Regeling opvang asielzoekers

Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-03-2005 en zichtdatum 13-12-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 30-04-2005

Regeling opvang asielzoekers

De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

Overwegende dat het met het oog op de invoering van een gewijzigd opvangmodel en met het oog op de wijziging van de vreemdelingencirculaire, strekkende tot invoering van de gedoogdenverklaring, wenselijk is de Regeling opvang asielzoekers (Stcrt. 1987, 75) te wijzigen;

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    a. de minister:

    de Minister van Justitie;

    b. asielaanvraag:

    een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000;

    c. asielzoeker:

    een vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland niet is geweigerd en door wie of ten behoeve van wie een asielaanvraag is ingediend;

    d. kind:

    een persoon, jonger dan 21 jaar, die niet samenwoont met een (huwelijks)partner en die een (stief)kind is van de asielzoeker dan wel met de asielzoeker in gezinsverband leeft en te zijnen laste komt;

    e. woonruimte:
    • 1º. een besloten ruimte die bestemd en geschikt is voor bewoning en voorzien is van een eigen toegang alsmede van alle noodzakelijke woonfuncties;

    • 2º. een kamer in een ruimte als beschreven onder 1° van dit onderdeel.

  • 2 Voor de toepassing van deze regeling wordt onder asielzoeker tevens verstaan een vreemdeling aan wie de toegang tot Nederland niet is geweigerd en die een verzoek heeft ingediend tot verlening van een vergunning om in Nederland te verblijven ten behoeve van de gezinshereniging met een asielzoeker aan wie met toepassing van deze regeling opvang wordt geboden.

  • 3 Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder ‘rechtmatig verwijderbare vreemdeling’ een vreemdeling op wiens asielaanvraag in eerste aanleg in negatieve zin is beslist, tenzij:

    • a. de uitzetting van betrokkene ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 of een rechterlijke uitspraak achterwege dient te blijven, of

    • b. betrokkene in afwachting is van een rechterlijke uitspraak op een binnen de vertrektermijn ingediend verzoek om voorlopige voorziening tegen de beslissing dat de behandeling van het beroepsschrift niet in Nederland mag worden afgewacht, tenzij dit verzoek op grond van de Vreemdelingencirculaire 2000 niet hier te lande mag worden afgewacht.

Artikel 1a

De indiening van een tweede of volgende asielaanvraag geeft geen recht op opvang.

Artikel 2

Deze regeling heeft betrekking op een asielzoeker die niet beschikt over voldoende middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Een asielzoeker wordt als zodanig aangemerkt indien hij in aanmerking zou komen voor een periodieke normuitkering op grond van de Algemene Bijstandswet (Stb. 1963, 284) wanneer hem niet de verstrekkingen, bedoeld in artikel 15, tweede lid, zouden worden geboden.

Artikel 4

De in artikel 15, tweede lid, bedoelde verstrekkingen kunnen geheel of gedeeltelijk aan een asielzoeker worden onthouden indien de asielzoeker:

  • a. niet desgevraagd mededeling doet van op hem betrekking hebbende gegevens die nodig zijn voor het realiseren van de opvang, waaronder in elk geval zijn naam, geboortedatum, nationaliteit, land van herkomst, gezinssamenstelling, vermogenspositie en de datum waarop door of ten behoeve van hem een verzoek als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, of tweede lid, is ingediend;

  • b. een hem overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 in rekening gebrachte tegemoetkoming in de kosten van opvang niet betaalt;

  • c. de door de gemeente ten behoeve van de opvang gestelde regels niet naleeft;

  • d. ernstige overlast bezorgt aan asielzoekers die in dezelfde woning zijn gehuisvest, aan omwonenden of aan personen die werkzaam zijn in het centrum dan wel betrokken zijn bij de opvang in de gemeente.

Hoofdstuk II. Opvang in een centrum

Hoofdstuk III. Met gemeenten te sluiten overeenkomsten

Artikel 14

  • 1 De minister sluit met de gemeente slechts een overeenkomst omtrent het bieden van opvang aan asielzoekers, indien de gemeente zich in die overeenkomst verplicht de in de artikelen 15 tot en met 26 omschreven verplichtingen na te komen. De minister verplicht zich in die overeenkomst tot het betalen van bijdragen overeenkomstig de artikelen 27 tot en met 30.

