscheurd.

Artikel 47

  • 1 De verpakking van tabaksprodukten moet de inhoud geheel omgeven en zonder beschadiging niet anders kunnen worden geopend dan op één of ten hoogste twee daarvoor bestemde en duidelijk herkenbare plaatsen. Het materiaal van de verpakking op de plaats waar de accijnszegel wordt bevestigd, dient zodanig te zijn dat een duurzame bevestiging wordt verkregen.

  • 2 Op de verpakking moeten de soort en de hoeveelheid van het tabaksprodukt worden vermeld, het merk waaronder het tabaksprodukt in de handel wordt gebracht en, ter keuze van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, zijn naam dan wel het fabrieks- of handelsmerk of het nummer als bedoeld in artikel 42, eerste lid.

  • 3 De verpakking mag geen andere voorwerpen bevatten dan tabaksprodukten. Evenmin mag de verpakking zodanig van aard en vorm zijn, dat daarmee tevens een later gebruik voor andere doeleinden wordt beoogd.

Artikel 48

  • 1 De verpakking van tabaksprodukten waarop accijnszegels worden aangebracht, mag uitsluitend één van de navolgende hoeveelheden tabaksprodukten bevatten:

    • a. sigaren: veelvouden van 5 stuks, alsmede 1 stuk, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 14, 16, 18, 19, 24, 28 en 68 stuks;

    • b. sigaretten: veelvouden van 5 stuks met een minimum van 20 stuks, alsmede 19, 21, 22 en 24 stuks;

    • c. rooktabak: veelvouden van 50 g nettomassa, 10, 12,5, 25, 30, 35, 40, 55 en 60 g nettomassa en, voor zover het betreft pijptabak: 5 g nettomassa.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, zijn hoeveelheden van 10 en 12 stuks per verpakking toegestaan voorzover het betreft de kruidnagelsigaretten, genoemd in de Regeling kruidnagelsigaretten.

Artikel 49

Rooktabak die binnen Nederland wordt gebracht in verpakkingen waarvan de nettomassa afwijkt van hetgeen in artikel 48 is bepaald, mogen worden voorzien van zegels, mits de voldoening van de accijns plaats heeft naar de op 5 g afgeronde nettomassa, die de werkelijke massa het meest nabij komt en zegels worden gebruikt waarop de nettomassa niet is vermeld doch waarop voor de massa wordt verwezen naar de op de verpakking vermelde nettomassa. In het vak van de accijnszegel wordt alsdan in verticale stand het aantal grammen massa vermeld naar hetwelk de voldoening van de accijns heeft plaatsgevonden.

Artikel 50

  • 1 Degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, kan niet-beschadigde accijnszegels terugzenden aan Geldnet Services B.V. Business Unit Waardenlogistiek.

  • 2 Voor het terugzenden van accijnszegels dient gebruik te worden gemaakt van het formulier dat van rijkswege verkrijgbaar wordt gesteld.

Artikel 51

  • 1 Op verzoek van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, worden accijnszegels die zijn beschadigd of reeds zijn aangebracht op de verpakkingen of om sigaren die de accijnsgoederenplaats nog niet hebben verlaten onder ambtelijk toezicht vernietigd.

  • 2 Het eerste lid is ook van toepassing op tabaksprodukten die zijn uitgeslagen uit de accijnsgoederenplaats of binnen Nederland zijn gebracht indien de tabaksprodukten door degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, zijn teruggenomen.

Artikel 52

  • 1 Op verzoek van degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, wordt teruggaaf verleend van het bedrag aan accijns dat accijnszegels vertegenwoordigen die:

    • a. door hem niet-beschadigd zijn teruggezonden;

    • b. zijn verloren gegaan ten gevolge van overmacht of ongeval;

    • c. onder ambtelijk toezicht zijn vernietigd.

  • 2 Het verzoek dient te bevatten de opgaaf van de soort en de hoeveelheid van de accijnszegels en het bedrag aan accijns dat zij vertegenwoordigen.

  • 3 Het verzoek wordt ingediend:

    • a. gelijktijdig met het terugzenden van de accijnszegels;

    • b. binnen een maand na het tijdstip van het verloren gaan; of

    • c. gelijktijdig met het verzoek tot het onder ambtelijk toezicht vernietigen.

  • 4 Degene die de accijnszegels heeft aangevraagd, doet van het verloren gaan van de accijnszegels onverwijld mededeling aan de inspecteur onder opgaaf van het tijdstip, de plaats en de oorzaak van het verloren gaan.

  • 5 De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 6 Voor accijnszegels die zijn beschadigd of verloren zijn gegaan, vindt teruggaaf slechts plaats voor zover het bedrag van de accijns met zekerheid is vast te stellen.

Artikel 53

Tegen overlegging van de in artikel 52, vijfde lid, bedoelde beschikking aan de inspecteur door wiens bemiddeling de accijnszegels zijn aangevraagd, wordt, indien degene die de accijnszegels heeft aangevraagd op de voet van artikel 76 van de wet uitstel van betaling geniet, het in de beschikking vermelde bedrag aan accijns, voor zover mogelijk, verrekend met de openstaande bedragen, te beginnen met de jongste post; in andere gevallen geschiedt de teruggaaf door uitbetaling door de ontvanger.

Afdeling 2. Controlebepalingen

Artikel 54

  • 1 Als een in artikel 34, eerste lid, van het besluit bedoeld bescheid kan dienen een factuur of een vervoersbescheid. Indien het bescheid betrekking heeft op het vervoer van wijn kan, in plaats van de factuur of het vervoersbescheid, als bescheid tevens dienen een etiket dat op de andere verpakking dan de rechtstreekse verpakking van de wijn is aangebracht.

  • 2 Een kopie van het bescheid wordt bij de administratie bewaard.

  • 3 Op het bescheid worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. de plaats en dagtekening van afgifte;

    • b. de naam, het adres en de hoedanigheid van de afzender;

    • c. de naam, het adres en de hoedanigheid van de ontbieder en de plaats waar het pand zich bevindt waar de goederen naartoe worden vervoerd;

    • d. de soort van de accijnsgoederen naar de onderscheidingen van de wet en de hoeveelheid van de accijnsgoederen;

    • e. de merken en nummers, aantal en soort van de verpakkingen.

Artikel 55

Op het in artikel 35 van het besluit bedoelde bescheid van herkomst voor ruwe en voor gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak is artikel 54 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 56

Bij een onderzoek genomen monsters worden onderzocht in het Laboratorium van de Belastingdienst.

Afdeling 2a. Wijziging van de accijns van minerale oliën

Artikel 56a

  • 1 In geval van verhoging van accijns, als bedoeld in artikel 84a, eerste lid, van de wet, worden in de aangifte, bedoeld in het vierde lid van dat artikel, de volgende gegevens vermeld:

    • a. de naam, het adres en de aard van het bedrijf van de aangever;

    • b. een nauwkeurige aanduiding van de plaats of plaatsen waar de aan de heffing van accijns onderworpen onderscheiden minerale oliën zich bevinden;

    • c. de hoeveelheid van de onderscheiden minerale oliën, per plaats;

    • d. de stand van het telwerk indien een voorraadtank is verbonden met een pompinstallatie met telwerk;

    • e. het bedrag aan belasting.

  • 2 De aangifte wordt gedaan in tweevoud.

Artikel 56b

  • 1 In geval van verlaging van accijns, als bedoeld in artikel 84b, eerste lid, van de wet, worden in het verzoek om teruggaaf van accijns, bedoeld in het derde lid van dat artikel, de volgende gegevens vermeld:

    • a. de naam, het adres en de aard van het bedrijf van de aangever;

    • b. een nauwkeurige aanduiding van de plaats of plaatsen waar de voor teruggaaf van accijns in aanmerking komende onderscheiden minerale oliën zich bevinden;

    • c. de hoeveelheid van de onderscheiden minerale oliën, per plaats;

    • d. de stand van het telwerk indien een voorraadtank is verbonden met een pompinstallatie met telwerk;

    • e. het bedrag van de teruggaaf.