  • 2 In de overeenkomst wordt bovendien vastgesteld het aantal opvangplaatsen voor asielzoekers in de gemeente alsmede gedurende welke periode opvang van asielzoekers zal plaatsvinden, en wordt voorts bepaald dat de minister op verzoek in bijzondere gevallen kan afwijken van het in de overeenkomst bepaalde.

Artikel 15

  • 1 De gemeente is verplicht opvang te bieden aan asielzoekers ten aanzien van wie de minister aan de gemeente een daartoe strekkend verzoek heeft gericht, tot ten hoogste een aantal asielzoekers dat gelijk is aan het aantal in het kader van een overeenkomst als bedoeld in artikel 14 door de gemeente beschikbaar te stellen opvangplaatsen.

  • 2 De opvang door de gemeente omvat de volgende verstrekkingen:

    • a. woonruimte;

    • b. een toelage voor persoonlijke uitgaven;

    • c. een verzekering tegen ziektekosten alsmede een verzekering tegen de financiële gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid;

    • d. betaling van buitengewone kosten;

    • e. sociaal-culturele activiteiten.

  • 3 De opvang van een asielzoeker eindigt in elk geval:

    • a. indien het een asielzoeker betreft op wiens asielaanvraag inwilligend is beslist: drie maanden na de datum waarop hem schriftelijk kennis is gegeven van de inwilligende beslissing;

    • b. op de dag waarop de betrokken asielzoeker het bewonen van de hem door de gemeente beschikbaar gestelde woonruimte beëindigt;

    • c. indien het een vreemdeling betreft die rechtmatig verwijderbaar is vanwege het niet inwilligen van de asielaanvraag: vier weken na de dag waarop de vreemdeling rechtmatig verwijderbaar is geworden.

Artikel 16

  • 1 Het verstrekken van woonruimte houdt in:

    • a. het aan de asielzoeker beschikbaar stellen van een woonruimte die in goede staat van onderhoud verkeert en is voorzien van de noodzakelijke meubilering, stoffering en gebruiksvoorwerpen;

    • b. het in redelijke mate beschikbaar stellen van verwarming, energie en water in de woonruimte.

Artikel 17

  • 1 Het verstrekken van een toelage houdt in het bij vooruitbetaling aan de asielzoeker beschikbaar stellen van een basisbedrag, welk bedrag wordt vermeerderd met een toelage voor ieder in het kader van deze regeling opgevangen kind, jonger dan 18 jaar, van de asielzoeker, mits voor dat kind niet aan een andere asielzoeker een toeslag wordt verstrekt én voor dat kind geen uitkering op grond van de Algemene Kinderbijslagwet wordt verleend, terwijl een zodanige uitkering wel is aangevraagd. Door de gemeente wordt aan een asielzoeker aan wie voor de betrokken maand door een andere gemeente reeds een toelage beschikbaar is gesteld, voor die maand geen toelage verstrekt.

  • 2 Het basisbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt het van toepassing zijnde bedrag van de in de bij deze regeling behorende bijlage 1 opgenomen tabel.

  • 3 De toeslag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt het van toepassing zijnde bedrag van de in de bij deze regeling behorende bijlage 2 opgenomen tabel.

Artikel 18

Voor de toepassing van dit hoofdstuk zijn de verplichtingen, bedoeld in artikel 10, ten aanzien van de gemeente van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19

  • 1 Het betalen van buitengewone kosten houdt in het betalen van die kosten van de asielzoeker voor het maken waarvan zo mogelijk vooraf aan de gemeente toestemming is gevraagd en door de gemeente is verleend.

  • 2 De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend voor zover de kosten noodzakelijk zijn en niet op andere wijze in de betaling daarvan kan worden voorzien.

Artikel 20

Het verstrekken van sociaal-culturele activiteiten houdt in het doen bieden van activiteiten op het gebied van sport, spel en vrije tijd.

Artikel 21

  • 1 De gemeente draagt zorg voor de eerste inrichting en het gebruiksklaar maken van woonruimten die bestemd zijn voor de huisvesting van asielzoekers.

  • 2 Onder het zorgdragen van de eerste inrichting wordt verstaan het voorzien van de woonruimte van de noodzakelijke meubilering, stoffering en gebruiksvoorwerpen.

  • 3 Onder het gebruiksklaar maken wordt verstaan het in goede staat brengen en het overigens voor bewoning geschikt maken van de woonruimte.

Artikel 22

  • 1 Indien een asielzoeker aan wie door de gemeente opvang wordt geboden, in enige maand inkomsten heeft, anders dan een uitkering op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of de in artikel 17 bedoelde toelage, brengt de gemeente aan die asielzoeker een tegemoetkoming in rekening in de kosten van opvang van de betrokken asielzoeker en zijn gezinsleden. De tegemoetkoming bedraagt per maand ten hoogste € 326,72 vermeerderd met een bedrag van € 326,72 voor ieder gezinslid én met het bedrag van de toelagen die op grond van artikel 17 aan de asielzoeker en zijn gezinsleden beschikbaar worden gesteld, met dien verstande dat de tegemoetkoming niet meer bedraagt dan het bedrag van de in de eerste volzin bedoelde inkomsten.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid worden als gezinslid aangemerkt de personen die behoren tot een van de in artikel 13, tweede lid, omschreven categorieën indien zij met de betrokken asielzoeker in gezinsverband samenleven en hen eveneens door de gemeente opvang wordt geboden.

Artikel 23

De gemeente doet onmiddellijk schriftelijk mededeling aan de minister van:

  • a. de datum waarop de opvang van de asielzoeker wordt aangevangen;

  • b. de datum, bedoeld in artikel 15, derde lid, waarop de opvang van de asielzoeker wordt beëindigd;

  • c. de datum waarop een asielzoeker aan wie door de gemeente opvang wordt geboden, is toegelaten als vluchteling.

De gemeente vermeldt daarbij steeds de naam, het door de minister gegeven registratienummer en het opvangadres van de betrokken asielzoeker.

Artikel 24

  • 1 De gemeente dient vóór 1 oktober volgend op een kalenderjaar waarin door de gemeente aan asielzoekers opvang is geboden, een opgave bij de minister in volgens een model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3. Die opgave is voorzien van een verklaring een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek alsmede van een rapportage van een zodanige deskundige omtrent de naleving van het bepaalde in de overeenkomst door de gemeente. De verklaring en de rapportage zijn opgesteld met inachtneming van het bepaalde in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

  • 2 Indien de som van de in het eerste lid bedoelde opgave vermelde bedragen kleiner is dan € 25 000 kan ter zake worden volstaan met een verklaring van het gemeentebestuur.

  • 3 Op basis van de in het eerste lid bedoelde opgave worden de bijdragen, bedoeld in de artikelen 27 en 29 voor het betrokken kalenderjaar vastgesteld.

Artikel 25

Aan de door de minister aan te wijzen ambtenaren worden door de gemeente alle inlichtingen verschaft en bescheiden getoond die noodzakelijk zijn voor het toezicht op een juiste uitvoering van de overeenkomst. De gemeente verleent de minister toestemming om bij de in artikel 24 bedoelde deskundige inlichtingen in te winnen omtrent de in dat artikel bedoelde opgave.

Artikel 26

De gemeente betaalt op vordering van de minister een bijdrage geheel of gedeeltelijk terug indien de gemeente de in de artikelen 15 tot en met 25 gestelde voorschriften niet naleeft.

Artikel 27

  • 1 De minister verstrekt aan de gemeente een bijdrage in de kosten verbonden aan het bieden van de in artikel 15, tweede lid, bedoelde verstrekkingen aan een asielzoeker op wie een mededeling als bedoeld in artikel 23 omtrent de aanvang van de opvang betrekking heeft.

  • 2 Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde bijdrage wordt de periode in aanmerking genomen die begint op de eerste dag van de maand waarin de verstrekkingen aan de betrokken asielzoeker worden aangevangen en die voortduurt tot en met de laatste dag van de maand waarin de datum van beëindiging, bedoeld in artikel 15, derde lid, is gelegen.