  • 2 Het verzoek wordt gedaan in tweevoud.

Afdeling 3. Overige bepalingen

Artikel 57

  • 1 De vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats doet van het verloren gaan van accijnsgoederen in zijn accijnsgoederenplaats ten gevolge van ongeval of overmacht onverwijld mededeling aan de inspecteur onder opgaaf van het tijdstip en de oorzaak van het verloren gaan.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verloren gaan van accijnsgoederen ten gevolge van ongeval of overmacht tijdens het overbrengen van accijnsgoederen waarvoor de accijns nog niet is geheven.

  • 3 De vergunninghouder van een geregistreerd bedrijf of van een niet-geregistreerd bedrijf doet van het verloren gaan van accijnsgoederen tijdens het vervoer ten gevolge van ongeval of overmacht onverwijld mededeling aan de inspecteur onder opgaaf van het tijdstip en de oorzaak van het verloren gaan.

  • 4 Van een voorgenomen vernietiging van in een accijnsgoederenplaats voorhanden zijnde accijnsgoederen die onbruikbaar of onverkoopbaar zijn geworden, wordt uiterlijk twee werkdagen voor de voorgenomen vernietiging door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats mededeling gedaan aan de inspecteur, onder vermelding van het tijdstip waarop de vernietiging zal plaatsvinden.

Hoofdstuk VI. Ontheffing verbodsbepalingen

Artikel 58

  • 1 In een vergunning voor het vervaardigen van distilleertoestellen worden opgenomen:

    • a. de naam en het adres van degene aan wie de vergunning wordt verleend;

    • b. de plaats waar de vervaardiging plaatsvindt;

    • c. dat uit de administratie dient te blijken het gebruiksdoel en de naam en het adres van degene voor wie het toestel is bestemd, alsmede het adres waar het toestel zal worden gebruikt.

  • 2 In een vergunning voor het voorhanden hebben van een distilleertoestel worden opgenomen de naam en het adres van degene aan wie de vergunning wordt verleend, het gebruiksdoel van het toestel en het adres waar het toestel wordt gebruikt.

  • 3 In het verzoek om een vergunning dienen de in het eerste lid, onderdelen a en b, dan wel het tweede lid bedoelde gegevens te worden vermeld.

  • 4 De inspecteur is bevoegd distilleertoestellen te voorzien van ambtelijke herkenningsmerken.

Artikel 60

  • 1 In afwijking van artikel 91, tweede lid, letter b, van de wet kan de inspecteur op verzoek bij vergunning toestaan dat halfzware olie of gasolie, waarin zich krachtens de wet voorgeschreven herkenningsmiddelen bevinden of bestanddelen die daarvan afkomstig kunnen zijn, voorhanden zijn in tanks behorende bij afleveringspompen waar minerale oliën worden afgeleverd aan motorrijtuigen als bedoeld in artikel 40 van het besluit, of aan andere schepen dan pleziervaartuigen.

  • 2 In het verzoek om een vergunning dienen te worden vermeld:

    • a. de naam en het adres van het bedrijf van de belanghebbende; en

    • b. de plaats waar de afleveringspompen zich bevinden.

  • 3 Bij het verzoek dient te worden overlegd een schematisch overzicht van het pijpleidingnet naar en van de tanks en naar de op die tanks aangesloten afleveringspompen.

Artikel 61

Artikel 94, eerste lid, van de wet is niet van toepassing bij wijziging van de kleinhandelsprijs van een tabaksprodukt gedurende een tijdvak van vier weken, dat aanvangt op het tijdstip met ingang waarvan het tabaksprodukt tegen de gewijzigde kleinhandelsprijs in de handel wordt gebracht.

Artikel 62

  • 1 In afwijking van artikel 95, eerste lid, van de wet mag in de detailhandelszaken rooktabak aanwezig zijn in verpakkingen met verbroken accijnszegels tot een aantal van 10 verpakkingen, mits de op de verpakking aangebrachte accijnszegels, hoewel doorgescheurd of doorgesneden, volledig aanwezig zijn. Die rooktabak mag met niet meer dan één verpakking tegelijk worden afgeleverd.

  • 2 In afwijking van artikel 95, eerste lid, van de wet mogen sigaren in de detailhandelszaken voorhanden zijn in de geopende oorspronkelijke verpakking tot het op die verpakking aangegeven aantal.

Hoofdstuk VIII. Slotbepaling

Artikel 64

  • 1 Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet op de accijns in werking treedt, met uitzondering van de artikelen 4, 5 en 6 die in werking treden met ingang van 1 januari 1993.

De

Staatssecretaris

van Financiën,

M.J.J. van Amelsvoort

Bijlage B. Methode voor het bepalen van het extractgehalte van bier als bedoeld in artikel 4

1.1. Alcoholgehalte

Het bier wordt door meermalen overschenken en daarna door filtreren zoveel mogelijk van koolzuur bevrijd.

Van 100 g van dit bier wordt ten minste 75 ml voorzichtig afgedestilleerd. Het destillaat wordt met gedestilleerd water tot 100 g aangevuld. Vervolgens wordt de relatieve dichtheid 20/20°C tot op een eenheid in het vijfde decimaal nauwkeurig bepaald en het bijbehorende alcoholgehalte in massapercenten (g/100 g) in tabel I.

1.2. Extractgehalte

Het bij de destillatie verkregen residu wordt tot 100 g aangevuld met gedestilleerd water. Van deze vloeistof wordt de relatieve dichtheid 20/20°C tot op een eenheid in het vijfde decimaal nauwkeurig bepaald en het bijbehorende werkelijke extractgehalte in massapercenten (g/100 g) in tabel II.

1.3. Berekening van het extractgehalte van de stamwort

Het extractgehalte (e) wordt berekend door middel van de formule:

e =

100 (2,0665 A + E)

100 + 1,0665 A

waarvan A het alcoholgehalte volgens § 1.1 en E het extractgehalte volgens § 1.2 voorstellen.

Het extractgehalte (e) wordt uitgedrukt in massapercenten (g/100 g) in tienden nauwkeurig.

Tabel I. Alcoholtabel

Relatieve dichtheid 20/20°C

Massapercent A

Interpolatiefactor voor 0.0001 in relatieve dichtheid massapercent A

Correctie aan te brengen op de relatieve t dichtheid 20 voor 1° temp. verschil, geldende tussen 15 en 20°C

1,0000

0

0,053

0,00018

0,9990

0,53

0,054

18

0,9980

1,07

0,054

18

0,9970

1,61

0,055

18

0,9960

2,16

0,056

18

0,9950

2,72

0,058

18

0,9940

3,30

0,058

18

0,9930

3,88

0,050

18

0,9920

4,48

0,062

18

0,9910

5,10

0,064

18

0,9900

5,74

0,065

19

0,9890

6,39

0,066

19

0,9880

7,05

0,068

20

0,9870

7,73

0,069

20

0,9860

8,42

0,060

21

0,9850

9,12

0,070

22

0,9840

9,82

0,072

23

0,9830

10,54

0,075

24

0,9820

11,29

0,078

25

0,9810

12,07

0,07

26

Tabel II. Extracttabel

Relative [tekstcorrectie :"Relative" moet zijn "Relatieve"] dichtheid 20/20°C

Massapercent E

Interpolatiefactor voor 0.0001 in relatieve dichtheid massapercent E

Correctie aan te brengen op de relatieve dichtheid t voor 1° temp. 20 verschil, geldende tussen 15 en 20°C

1,0000

0)

 

0,00018

1,0010

0,26)

 

18

1,0020

0,52)

 

18

1,0030

0,77)

0,026

18

1,0040

1,03)

 

18

1,0050

1,29)

 

18

1,0060

1,54)

 

18

1,0070

1,80)

 

18

1,0080

2,05)

0,026

18

1,0090

2,31)

 

18

1,0100

2,56)

 