  • 3 De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, wordt voorts verstrekt zolang de gemeente van het ingaan van de datum van beëindiging van de opvang als bedoeld in artikel 15, derde lid, niet op de hoogte was althans redelijkerwijs niet redelijkerwijs op de hoogte kon zijn.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde bijdrage bedraagt voor iedere maand een bedrag van € 326,72 vermeerderd met de aan de asielzoeker betaalde toelage, bedoeld in artikel 17, en verminderd met de tegemoetkoming die de asielzoeker ingevolge artikel 22 aan de gemeente verschuldigd is.

Artikel 28

  • 1 De minister verstrekt aan de gemeente éénmaal per vier jaar een bijdrage in de kosten van de inrichting en het gebruiksklaar maken van woonruimte voor de huisvesting van asielzoekers.

  • 2 De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 907,56 per opvangplaats in het kader van een overeenkomst als bedoeld in artikel 14 beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 29

Indien het aantal asielzoekers aan wie de gemeente opvang biedt in een maand lager is dan het aantal in het kader van een overeenkomst als bedoeld in artikel 14 door de gemeente beschikbaar gehouden opvangplaatsen, verstrekt de minister aan de gemeente over die maand een bijdrage van € 99,83, vermenigvuldigd met het verschil tussen vorenbedoelde aantallen.

Artikel 30

  • 1 Bijdragen als bedoeld in artikel 27 worden verstrekt voor ten hoogste het aantal asielzoekers waaraan door de gemeente opvang wordt geboden in het kader van een overeenkomst als bedoeld in artikel 14. Bijdragen als bedoeld in de artikelen 28 en 29 worden verstrekt voor ten hoogste het aantal opvangplaatsen dat in het kader van een overeenkomst als vorenbedoeld beschikbaar worden gesteld.

  • 2 Op de bijdragen, bedoeld in de artikelen 27 en 29, worden voorschotten verstrekt.

  • 3 Bijdragen als bedoeld in artikel 28 worden vastgesteld en betaald vóór de datum vanaf welke de opvangplaatsen ingevolge een overeenkomst als bedoeld in artikel 14 beschikbaar zullen worden gesteld. Deze vaststelling en betaling worden steeds na vier jaren herhaald, voor zover het desbetreffende aantal opvangplaatsen nog in het kader van een overeenkomst als vorenbedoeld door de gemeente beschikbaar wordt gehouden.

Artikel 31

In afwijking van artikel 14 kan de minister met een gemeente een overeenkomst omtrent het bieden van opvang aan asielzoekers sluiten ten aanzien waarvan voor zover nodig wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 14, indien het een overeenkomst betreft omtrent het bieden van opvang aan asielzoekers die:

  • a. specifieke aandacht en begeleiding behoeven en om die reden niet kunnen worden gehuisvest op opvangplaatsen die beschikbaar worden gesteld op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 14, of;

  • b. bij een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad dan wel bij hun (huwelijks)partner wonen, terwijl zij niet gehuisvest zijn op een opvangplaats die beschikbaar wordt gesteld op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 14, dan wel;

  • c. wegens een te geringe capaciteit niet kunnen worden gehuisvest op opvangplaatsen die beschikbaar worden gesteld op grond van een overeenkomst als bedoeld in artikel 14.

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Artikel 32

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 27, 28 en 29, verstrekt de minister aan de gemeente tot 1 juli 1992 per asielzoeker een éénmalige bijdrage van f 200. Deze bijdrage wordt vastgesteld en betaald zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen een maand na schriftelijke mededeling van de gemeente dat de opvang van de betrokken asielzoeker door de gemeente is aangevangen.

Artikel 32a

  • 1 Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf is van overeenkomstige toepassing op gedoogden aan wie op het moment van inwerkingtreding van dit artikel nog geen voorwaardelijke vergunning tot verblijf is verstrekt of ten aanzien van wie nog niet op andere wijze op het asielverzoek is beslist.

  • 2 Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van asielzoekers is van overeenkomstige toepassing op vreemdelingen aan wie in het kader van de Tijdelijke regeling opvang ontheemden als ontheemden opvang is geboden en die tevens op het moment van inwerkingtreding van deze wijziging verbleven in een ontheemdenopvangvoorziening.

Artikel 33

De minister stelt de in de artikelen 8, 9 en 17, eerste lid, bedoelde bedragen vast in overeenstemming met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 35

Deze regeling, die met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst, treedt in werking op 1 januari 1992.

Een afschrift van deze regeling wordt gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

De

minister

van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. d' Ancona