18

1,0110

2,82)

 

18

1,0120

3,07)

 

18

1,0130

3,32)

 

19

1,0140

3,57)

 

19

1,0150

3,83)

 

19

1,0160

4,07)

 

19

1,0170

4,33)

 

20

1,0180

4,58)

 

20

1,0190

4,83)

 

20

1,0200

5,08)

 

20

1,0210

5,33)

 

20

1,0220

5,58)

0,025

20

1,0230

5,83)

 

20

1,0240

6,07)

 

20

1,0250

6,32)

 

21

1,0260

6,57)

 

21

1,0270

6,81)

 

21

1,0280

7,06)

 

21

1,0290

7,31)

 

21

1,0300

7,55)

 

21

1,0310

7,80)

 

21

1,0320

8,04)

 

21

1,0330

8,29)

 

22

1,0340

8,53)

 

22

1,0350

8,78)

 

22

1,0360

9,02)

 

22

1,0370

9,26)

 

22

1,0380

9,50)

 

22

1,0390

9,75)

0,024

22

1,0400

9,99

 

22

1,0410

10,23

 

22

1,0420

10,47

 

23

1,0430

10,71

 

23

1,0440

10,95

 

23

1,0450

11,19

 

23

1,0460

11,42

 

23

1,0470

11,66

 

23

1,0480

11,90

 

23

1,0490

12,14

 

24

1,0500

12,38

 

24

Bijlage MO.1. Methode voor het bepalen van het loodgehalte in lichte olie als bedoeld in artikel 12

  • 1. Voor de bemonstering van lichte olie wordt gebruik gemaakt van de methode van de American Society for Testing and Materials, ASTM D 4057.

  • 2. Indien het monster, dat is verkregen volgens de in het eerste lid bedoelde methode, gelode lichte olie betreft, wordt het loodgehalte van dat monster vastgesteld aan de hand van de ISO-norm 3830.

  • 3. Indien het monster dat is verkregen volgens de in het eerste lid bedoelde methode, ongelode lichte olie betreft, wordt het loodgehalte van dat monster vastgesteld aan de hand van de ASTM-norm D 3237 met gebruikmaking van atoomabsorbtie-spectrometrie.

  • 4. Interpretatie van de resultaten geschiedt aan de hand van ISO-norm 4259.

Bijlage MO.2. Correctietabel op het volume bedoeld in artikel 14

Dichtheid volgens areometer

 

van

tot

volumecorrectie per 1° Celsius en per liter

640

643

0,00150

643

647

0,00148

647

651

0,00146

651

655

0,00144

655

659

0,00142

59 [tekstcorrectie :"59" moet zijn "659"]

664

0,00140

664

668

0,00138

668

673

0,00136

673

678

0,00134

678

684

0,00132

684

690

0,00130

690

695

0,00128

695

701

0,00126

701

705

0,00124

705

708

0,00123

708

711

0,00122

711

713

0,00121

713

716

0,00120

716

718

0,00119

718

721

0,00118

721

724

0,00117

724

727

0,00116

727

730

0,00115

730

733

0,00114

733

736

0,00113

736

739

0,00112

739

742

0,00111

742

745

0,00110

745

748

0,00109

748

751

0,00108

751

754

0,00107

754

757

0,00106

757

759

0,00105

759

762

0,00104

762

765

0,00103

765

768

0,00102

768

771

0,00101

771

774

0,00100

774

777

0,00099

777

779

0,00098

779

782

0,00097

782

785

0,00096

785

789

0,00095

789

792

0,00094

792

795

0,00093

795

799

0,00092

799

802

0,00091

802

806

0,00090

806

811

0,00089

811

816

0,00088

816

820

0,00087

820

824

0,00086

824

829

0,00085

829

834

0,00084

834

839

0,00083

839

844

0,00082

844

849

0,00081

849

855

0,00080

855

860

0,00079

860

867

0,00078

867

875

0,00077

875

883

0,00076

883

892

0,00075

892

903

0,00074

903

913

0,00073

913

924

0,00072

924

938

0,00071

938

952

0,00070

952

965

0,00069

965

976

0,00068

976

987

0,00067

987

 

tot en met 0,00066

1000

   

Bijlage A.1. Methode voor het bepalen van het alcoholgehalte als bedoeld in artikel 15

  • 1. De bepaling van het alcoholgehalte van wijn en overige alcoholhoudende produkten kan na de noodzakelijke voorbewerkingen worden uitgevoerd met alcoholmeters en areometers voor alcohol die voldoen aan de kenmerken vermeld in de bijlage bij EEG-richtlijn 76/765 (Pb EG L 262) gewijzigd bij EEG-richtlijn 82/624 (Pb EG L 252) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lid-staten inzake alcoholmeters en areometers voor alcohol.

  • 2. De met de in punt 1 bedoelde dompellichamen verkregen waarden worden omgerekend in het alcoholgehalte bij 20°C met behulp van de Praktische alcoholtabellen uitgegeven door de Europese Gemeenschappen, zoals die zijn vastgesteld op basis van de formule, vermeld in de bijlage bij EEG-richtlijn 76/766 (Pb EG L 262).

  • 3. Bij de distillatie van wijn en overige alcoholhoudende produkten voor de vaststelling van het alcoholgehalte dient gebruik te worden gemaakt van een distilleertoestel, waarbij gecorrigeerd wordt voor een eventueel bij de destillatie optredend alcoholverlies.

Bijlage A.2. Vermengingsvoorschrift overige alcoholhoudende produkten als bedoeld in artikel 25

De overige alcoholhoudende produkten die niet zijn bestemd voor inwendig gebruik door de mens moeten zijn vermengd met per hectoliter ethylalcohol:

  • a. indien het parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische produkten betreft met tenminste één van de volgende stoffen in de daarbij aangegeven hoeveelheid:

    jasmijnolie:

    50 ml

    bergamotolie:

    250 ml

    terpeenvrije bergamotolie:

    125 ml

    parfumcompositie:

    180 ml

    lavendelolie:

    180 ml

    eucalyptusolie:

    250 ml

    methylsalicylaat:

    500 g

    muntoliën:

    250 ml

    4-acetyl-1,1-dimethyl-6-tert-butyllindaan:

    40 g

    denatoniumbenzoaat: (benzyldiethyl-(2,6- xylylcarbamoylmethyl)ammoniumbenzoaat)

    2,5 g

    diethylftalaat

    500 ml
  • b. indien het brandspiritus betreft met 5 l van een mengsel van vloeistoffen dat bestaat uit 60%vol methanol, 11%vol foezelolie (concentraat van bijprodukten van alcoholische gisting), 20%vol aceton, 8%vol water, 0,5%vol butanon en 0,5%vol formaline (waterige oplossing van 37 gewichtspercenten formaldehyde), alsmede met een kleurstofoplossing waarvan de samenstelling en de hoeveelheid overeenkomen met de daaraan door de Directeur van het Laboratorium van de Belastingdienst te stellen eisen.

  • c. indien het andere dan de onder a en b genoemde overige alcoholhoudende produkten betreft op een wijze die in overeenstemming met de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Douane West is vastgesteld.

Bijlage A.3. Aanwijzing distilleertoestellen als bedoeld in artikel 59

  • 1. Als distilleertoestellen bedoeld in artikel 90, zevende lid, onderdeel b, van de wet worden aangewezen die distilleertoestellen die, na onderzoek door deskundigen van het Laboratorium van de Belastingdienst, worden aangemerkt als apparaten waarvan het aannemelijk mag worden geacht dat deze qua constructie niet geschikt zijn voor de distillatie van alcoholwatermengsels.

  • 2. Glazen distillatie-opzetten, aanwezig buiten inrichtingen van onderwijs, waarmee door distillatie een hoeveelheid alcoholhoudend produkt van ten minste 0,5 l met een alcoholgehalte van meer dan 50%vol per uur kan worden verkregen worden altijd aangemerkt als distilleertoestellen waarvoor een vergunning is vereist.